Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Vraag om uitleg over de loopbaancheques
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
De heer Ongena heeft het woord.
Minister, onlangs maakte u de cijfers bekend over het gebruik van de loopbaancheques. Daaruit blijkt dat sinds de invoering in 2013 154.587 werknemers of zelfstandigen daar gebruik van hebben gemaakt. Dat is een groot aantal en we kunnen dat alleen maar toejuichen. Ik denk dat het systeem van loopbaancheques echt wel kan helpen, zeker op momenten van krapte, om mensen te doen nadenken over hun loopbaan en eventueel met meer goesting een andere weg te doen inslaan.
Er blijft echter een oud knelpunt naar boven komen, het zogenaamde mattheuseffect. Het stelsel blijkt een onevenredig grote aantrekkingskracht uit te oefenen op hooggeschoolde vrouwen. Voor alle duidelijkheid, ik heb niets tegen hooggeschoolde vrouwen, ik ben getrouwd met een hooggeschoolde vrouw, dus dat ga ik zeker niet doen. Die hooggeschoolde vrouwen maken meer dan twee derde van de gebruikers uit. Wat de kansengroepen betreft, blijkt dat slechts een op de vijf gebruikers ouderen, kortgeschoolden, mensen met een migratieachtergrond of mensen met een arbeidsbeperking zijn. Om het bereik van kansengroepen te stimuleren, hebt u intussen een stimuleringsfinanciering in het leven geroepen.
U hebt ook aangekondigd een proefproject op te zetten om na te gaan in welke mate die loopbaancheques ook nuttig kunnen zijn voor mensen die niet actief zijn op de arbeidsmarkt. Dat is op zich een goede zaak, want we hebben daar ook een resolutie over goedgekeurd.
Minister, in welke mate en om welke redenen maken ook zelfstandigen gebruik van het instrument van loopbaancheques?
Wat het probleem van het mattheuseffect betreft, zou ik u willen vragen wat de precieze opzet is van het project om kansengroepen te stimuleren tot deelname aan de loopbaancheques? Is er voorzien in een evaluatie van dat proefproject?
Denkt u aan nog bijkomende inspanningen om kansengroepen beter te bereiken met deze loopbaancheques?
Kunt u wat meer informatie geven over het proefproject voor niet-actieven? Wat houdt dat precies in?
Wanneer men een loopbaancheque, om loopbaanadvies te krijgen, geeft aan iemand die niet actief is, moeten we die dan niet verplichten om zich minstens in te schrijven bij VDAB, zodat we weten dat de investering die we hebben gedaan met de loopbaanbegeleiding, niet voor niets was, en effectief blijkt dat de betrokkene de intentie heeft om actief te worden op onze arbeidsmarkt?
Ik sluit me graag aan bij de vraag van de heer Ongena.
Het klopt inderdaad dat in totaal 154.587 Vlamingen een beroep hebben gedaan op loopbaanbegeleiding. De voorwaarden om daar een beroep op te kunnen doen, zijn op 1 januari 2020 een beetje verstrengd. Zo moet men minimum 7 jaar aan de slag zijn als werknemer of zelfstandige in plaats van de oorspronkelijke 12 maanden. Dit zou een besparing van 4,8 miljoen euro moeten betekenen. Anderzijds werd het aantal mogelijke uren begeleiding ingekort. Zo heeft men elke 6 jaar recht op 6 uur loopbaanbegeleiding. De reële waarde van de loopbaancheque bedraagt 169 euro per uur, voor de burger zelf kost de cheque 40 euro.
Minister, u hebt aangekondigd dat u via een proefproject wilt laten onderzoeken of ook mensen die momenteel nog niet aan de slag zijn, gebaat kunnen zijn bij een vorm van loopbaanadvies en loopbaanbegeleiding. Dit is inderdaad conform de resolutie die we hier enige tijd geleden hebben goedgekeurd. Wanneer wordt de invoering voor niet-actieven voorzien? Op basis van welke toelatingsvoorwaarden zullen niet-actieven op de arbeidsmarkt aanspraak kunnen maken op loopbaancheques?
