Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Verslag
Mevrouw Fournier heeft het woord.
Minister, in Antwerpen geven de verschillende overheden via de website www.slimnaarantwerpen.be informatie over de randparkings en de mogelijkheden om vlot in het centrum te geraken. In Brussel loopt dit wat moeilijker: herinner u de discussie over het versmallen van de A12. Het ontbreken van randparkings is vaak een probleem om tot een gedragen mobiliteitsoplossing te komen. Ik ben ervan overtuigd dat ook Vlaanderen nog meer moet inzetten op randparkings.
Laat me dit even verduidelijken. Of het nu gaat over vervoer op maat of basisbereikbaarheid, in ieder concept voor het openbaar vervoer slaagt men er enkel in om in de steden een hoogfrequent openbaar vervoer te realiseren. Wij zien dit het liefst overal, maar het lijkt het enige haalbare op dit moment. Buiten de steden is het, spijtig genoeg, niet altijd rendabel om een hoogfrequent en dicht openbaarvervoersnetwerk te onderhouden. Wel moet er voor onze partij een voldoende en minimaal aanbod zijn voor wie geen andere optie heeft. Voor korte verplaatsingen moet maximaal gebruik gemaakt worden van zachte vervoersmiddelen; daarvoor zijn een veilige weginfrastructuur en een dicht netwerk van zachte wegen en fietspaden nodig. Kortom, een gezonde en haalbare mix.
Een grotere uitdaging is wellicht de overstap van platteland naar stad. Het is begrijpelijk dat mensen vanuit een niet-stedelijke omgeving de auto nemen om snel op hun bestemming te komen. We weten ook dat een derde van de bevolking sowieso vasthoudt aan het eigen voertuig. We moeten er echter voor zorgen dat het autogebruik tot een deel van de rit beperkt wordt, zonder grote belemmeringen. Daartoe kunnen we inzetten op randparkings, overstapparkings, openbaarvervoerhubs langs invalswegen, en dit zowel aan de stadrand als vanuit de agglomeratie. Enkel op die manier kunnen we de mobiliteit van de toekomst garanderen.
Steden zonder auto’s die toch voor iedereen toegankelijk zijn, zijn enkel realiseerbaar als we nu extra randparkings aanleggen. Toch merk ik dat veel steden amper wakker liggen van randparkings of vrachtwagenparkings in de buurt. Het zou dus handig zijn, mochten die gemakkelijker ingeplant kunnen worden en mocht Vlaanderen meer parkings ontwikkelen.
Ik denk niet alleen aan randparkings, maar stel je voor dat je op het platteland of in voorsteden gemakkelijker een vrachtwagenparking buiten het centrum kan aanleggen. Veel gemeenten zouden verkeersveiligheidsproblemen met zwaar vervoer dan vlot kunnen oplossen. Nu is het vaak onmogelijk om een parking aan te leggen, omdat de functie het niet toelaat.
Daarom stel ik graag de volgende vragen aan u, minister. Welke stappen zult u zetten om tot een Vlaamse strategie rond de randparkings in combinatie met het openbaar vervoer te komen? Op welke manier werkt Vlaanderen samen met de steden en gemeenten om tot een breed netwerk van randparkings te komen?
Minister Peeters heeft het woord.
Mevrouw Fournier, in de toekomst willen we sowieso het aantal voertuigkilometers naar omlaag brengen. We willen dat doen door volop in te zetten op combimobiliteit. Dat is ook het hele verhaal van basisbereikbaarheid, waarbij we, daar waar de vraag groot is, het openbaar vervoer maximaliseren en daar waar de vraag klein is, de mensen niet in de kou laten staan maar voorzien in andere openbaarvervoersaanbiedingen, met name via vervoer op maat. We linken daarbij het ene aan het andere op al onze Hoppinpunten, onze mobipunten, zodat mensen daar snel kunnen overstappen van het ene vervoersmiddel naar het andere en er desgevallend hun wagen kunnen achterlaten.
U vraagt om meer in te zetten op park-and-rides en om daarvoor rondom onze steden meer plaatsen vast te leggen. We hebben inderdaad van zulke park-and-rides, onder andere in de Brusselse Rand maar ook in het Antwerpse, in onze stedelijke kernen, om die zo van auto’s te ontlasten. Het is niet de bedoeling om overal grote park-and-rides te voorzien. Zoals u weet, hebben we in het verleden al sterk ingezet op carpoolparkings. Maar in de toekomst zal het nog veel meer een zaak zijn om werk te maken van die Hoppinpunten. De vervoerregioraden hebben die 1800 Hoppinpunten geselecteerd. Al die vervoerregioraden zijn op dit ogenblik ook bezig met hun regionale mobiliteitsplannen om te bekijken hoe men het gebruik van de auto kan terugdringen en meer werk kan maken van combimobiliteit. Zij zullen dus in hun regionale mobiliteitsplannen een strategische visie uitwerken op hun maat. Het kan goed zijn dat men daarbij vraagt om randparkings aan te leggen, die al dan niet als een Hoppinpunt zullen fungeren. Het ene Hoppinpunt is ook het andere niet. Wat dat betreft, kijk ik eigenlijk vooral naar de vervoerregioraden die via hun mobiliteitsplannen hun strategische visie zullen uitwerken. Wij faciliteren dit alleszins door volop de inrichting van die Hoppinpunten mogelijk te maken en te subsidiëren. Ik denk dat het sowieso niet de bedoeling is om overal park-and-rides te voorzien, ook in de perifere gebieden. Maar alleszins moeten we daar ook ander maatwerk bieden om zo mensen uit de auto te krijgen en te laten kiezen voor duurzame alternatieven. Dat kan zowel openbaar vervoer zijn als deelmobiliteit als de fiets.
