Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
Mevrouw Segers heeft het woord.
De Vlaamse Regering gaf al in 2016 haar goedkeuring voor de lancering van het Kenniscentrum Cultuur- en Mediaparticipatie. Dat centrum bestond uit een consortium van alle vakgroepen communicatie en onderzoekscentra van alle Vlaamse universiteiten. Dat stond als eerste en enige in voor de uitbouw van beleidsrelevant onderzoek gericht op cultuur- en mediaparticipatie tot 2020. In 2019 verlengde de vorige Vlaamse Regering de beheersovereenkomst met drie jaar, tot 30 september 2022. Die deadline komt natuurlijk aardig in de buurt. Ondertussen vernemen we dat de Vlaamse Regering beslist heeft om de samenwerking voor het luik media niet opnieuw te vernieuwen. Er wordt op dit moment wel gewerkt aan de nieuwe invulling van een nieuw Vlaams kenniscentrum voor mediaonderzoek, zoals u al een paar keer aangekondigd hebt.
Naar aanleiding van die beslissing kwam de Sectorraad Media van de Strategische Adviesraad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media (SARC) op 30 maart samen en formuleerde ook daarover een advies. De raad formuleert enkele aandachtspunten en bedenkingen bij de invulling van het nieuwe kenniscentrum en de onderzoeksprioriteiten.
Ten eerste wil de raad dat het nieuwe centrum aandacht heeft voor longitudinaal onderzoek, dat met een grotere frequentie moet gebeuren dan de huidige vierjaarlijkse survey. Tevens is de raad van mening dat de invulling van die longitudinaliteit voldoende complementair moet zijn aan bestaande kwantitatieve instrumenten en dat er samengewerkt kan worden met verschillende andere partijen.
Ten tweede benadrukt de sectorraad het blijvend belang van transversaal onderzoek, waarbij links moeten worden gelegd met andere domeinen en met attitudes van mensen.
Ten derde oordeelt de raad dat het kenniscentrum expliciet beleidsgericht moet kunnen werken. Daarbij moet er aandacht gaan naar onderzoeksvragen met beleidsrelevantie en duidelijke maatschappelijke impact op korte termijn. Dat was trouwens al het geval in het vorige centrum, waar er korte onderzoeken in functie van beleidsprioriteiten werden uitgeschreven.
Vervolgens vindt de sectorraad dat er blijvende aandacht moet gaan naar onderzoek naar het mediapubliek, aangezien er in Vlaanderen geen publieksverenigingen zijn die zich specifiek verenigen rond audiovisuele media, zoals bijvoorbeeld de Britse filmclubs en er tot op heden geen sprake is van een adequate maatschappelijke representatie van de bevolking in de media. Daarnaast wordt momenteel het begrip ‘participatie’ volgens de sectorraad te eng afgebakend, waardoor er kansen worden gemist.
Ten slotte oordeelt de sectorraad dat het belangrijk is om de expertise van de stakeholders en diverse spelers in het gevarieerde mediaveld voldoende te betrekken bij het opstellen van de onderzoeksagenda. De sectorraad hamert erop dat er uiteraard voldoende middelen moeten staan tegenover die grote ambities, zodat er voldoende kwalitatief personeel is.
Minister, kunt u mij een stand van zaken geven van de oprichting van dat nieuw Vlaams kenniscentrum voor mediaonderzoek?
Hoe evalueert u de werking van het huidige kenniscentrum in globo? En hoe evalueert u de werking van het kenniscentrum meer bepaald met betrekking tot het luik media?
Welke argumentatie heeft u ertoe gebracht om de beslissing om de samenwerking op het vlak van media met het Kenniscentrum Cultuur- en Mediaparticipatie niet meer verder te zetten? Wat zal de verdere toekomst en invulling van het centrum zijn?
Wat is uw appreciatie met betrekking tot de bemerkingen en de aandachtspunten die de Sectorraad Media van de SARC naar voren schuift? Op welke manier zult u het advies meenemen in uw concreet beleid?
Op welke manier gaat u bij de uitwerking van het kenniscentrum rekening houden met de specifieke aandachtspunten van dat advies?
Welk budget voorziet u voor het nieuwe kenniscentrum? Welk aantal voltijdequivalenten (vte’s) zou daarmee mogelijk zijn?
Minister Dalle heeft het woord.
Ik wil eerst opmerken dat de vraag over het kenniscentrum ook breder peilt naar de manier waarop vorm wordt gegeven aan beleid. Op dat vlak kan ik u bevestigen – en ik ben ervan overtuigd dat dit ook uw standpunt is – dat het steeds belangrijk is om beleid te baseren op feiten, data en wetenschappelijk onderzoek. Zo’n kenniscentrum kan daar natuurlijk een centrale rol in spelen. Vandaar dat ik daar ook bijzonder veel belang aan hecht.
