Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Verslag
De heer Maertens heeft het woord.
Minister, ik heb bijna zes jaar in Gent gewoond, en dan valt je oog nog iets sneller op de naam Gent als je de pers erop naslaat. En er was een bericht dat mij opviel over problemen met tramsporen in Gent. Nu goed, dat kennen we allang. We hebben het hier al eens gehad over ongevallen als gevolg daarvan, en dergelijke meer. Maar er zijn nu blijkbaar ook straten in Gent waar je als trambestuurder met sterk verlaagde snelheid moet rijden: slechts 10 kilometer per uur. Je kunt er bijna naast wandelen. Hoe komt dat? Omdat de tramsporen in die bewuste straten dermate versleten zijn. Die zouden tijdelijk zijn opgelapt, maar op een groot onderhoud of een definitieve oplossing zou het wachten zijn tot 2025. En dat noopt mij wel tot een paar vragen.
Bent u daar zelf van op de hoogte, van de problematiek van de slechte toestand van de tramsporen in Gent? Hoelang weet u dat al? Wat wilt u daar op korte termijn aan doen? Maar ik denk dat dat intussen al gebeurd zal zijn.
Mijn tweede vraag is, denk ik, de belangrijkste. In hoeverre bestaat een dergelijke problematiek bij andere tramnetten in andere steden in Vlaanderen of langs de kust, bij de kusttram? En wat gaan we daaraan doen? Wat zal de Vlaamse overheid, wat zal De Lijn doen om ervoor te zorgen, met structureel onderhoud, dat dergelijke problematieken vermeden kunnen worden in de toekomst? Want mocht het niet om te huilen zijn, het zou om te lachen zijn. Maar als een tram plots 10 kilometer per uur moet rijden vanwege de slechte tramsporen, dan maken Vlaanderen en De Lijn daar een barslechte beurt, denk ik. Hoe gaan we dat oplossen?
Minister Peeters heeft het woord.
Het klopt wat u zegt: op 19 april liet De Lijn via een persbericht weten dat er vanaf dan een aangepaste tramsnelheid komt in de Poperingestraat en de Dikkelindestraat, om het comfort van de reizigers te garanderen.
Ik heb daaromtrent ook een aantal reacties gelezen in de krant, onder andere van schepen Filip Watteeuw. Die zou in de Gentse gemeenteraad onder meer gezegd hebben dat dit de verantwoordelijkheid is van de Vlaamse ministers van Mobiliteit en Openbare Werken van de laatste twintig, dertig en zelfs veertig jaar. Het gaat dus al heel lang mee. We weten alleszins dat De Lijn sowieso geconfronteerd wordt met heel wat uitdagingen, ten gevolge van het structureel investeringsplan uit het verleden. Ik ga mij er niet over uitspreken of het om twintig, dertig of zelfs veertig jaar gaat, maar we weten alleszins dat dat veertig jaar geleden nog een federale bevoegdheid was.
Maar het is wel duidelijk dat er dringend een en ander dient te gebeuren inzake het structureel onderhoud. En dat wil dus ook zeggen dat een aantal sporen sowieso einde levensduur zijn, en dat ze vervangen dienen te worden. Normaliter rekent men voor de tramsporen eigenlijk op een levensduur van 25 à 30 jaar voor de sporen en het tractienet bovenaan, en maximaal 40 jaar voor rails in rechte lijn. Dus als het niet in rechte lijn is spreken we over 25 à 30 jaar.
Als we kijken naar die lijn 1 waar het specifiek over gaat, dan speelt uiteraard ouderdom daar een rol, maar ook de bereikte slijtagegrens en de dimensionering. Dit tracé dateert van de periode 1981, en werd nog gedimensioneerd op de oude PCC-tramstellen. In 2001 is er een bovengrondse bochtvernieuwing geweest, maar er werd niet structureel gewerkt aan de onderbouw, waar de problemen zich vandaag voornamelijk situeren. Ook worden de sporen momenteel bereden door de veel zwaardere Albatrostrams, waardoor versnelde degradatie ontstaat. Dat zorgt ervoor dat er hier en daar doorzakkingen zijn, en dat een aantal tramstellen schommelen door een instabiele ondergrond. Kortom, een oppervlakkig onderhoud is hier eigenlijk niet meer aan de orde, gezien het dieperliggend probleem.
