Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Vraag om uitleg over de resultaten van de Digimeter van imec en de digitale kloof bij jongeren
Verslag
Mevrouw Yalçin heeft het woord.
Vorige week presenteerde onderzoeksinstelling imec de resultaten van hun Digimeteronderzoek. De Digimeter peilt jaarlijks naar welke technologie de Vlaming in huis heeft, wat hij ermee doet, maar ook hoe hij zich voelt bij het gebruik van deze technologie. Belangrijk is dat het hier om technologie in de brede zin van het woord gaat: socialemediagebruik, maar ook het gebruik van andere apps voor administratie, ik denk dan bijvoorbeeld aan het online aanvragen en raadplegen van overheidsdocumenten, al dan niet via de app itsme, of bankapps. Verder gaat het ook over het kijk- en luistergedrag via verschillende kanalen en platformen, het online aankopen en het bezitten van slimme technologie zoals een robotstofzuiger of een slimme thermostaat. Het staat vast dat de coronapandemie een enorme boost heeft gegeven aan het gebruik van deze technologievormen, wat zeker een positief effect heeft, maar daarnaast ook uitdagingen voor onze samenleving vormt.
De Digimeter leert ons veel over het gebruik van technologie, en de attitudes van de gebruikers en niet-gebruikers tegenover deze slimme apparaten. De bezorgdheid die geuit wordt over cyberveiligheid, het gebruik van persoonlijke data en fake news is niet nieuw, maar blijft wel toenemen.
Opvallend vind ik de bevindingen over de jonge leeftijdsgroep van 16- tot 24-jarigen. In het onderzoeksrapport kon ik namelijk het volgende lezen: “Digital by birth betekent niet noodzakelijk digital by nature.” Een groeiend aantal jongeren ervaart technostress, vindt termen gelinkt aan digitale toepassingen verwarrend, vermijdt soms digitale toepassingen, omdat ze er niet mee vertrouwd zijn, of twijfelt om toepassingen te gebruiken uit angst om fouten te maken die ze niet meer kunnen rechtzetten. Hieruit blijkt dat niet iedereen hetzelfde tempo kan volgen. 48 procent van de Vlamingen vindt dat de technologische innovaties elkaar te snel opvolgen en daar zitten zeker ook jongeren tussen. Dit onderzoeksrapport laat ons stilstaan bij het feit dat we er niet zomaar van uit mogen gaan dat jongeren gemakkelijker hun weg vinden in het gebruik van deze technologie en we hier dus ook in deze onderwijscontext voldoende aandacht aan moeten schenken.
Daarom, minister, ben ik benieuwd naar welk initiatief u zult nemen om samen met de onderwijspartners te bekijken op welke manier ons onderwijs ondersteund kan worden. Zoals bekend is ‘digitale competentie en mediawijsheid’ immers een van de zestien sleutelcompetenties in functie waarvan eindtermen ontwikkeld zijn voor het secundair onderwijs en ontwikkeld zullen worden voor het basisonderwijs.
Daarom heb ik de volgende drie vragen.
Wat is uw visie op de bevindingen uit dit onderzoeksrapport?
Welke initiatieven zult u, samen met de onderwijspartners, nemen zodat de ondersteuning die onder meer via Mediawijs wordt geboden, in het kader van het realiseren van de eindtermen, vlot zijn weg kan vinden naar het onderwijs? En in het bijzonder ook naar de meest kwetsbare groepen? Zijn hierover reeds gesprekken lopende met de onderwijspartners en de betrokken minister Dalle om mediawijsheid in scholen te ondersteunen?
Ten slotte, collega Karin Brouwers stelde een resolutie op over het belang van mediacoaches van Mediawijs. Deze resolutie werd voor het zomerreces van 2021 goedgekeurd. In deze resolutie werd aandacht gevraagd voor de opleiding mediacoach van Mediawijs. Mediacoaches zijn als sleutelfiguren inzetbaar in verschillende domeinen, waaronder ook in het onderwijs. Op welke manier worden deze mediacoaches vandaag concreet ingezet in ons onderwijs?
Mevrouw Beckers heeft het woord.
Dat niet iedereen mee is in de digitale wereld hebben we ook zelf aan den lijve kunnen ondervinden. Sommige collega’s vonden ‘het handje’ na twee jaar digitaal vergaderen nog niet, maar dat geheel terzijde.