Hoe wilt u de uitbreiding communiceren, zodat dit niet enkel breed gecommuniceerd wordt, maar ook effectief kansengroepen bereikt?
Op basis van welke evaluatiecriteria zult u dit proefproject beoordelen?
Tijdens de vorige bespreking in februari kondigde u aan dat VDAB het budget van loopbaancheques tijdens het eerste semester van 2022 strikt zou opvolgen. Indien het budget opnieuw onderbenut zou blijven, zou men ingrijpen. Kunt u de voorlopige resultaten van en vooruitzichten voor het eerste semester van 2022 met betrekking tot de onderbenutting en eventuele aanpassingen al toelichten?
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u wel voor de vragen.
Het aandeel zelfstandigen in hoofdberoep bij de werkende bevolking in het Vlaams Gewest schommelde in de periode 2013-2021 tussen 12,9 en 14 procent. In diezelfde periode nam het aandeel zelfstandigen in hoofdberoep bij de loopbaanchequegebruikers toe van 6,2 naar 9,3 procent. Er is een duidelijke stijging waarneembaar. De aandacht om ook zelfstandigen beter te bereiken met de loopbaancheques heeft dus een reëel positief effect.
Op basis van gegevens tussen april 2018 en juni 2021 zien we dat iets minder dan de helft van de vragen van zelfstandigen betrekking heeft op het zoeken van een job of het groeien in een job. Daarna komen de vragen met betrekking tot de werkbaarheid van de loopbaan en er zijn ook een aantal vragen die minder aan bod komen, zoals de zingeving, de relaties in de werkcontext en het leiderschap.
Dan kom ik aan een aantal gebundelde vragen. Collega’s Bothuyne en Ongena, naast het bereiken van de zelfstandigen hebben jullie inderdaad in het parlement gevraagd om ook niet-beroepsactieven te bereiken. Dit stond in resolutie nr. 234. Dat is nog niet gerealiseerd. Niet-beroepsactieven kunnen er nog geen gebruik van maken.
Maar ik heb wel beslist dat we zullen starten met een proefproject om het potentieel van de loopbaancheques voor niet-beroepsactieven te bekijken. We zullen dit vormgeven binnen het Europees Sociaal Fonds (ESF). We zijn nu aan de concrete modaliteiten aan het werken, maar ik neem de voorwaarden uit de resolutie ter harte. Ik zal me daar zo nauw mogelijk bij aansluiten. Een verplichte inschrijving bij VDAB is een van de elementen die we nog bekijken. Door de laagdrempeligheid van het aanbod is VDAB hier eigenlijk geen voorstander van. Er zijn evenwel ook voordelen aan zo’n verplichte inschrijving. U hebt ze ook aangehaald, collega Ongena. Die voordelen moeten we dus afwegen ten opzichte van de laagdrempeligheid. Er komt dus een proefproject om te kijken hoe we daar iets goeds van kunnen maken.
We zullen dat nieuwe aanbod via het proefproject ook gericht communiceren. Het is essentieel om ook de niet-beroepsactieven te bereiken. We hebben het al gehad over de jobbonus, maar uiteraard kunnen die loopbaancheques hier ook een onderscheidend positief effect in hebben.
De ambitie is om het proefproject zo snel mogelijk te starten, ten laatste begin volgend jaar. De concrete evaluatiecriteria moeten we nog vastleggen. Zoals gezegd, zijn we er nog niet helemaal uit hoe we het gaan doen, maar dat het er komt is wel beslist.
Het gaat om een proefproject voor niet-beroepsactieven. Het gaat dus niet over werknemers die tot kansengroepen behoren. Het gaat echt over al wie niet-beroepsactief is. Voor de kansengroepen heb ik aan VDAB opdracht gegeven om hiervoor in hun communicatie voldoende aandacht te hebben. Het televisieprogramma ‘Blind gesprongen’ – het is vreemd om te zeggen – is wel een stap voorwaarts, omdat we daarmee een thematiek op een zeer laagdrempelige manier in beeld brengen en tonen dat loopbaanbegeleiding ook voor kortgeschoolden interessant kan zijn.
