Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Verslag
De heer Keulen heeft het woord.
Ik ga even terug naar de regeringsonderhandelingen, in september 2019. Corona werd toen nog geassocieerd met een merk van slecht Mexicaans bier. Ook dat is een objectieve waarheid. Toen hadden wij het over de organisatie van ons openbaar vervoer. Wij wilden het opentrekken om het aanbod te vergoten voor de reiziger en om het zo klantvriendelijk mogelijk te organiseren. Toen kwam het idee van de tender op. Dat idee heeft het regeerakkoord gehaald. Voor de meerderheidsfracties, de N-VA, CD&V en Open Vld, moet dat dan ook op een zeker ogenblik handen en voeten krijgen. Het moet in de praktijk worden uitgevoerd. In het regeerakkoord is dat als volgt verwoord: “In de tweede helft van deze regeerperiode zal er in 1 vervoersregio een pilootproject worden opgezet om door middel van tendering een operator voor het vraaggestuurde kern- en aanvullend net aan te duiden binnen die vervoersregio. We onderzoeken tevens hoe we de drempels in de regelgeving kunnen wegwerken voor private vervoersinitiatieven.” Ik voeg daar meteen aan toe, vanuit mijn optiek en die van mijn partij, dat dit is om het aanbod te vergroten. Mensen moeten meer kansen krijgen op openbaar vervoer. Het mag niet de bedoeling zijn het openbaar vervoer te fnuiken of palliatief te behandelen.
Intussen zijn we in de tweede helft van de regeerperiode aanbeland. De coronapandemie en de moeilijkheden bij de uitrol van basisbereikbaarheid hebben de planning van dit pilootproject vermoedelijk enigszins beïnvloed. Graag had ik geweten wat de stand van zaken is van dit pilootproject en welke initiatieven er intussen genomen zijn om de drempels in de regelgeving kunnen wegwerken voor de omschreven private vervoerinitiatieven.
Minister Peeters heeft het woord.
Met uw vraag verwijst u terecht naar het regeerakkoord. Daarin is expliciet opgenomen dat wij in de tweede helft van deze legislatuur, die nog maar pas is gestart, in één vervoerregio een pilootproject zouden opzetten om het kernnet en het aanvullend net te tenderen. U verwijst zelf terecht naar de covidpandemie, die een enorme impact heeft gehad op de werking van De Lijn. Ik verwijs voorts naar de uitgebreide gedachtewisseling over basisbereikbaarheid, over de vertraging die openbaarvervoerplannen hadden opgelopen en over de extra werklast die dat met zich meebracht. Dat neemt niet weg dat ik wel aan mijn administratie gevraagd heb om mij een gedegen stand van zaken te geven. Ik wil een duidelijk zicht krijgen op wat er nog moet gebeuren om een tendering mogelijk te maken en weten of er eventueel alternatieven zijn.
Mijn administratie antwoordt dat er alsnog een wijziging zou moeten komen in het decreet Basisbereikbaarheid. Een aantal bepalingen zouden tijdelijk buiten werking gesteld moeten worden om het kernnet en het aanvullend net te tenderen. Op die markt zou De Lijn zelf ook kunnen participeren aan de tender.
De volgende vraag op deze commissieagenda betreft het openbaredienstencontract. Ook daarvoor zijn wij volop aan het kijken om het aandeel van de private partners drastisch te verhogen en hen mee te nemen in de ontwikkeling van de inzet van e-bussen. Ik kan u vandaag nog geen definitief uitsluitsel geven over wat er wanneer en hoe staat te gebeuren. Wij zijn momenteel de diverse scenario’s aan het onderzoeken. Zij worden mee opgenomen in het openbaredienstencontract. Ik hoop daarover zo snel mogelijk meer duidelijkheid te kunnen geven. Maar helaas kan ik nu nog geen timing geven voor de tendering en de uitbreiding van het aandeel van private partners.
De heer Keulen heeft het woord.
U geeft mij een voorspelbaar antwoord, minister. Corona heeft inderdaad heel wat timings onder druk gezet. Ik hoor heel duidelijk in uw antwoord dat er geen inhoudelijk beletsel of bezwaar is voor dat belangrijke aspect van het regeerakkoord. Wij zitten daarover op dezelfde golflengte. Wij willen niet minder openbaar vervoer, maar net om het aanbod te vergroten willen wij die aanpassing. Zoals ik al altijd heb gezegd: ik ben geen ideologische scherpslijper. Om het openbaar vervoer uit te breiden, hebben wij iedereen nodig, zowel De Lijn als de private maatschappijen en zelfs eventueel andere aanbieders. Laat duizend bloemen bloeien. Wij mogen ons daarbij niet laten opsluiten. Wij moeten er natuurlijk wel voor zorgen dat wij de vinger aan de pols houden. Wij mogen dit niet laten schieten omdat er zogezegd andere grote prioriteiten zijn.
