Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
Mevrouw Partyka heeft het woord.
Mijn vraag gaat over twee zaken. Het gaat over het nieuwe inburgeringstraject dat in werking is getreden, met uitzondering van enkele deelaspecten. Over een van die deelaspecten wil ik het hebben, namelijk die vierde pijler. Daarvoor werden samen met het Europees Fonds voor Asiel, Migratie en Integratie (AMIF) een aantal proeftuinen opgestart. Die vierde pijler is heel belangrijk, en ik denk ook dat dat toch voor een stuk het paradepaardje is van het nieuwe inburgeringsbeleid. We kunnen daar veel uit leren. Dat is een eerste luik van de vraag.
Een tweede luik gaat over de geïntegreerde intake tussen het Agentschap Integratie en Inburgering (AgII), VDAB, en het lokale bestuur of het OCMW. Er werd aangegeven dat daar ook proeftuinen over zullen worden georganiseerd.
Hoe zit het met de tussentijdse evaluatie van die vierde pijler? Hoe staat het daar met de gesprekken met het Agentschap Integratie en Inburgering en de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG)?
Een tweede vraag is of en hoe die proeftuinen geïntegreerde intake zullen plaatsvinden. Want ik denk dat we met Oekraïne nu echt gezien hebben dat daar heel grote winsten uit te halen zijn, als we daar binnen onze eigen bevoegdheden meer gestroomlijnd mee aan de slag gaan.
Minister Somers heeft het woord.
Het Onderzoeksinstituut voor Arbeid en Samenleving (HIVA) heeft een paar weken geleden een tussentijds evaluatierapport opgeleverd. Daaruit blijkt dat de buddywerkingen het meest succesvol zijn, dat er ook heel wat proeftuinen zijn die inzetten op vrijwilligerswerk en dat er minder wordt ingezet op kennismakingsstages.
Wat zijn de belangrijkste vaststellingen inzake buddywerkingen? Naast de grote interesse van inburgeraars loopt ook de rekrutering van buddy’s vlot. Vaak zijn er op dit moment meer buddy’s dan dat er nieuwkomers zijn. Dat is een probleem. Dat is geen uitnodiging voor meer nieuwkomers, maar het is wel een fantastische vaststelling van de manier waarop Vlamingen zich willen engageren. Initieel zag men het minimum van veertig uur als een mogelijk probleem, maar deze vrees lijkt deels ongegrond.
De meeste proeftuinen ontwikkelden een buddyproject waarbij de duo’s zes à acht maanden minimaal twee keer per maand afspreken. Vaak wordt dit contact aangevuld met groepsactiviteiten voor de duo’s. De buddytrajecten zijn een goed antwoord voor kandidaten die op zoek zijn naar oefenkansen Nederlands. Deze groep lijkt vrij groot te zijn. Ook voor kandidaten die weinig tijd hebben, stelt men vast dat een buddytraject voordelen biedt omdat het de nodige flexibiliteit toelaat. Als een van de twee verhinderd is, kan men zich aanpassen.
Wat het vrijwilligerswerk betreft, is het een uitdaging om voldoende vrijwilligersplaatsen te vinden. Projecten met een innovatieve insteek zijn wel succesvol. Zo blijkt de aanpak van Refu Interim, waarbij minder formeel vrijwilligerswerk wordt aangeboden, een succes te zijn.
Dan kom ik tot de kennismakingsstages. Hier wordt minder op ingezet vanuit de proeftuinen. Een van de redenen daarvoor is dat er al heel wat initiatieven zijn en organisaties bestaan die stages aanbieden rond taal, opleiding en werk, zoals VDAB, de centra voor volwassenenonderwijs (CVO’s) en dergelijke meer. En er wordt vaak naar die initiatieven doorverwezen. Daarom doen die proeftuinen dat zelf niet meer; ze zeggen dat daar al iemand anders mee bezig is.
Interessant is ook om op te merken dat een groot deel van de proeftuinen inzet op een combinatie van de mogelijke trajecten via een keuzemenu. De inburgeraar kan dan activiteiten kiezen uit een menu van mogelijkheden om uiteindelijk tot een totaalpakket van veertig uur te komen.
Een aantal bevindingen die we verder meenemen bij de uitrol van de vierde pijler, zijn eerst en vooral duidelijkheid scheppen over wat er minimaal wordt verwacht van gemeenten. Ik denk dat het belangrijk is dat we dat duidelijk maken. Ten tweede moeten er minimale afspraken zijn over hoe de veertig uur bewezen moet worden. Ten derde moet men verder verduidelijken wat er onder het aanbod van de vierde pijler valt en wat niet. Want niet alles kan daaronder vallen.
De proeftuinen gaven ook aan dat de projecttermijn van achttien maanden te beperkt was door de vertragingen door corona. Daarom hebben we ook beslist om die nog zes maanden door te trekken, tot het einde van dit jaar.
Vanaf 1 januari 2023 zal de vierde pijler over heel Vlaanderen en Brussel gefinancierd worden met AMIF-middelen, Vlaamse en lokale cofinanciering. De nieuwe oproep zal rekening houden met de lessen uit de proeftuinen en de verwachtingen van de lokale besturen. De VVSG, het Agentschap Integratie en Inburgering en andere relevante actoren worden bij dit proces actief betrokken.
U vroeg of ik er al zicht op heb wanneer de proeftuinen voor de geïntegreerde intake zullen plaatsvinden. In 2022 zullen het Agentschap Integratie en Inburgering, VDAB, de lokale besturen, de OCMW’s en de VVSG het gezamenlijk intakegesprek via acht proeftuinen verder uitwerken. De proeftuinen worden verspreid over de provincies, dus over grote steden en ook kleinere gemeenten. Zo krijgen we een dwarsdoorsnede van het inburgeringslandschap en de verschillende samenwerkingen op het veld.