Bij communicatiecampagnes in het verleden zagen we geen duurzame stijging in het gebruik van de cheque door kansengroepen. We moeten nu zien of dit televisieprogramma ook kan zorgen voor een stukje cultuurverandering. Ik heb al wat positieve reacties gelezen, ook in publicaties zoals Flair. Ik ben ervan overtuigd dat we hiermee ook een steentje bijdragen om de perceptie en bewustwording over hoe belangrijk het is om na te denken over je loopbaan, groter te maken.
We moeten ook de goede praktijken van loopbaancentra meer in beeld brengen. Dit kan in de vormingssessies aan bod komen. Er is de vormingsreeks Pitstop die in dat verband georganiseerd wordt.
Als laatste element zijn er de competentiecheques voor werkgevers. Met die cheques kunnen werkgevers hun werknemers sensibiliseren rond competenties en talenten. We moeten hierbij wel waken over een goede koppeling met de loopbaanbegeleiding. Dat weten jullie.
Collega Bothuyne, ik sluit nog even af met het budget. Op dit moment zijn er nog geen concrete cijfers. Het is nog heel vroeg. De eerste cijfers zullen we pas na het eerste semester hebben. U zult die vraag nog eens na het eerste semester van 2022 moeten stellen. Dan zal ik kijken of er evoluties zijn en of we al dan niet moeten bijsturen.
De heer Ongena heeft het woord.
Minister, dank u wel voor de antwoorden. Het is een goede zaak dat het aantal zelfstandigen met 50 procent gestegen is, als ik uw cijfer goed genoteerd heb. Dat toont toch ook aan dat er bij die groep meer interesse is en ook meer vraag naar advies, al dan niet over relaties op de werkvloer. Maar ik vermoed dat het vooral over de andere aspecten gaat. Ik denk dat dat een goede zaak is.
Oké, ik heb begrepen dat we nog wat te snel waren wat het proefproject betreft. Het moet allemaal nog wat meer vorm krijgen. Ik ga ervan uit dat zodra het meer vorm krijgt, we dan ook zullen horen hoe dat juist in elkaar gestoken wordt.
Ik vraag toch extra aandacht om onze vraag over de verplichte inschrijving bij VDAB mee te nemen, omdat bij de opleidingscheques de belastingbetaler betaalt en een investering doet. Dan mogen we natuurlijk verwachten dat daar ook resultaat uit komt, tenzij de betrokkene natuurlijk zelf al een job heeft gevonden; dan hoeft hij zich niet opnieuw in te schrijven. Maar in het andere geval toch zeker wel.
Ik zit nog een klein beetje op mijn honger over dat mattheuseffect, tenzij u zegt dat dat tv-programma het antwoord is.
Over die stimuleringsfinanciering had ik niets gehoord. Minister, vergis ik me of is dat nog een hiaat in uw antwoord?
Ook op mijn beurt bedankt voor het antwoord, minister.
Ik ben het trouwens niet eens met het feit dat hier sprake is van een mattheuseffect. Volgens Wikipedia maakt dat de rijken rijker en de armen armer. Het feit dat hooggeschoolde vrouwen hier vaker een beroep op doen dan andere groepen is goed voor die hooggeschoolde vrouwen, maar is niet meteen slecht voor de anderen. We moeten gewoon nog die anderen meekrijgen in dit verhaal.
In dat verband heb ik een suggestie, minister. Ik weet dat er vorig jaar al een campagne is geweest naar huisartsen. Die bestond uit het opsturen van een affiche die in een grote bruine rol zat. Ik heb van te veel huisartsen ondertussen vernomen dat ze eigenlijk niet goed begrepen hebben waarover het ging. Ik denk dat een actieve communicatie over wat er op de affiche staat, wat het instrument van de loopbaancheque kan betekenen en hoe dat precies in elkaar zit, nuttig is. Zo dachten huisartsen vaak dat het enkel voor werkzoekenden was, dat VDAB dat eerst moest goedkeuren en dergelijke meer. De laagdrempeligheid van het instrument van de loopbaancheques is bij het belangrijkste doorverwijskanaal, namelijk de huisartsen, nog te weinig bekend. Daar zijn nog stappen te zetten.