Mevrouw Fournier heeft het woord.
Bedankt. Ik heb daar niet zoveel aan toe te voegen. Ik begrijp uit uw antwoord dat u er geen voorstander van bent om massaal randparkings aan te leggen. Nu, ik ben daar ook geen voorstander van, maar ik vind dat het in sommige gevallen toch goed zou zijn dat we die oefening maken, om te kijken waar er toch nog extra parkings zouden kunnen komen, om de switch te kunnen maken van auto naar openbaar voer, zijnde trein of bus. Het is niet overal gemakkelijk om aan een Hoppinpunt je auto kwijt te raken. U zei het zelf al: het ene Hoppinpunt is niet het andere. Maar ik denk toch dat we nu en dan eens die oefening moeten maken: is het niet mogelijk om extra parking te creëren, zodat men de switch kan maken, en men niet de hele rit met de auto moet doen?
Ik heb nog een bijkomend puntje, een beetje los daarvan, naar aanleiding van een artikel dat we hebben gelezen in De Standaard, gisteren of eergisteren. Daaruit blijkt er inderdaad wel een heel groot mobiliteitsprobleem te zijn, en blijkt dat de files stijgen. We kijken daarbij altijd naar het woon-werkverkeer, maar ook het vrijetijdsverkeer neemt enorm toe. Minister, ik vraag mij af of daar bepaalde cijfers over zijn. We maken altijd statistieken van woon-werkveer, of het nu met de fiets of de auto is. Maar er is ook heel veel vrijetijdsverkeer. Iedereen weet dat men in de vrije tijd heel snel de auto neemt. Zijn er daar bepaalde statistieken van, van dat vrijetijdsverkeer?
En dan zijn er de carpoolparkings. U hebt er ook naar verwezen. Dat is ook wel heel belangrijk wat mij betreft. Als ik kijk naar de carpoolparkings in mijn streek, dan staan die altijd overvol. Maar ik ga ervan uit dat er ook nog nieuwe aangelegd worden. Ik denk dat ik die wel in het geïntegreerd investeringsprogramma (GIP) zal kunnen terugvinden.
De heer Brouns heeft het woord.
Ik wil nog kort even de aandacht vragen voor een belangrijke overstapparking waar wij, althans vanuit onze fractie, in geloven. Mijn voorganger heeft die hier al verschillende keren verdedigd. Dat is die in Halen. Ik denk echt dat dat een mooi voorbeeld is, op basis van een aantal voorbeelden in Nederland. Daar is wat studiewerk rond gebeurd, maar dat was minimaal, minister. Ik vraag dat toch ook aan u, omdat u de verbinding kent vanuit regio Limburg naar de Vlaamse Ruit. Wij willen inderdaad vandaag zoveel mogelijk mensen uit de wagen, vanuit het principe van deelmobiliteit, zoals bij Hoppinpunten het geval is. Dat is een piste die verder onderzoek verdient. Ik blijf op dat dossier terugkomen, omdat we erin geloven dat dat een thema is dat althans in Limburg mensen uit de wagen kan halen, en op de trein, sneller dan vandaag.
Minister Peeters heeft het woord.
Ik was even verder aan het gaan op de vraag van mevrouw Fournier. Want ik dacht begrepen te hebben dat men in de studie van het Federaal Planbureau die eind april naar buiten is gekomen, wel degelijk rekening houdt met het vrijetijdsverkeer. Dus het is zeker interessant om die studie even ter harte te nemen.
Wat de stijging van het verkeer betreft: ik denk dat u ook de mensen van het Verkeerscentrum gehoord hebt. Het zou ook heel veel te maken hebben met vooral het vrachtverkeer dat voor zeer lange files zorgt. Het autoverkeer zou bijna status quo blijven. Maar elke dag opnieuw merk ik dat mijn reistijd naar Brussel enorm lang wordt. Dat is dus zeker een terechte bedenking.
Ik ken de vraag van collega Brouns rond die carpoolparkings. En wat die uitbreiding betreft: het gaat vooral om uitbreidingen van bestaande carpoolparkings; men wil die gaan optimaliseren. Ik weet niet specifiek of er ook nieuwe carpoolparkings voorzien zijn in het GIP langs onze gewestwegen, dat zou ik moeten nakijken. Maar ik weet wel zeker dat er uitbreiding is van bestaande parkings. Want u zegt dat sommige parkings overvol zijn. Maar dat zullen we moeten bekijken, desnoods stelt u daarover nog een schriftelijke vraag.
De vraag om uitleg is afgehandeld.