Collega’s, mevrouw Yalçin heeft de hele context net heel goed geschetst, ik zal niet in herhaling vallen. De resultaten van de Digimeter tonen inderdaad dat er een grote digitale kloof bestaat. Ook jongeren zijn niet altijd zo vaardig met technologie als men zou verwachten. Jongeren zitten natuurlijk vaak op bepaalde amusementsapps en op sociale media, maar ze weten niet hoe ze moeten omgaan met nuttige toepassingen zoals itsme. Opvallend veel jongeren gaven in de bevraging ook aan dat ze bepaalde termen, zoals 5G of tweestapsverificatie, niet kennen.
Vandaar, minister, heb ik voor u een aantal vragen, zes om concreet te zijn.
Hoe evalueert u de resultaten van het nieuwe Digimeterrapport, en meer specifiek het opvallende gebrek aan digitale competenties bij een groot deel van onze jongeren?
Digitale vaardigheden zijn zoals gezegd meer dan een kwestie van het beschikken over digitale middelen. Voor veel jongeren is hier met de Digisprong voor een groot stuk aan tegemoetgekomen, maar veel leerlingen mogen de laptop die ze in dit kader gekregen hebben, niet meenemen naar huis, omdat de school – soms niet onterecht – vreest dat die dan sneller beschadigd zal worden. Dan krijg je natuurlijk hetzelfde effect als met leesvaardigheid: als een tekst lezen enkel iets is wat je op school doet en het lezen dus ook stopt eens je de schoolpoort uit bent, dan kunnen kinderen achterstanden oplopen. Dat is natuurlijk ook het geval met het gebruik van digitale technologie en vooral van de informatieve toepassingen. In hoeverre is de Digisprong op het vlak van de hardwareverdeling dan effectief geslaagd te noemen? Een oplossing zou kunnen liggen in het feit dat scholen hun infrastructuur nog meer openstellen om ook buiten de schooluren te werken, maar dat vergt natuurlijk extra toezicht. Zult u dit faciliteren?
U werkt aan een professionaliseringsplan voor leraren, waarover mijn collega Laeremans u al bevraagd heeft, en binnen de Digisprong is er met het kenniscentrum ook een initiatief genomen om leraren bij te spijkeren inzake digitale vaardigheden. Volgens mevrouw Vreys moeten we er ons van bewust zijn dat die jongeren op school meer begeleiding nodig zullen hebben om mee te kunnen. Het probleem is natuurlijk dat kwaliteitsvol werken aan digitale vaardigheden bij de leerlingen enorm veel differentiatie vergt, en dat vooral het remediëren van grote tekorten bij bepaalde leerlingen veel tijd vergt, tijd die er zeker in het secundair onderwijs niet altijd is. Ook heeft een leraar maar twee handen en één brein, en dat in een klas met twintig tot dertig leerlingen. Zouden we de leraar hier kunnen ontlasten door meer in te zetten op leerlingenbegeleiding inzake deze vaardigheden? Hoe evalueert u deze piste?
Binnen de bevraagde leeftijdscategorie zijn er natuurlijk ook heel wat jongeren met een tekort aan digitale vaardigheden die al van de schoolbanken af zijn, zij zijn al afgestudeerd. Hier ligt een potentieel grote rol voor het volwassenenonderwijs, ook in het kader van de Edusprong en Levenslang Leren. Het probleem is dat veel jongeren niet per se door hebben dat hun digitale vaardigheden beperkt zijn. Zolang ze kunnen doen wat nodig is voor hun werk en hun eigen ontspanning, zijn ze al tevreden. Het is dus cruciaal dat dit tijdig wordt gedetecteerd door de werkgevers, maar bijvoorbeeld ook door de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB), zodat het potentieel hier beter benut wordt en de jongere in kwestie attent wordt gemaakt op het aanbod ter zake. In hoeverre wordt hier systematisch aan gewerkt op de domeinen Werk en Economie in samenwerking met Onderwijs?
Het is ook van belang om niet alle verantwoordelijkheid voor de overdracht van digitale kennis bij het onderwijs te leggen. Er moet gekeken worden naar wie wat doet, anders kijkt iedereen weg en naar elkaar. Afstemming met de minister van Werk is natuurlijk evident, maar in hoeverre is er hier bijvoorbeeld, zoals mevrouw Yalçin daarnet ook zei, afstemming met de minister van Jeugd, Cultuur en Media? In hoeverre gebeuren er al domeinoverschrijdende initiatieven? Het Vlaanderenbrede Strategisch Plan Geletterdheid behelst ook digitale geletterdheid, maar de vraag is of de jongeren in dat plan voldoende bereikt worden.