Wij denken ook hetzelfde over het vergroten van het private aanbod. Dit is nu eenmaal vaak de weg om dingen in een stroomversnelling te brengen. Ik zie bijvoorbeeld hoe de pachters van De Lijn al bezig zijn met de vergroening van hun vloot en met de daartoe noodzakelijke aanpassingen van hun stelplaatsen. Ik zie hoe zij dat allemaal bedrijfsmatig aanpakken, met een groot draagvlak bij het personeel. Welke grote problemen stelt die ontwikkeling dan weer bij De Lijn, die zich als staatsinstelling nog altijd afzet tegen onvermijdelijke veranderingen? Dan denk ik dat je moet kiezen voor de partners die het snelste resultaat opleveren, niet om daarmee de andere de gracht in te rijden, maar om de andere ook bij de les te houden. Wij moeten er vooral voor zorgen dat de reiziger een groter aanbod krijgt dat is aangepast aan de noden van de 21e eeuw. Die noden zijn een stuk vergroening, de elektrificatie van de bussen en alles wat daarbij hoort.
Minister, ik zal u wat dat betreft bij de les houden. Wat wij hebben vastgelegd voor het tweede deel van de regeerperiode, moet in de praktijk worden omgezet. Daarbij hoort de tendering in minstens één vervoerregio.
De heer Bex heeft het woord.
Ik ben heel blij dat collega Keulen in dit verband spreekt van een stroomversnelling. In het regeerakkoord stond immers niet alleen die tendering in één vervoerregio, maar ook dat het decreet Basisbereikbaarheid moet ingaan op 1 januari 2021. Wij hebben de discussie hierover al tot in den treure gevoerd, maar dat is nu niet bepaald gelukt. De minister heeft samen met de administratie hier enkele weken geleden nog laten verstaan dat het allemaal veel complexer is dan aanvankelijk werd gedacht. Bijvoorbeeld zijn er ook decreetwijzigingen nodig en moeten er uitvoeringsbesluiten getroffen worden. Dat neemt allemaal bijzonder veel tijd en energie in beslag. De leidinggevende van de administratie heeft hier gezegd dat hij ook niet over eindeloos veel mensen beschikt om al die opdrachten tot een goed einde te brengen.
Ik moest mij toch wel even inhouden, collega Keulen, als ik uw fractiegenoot Maurits Vande Reyde op een trein die even stilstaat en wat vertraging heeft, zie posten dat dit is omdat de linkse partijen de privatisering van het openbaar vervoer tegenhouden en daardoor het openbaar vervoer niet goed werkt. Ik heb het eerste gedacht dat in mij opkwam, dan niet getweet, maar ik zeg het hier: u zou beter even in eigen boezem kijken. De hervorming die wij in Vlaanderen doorvoeren, lukt niet zoals het hoort. Het feit dat wij er niet in slagen die ambitieuze hervorming uit te voeren, zorgt er ook niet voor dat wij momenteel kunnen bogen op een supergoed openbaar vervoer. Wij zijn geen voorstander van die privatisering. Maar de prioriteit op dit moment, minister, lijkt mij toch dat wij de hervorming van het openbaar vervoer, die niet alleen in het regeerakkoord is opgenomen, maar zelfs al in de vorige legislatuur is beslist, niet uitgevoerd raakt. Dat zet een stolp op alles wat zou moeten gebeuren. U hebt al een aantal aspecten uit die hervorming gelicht, zoals de diensten aangepast vervoer (DAV's). Ik denk dat dit de juiste weg is om te volgen. Ik pleit ervoor om te focussen op wat al is beslist, dat effectief uit te voeren, en uw administratie niet extra te belasten met zaken die weliswaar in het regeerakkoord staan maar die minder dringend zijn. ‘First things first.’ Laat ons eerst zorgen dat de hervorming van het openbaar vervoer een succes wordt. Laat ons die discussie niet bemoeilijken door er ook nog eens de privatisering bij te sleuren.
De heer Maertens heeft het woord.
De tonaliteit van mijn bijkomende vraag sluit veeleer aan bij die van collega Keulen dan bij die van collega Bex, maar dat zal u niet verbazen, aangezien wij samen dat regeerakkoord hebben bedongen. Ik denk dat voor een reiziger, voor een klant van De Lijn, een bus van De Lijn een bus van De Lijn is. Of het nu gaat om een onderaannemer of een medewerker van de overheid, de dienstverlening op die bus zal dezelfde zijn. Daar zijn kwaliteitsnormen voor. Wat meer is: ik geloof echt dat wij het aandeel private onderaannemers bij De Lijn moeten vergroten. Er is nog steeds een krapte op de arbeidsmarkt. Ook voor De Lijn is het moeilijk chauffeurs aan te trekken. Als private ondernemers daarbij iets meer kunnen doen, is dat goed. Maar ook wat innovatie en elektrificatie van de bussen betreft, zijn de private ondernemers een voorloper. Ten slotte ontslaat het de overheid van de opdracht te investeren als een onderaannemer het doet. Daarom steun ik het pleidooi om door te zetten met de tendering en met het optrekken van het aantal onderaannemers bij De Lijn.
