Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën, Begroting en Justitie
Verslag
De heer Brouns heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, minister, er bestaan vandaag in Vlaanderen heel wat verschillende en goede projecten met als doel om tot een ketenaanpak te komen – politie, parket en preventie- en hulpverlening – en zo jongere straatcriminelen intensiever te kunnen opvolgen en te voorkomen dat ze verder afglijden in een crimineel milieu.
Wij zien deze multidisciplinaire projecten en hun ketengerichte aanpak als een belangrijk instrument, de essentie eigenlijk, voor een lokaal integraal veiligheidsbeleid.
In Limburg bestaat een dergelijke aanpak reeds geruime tijd met het project M, dat een lik-op-stukbeleid voert. Er is een zeer goede samenwerking tussen de politie, justitie en hulpverlening. Er is ook het project FIX, dat geënt is op het Antwerpse Kompas+ (KetenOndersteuning Minderjarige Plegers Antwerpen Stad plus), waarover dadelijk meer.
In antwoord op mijn eerdere vragen over deze problematiek blijkt dat er momenteel een onderzoek bezig is naar de lokale ketenaanpak. Er wordt daarbij beoogd om Kompas+ in Antwerpen – ik heb begrepen dat het gisteren officieel is gelanceerd, maar daar kunt u dadelijk ongetwijfeld meer over vertellen – evidencebased te onderbouwen en op basis daarvan een verdere uitrol in Vlaanderen te doen.
U hebt ook in antwoord op mijn vragen daarover naar aanleiding van de begrotingsbesprekingen gesteld dat “De LIVC’s worden op dit moment niet meegenomen in de lokale ketenaanpak rond jeugddelinquentie. Uit onderzoek blijkt dat slechts één geradicaliseerde jongere werd meegenomen in Kompas+. In dat geval was er wel contact met LIVC-R.”
Ook uit informatie die wij zelf ontvangen over de praktische, concrete werking van Kompas+ blijkt dat de lokale integrale veiligheidscel (LIVC) als dusdanig geen ‘ketenpartner’ is.
De LIVC is als multidisciplinair orgaan nochtans van cruciaal belang. Het gaat met name om de ketenaanpak van preventie, repressie en nazorg, wat de essentie van een integraal veiligheidsbeleid is. Dat is hét model voor een doeltreffend lokaal veiligheidsbeleid dat moet tegemoetkomen aan multiproblematieken. De LIVC biedt een belangrijk forum voor de ontwikkeling van geïndividualiseerde opvolgings- en begeleidingstrajecten.
Minister, hoe wordt deze niet-betrokkenheid van de LIVC bij projecten zoals Kompas+ gemotiveerd?
Wordt door deze niet-betrokkenheid niet voorbijgegaan aan een van de fundamentele doelstellingen voor een lokaal integraal veiligheidsbeleid, of wordt het niet gekopieerd of is het geen doublure omdat heel veel van die partners op de verschillende fora aanwezig zijn?
Zal de betrokkenheid van de LIVC vooralsnog worden meegenomen in de verdere stappen in het beleid en met name de verdere uitrol van de bestaande projecten?
Minister Demir heeft het woord.
Collega, u verwijst naar gisteren. Toen hebben we het project inderdaad verstevigd en ook wat structureel gemaakt. We hebben er een uitbreiding aan gekoppeld om ook meerderjarigen op te volgen, iets waarvoor Vlaanderen 75.000 euro ter beschikking heeft gesteld. We hadden gezien dat meer dan de helft van de minderjarigen die in het project stappen 16 of 17 jaar is. Alle partners steken heel veel tijd en energie in die mensen om hen op het rechte pad te houden. Eens ze 18 jaar worden, is er eigenlijk geen overloop. Vandaar dat we beslist hebben om een overloop te creëren: als ze 18 jaar zijn, laten we hen niet zomaar los maar volgen we hen verder op.
Kompas+ is net als de lokale integrale veiligheidscel inzake radicalisme, extremisme en terrorisme (LIVC R) gericht op een multidisciplinaire samenwerking, maar de doelgroep, finaliteit en samenstelling zijn verschillend. Kompas+ richt zich op minderjarigen die gekend zijn voor meerdere delicten, waarbij er op meerdere levensdomeinen problemen zijn en de kans op herval erg groot is. Het doel van deze multidisciplinaire samenwerking is om de jongere opnieuw op het rechte pad te krijgen, aan de aanwezige problematieken bij de jongere en het gezin te werken en recidive te voorkomen.
