Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Vraag om uitleg over de organisatie van de buitenschoolse opvang
Verslag
Mevrouw Beckers heeft het woord.
Vorige week trok het katholiek onderwijs in de pers aan de alarmbel omdat het steeds moeilijker wordt om helpende handen te vinden voor de voor- of naschoolse opvang of middagpauzes op school. Betaalde vrijwilligers botsen al snel op het maximum van 1450 euro per jaar. Wijk-werkers mogen maar een jaar worden ingezet. Sommigen zijn ook niet echt plichtsbewust. Dat is geen eigen waardeoordeel, maar dat stond zo in het krantenartikel. Vaak en steeds meer moeten leerkrachten en directeurs bijspringen, die al zwaar belast zijn. We hebben dat daarnet ook uitvoerig besproken.
Ook de financiële kosten van de opvang zijn een kopzorg voor de scholen. Vaak wordt geld dat voor onderwijs is bedoeld, gebruikt om de opvang georganiseerd te krijgen, alhoewel de opvang eigenlijk geen opdracht is van het onderwijs. Het katholiek onderwijs is dan ook vragende partij voor een structurele financiering en meer mogelijkheden om aantrekkelijke werkroosters te kunnen aanbieden, waardoor geschoold opvangpersoneel, bijvoorbeeld ook kleuterleiders, zou kunnen bijstaan in de klas.
Minister, welke initiatieven zult u in dit verband nemen? We hebben gisteren een decreet over de buitenschoolse kinderopvang goedgekeurd. Ik heb begrepen dat het de bedoeling is dat tegen 2026 de lokale besturen de regierol overnemen. Zoals ik al heb gezegd, is die opvang geen basistaak van het onderwijs, maar het probleem is er nu. Wat zult u doen om daarvoor een oplossing te vinden?
De heer Vandenberghe heeft het woord.
In een basisschool zijn er verschillende handen nodig om alles in goede banen te leiden, zoals voor het slaapklasje voor kleuters, het helpen bij het middageten of het toezicht houden voor en na de schooltijd, maar de zoektocht naar helpende handen is voor veel directeurs een lijdensweg. Dat was vroeger zo en is nu nog niet anders. Het uurrooster is versnipperd: ’s ochtends, ’s middags en ’s avonds moeten er telkens verschillende uren worden ingevuld. Scholen hebben telkens onvoldoende mogelijkheden en meer moeite om die handen te vinden.
Dat blijkt ook uit de recente bevraging van het Katholiek Onderwijs Vlaanderen bij 567 scholen. Daaruit blijkt dat bijna elke school zelf in middagopvang voorziet. Bijna de helft staat ook zelf in voor de voor- en naschoolse opvang.
Daarvoor steunen de meeste scholen op ouders of grootouders, maar ook op vrijwilligers en andere familieleden. Maar zij worden meestal ingeschreven als vrijwilliger met een contract, waardoor ze maximaal ongeveer 1450 euro per jaar mogen verdienen, wat te weinig is om een volledig schooljaar mee te organiseren. Dat zorgt voor heel wat extra stress.
Scholen zetten ook soms wijk-werkers in. Dat zijn langdurig werklozen die opnieuw geactiveerd worden. Daarbij is de continuïteit het probleem, want ze mogen een taak maximaal een jaar doen. Daardoor kunnen scholen niet op lange termijn plannen. Indien er toch plots een tekort blijkt te zijn, moeten leerkrachten of directeurs bijspringen, als ze niet aan het dweilen zijn of als ze niet bezig zijn om de toiletten te herstellen. Alle gekheid op een stokje: dat komt bovenop hun normale job, die al veeleisend is. Ik heb onlangs een vrije basisschool in mijn gemeente bezocht tijdens de middag. De directeur hield daar toezicht omdat hij niemand anders ter beschikking had. Al bijna anderhalve week moest hij zelf het middagtoezicht doen.
Ook het financiële plaatje brengt uitdagingen met zich mee. Meer dan de helft van de bevraagde katholieke basisscholen gebruikt budget dat voor onderwijs bedoeld is om de opvang georganiseerd te krijgen. Dat geld komt nog bovenop de boterhammen- of dutjestaks die ouders al moeten betalen. Ik begin meer en meer te horen dat ouders die niet meer kunnen betalen door de recente crisis. Er is duidelijk nood aan een beter en duidelijk wettelijk kader voor de organisatie van de buitenschoolse opvang.