Welke eventuele andere initiatieven neemt u om tegemoet te komen aan die problematiek?
Minister Weyts heeft het woord.
Het is uiteraard mijn ambitie om alle leerlingen digitaal vaardig en mediawijs te maken. Daarom willen we de Digisprong tot een goed einde brengen. Ik geef nog even de drie doelstellingen van de Digisprong mee: voorzien in moderne en toegankelijke ICT-infrastructuur, ervoor zorgen dat er gepaste vorming voor leerkrachten wordt aangeboden zodat ze aan de slag kunnen met die digitale leermiddelen, en het verspreiden van aangepast digitaal lesmateriaal.
Een belangrijk element in het voorzien van digitale vaardigheden en het mediawijs maken van jongeren is de curriculumhervorming waarmee we al een aantal jaren bezig zijn. U weet dat in het kader van de modernisering van het secundair onderwijs de eindtermen worden herbekeken in de eerste, tweede en derde graad. De nieuwe eindtermen bevatten een zeer grote ICT-component, mediawijsheid en computationeel denken. Dat geeft scholen richting over wat ze minimaal aan digitale competenties moeten aanbieden voor al hun leerlingen. Bovendien vallen die digitale competenties voor de eerste graad onder de eindtermen basisgeletterdheid, wat betekent dat ze door elke leerling afzonderlijk bereikt moeten worden, dus niet alleen op het niveau van het collectief.
In het lager onderwijs is er al sinds 2007 een ICT-component in de eindtermen aanwezig. Hoe die vaardigheden worden bijgebracht en in welke vakken of leergebieden die opgenomen wordt, behoort tot de pedagogische vrijheid van de scholen. Ik lees soms dat men een vak gaat afschaffen of ICT-uren bijschaven. Dat zijn keuzes die de scholen maken. We stellen alleen de kennis voorop die minimaal moet worden behaald op het niveau van de groep, de leerlingenpopulatie, maar hoeveel uren daarvoor moeten worden uitgetrokken en in welke vakken, is de keuze die de school maakt, al dan niet geassisteerd door leerplannen die de koepels aanbieden. Maar ook daarin zijn de scholen vrij om te kiezen. De overheid legt dat ter zake niet op.
De suggestie om leerlingenbegeleiders daarvoor in te schakelen, betreft een keuze die de school maakt. Ik denk ook niet dat de vraag naar ‘meer begeleiding’ daarop slaat. De leerkracht is namelijk nog altijd de beste professional om die inhoud op een sterke didactische manier over te brengen. Om de leerkracht te versterken kozen we ook samen met de pedagogische begeleidingsdiensten om in de nabije toekomst in te zetten op het thema datageletterdheid als specifieke opdracht.
Ook via de Digisprong zetten we expliciet in op digitale vaardigheden van leraren. Ik heb daarstraks ook gezegd dat er een uitgebreid vormingsportfolio in de maak is. Daarnaast kan elke school al ICT-uren inzetten zodat de pedagogische ICT-coördinator de leraar mee kan ondersteunen.
Ik stel ook vast dat de lerarenopleidingen inzetten op digitale competenties. Dat is ook opgenomen in hun curriculum. Afgestudeerde leraren moeten dus de nodige basisvaardigheden hebben. Lerarenopleidingen en vormingsorganisaties kunnen daarvoor ook gebruik maken van het Europese referentiekader Digital Competence Framework for Educators (DigCompEdu), dat aantoont welke ICT-vaardigheden leraren dienen te bezitten.
Ik link dat onderzoek graag met de resultaten van de Monitor voor ICT-Integratie in het Vlaamse Onderwijs (MICTIVO). Daaruit bleek dat een groot deel van de ICT-infrastructuur in scholen verouderd was en dat het effectieve gebruik van technologie en digitale leermiddelen in de klas eerder laag was. De vaststelling was dat we inzake ICT toch in het Europese peloton zaten. Met de Digisprong-middelen willen van een achterstand komen tot een voorsprong. Ook werken we zo de verschillen tussen de scholen onderling weg. De coronacrisis toonde het ongelooflijke verschil aan tussen de ‘front runners’, de scholen die de voorhoede vormen, en die voor wie de hemel op hun hoofd viel toen ze moesten overschakelen naar afstandsonderwijs.