Voor de Poperingestraat en de Dikkelindestraat moet men eigenlijk een heraanlegging doen, samen met heel wat betrokken partners. Dus ook Farys en de stad Gent zijn daarbij betrokken, want het is ook de bedoeling dat daar een rioleringsproject zou komen, samen met een nieuw wegdek en voetpaden. Dat is een totaalproject dat op de agenda staat voor 2025, maar daar moet sowieso nog een en ander voor gebeuren. Een goed overleg met alle mogelijke betrokken partners is sowieso aangewezen om dat grootschalige werk, met zeker ook de ondergrondse funderingswerken, op te lossen. In afwachting heeft men die verlaagde snelheid doorgevoerd.
U vraagt ook hoe het staat met de andere tramnetten. De Lijn is op dit ogenblik bezig met een totaaloverzicht van de toestand van de sporen op het bestaande tramnet. Ik verwacht deze nota dan ook binnenkort. Maar we mogen ervan uitgaan dat wat zich in Gent voordoet, zich ook in Antwerpen voordoet. U weet dat ook van daaruit meermaals vragen komen naar extra investeringen in onze tramsporen.
Wat betreft de investeringsruimte voor De Lijn: er liggen heel veel vragen op tafel. Ik denk enerzijds aan datgene wat we pas vorige week hier in de commissie nog besproken hebben: de elektrificatie van de busvloten. Als ik specifiek naar het Geïntegreerd Investeringsprogramma (GIP) 2022 kijk, dan zie ik daar bij De Lijn een investeringsbedrag van 309 miljoen euro, inclusief de beschikbaarheidsvergoedingen. Dat is een structurele verhoging van 55 miljoen euro. Vanaf 2023 komt daar nog de 65 miljoen euro voor de elektrificatie bij. Kortom, we hebben een verhoogd investeringsbudget voor De Lijn, maar er liggen anderzijds ook heel wat uitdagingen op tafel.
Wat de spoorweginvesteringen – dus het tractienet, maar ook de rails zelf – betreft, hebben we voor 2022 in ons GIP – en dat hebben jullie ook kunnen checken, denk ik – voor Antwerpen een bedrag van 21,5 miljoen euro staan en voor Gent 6,5 miljoen euro. Dit zal in 2023 wellicht nog moeten groeien, zeker vanwege de noden in het Gentse, mijnheer Maertens, die u hier aanhaalt.
Kortom, die onderhoudsachterstand is er. De uitdagingen zijn immens. Maar we blijven er alleszins middelen voor uittrekken om daar ook werk van te maken. En als er een rioleringsproject en andere infrastructuurwerken van andere partners bij betrokken zijn, is overleg en samenspraak met die partners van essentieel belang.
De heer Maertens heeft het woord.
Bedankt, minister. Uw antwoord was duidelijk wat mij betreft. Het is wel opmerkelijk dat die sporen even oud zijn als ikzelf, als ik het installatiejaar hoor.
Ik hoor u zeggen dat De Lijn vandaag bezig is met het opmaken van een totaaloverzicht van de toestand van de tramsporen in Vlaanderen. Ik heb het misschien gemist, maar hebt u een idee wanneer dat er zou zijn? Is het een optie om dat hier ook eens te brengen? Het is te zeggen: u kunt het bezorgen en dan zien we wel of daar ‘eten en drinken’ in zit om hier te bespreken.
Wat ik mij afvroeg, is of De Lijn dan niet geregeld eens een inspectie uitvoert, zoals dat gebeurt met bruggen en wegen. Of komt het totaaloverzicht er in een paniekreactie omdat er een aantal problemen opgedoken zijn? Ik denk dat het zeker aangewezen is dat alles wat met onze infrastructuur te maken heeft en waarvan de levensduur dus eindig is, een periodieke inspectie krijgt, en dat op basis van die inspectieverslagen, zoals nu gebeurt met de bruggen in Vlaanderen, een inhaalbeweging gemaakt kan worden.
Mevrouw Fournier heeft het woord.
Ik heb een bijkomend vraagje, minister, over de tramsporen. Het is iets dat hier in de commissie al verschillende keren door verschillende collega’s is bevraagd, onder andere door collega De Roo, namelijk de veiligheid of de onveiligheid van fietsers op tramsporen.