Ik heb de volgende vragen voor u, minister. Bent u op de hoogte – wellicht wel – van de moeilijkheden die scholen ondervinden met de organisatie van de buitenschoolse opvang? Wat zult u concreet doen om ervoor te zorgen dat die op een betere manier kan worden georganiseerd?
Zult u ervoor zorgen dat scholen een kader krijgen om de opdrachten op een betere manier in te vullen? Op welke manier zult u ervoor zorgen dat er gemakkelijker vast personeel kan aangeworven worden voor de organisatie van de opvang?
Zult er ook voor zorgen dat scholen structureel meer financiering krijgen voor de organisatie van de buitenschoolse opvang zodat ze dat niet moeten betalen met middelen bedoeld voor onderwijs en de factuur niet wordt doorgeschoven naar de ouders via een boterhammen- of dutjestaks? We zullen de volgende dagen, weken en maanden nog meer voelen dat veel gezinnen, ook in de middenklasse, geen enkele euro meer over hebben om zulke zaken te betalen, gelet op de verhoging van de energiefactuur en al die andere zaken. Dat merken we nu al in ons gemeentehuis.
Minister Weyts heeft het woord.
Nóg een opdracht voor Onderwijs. Weer afschuiven naar Onderwijs. (Opmerkingen van Steve Vandenberghe)
Buitenschoolse opvang is een bevoegdheid van Welzijn, punt. Er zijn problemen op twee vlakken: organisatorisch en financieel. De organisatie van buitenschoolse opvang, middagtoezicht of naschoolse opvang behoort niet tot de decretale opdracht van scholen. Het toezicht tijdens de opvang en de middag is geen reguliere opdracht voor het onderwijspersoneel in de basisschool. De realiteit toont echter inderdaad dat scholen op dit moment wel node een belangrijke speler zijn in het aanbieden ervan. Ze doen dat vanuit een bepaalde verwachting. Ouders maken dat onderscheid niet. Ik wil vanuit Onderwijs ook altijd wel meedenken over oplossingen.
Het is ook zo dat nog maar aan het eind van de vorige regeerperiode het Vlaams Parlement een decreet over de buitenschoolse opvang en de afstemming met andere buitenschoolse activiteiten heeft goedgekeurd. Daarin is de organisatie van de middagopvang, in tegenstelling tot de organisatie van voor- en naschoolse opvang, niet opgenomen. In zijn advies daarover verduidelijkt de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor) ook dat dat niet mag impliceren dat middagtoezicht tot de opdracht van de scholen behoort.
Wat betreft de financiering, moet ik wel duidelijk stellen dat ik het niet eens ben met enkele elementen van de communicatie van het Katholiek Onderwijs Vlaanderen, waarbij men stelt dat het toekennen van middelen voor buitenschoolse opvang een gedeelde verantwoordelijk is van Onderwijs en Welzijn. Dat klopt niet. Ik word daarin gevolgd door de Vlor, die in zijn advies over de opvang en vrije tijd van schoolkinderen heel duidelijk gezegd heeft dat het niet de bedoeling is dat onderwijsmiddelen worden ingezet voor opvang. Dus eigenlijk is het zelfs nog een beetje straffer.
Waarom maken ouders dat onderscheid niet? Dat is gewoon omdat dezelfde infrastructuur wordt gehanteerd, in velerlei gevallen. Maar dat is net wanneer de scholen al een extra inspanning doen. En daar worden ze dan uiteindelijk nog de dupe van. Want men zegt dan: ‘Jullie bieden de ruimte aan, dus moeten jullie er ook maar voor zorgen dat jullie het personeel en de financiering afdekken.’
De middelen die scholen ontvangen, dienen in eerste instantie natuurlijk om kwaliteitsvol onderwijs te voorzien. En dus herhaal ik dat buitenschoolse opvang geen bevoegdheid is van het onderwijs. Als een school extra diensten aanbiedt die buiten de onderwijsopdracht vallen, kan de school daarvoor natuurlijk ook een bijdrage vragen aan de ouders. Die moet natuurlijk proportioneel zijn, dus in verhouding tot de geleverde prestaties. Die moet ook opgenomen zijn in een bijdrageregeling, die toegelicht is in het schoolreglement. Het feit dat de bijdrageregeling op een transparante manier kenbaar wordt gemaakt aan de ouders, moet ook voorkomen dat ouders in de loop van het schooljaar voor onaangename verrassingen komen te staan.