We gaan ook een stapje verder in de aanscherping van de digitale vaardigheden. We hebben in het relanceplan ‘Van kwetsbaar naar weerbaar’ 6,5 miljoen euro vrijgemaakt voor het actieplan Virtual Reality en eXtended Reality (XR). Daar heb ik al naar verwezen. Daarbij werken we in het beroeps- en technisch onderwijs met virtualrealitytoepassingen.
Daarnaast is het natuurlijk ook wel van belang om niet alle verantwoordelijkheid voor de overdracht van digitale kennis bij het onderwijs te leggen. Er is op dit moment al heel veel samenwerking en op regelmatige basis ook heel veel overleg met andere beleidsdomeinen. Ik geef u een paar voorbeelden. Het departement Onderwijs volgt bijvoorbeeld de vormingsprojecten voor leraren en ICT-coördinatoren die gesubsidieerd worden door het Agentschap Innoveren en Ondernemen (VLAIO). Daarnaast is er afstemming en samenwerking met VDAB, Mediawijs, het Agentschap Integratie en Inburgering en met Ligo, Centra voor Basiseducatie. Dat is ook lopende. En er wordt al verschillende jaren samengewerkt in het kader van de mediacoachopleiding door Mediawijs, waarbij wij vanuit het departement Onderwijs zorgen voor een cofinanciering. Er zijn aparte trajecten voor het leerplichtonderwijs en dit jaar ook voor zorgcoördinatoren, voor leerlingenbegeleiders en voor CLB-medewerkers. Eerder waren er al mediacoachopleidingen specifiek op maat van basiseducatie. VLAIO zorgde in het kader van het Vlaams actieplan Artificiële Intelligentie en het Vlaams Beleidsplan Cybersecurity ook voor een beter mediacoachaanbod.
Ook de trekker van het Strategisch Plan Geletterdheid heeft samen met Mediawijs diverse beleidsdomeinoverschrijdende initiatieven opgezet die kaderen binnen het versterken van digitale geletterdheid. Ook daar heeft de coronacrisis natuurlijk de noden blootgelegd waardoor e-inclusie bovenaan de agenda is komen te staan. Onder andere in de Week van de Geletterdheid staat e-inclusie op de agenda, en in verschillende andere geletterdheidsacties.
Tot slot hebben we vanaf het najaar 2020 ook een ambtelijk overleg digitale agenda’s in het leven geroepen. Het is de bedoeling om daar alle beleidsdomeinen samen te brengen die acties ondernemen rond toegang tot toestellen, werken rond digitale vaardigheden van burgers of stappen willen zetten in het verlenen van internettoegang. Binnen die ambtelijke werkgroep gebeurt er ook afstemming tussen al die plannen zodat die verschillende beleidsdomeinen hun acties op elkaar kunnen afstemmen.
Mevrouw Yalçin heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw uitvoerig antwoord. Ik denk dat we met zijn allen wat verontwaardigd waren toen we het bericht lazen dat er een digitale kloof is bij onze jongeren. Het is onze gezamenlijke opdracht om ervoor te zorgen dat de volwassenen van morgen op de best mogelijke manier voorbereid worden. Dat is inderdaad een gezamenlijke opdracht, samen met heel het onderwijsveld, maar ook buiten het onderwijsveld.
De leerkracht als expert, de ICT-coördinator zijn in dit kader allemaal zeer belangrijke functies. Ik ben blij om te horen dat er heel wat doorgedreven, verregaande samenwerkingen zijn met een pak partners. Ik geloof sterk in de samenwerking met Mediawijs en de opgeleide mediacoaches waarnaar u verwees. Ik denk dat ze effectief een belangrijke rol kunnen spelen om die digitale kloof beetje bij beetje te kunnen dichten.
Ik wou u heel specifiek vragen of u zicht hebt op het totaal aantal mediacoaches die vandaag worden ingezet binnen ons onderwijs. Is er hierover al een evaluatie beschikbaar of volgt er nog een? Hoe wordt die samenwerking op dit moment binnen het onderwijs gepercipieerd?
Mevrouw Beckers heeft het woord.