Minister, ik heb een aanvullende vraag. U verwijst naar het decreet Basisbereikbaarheid. U zegt dat enkele bepalingen buiten werking moeten worden gesteld om meer private onderaannemers de kans te bieden het kernnet en het aanvullend net van het openbaar vervoer uit te baten. Wanneer kan uw administratie met een nieuw ontwerp van decreetwijziging komen? Wanneer kunnen wij dat in het parlement behandelen? Regelgeving gaat soms traag. Als wij nog in het tweede deel van deze regeerperiode de tendering willen starten, is er bekwame spoed nodig.
Minister Peeters heeft het woord.
Ik hoor hier terechte bedenkingen. De reiziger staat in elk geval centraal en het maakt voor de reiziger niet uit wie de bus uitbaat. Maar de kwaliteit van de dienstverlening moet gegarandeerd zijn.
De heer Bex zegt dat wij de administratie niet extra mogen belasten met bijkomende taken. Zij hebben al werk genoeg met de uitrol van het decreet Basisbereikbaarheid. Ik wil dat toch wat nuanceren. In de gedachtewisseling over de uitrol van het decreet Basisbereikbaarheid heb ik duidelijk uitgelegd hoeveel uitvoeringsbesluiten en decreetaanpassingen er al niet zijn uitgewerkt. Er waren al drie decreetaanpassingen gebeurd. Onlangs kreeg ik een vraag over de tendering. Zijn de selectiecriteria klaar of zullen wij een oproep doen naar de verschillende vervoerregioraden om te kijken wie kandidaat is? Mijn administratie gaf mij het antwoord dat er eerst nog een decreetaanpassing nodig is. In het decreet Basisbereikbaarheid staat immers dat de interne operator De Lijn is. Dat stond ook in het regeerakkoord, met de voorwaarde dat er een evaluatie gebeurt met een benchmark. Die benchmark is eind 2020 afgewerkt. Daarop moet dan dat nieuwe dienstencontract gebaseerd worden en in werking treden. De administratie had ook al in de laatste decreetaanpassing een regelluw kader kunnen opnemen.
Maar wie een buslijn uitbaat, is van ondergeschikt belang. Wij willen wel het aandeel van de pachters uitbreiden. Thans zijn er zowat tachtig onderaannemers actief bij De Lijn. Zij lopen voorop in de elektrificatie van de vloot, zowel wat de aanschaf van e-bussen als wat de aanpassing van de stelplaatsen met een laadinfrastructuur betreft. In die omstandigheden zijn wij nu aan het onderzoeken wat belangrijker is: een tendering of een uitbreiding van het aandeel van de private partners. De pachters zijn daarvoor trouwens vragende partij. Het laatste woord is daarover zeker nog niet gezegd. Wij gaan alleszins toekomstgericht meer ritten tenderen. Maar nu zoeken wij nog naar de verschillende mogelijke scenario’s.
De heer Keulen heeft het woord.
Ik wil enkele afrondende beschouwingen geven. Een regeerakkoord is voor ons een geheel. Het is voor ons in zijn totaliteit, over de hele lijn, belangrijk. Ik begrijp dat de partners soms andere accenten leggen, maar wij gaan wel samen voor het totale regeerakkoord.
Ik ga akkoord met collega Maertens. Ik ben ooit nog minister van Binnenlands Bestuur geweest. Toen werden de eerste pogingen gedaan om de openbare centra voor maatschappelijk welzijn (OCMW’s) te integreren in de gemeenten. Toen kwam de kritiek van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) dat de drempel voor de burger veel hoger ging worden in het sociaal beleid. Maar voor de buitenwacht maakte het niets uit aan welk loket zij hulp konden vragen voor hun noden. Dat is in deze kwestie hetzelfde. De reiziger moet centraal staan. Ik woon vlak naast een stelplaats van De Lijn. Iets verderop is er ook een private aanbieder. Gewoon de sfeer is bij beide verschillend. Bij De Lijn zegt men mij dat syndicaten het moeilijk maken om iets te veranderen. Bij de private partner, Heidebloem onder leiding van Philippe Samyn, deel van Hansea, vindt men daarentegen de vergroening een buitenkans en gaat men enthousiast over naar e-bussen. Heidebloem hoopt zelfs het hoofdkwartier van Hansea naar Limburg te kunnen halen, in Lanaken. Zij zien veranderingen niet als problemen, maar als kansen waarmee ze het draagvlak bij de reizigers kunnen vergroten. Minister, die private partners moeten versneld extra kansen krijgen. De publieke opinie, die erop rekent dat u de vloot vergroent en die u daarop gaat afrekenen, vraagt u niet bij wie dat gerealiseerd zal zijn. Collega Bex zal de eerste zijn om het u te zeggen als hij het te weinig zal vinden. U moet gewoon gaan voor de resultaten.
De vraag om uitleg is afgehandeld.