Voor beide problemen, namelijk organisatie en financiering, kunnen meer en meer scholen rekenen op hun lokale bestuur. Heel wat lokale besturen organiseren immers voor al de leerlingen van alle scholen op hun grondgebied het ochtend-, avond- en middagtoezicht. Ik woon in zo’n gemeente. Middagtoezicht en ochtend- en avondtoezicht worden beschouwd als een sociaal voordeel. Het decreet Flankerend onderwijsbeleid voorziet dat, indien lokale besturen het sociale voordeel middagtoezicht of het sociale voordeel ochtend- en avondtoezicht verlenen aan scholen van het eigen schoolbestuur, ze verplicht zijn hetzelfde te doen voor de andere scholen, gelegen op hun grondgebied, die daarom verzoeken. Men mag daarin niet discriminatoir optreden. Ik weet dat er in mijn gemeente inderdaad zo’n tussenkomst is.
Heel wat lokale besturen kennen dus sociale voordelen toe. Ik hoop dat er van daaruit ook meer mogelijkheden komen. Maar in globo is de vraag natuurlijk of de financiering het eerste probleem is, dan wel het vinden van mensen en zo voor een aanbod zorgen. Dat is wel een probleem. Mogelijk zijn daar wel wat synergieën. Daarvoor ben ik niet doof. Ik vind het nog altijd een nuttige suggestie om te bekijken in welke mate de job aantrekkelijker kan worden gemaakt door het aanbieden van extra uren in het onderwijs, gekoppeld aan de uren die worden gepresteerd in de opvang. Want dat is natuurlijk het opmerkelijke. Het is een vreemd profiel dat je moet zoeken: mensen die bereid zijn om in twee gespreide blokken te werken of in één blok, dus enkel ’s morgens of enkel ’s avonds. En dan heb ik het nog niet over het middagtoezicht. Dat maakt het natuurlijk betrekkelijk onaantrekkelijk. Ik ben dus bereid om te bekijken welke statutaire bepalingen of barema's daar in de weg staan. Het lijkt mij wel zinvol om daar te proberen wat synergieën te bereiken.
Mevrouw Beckers heeft het woord.
Minister, dank u wel. Dat was eigenlijk ook de doelstelling van mijn vragen. Ik ben het er ook mee eens dat het onderwijs onderwijs moet verstrekken en dat die zaken niet noodzakelijk op de schouders van het onderwijs mogen worden geladen, maar als men inderdaad decretaal dingen kan veranderen, of statutair, om het dan toch gemakkelijker te maken, dan is dat zeker nuttig.
Het middagtoezicht is natuurlijk wel een speciaal geval. Toen ik klein was, ging ik thuis eten, en ik was zeker niet de enige, maar nu ben ik, als ik op maandag of vrijdag thuis werk en ‘s middags mijn kinderen van school ga ophalen, de enige die daar staat. Dat is gewoon iets wat maatschappelijk is veranderd. Ouders gaan met twee werken. Grootouders werken nog. Misschien moeten we toch ook de regelgeving ter zake aanpassen. Nu zijn mijn kinderen groter, maar toen ik ze vroeger naar de speelplaats terugbracht, bij de kleuters, dan had je wel een of twee juffen die geweldig hun best doen, maar als er kindjes zijn die in hun broek doen of snottebellen hebben, dan springen die juffen of die directeur toch in. Je krijgt het immers toch niet over je hart om die zo te laten rondlopen. Dan zit je weer met die overbelasting enzovoort. Misschien moet er dus eens worden nagedacht over hoe dat specifieke gedeelte, die middagopvang, voor de rest moet worden geregeld.
De heer Vandenberghe heeft het woord.
U hebt inderdaad een punt: meer voor het onderwijs. U hebt daar gelijk in, maar dit is ook meer voor de lokale besturen. Ik denk dat de lokale besturen ook niet alles kunnen doen, dat ze ook al overbevraagd zijn. Ze organiseren ook al buitenschoolse kinderopvang. Ze doen eigenlijk meer dan de kerntaken die ze al hebben. Wij maken dat ook elke dag mee. Dat is ook elke dag een evenwichtsoefening die wij moeten doen. Bij de scholen in Bredene moeten we bijvoorbeeld meer dan 1300 leerlingen ook nog eens gaan opvangen.