Als bevoegde ministers hebben minister-president Jambon en ikzelf beslist om de huidige werking van het Kenniscentrum Cultuur- en Mediaparticipatie te verlengen tot eind 2022. Dit laat toe om de analyses van de participatiesurvey af te maken. Door de coronacrisis moest de afname van die survey immers meermaals worden stopgezet.
Mijn administratie finaliseert momenteel een oproep tot kandidaatstelling, die wellicht nog voor de zomer kan worden gelanceerd. Dat is vandaag toch de ambitie. Het nieuwe kenniscentrum mediaonderzoek, zoals u dat zo mooi zegt, zou dan vanaf 1 januari 2023 van start kunnen gaan.
Wat de evaluatie betreft, is het zo dat in het kader van het aflopen van de huidige beheersovereenkomst een evaluatie werd besteld, die werd uitgevoerd door IDEA Consult. Deze evaluatie benoemt een aantal positieve punten, maar legt toch ook een aantal zwakke punten bloot. De sterke punten zijn de wetenschappelijke kwaliteit van het geleverde onderzoek, de complementariteit van de betrokken onderzoeksgroepen, en de participatiesurvey – die dus nog afgerond moet worden – als een waardevolle longitudinale databron voor het beleidsdomein. Maar zoals gezegd, waren er toch ook een aantal vrij fundamentele pijnpunten. Ik denk dan aan de geringe beleidsinbedding, het te weinig afstemmen en uitwisselen met de sector, een beperkte meerwaarde ook voor de verschillende beleidsdomeinen en de onduidelijke positie voor het beleidsdomein Media.
De studie gaat ook in op de problemen die specifiek met de participatiesurvey gepaard gaan. Een aantal factoren – denk aan de coronacrisis, maar ook aan de relatief recent vernieuwde General Data Protection Regulation (GDPR) – zorgden ervoor dat de participatiesurvey veel vertraging opliep. De laatste survey dateert van 2014, de volgende zal pas eind dit jaar worden opgeleverd. Daarbij komt ook nog het sterk veranderende medialandschap, waardoor een vijfjaarlijkse bevraging onvoldoende de trends en tendensen op een adequate manier kan vatten.
Wat de toekomst en de invulling betreft van dit centrum kan ik het volgende zeggen. Het is zo dat het absoluut mijn overtuiging is dat het nieuwe initiatief nauwer moet aansluiten bij de kennisnoden van het mediabeleid. In de evaluatie geven de onderzoekers al een idee van hoe het toekomstige kenniscentrum er zou kunnen uitzien. Ik zal even citeren, want het is interessant en revelerend.
Ze zeggen: “Het zou goed zijn voor een toekomstig Kenniscentrum een aanvullende onderzoekstaak/-opdracht te definiëren die specifiek gericht is op het mediadomein, die in samenwerking met spelers in de sector kan worden vormgegeven. (…) De periodieke publieks-bevraging of de media-vertrouwensbarometer die de studiedienst van de VRT uitvoert, bieden mogelijke aanknopingspunten om tot onderzoekssamenwerking te komen (onderzoeksgroep SMIT (VUB) doet in het kader van het Reuters Digital News Report zelf ook onderzoek naar mediavertrouwen in internationaal vergelijkend perspectief).” Dit geeft al een idee van de richting die we zouden kunnen uitgaan.
Het is uiteraard zo dat mijn departement en kabinet het advies van de SARC grondig hebben doorgenomen. Veel van de bemerkingen en aandachtspunten sluiten goed aan bij de krijtlijnen die momenteel worden uitgewerkt. We houden dus zeker rekening met dit advies bij de verdere uitwerking.
Budgetten vormen altijd een moeilijke vraag. Ik heb niet de gewoonte om erover te communiceren wanneer die nog niet zijn vastgelegd. De Vlaamse Regering moet haar goedkeuring nog hechten aan het voorstel van oproep. In elk geval kunt u erop rekenen dat ik daar voldoende aandacht aan geef en dat ik daar ook op budgettair vlak de nodige consequenties aan zal verbinden.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Bedankt voor uw antwoord. Het is dubbel. Enerzijds vind ik het enorm positief dat er echt opnieuw een kenniscentrum rond media kan komen – een kenniscentrum dat voor heel wat uitdagingen zal komen te staan om te onderzoeken. U sprak over vertrouwen. Er is niet alleen de kwestie van onafhankelijkheid van journalistiek, het vertrouwen in journalisten, maar er is bijvoorbeeld ook een recent fenomeen als toenemend geweld tegen journalisten. Er is het aspect van participatie. Er is heel wat onderzoekswerk op het vlak van hoe we omgaan met en hoe we onze burgers wapenen tegen fake news. En daar zal er natuurlijk ook een link zijn met het centrum Mediawijs, dat dan vooral tools zal ontwikkelen. Het is dus zeer belangrijk dat we dat sectorbreed krijgen. U weet dat ik hier sinds het begin van de legislatuur al op hamer, maar we hebben dat nodig. Er is ook de monitoring die bij het Elektronisch Nieuwsarchief (ENA) gebeurt, en zo verder. Er is daar dus heel wat werk op de plank.