U zei aan onze collega in de commissievergadering van september dat De Lijn zou samenzitten met het stadsbestuur van Gent om te zien hoe die tramsporen veiliger gemaakt kunnen worden voor fietsers. Er is in een of andere schriftelijke vraag van een collega ook sprake geweest van bepaalde testen met bepaalde innovatieve materialen, die zouden worden uitgevoerd om de tramsporen veiliger te maken. Minister, is er hier al vooruitgang geboekt voor de fietsers en de voortbewegingstoestellen?
De heer Bex heeft het woord.
Collega Maertens, u bent misschien even oud als de tramsporen in Gent, maar u ziet er tenminste niet uit alsof er veertig jaar een tram over heeft gereden. (Gelach)
Minister, ik denk dat Filip Watteeuw gelijk heeft door te zeggen dat die verantwoordelijkheid niet ligt bij deze minister van Mobiliteit, maar dat het een collectieve verantwoordelijkheid is van de ministers van Mobiliteit, ook uit het verleden. Het is wel zo dat het enorm problematisch is omdat het infrastructuur is die we enorm hard nodig hebben. We hebben eigenlijk te weinig trams in Vlaanderen. U maakt op een aantal punten de keuze om voor een trambus te kiezen in plaats van voor een tramlijn omdat dat vaak sneller en goedkoper gerealiseerd kan worden. Maar we weten allemaal dat een tramverbinding in principe wel kwaliteitsvoller is. We zouden toch minstens in staat moeten zijn om ervoor te zorgen dat de tramlijnen die we hebben, goed functioneren en dat men daar sneller dan 10 kilometer per uur kan rijden.
Ik vind het goed dat u een perspectief schetst voor de oplossing die hier concreet in Gent wordt aangehaald, maar ik vind het minstens even belangrijk dat we naar de algemene inventaris gaan. De vraag die ik u daarbij zou willen stellen, is of u van plan bent om daarvan aan De Lijn ook een budgettair plaatje te vragen en om dan te kijken hoe we op relatief korte tijd – relatief is een ruim begrip in dezen – kunnen zorgen dat het tramnetwerk in Antwerpen en in Gent in performante staat is. Dit is toch echt niet meer van deze tijd. Het past echt niet bij een Vlaamse Regering die als doelstelling heeft om in die twee steden een enorme modal shift naar 50 procent duurzame verplaatsingen te realiseren. Ik denk dat iedereen dat verstaat. We moeten echt zorgen dat dit snel verbetert.
Mevrouw Robeyns heeft het woord.
Minister, het is eigenlijk triestig en ronduit beschamend dat het in een welvarende regio als Vlaanderen zo ver gekomen is dat op een van de drukste tramlijnen de tram aan een tempo van een goede snelwandelaar of een trage jogger moet rijden omdat de sporen versleten zijn. Dat is het gevolg van het door uw voorgangers jarenlang visieloos besparen op openbaar vervoer. Dat maakt dat we met een enorm grote onderhoudsachterstand zitten, zoals u zegt, en dat we met een enorm verouderd wagenpark zitten, met technische mankementen en dus ook met verouderde infrastructuur.
U zegt terecht dat er een verhoogd investeringsbudget nodig is en dat u dat voorziet, maar u zegt tegelijkertijd ook dat dat wellicht niet zal volstaan om aan al die noden tegemoet te komen. Maar als we van die duurzame verplaatsingen en die modal shift, waar iedereen toch achter staat, werk willen en moeten maken, dan zullen er toch budgettaire knopen moeten worden doorgehakt en zal er nog dringend werk moeten worden gemaakt van meer investeringen en meer betaalbaar, betrouwbaar maar vooral ook kwaliteitsvol openbaar vervoer. Minister, ik hoop dat u daar uw schouders mee onder wilt zetten.
Minister Peeters heeft het woord.