Ten tweede moet je er rekening mee houden dat er ook een opbod is tussen scholen. Onderschat dat niet. Ik ken veel scholen die die opvang gewoon niet durven af te gelasten, of te beslissen om geen middagmalen meer te geven omdat dat hun kerntaak niet is, uit vrees om leerlingen te verliezen aan andere scholen. Men mag er dus ook geen opbod tussen scholen van maken, want dat is vandaag zo. Men gaat zeker in middagmalen voorzien. Men gaat zeker maken dat er vroeg genoeg voorschoolse en naschoolse opvang is, want dan zijn de ouders op hun gemak en komen ze zeker naar die school. Dat leeft en speelt zeker en vast wel mee. Ik vind het ongezond dat dat opbod gebeurt. Daarom zou het goed zijn dat er een bepaald kader is, zodat het voor elke school duidelijk is wat haar taak is. Ik wil die middagmalen dan nog buiten beschouwing laten, want dat is heel moeilijk voor ouders die de hele dag werken, zoals de collega zei. Er zou echter een kader moeten worden gecreëerd voor elke school, zodat de regels qua voorschoolse en naschoolse opvang voor iedereen dezelfde zijn. De ene school doet wel aan voorschoolse opvang, met vrijwilligers, of ouders, of leerkrachten die als Chinese vrijwilliger worden aangeduid. Andere scholen hebben die mensen niet en doen dat dan niet. Het is gemakkelijk om in de school te blijven. Anders moet men, als er geen opvang niet meer is, met de bus nog naar de buitenschoolse kinderopvang van de gemeente. Bij ons is dat zo. Iedereen doet dus maar wat, op zijn of haar manier, om dat zo goed mogelijk te doen. Minister, als u zegt dat dat geen kerntaak is van het onderwijs, dan zal ik u daarin steunen, maar dan moet er echt wel een duidelijke lijn worden getrokken voor iedereen, want nu doet iedereen maar wat en is het een beetje het Wilde Westen wat dat betreft. Ik vraag dus concreet dat u samen met uw collega van Welzijn duidelijkheid zou verschaffen: wat is voor het onderwijs en wat niet?
Wat de middagmalen betreft: de maatschappij is inderdaad veranderd. Toen ik begin jaren ‘90 lesgaf, was de verhouding tussen degenen die bleven eten op school en degenen die naar huis gingen, ongeveer fiftyfifty. Nu blijft 80 procent van de leerlingen op school eten en gaat 20 procent nog naar huis. Minister, dat is dus ook iets waarover we eens moeten nadenken, maar ik erken dat die middagmalen moeilijk liggen. Inzake de voor- en naschoolse opvang zou men echter toch al stappen kunnen zetten om daar een vaste structuur in te krijgen, zodat de scholen weten waar ze staan en niet op zichzelf naar oplossingen moeten zoeken.
Tot slot, ik merk ook dat het soms op school is dat veel kindjes hun enige gezonde maaltijd van de dag krijgen. Dat mag men ook niet onderschatten. Toen ik directeur was, zeiden kinderen me dat ze geen warme maaltijd hadden als ze niet op school aten. Dan hadden ze geen verse groenten en hadden ze geen verse soep. Op school kregen ze die warme maaltijd wel.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Collega’s, dit is een issue dat me na aan het hart ligt. Ik heb op 31 maart al een vraag gesteld in deze commissie over het inzetten van vrijwilligers op school, omdat daar toch een aantal vragen over waren. Minister, u antwoordde toen dat daarover nog geen berichten waren binnengekomen op uw kabinet en dat u daar niets over had gehoord. Ik vond dat heel vreemd, zeker omdat ik daar wel vragen over kreeg. En blijkbaar had het katholiek onderwijs zelfs een bevraging gedaan. Naar aanleiding van mijn persbericht zijn ze met hun bevraging naar buiten gekomen.
Collega’s, men vraagt zich soms af hoe het komt dat burgers met vreemde ogen kijken naar de politiek. Minister, dit is zo’n issue. En u hebt de waarheid in pacht wanneer u stelt dat opvang geen opdracht is voor het onderwijs, want dat is decretaal vastgelegd. Maar de waarheid is ook dat ouders zich eigenlijk helemaal niets aantrekken van wie dat betaalt, Welzijn of Onderwijs. Ik denk dat we gewoon moeten zoeken naar een oplossing. Dat was ook mijn pleidooi.