Minister, betreffende de nieuwe, verscherpte eindtermen digitale geletterdheid zagen we onlangs het nieuws rond de peilingsproeven project algemene vakken (PAV) in de derde graad beroepssecundair onderwijs. Het bleek dat de oude eindtermen rond informatieverwerving door meer dan de helft van de leerlingen niet wordt gehaald. Dat voorspelt dus niet zoveel goeds met betrekking tot de nieuwe, aangescherpte eindtermen. Eindtermen alleen zijn natuurlijk niet zaligmakend.
Ik heb twee extra vragen voor u, minister.
In de recente Teacher Tapp zagen we dat veel leraren aangaven dat er in de school zelf geen duidelijke omschrijving is van wat digitale geletterdheid inhoudt in het algemeen, laat staan binnen het kader van het schoolspecifieke pedagogische project. Nochtans is een sterk ondersteunend en doeltreffend ICT-schoolbeleid, met daarbij een structurele inbedding en een duidelijke schoolvisie een van de speerpunten van uw Digisprongplan, namelijk speerpunt 2. Ik heb de indruk dat er heel wat scholen zijn die wel het speerpunt van de verdeling van hardware hebben gelezen, maar het speerpunt 2 wat minder. Ik wil daarmee niet veralgemenen. Er zijn uiteraard scholen die dat wel goed doen, maar over het algemeen heb ik dat gevoel. De Digisprong is natuurlijk nog volop bezig, maar zoals ik ook al herhaaldelijk gezegd heb begint een kwaliteitsvolle digitalisering met een goede visie, en niet met laptops. In hoeverre zal hier door de onderwijsinspectie nog beter op toegezien worden? Komt er ter zake bijvoorbeeld nog een specifieke bevraging of een onderzoek, wanneer de operatie Digisprong is afgerond?
Ten tweede: u hebt inzake de betere ICT-omkadering op school gezorgd voor meer ICT-uren voor de ICT-coördinatoren, maar desondanks blijft hun slagkracht beperkt op pedagogisch vlak, omdat ze zich veel te vaak moeten bezighouden met vooral technische aangelegenheden. Zal er hier, bij een evaluatie van het project Digisprong, een bijstelling en dus een extra investering komen, opdat die ICT-coördinatoren zich ook nog meer op het pedagogische project van de school kunnen richten?
De heer Coel heeft het woord.
Ook vanuit onze fractie dank aan de twee vraagstellers. Ik denk dat digitale inclusie iets is waar we allemaal bezorgd over zijn en van wakker liggen. We denken dan altijd dat het meer de oudere generatie zal zijn die digitaal niet meekan, maar uit dit onderzoek blijkt toch ook duidelijk dat er ook bij de jongeren een problematiek is.
De imec-Digimeter gaat heel breed. Specifiek voor het leerplichtonderwijs hebben we nog twee andere interessante meetinstrumenten voorhanden. Enerzijds is er de Monitor ICT-Integratie in het Vlaams onderwijs, afgekort als MICTIVO. Dat is een vijfjaarlijks onderzoek, en ik heb begrepen dat dit via een gunningsprocedure loopt. De kandidatuurstelling voor het nieuwe onderzoek liep af op 8 maart, denk ik. Mijn vraag is of dat ondertussen gegund is. Gaat dat onderzoek dan weldra van start?
Een tweede meetinstrument is het Apestaartjarenonderzoek van Mediawijs. Ik denk dat we daarvan op 19 mei de resultaten voorgesteld krijgen. Het lijkt me ook wel relevant om dat dan samen met de imec-Digimeter mee te nemen in uw evaluatie van uw beleid rond de Digisprong.
Ik heb dan nog twee concrete vragen.
In het onderwijs heb je ook centra voor basiseducatie en de centra voor volwassenenonderwijs die een aantal opleidingen rond ICT aanbieden. Nu we uit onderzoek weten dat ook jongeren – en dan meer specifiek jongeren uit kansengroepen – vatbaarder zijn voor digitale exclusie, moeten we dan via die kanalen ook niet meer focussen op jonge schoolverlaters, en hen via een alternatieve weg toch nog de nodige ICT-vaardigheden proberen bij te brengen? Ziet u daar iets in, om dat via de centra voor basiseducatie en de centra voor volwassenenonderwijs aan te pakken?
Minister Weyts heeft het woord.