Anderzijds is het stoppen van het centrum dat het participatieonderzoek deed rond cultuur en media natuurlijk wel een trieste zaak, in die zin dat we die eerste participatiestudie in 2003 hebben gedaan, en dat hebben herhaald in 2008, dan in 2014, en nu in 2020. De eerste ging alleen over cultuur, en bij de tweede was er ook een batterij mediavragen. Maar we hadden toen maar 8 van de 60 minuten om die mediavragen te stellen. Dat longitudinaal onderzoek is zo essentieel. Als je ziet dat bijvoorbeeld Nederland, met het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP), al van in de jaren 70 systematisch om de 4 jaar cultuur- en mediaparticipatie onderzoekt onder de Nederlanders, dan heb je ondertussen 40 tot 50 jaar aan resultaten. En dan kun je echt longitudinaal effecten gaan meten van iets als bijvoorbeeld cultuurparticipatie. Inzetten op cultuurparticipatie, dat is iets longitudinaals. Het is niet zo dat je van de ene op de andere dag de resultaten ervan ziet. Die longitudinaliteit is dus superbelangrijk.
Dat botst natuurlijk ook altijd met het feit dat je je vragenlijsten wel altijd moet aanpassen. Want er zijn altijd nieuwe media, er zijn altijd nieuwe fenomenen. In de eerste vragenlijst, in 2003, was er de vraag of men een gsm heeft. Technologieën veranderen natuurlijk heel snel.
Ik ben blij te horen dat u een goed, stevig kenniscentrum wilt, waar u voldoende middelen voor zult uittrekken, met een voldoende ruime opdracht. Maar het zou mij bijzonder triest maken, mochten we die participatiesurvey nu stoppen in 2020, waardoor we maar een tijdspanne hebben van zeventien jaar.
Mevrouw Van Werde heeft het woord.
Ik heb een heel korte vraag, minister. Wat mij vooral benieuwt, is hoe u dat nieuwe kenniscentrum mediaparticipatie wilt aanwijzen. Wordt dat een beautycontest? Wordt dat een openbare aanbesteding? Bedankt.
Minister Dalle heeft het woord.
Wat het longitudinale aspect betreft: ik ga uiteraard helemaal akkoord dat dat belangrijk is, mevrouw Segers. Ik merk ook wel in uw opmerking – en dat kwam ook al voor in mijn toelichting over de evaluatie – dat er toch ook wel een verschil is tussen wat er op het vlak van cultuurparticipatie en op het vlak van mediaparticipatie is gebeurd. We hebben ook heel wat specifieke onderzoeken die relevant zijn voor het mediadomein en die daar ook over gaan. Er was recent nog de Digimeter. Dat waren heel interessante data over mediagebruik, sociale media en dergelijke meer, smartphones, en het gebruik daarvan in aantal minuten. Dus dat is ook wel wat verschillend.
Collega Van Werde, wat de methodiek betreft, over hoe we gaan werken: dat is iets wat uiteraard nog geconcretiseerd moet worden. Met een beautycontest hebben we recente ervaringen, maar we zullen goed bekijken hoe dat op een positieve manier kan gebeuren, zoals steeds. Bedankt.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Inderdaad, we hebben nu de Digimeter. De Digimeter meet het gebruik van technologieën, vooral op kwantitatieve manieren. Terwijl in de participatiesurvey, precies door media en cultuur met elkaar te verbinden, je veel dieper kon gaan, en zeker nu in het licht van corona, waar mensen cultuur ook digitaal hebben beleefd. Dus die vermengingen zijn daar. Ik zie het een wel los van het ander. Ik zou dus nog eens willen oproepen om aan die participatiesurvey die we in 2003 zijn gestart, continuïteit te geven. Maar misschien moet ik dat ook nog eens aan de minister van Cultuur vragen, of van Innovatie. Maar u hebt alvast mijn boodschap meegekregen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.