En ja, de opvang is meegenomen in een promotiecampagne voor scholen. Het aanbieden van opvang, voor- en naschools en over de middag, bepaalt mee of ouders hun kinderen naar een welbepaalde school sturen. We moeten dat niet ontkennen. Vandaar mijn vraag, minister, om de werkgroep MVD-personeel die al in een vorige legislatuur werd opgestart en waarnaar wordt verwezen in de nieuwe cao XXII, opnieuw op te starten en het daar te hebben over die opvang. Ik hoor toch dat u bereid bent om dat opnieuw op te starten. Dit kan onze burgers echt vooruithelpen, zowel de ouders als de kinderen. We kunnen dan wel pleidooi houden voor warme maaltijden, maar eigenlijk start het ook met het voorzien in personeel.
Mevrouw Tavernier heeft het woord.
Ik denk dat we het er allemaal over eens zijn dat onderwijsmiddelen maximaal moeten worden ingezet waarvoor ze bedoeld zijn. Onderwijsmiddelen zijn niet bestemd voor buitenschoolse opvang. Dat is voornamelijk een welzijnsaangelegenheid maar ik ben het eens met de collega’s dat ouders een oplossing willen. Ik ben dan ook blij, minister, dat u aangeeft te zullen nagaan wat decretaal mogelijk is om bepaalde obstakels weg te nemen. Ik weet ook niet of er eventueel flexijobbers of gepensioneerden kunnen worden ingezet, want het is inderdaad, zoals u aangaf, niet gemakkelijk om daar mensen voor te vinden. Het zijn moeilijke uren en vaak ook uren die in twee blokken gesplitst zijn.
Dit is een thema dat normaal gezien door collega Daniëls wordt opgevolgd, maar als ik het goed heb begrepen zou hij minister Beke daar volgende week over bevragen.
Minister Weyts heeft het woord
Mevrouw Vandromme, ik heb op uw vorige vraag inderdaad geantwoord dat mijn mailbox werd geteisterd, maar dat ik hierover nog geen klachten had gekregen. Toen ik het uitsprak, vroeg ik me af of ik dat wel zou zeggen, maar ondanks het heel brede kijk- en luisterbereik van deze commissie heb ik sindsdien nog geen opmerkingen of klachten daarover in mijn mailbox gekregen.
Dit is inderdaad een problematiek en ik ben absoluut bereid om te faciliteren maar zeker geen budgettaire verantwoordelijkheid over te nemen. Ik zal in eerste instantie met de collega van Welzijn bekijken wat we kunnen doen maar ook met de lokale besturen. Wanneer u zegt dat dit op een bepaald grondgebied een concurrentieel element kan zijn, wordt dat door de tussenkomst van de lokale besturen die vervolgens alle netten gelijk moeten behandelen, alvast uitgeschakeld. Ook daar is dus nog een extra taak weggelegd, mogelijk voor de lokale besturen.
Mevrouw Beckers heeft het woord.
Ik ben het ermee eens, minister: voor de ouders maakt het eigenlijk niet uit wie bevoegd is. Ze willen gewoon een oplossing. Net zoals de vraag over de CLB’s en de mentale problemen, denk ik dat ook dit eigenlijk vooral wijst op een veranderende maatschappelijke context: mensen die met twee moeten gaan werken, grootouders die nog werken enzoverder. We moeten eigenlijk een breder debat hebben over hoe we onze samenleving organiseren, maar dat ga ik niet in de context van deze commissie doen. Ik denk dus wel dat we allemaal aanvoelen dat er iets schort aan onze combinatie van werken, gezin enzoverder en dat onze instellingen enzoverder daar nog niet volledig aan zijn aangepast.
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Ik zal het kort houden. Het is inderdaad niet de taak van Onderwijs alleen, het is een en-enverhaal. Het is wel een thema dat we zeker nog eens moeten opnemen om de zaken op elkaar af te stemmen. Ik ben ook heel eerlijk: ik heb hier nu ook niet onmiddellijk een pasklaar antwoord op. Ik ben burgemeester en ik kom uit het onderwijs, maar ik heb ook geen pasklaar antwoord om dat meteen helemaal op te lossen. Het is dus wel een item dat we onder de aandacht moeten houden.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.