Daarnaast is het ook zo dat bij Kompas+ de jongeren en ouders geïnformeerd worden over het traject en dat zij maximaal worden betrokken. Bij de LIVC R is die terugkoppeling onder bepaalde voorwaarden mogelijk, maar zeker niet vanzelfsprekend.
Daarnaast zijn enkele deelnemers aan Kompas+ uitgesloten van deelname aan de LIVC R, zoals bijvoorbeeld het Openbaar Ministerie. Door de geheimhoudingsplicht uit artikel 458ter van het Strafwetboek is het niet mogelijk om zonder meer informatie uit te wisselen tussen beide overlegstructuren.
Bovendien is in het kader van Kompas+, zoals u zelf al aangaf uit mijn eerdere antwoord, nog maar één geradicaliseerde jongere aangemeld. Die jongere werd ook onmiddellijk aangemeld bij de LIVC R door één van de partners. Dus indien nodig – en dat moet ook de regel zijn – wordt er wel degelijk informatie uitgewisseld tussen de twee overlegstructuren, zonder ze per se samen te voegen. In de praktijk merken we dus dat er wel degelijk het nodige overleg is en dat de continuïteit van beide trajecten zo kan worden verzekerd.
Wat toekomstige projecten betreft, moet eerst telkens de finaliteit worden bekeken. Maar zodra de justitiehuizen betrokken zijn, is er sowieso informatiedoorstroming naar de LIVC R’s, omdat dat als basisvereiste wordt meegenomen in de werkinstructies van de justitiehuizen bij dossiers van radicalisering. Ook als het om een mandaat gaat voor andere feiten, bijvoorbeeld diefstal of bendevorming, zal het justitiehuis een check doen in de gemeenschappelijke gegevensbank van het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse (OCAD). Indien er een hit is, dan worden ook die dossiers aangemeld bij de LIVC R.
De heer Brouns heeft het woord.
Minister, ik twijfel geen moment aan de intrinsieke kwaliteit van al die projecten die door een ketengerichte aanpak allemaal hetzelfde doel hebben, namelijk voorkomen dat jongeren afglijden in de criminaliteit. Ik denk wel dat het minstens de oefening waard is om met een lokaleveiligheidsbril naar al die structuren te kijken. Vandaag start men vaak experimenteel met een projectmatige financiering en vaak gaat het om dezelfde partners die rond de tafel zitten.
Voor de LIVC R hebben we een decretaal kader, een wettelijke basis. Daarbij gaat het dan inderdaad over radicalisering en polarisering, maar ik ben ervan overtuigd dat de LIVC’s in de breedte nog meer mogelijkheden hebben dan zuiver die radicalisering. Als je op het terrein met mensen spreekt, hoor je dat er in de toekomst mogelijk een inbedding kan zijn omdat het vaak dezelfde partners zijn die rond de tafel zitten. Men zegt mij dat het toch vaak om dezelfde jongeren gaat. Zeker als men binnen de LIVC’s naar de preventieve aanpak kijkt, komt men daar dezelfde mensen tegen.
Ik begrijp dat er voor Kompas+ al wel een duidelijk kader is. Het project SAMEN in Mechelen stoot echter vandaag op een gebrek aan een juridisch kader. De Vlaamse Toezichtcommissie heeft gezegd dat hun infodeling op die manier niet mag. Dat gebeurt nog via SharePoint maar Microsoft is niet voldoende beveiligd. Ik geef het voorbeeld gewoon mee omdat we heel veel werk gestoken hebben in de LIVC’s, daar is een mooi kader, de informatiedeling is geregeld. Het zou goed zijn om die te versterken en al die goede projecten zo veel mogelijk daar in te bedden. We moeten ze dan opentrekken en ruimer durven te gaan dan radicalisering.
Wat is uw kijk op de verruiming van de LIVC’s? Wij ervaren op het terrein dat de lokale besturen daar meer mee willen doen dan radicalisering, omdat we die – gelukkig, maar niet altijd – op de radar hebben. We zouden ze kunnen versterken en verruimen. Ik verwijs dan naar het plan S in onze mooie provincie waarmee we de ambitie hebben om alles te integreren. Ik voel op het terrein dat we in die richting zouden moeten kunnen marcheren.