Wat de niet-beroepsactieven betreft, kijken we uit naar de concrete voorstellen op dat vlak. Ik denk dat het een belangrijk kanaal kan zijn om onze werkzaamheidsgraad te gaan verhogen, omdat er ondertussen duizenden loopbaancoaches over heel Vlaanderen verspreid zijn. Op die manier kunnen ze heel laagdrempelig werken en allicht ook groepen bereiken die vanuit kantoren van VDAB niet te bereiken zijn. Het lijkt me heel goed en nuttig om daar een ambitieuzere doelstelling op te zetten.
En wat betreft de budgetten en de bijsturing van de strenge criteria voor jonge mensen met loopbaanvragen, lijkt een evaluatie na het eerste semester me zeer belangrijk.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Die loopbaancheques blijven een belangrijk instrument. Toch zien we dat er wat knelpunten zijn. Een op de vijf gebruikers behoort tot de kansengroepen. We stellen vast dat die doelgroepen moeilijk bereikbaar zijn. Er werd een stimuleringsfinanciering in het leven geroepen om de centra te stimuleren extra inspanningen te doen om die moeilijke doelgroepen te bereiken, aan te spreken en warm te maken om te reflecteren over hun loopbaan. Het is niet dat ze niet nadenken over een loopbaan of daar geen voordeel uit halen, maar het is wel belangrijk dat we in kaart brengen waarom die doelgroep zo moeilijk wordt bereikt. Is het instrument onvoldoende gekend? Ziet men de nood er niet van in? Is het omdat de loopbaancheque geen geschikt instrument zou zijn? Hebben ze meer nood aan iets anders? Tot slot, volstaat de stimuleringsfinanciering om die centra op te roepen en hen aan te sporen om extra inspanningen te doen om die moeilijke doelgroep te bereiken? Werkt dat? Gaat dat geëvalueerd worden en op welke manier?
Nu, wat loopbaancheques voor de niet-beroepsactieven betreft, daar hebben we in deze commissie de resolutie van collega Muyters voor goedgekeurd, en daarmee hebben we ook duidelijk onze eensgezindheid getoond om daar effectief werk van te maken. We zijn er immers van overtuigd dat dit een meerwaarde is om hen terug naar de arbeidsmarkt toe te leiden.
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u wel voor de grote interesse in dit thema.
Collega Ongena, we zullen zeker over dit project communiceren. Dat staat als een paal boven water. Het is heel belangrijk dat we die niet-beroepsactieven naar de arbeidsmarkt krijgen en dan is het ook belangrijk dat je hen verleidt of prikkelt, of hoe je het ook zou willen zeggen.
Ik had inderdaad op die stimuleringsfinanciering niet geantwoord, maar die blijft bestaan. Daarnaast nemen we graag extra maatregelen en daar – dat had ik dan weer wel gezegd – hoort de communicatie via het televisieprogramma ook bij, of de link met de competentiecheques die we gaan lanceren.
Wat die campagne bij de huisartsen betreft, collega Bothuyne, dat verrast mij. Ik dacht dat die vrij goed liep, maar blijkbaar zijn er toch wel wat zorgen. U hebt absoluut gelijk: als je in de brievenbus een grote affiche krijgt ‘loopbaanbegeleiding is belangrijk’, maar niet weet wat daarachter zit, dan ga je dat niet uithangen. Dat nemen we als werkpunt zeker mee.
Collega Claes, u verwees ook naar de stimuleringsfinanciering. Als we naar de cijfers kijken, is dat eigenlijk geen voldoende stimulans. Vandaar dat we iets extra’s moeten doen. Vandaar dat we het ook breder gaan aanpakken. Uw voorstel om dat te onderzoeken is toch wel interessant. We zouden dat bijvoorbeeld kunnen koppelen aan de proefwerking. Die moeten we toch nog opzetten.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.