Collega's, dank u wel voor de bijkomende vragen. Mevrouw Fournier, ik had uw vraag over de fietsongevallen in het Gentse wel verwacht, omdat ook daar heel wat problemen zijn. Ik ben daar zelf ter plaatse geweest. Ik heb me er zelf van kunnen vergewissen. Het is haast onmogelijk om op sommige plaatsen niet te vallen. We hebben sowieso aan De Lijn gevraagd om een volledige inventaris te maken en te kijken welke quick wins we kunnen uitvoeren in samenspraak met het stadsbestuur van Gent. Tegelijkertijd is de opdracht gegeven om samen met de UGent, de Reizigersbond, de stad Gent en De Lijn die studie op te stellen over hoe men daar toekomstgericht kan zorgen voor ordentelijkere oplossingen zodat de valpreventie voor die fietsers volop kan worden uitgevoerd. Daar is men mee bezig. Ik hoop dat aan die problemen zo snel mogelijk verholpen zal worden.
De onderhoudsachterstand die er rond onze tramsporen is, hebben we soortgelijk ook met onze andere assets. Jullie weten dat wij volop werk gemaakt hebben van dat assetmanagement, dat we in het begin van deze legislatuur de studie van Deloitte kregen rond ‘eerst houden dan bouwen’, waarbij men opriep dat er astronomische bedragen besteed moeten worden om enerzijds de onderhoudsachterstand weg te werken en tegelijkertijd ook te voorkomen dat er nieuwe onderhoudsachterstand komt. Wat dat betreft vind ik uw tussenkomst, mijnheer Bex, wel correcter dan die van mevrouw Robeyns. Mevrouw Robeyns, ik heb daarstraks gezegd dat die onderhoudsachterstand er is, maar dat die ook al van decennia is. Ik geef ook mee dat voor tramsporen de levensduur varieert, zeker voor wat hier is aangelegd, van 25 tot 30 jaar. Het tramspoor waarover het hier specifiek gaat, is van 1981, dus snel gerekend … Ik denk dat er destijds ook vanuit uw partij ministers bevoegd waren om onder meer onderhoudswerken uit te voeren. Het is dus wat kort door de bocht dat dit louter en alleen zou komen doordat – zoals u altijd zegt – men de voorbije jaren qua investeringen De Lijn kapot bespaard heeft.
Ik heb daarstraks al gezegd wat de extra budgetten zijn die wij qua investering op tafel leggen. Daar zijn enerzijds investeringen voor het vernieuwen van de busvloot, maar ook heel wat investeringen voor extra tramsporen en voor grondige renovatie van bestaande tramsporen. Zoals ik specifiek voor die lijn 1 in Gent al aankondigde, is het hier een en-en-enverhaal: men kan dit niet doen met wat oplapwerk, neen, heel die ondergrond, die riolering, moet hersteld worden, de bovenbouw, het wegdek en de voetpaden moeten hersteld worden, en dan ook de tramsporen. Het is dus een werk dat samen met vele partners uitgevoerd zal moeten worden en waaromtrent de timing 2025 is. Maar intussen rijden daar nog die tramtoestellen. Daarom moeten we nu de verlaging van de snelheid doorvoeren om de reizigers die gebruikmaken van die tramtoestellen, zich toch van de ene naar de andere plaats te laten verplaatsen op een veilige manier.
Het heeft dus te maken met onderhoudsachterstand. Bij u zie ik dat nog niet, mijnheer Maertens, dus wat dat betreft … (Gelach)
Maar het heeft te maken met die onderhoudsachterstand. We moeten daar investeren en we maken daar ook heel wat extra middelen voor vrij.
De heer Maertens heeft het woord.
Ik wil nog eens benadrukken dat het totaaloverzicht dat gemaakt wordt, zeer goed is. Maar we moeten die periodieke inspectie toch zeker in het achterhoofd houden om niet meer in de val – zonder stenen te werpen naar die of die partij – te trappen van decennialang waar we investeerden en grote projecten realiseerden en die dan laten liggen tot er euvels opduiken. Het is belangrijk om de kwaliteit en de performantie van de infrastructuur zo permanent mogelijk te monitoren.
Misschien nog heel kort, als ik eventjes mag: ik had de verwijzing gemaakt naar het assetmanagement rond de andere infrastructuur, de bruggen, de tunnels en dergelijke meer. Een soortgelijke inventaris is men aan het opmaken voor De Lijn. Die is nog niet klaar, maar zodra die klaar is, wil ik die zeker ook delen met de commissie en dan ook het plan van aanpak voor de toekomst.
De vraag om uitleg is afgehandeld.