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
Bedankt collega Brouns. We zijn hier in de commissie al een aantal keren op ingegaan. De LIVC R’s en Kompas+ hebben waarschijnlijk wel ergens een overlap, maar het doel van de LIVC R’s is toch enigszins anders, omdat je daar spreekt over de aanpak van radicalisering, extremisme, terrorisme en de preventie daarvan. Ik begrijp dat u vraagt om dat uit te breiden, maar ik vraag me af – en het is een open vraag, ook aan de minister – of de goede werking van de LIVC R op dit moment – door de medewerking van alle partners, ook mensen met een sociaal profiel, en de informatie-uitwisseling daaromtrent – ligt bij het feit dat er net een duidelijk afgebakende doelgroep is en een duidelijke doelstelling, en dat dit alles onder een heel concrete federale wetgeving valt. Men zou dan de federale wetgeving ook moeten aanpassen. De discussie over de uitbreiding van de LIVC R’s moet voornamelijk federaal worden gevoerd, omdat de wet daar zou moeten worden aangepast.
Eén groot vraagteken van mijn kant, waar ik helemaal niet uit ben, is of het wel ten goede zou komen aan de werking van de LIVC R’s als we het initiële doel gaan veranderen en vervagen. Dat is een interessante denkpiste. Volgens mij is het op dit moment net zeer belangrijk om binnen de LIVC R’s een zeer duidelijke doelgroep afgebakend te hebben, maar de minister heeft groot gelijk, en u ook, mijnheer Brouns, dat de informatie-uitwisseling tussen die twee er wel degelijk moet zijn, ook in het belang van de opvolging van die casussen.
Minister Demir heeft het woord.
Collega Brouns, in verband met het project SAMEN, waarnaar u hebt verwezen, is er inderdaad een probleem met de infodeling door het advies van de Vlaamse Toezichtcommissie. We zijn echter juridisch aan het bekijken hoe we dat kunnen oplossen. Dat komt er dus aan. SAMEN werkt ook op een andere manier. In artikel 458ter werd niet opgenomen dat men infodeling kan gebruiken ter bestrijding van gewone criminaliteit. Dat is dus een probleem, maar, zoals gezegd, we zijn aan het bekijken hoe we het casusoverleg wel kunnen invoeren.
Wat plan S betreft, is het zoals u zelf ook stelde: we moeten alle ketenaanpakken en alle veiligheidsissues samen bekijken en zien waar er linken zijn, en ervoor zorgen dat al die mensen kunnen samenzitten, bijvoorbeeld in een veiligheidshuis, zodat de infodeling tussen de diverse werkingen ook mogelijk is. Als we op het terrein duidelijk merken dat er ergens een vacuüm is tussen KOMPAS+ en LIVC R, of dat de informatiedeling niet verloopt zoals dat moet, dan wil ik daar zeker een initiatief in nemen. Ik ben op dat gebied wel vrij helder, denk ik. Het is niet zo dat ik dat zeker niet wil doen of bekijken. Ik zal ter zake eens navraag doen.
De heer Brouns heeft het woord.
Voor mij was het inderdaad een aanleiding om het debat wat te verruimen. We zien vandaag immers vaak dat heel wat steden en gemeenten die een lokale veiligheidscel en een lokaal veiligheidsoverleg hebben, daar ooit de ‘R’ aan toevoegen, dus omgekeerd. Ik geloof heel sterk in die ketenaanpak, multidisciplinair. We hebben verschillende projecten, en het zijn heel vaak dezelfde mensen die rond de tafel zitten. Dan lijkt het me beter om een duidelijke structuur te hebben, die een zeker juridisch kader heeft. Ik ga ermee akkoord dat, als we daar verder in willen gaan, het vaak misschien wel Vlaams en federaal is. Als politie en justitie betrokken zijn, zijn we echter ook gebonden op dat vlak. In plaats van verschillende projectmatige structuren op te zetten, waarvoor we dan meer middelen moeten gaan zoeken, ben ik veeleer een voorstander van het vertrekken van een sterke bestaande structuur, die op heel wat plaatsen nog moet groeien, die is vertrokken vanuit de strijd tegen terrorisme en radicalisering, maar enorm veel potentieel heeft, waar men naar elkaar aan het toegroeien is, waar er een wettelijk kader inzake informatiedeling is, waar het vertrouwen groeit. Dat is een visie op lokale integrale veiligheid die ik voorhoud. Ik wilde van deze gelegenheid gebruikmaken om die nog een keer te onderstrepen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.