Ik wil nog iets meegeven in verband met de verschillende praktische vragen die hierop neerkomen: in welke mate worden de activiteiten van de Digisprong afgestemd op noden, wensen, verlangens, suggesties van het onderwijs zelf?
Met dat doel hebben we ervoor gezorgd dat er bij het kenniscentrum Digisprong ook een adviesgroep is, waarin de koepels zitten, en Mediawijs, en waarin ook de Vlaamse Scholierenkoepel vertegenwoordigd is. Wie zit daar eigenlijk nog allemaal in? Ik vergeet nog iemand. De Vlaamse Onderwijsraad (Vlor) en de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) zitten daarin, en ook VLAIO maakt er deel van uit.
Ten tweede: het effect van de nieuwe eindtermen, dat is nu nog niet meetbaar, alleszins niet wat betreft de ICT-vaardigheden. Maar als ik sommige hartenkreten lees van ICT-leerkrachten die, op basis van leerplannen die hun worden aangeboden, bezorgd zijn over het schrappen van een aantal uren, of zelfs vakken, dan moeten we wel benadrukken dat zij daar als school een vrije keuze in hebben.
Dan was er de vraag rond MICTIVO. Dat is inderdaad een vervolgonderzoek. Het laatste was in 2018, dus het volgende is in 2023, en dat is net gegund. Dat mag dus hopelijk zonder achterstand verwacht worden. Dat zal misschien het eerste onderzoek zijn waaruit hopelijk toch enig positief effect van de Digisprong mag blijken.
De CVO’s en Ligo zitten mee in de acties van het Strategisch Plan Geletterdheid. Die zijn dus mee.
Wat de mediacoaches betreft: we hebben een budget voor een vijftigtal, maar ik weet niet of ze volledig ingevuld geraakt zijn. Dat durf ik niet te zeggen.
Mevrouw Yalçin heeft het woord.
Dank u wel, minister, ook om in laatste instantie toch nog even iets te zeggen over de mediacoaches. Ik geloof zelf wel heel sterk in de expertise van Mediawijs. Ik denk dat het ook belangrijk is dat u, als minister, heel duidelijk kunt zeggen dat u die expertise erkent, en dat het ook wordt aanbevolen bij de onderwijsverstrekkers.
Ik hoor van u dat in het kenniscentrum Digisprong al die partners en instanties al bij elkaar zitten, en dat ze goed op de hoogte zijn van elkaars werking – of daar ga ik dan alleszins van uit.
De opleiding tot mediacoach is ook heel hands-on. Dat zeg ik voor degenen die zouden luisteren naar deze commissie. Ik denk dat het echt wel een zeer zinvolle opleiding is. De resultaten van de Digimeter bevestigen voor mij alleen maar de nood aan dergelijke figuren binnen ons onderwijs. Alle beetjes helpen. Ik denk dat we het ons niet kunnen permitteren om jongeren vandaag de wijde wereld in te sturen zonder een goede kennis van de digitale wereld.
Mevrouw Beckers heeft het woord.
Naast de alarmerende toestanden waarover we het vorige week in de commissie hadden, over de leerlingen die uitstromen uit het beroepsonderwijs en die eigenlijk hun plan niet kunnen trekken in de samenleving, is dit ook een alarmsignaal. Als je als jongere in onze maatschappij moet functioneren en je bent nagenoeg digitaal ongeletterd, dan heb je een erg groot probleem. We moeten alles op alles zetten om dat te voorkomen. Ik wil nog maar eens herhalen – ik heb het al vaak gezegd – dat ik het goed vind dat u in deze legislatuur heel veel extra hebt geïnvesteerd in de digitalisering, al dan niet ook onder druk van de coronacrisis, maar ik moet toegeven dat u een massale investering hebt gedaan. Ere aan wie ere toekomt. Maar we mogen natuurlijk niet blijven hangen in het verhaal van de hardware, zoals ik daarnet al zei. Zelfs al heeft een jongere een laptop, als hij of zij niet weet hoe daarmee om te gaan, dan brengt het ook geen zoden aan de dijk. Daar zullen we blijven over waken.
Mag ik nog even een correctie aanbrengen? Ik denk dat ik even te snel ben geweest. Het is nog niet gegund, maar de termijn voor indiening is afgesloten, en het zit nu op het niveau van de gunningscommissie, dus in het beoordelingsproces. Maar er zijn aanvragen ingediend, dus dat komt goed.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.