De proeftuinen hebben als doel de nieuwe derde pijler van het inburgeringstraject kwalitatief verder uit te werken. De doelstelling is uiteraard om na te gaan aan welke randvoorwaarden voldaan moet worden om inburgeraars zo goed als mogelijk toe te leiden naar de arbeidsmarkt.
De proeftuinen zitten nu in een opstartfase. Ten laatste begin juni zijn ze allemaal operationeel. Ik zal dat uiteraard samen met collega Crevits goed opvolgen, en we zullen het daar zeker nog verder over hebben, zowel in deze commissie als in de commissie van minister Crevits.
Hoe wordt ervoor gezorgd dat de doorstroming van de inburgeraar zo efficiënt mogelijk gebeurt in afwachting van die geïntegreerde intake? De proeftuinen richten zich op het opzetten van een geïntegreerde intake. Daarnaast is sinds 1 maart de reguliere operationalisering van de derde pijler van inburgering van start gegaan. In nauw overleg tussen VDAB en de agentschappen zijn op basis van de nieuwe regelgeving rol- en taakafspraken gemaakt. De doelstelling is om een efficiënte doorstroming van de inburgeraar naar VDAB te garanderen.
Mevrouw Partyka heeft het woord.
Bedankt. Ik moet het antwoord nog even opnieuw lezen, want het ging heel snel.
Ik denk dat dit echt heel belangrijk is, want het is een belangrijk nieuw luikje. Het is ook niet alleen belangrijk om onze nieuwkomers zo goed en zo snel mogelijk te integreren. Dat is één zaak. Maar ik denk dat het ook vanuit bestuurlijk oogpunt, voor onze overheidsadministratie, een belangrijke oefening is om zo efficiënt mogelijk om te gaan met overheidsmiddelen, en om efficiënter te werken, ook op dit gebied.
Mevrouw Sminate heeft het woord.
Bedankt voor deze belangrijke vraag, want het is inderdaad een belangrijk thema. Het is natuurlijk één ding om de mensen die hier toekomen Nederlands te leren. Dat is enorm belangrijk, en u weet dat wij dat als een prioriteit beschouwen. En we moeten hen ook de basiswaarden en -normen van onze samenleving aanleren. Maar we zien nadien toch ook nog dat het hen vaak ontbreekt aan die sociale contacten om echt te ervaren hoe het is om in onze Vlaamse samenleving mee te draaien. Dus ik vind dat een heel waardevol punt.
Het is iets dat binnenkort wordt uitgerold, en uiteraard hebben wij heel veel vertrouwen in de lokale besturen. Maar ik heb er ook heel wat gesprekken over gehad met lokale bestuurders die zich toch ook wel nog vragen stellen bij hoe zij hier nu concreet op zullen worden voorbereid. Het is iets zeer nieuws voor lokale bestuurders, en ik vraag mij af welke initiatieven er al genomen zijn om die lokale besturen nog beter voor te bereiden op de taak die hen te wachten staat.
Ten tweede moet er natuurlijk een minimum van kwaliteit geboden worden. Daar bent u het uiteraard ook mee eens, denk ik. Minister, hoe ziet u de kwaliteitscontrole op die vierde pijler? Hoe gaat u dat organiseren?
Minister Somers heeft het woord.
Het is inderdaad een heel nieuw en een belangrijk traject. Ik denk dat dat een aanvulling is op ons inburgeringstraject dat we al hadden, dat echt innoverend is, en waar ook tot in het buitenland echt veel interesse in is. Ik geloof er zelf heel sterk in. Ik denk dat het belangrijk is om mensen een netwerk te geven, maar dit is voor mij ook een hefboom om segregatie tegen te gaan. Want door deze vierde pijler kom je in contact met Vlamingen, of mensen met een andere achtergrond, en leer je die niet alleen theoretisch kennen, maar leer je ze ook in het echte leven kennen.
Vaak komen die mensen bij elkaar thuis, binnen de intimiteit van de eigen woning. Dat zijn allemaal belangrijke dingen waardoor mensen sneller een plaats vinden in onze samenleving. En daardoor worden we een gedeelde gemeenschap. We zeggen vaak dat we één gemeenschap willen zijn in al haar diversiteit. Ik denk dat dit een sleutelproject is om te proberen dat te realiseren.
Ik heb daarbij twee zaken. Voor lokale besturen is dat nieuw. We zijn met die proeftuinen begonnen om te leren. En dat leerproces uit het rapport van HIVA blijkt zeer positief te zijn. Er zijn echt voldoende vrijwilligers om dat te doen. Ik had er zelf altijd vertrouwen in dat dat zo zou zijn. Wij gaan dan via webinars en andere kanalen die ervaringen en de vragen van de lokale besturen verder uitrollen.
Die kwaliteitscontrole is heel belangrijk, en die zal gebeuren door het Agentschap Integratie en Inburgering. Het is niet het lokale bestuur dat zelf die kwaliteitscontrole doet; we willen daar een soort van gestandaardiseerde kwaliteitscontrole op doen. Daarom hebben we nu ook die minimumvoorwaarden. Want door die proeftuinen leer je natuurlijk een aantal zaken. Het is niet voldoende dat mensen bij wijze van spreken zeggen dat ze met elkaar hebben afgesproken om Nederlands te praten. Die veertig uren moeten ook effectief worden gerealiseerd.
We gaan dat niet op een verkrampte manier doen. Dat is ook een groeiproces, en vaak spreken die mensen veel meer dan veertig uur met elkaar. Maar daar moet een zekere controle zijn. We moeten duidelijk maken wat nu binnen en buiten die veertig uren valt. Hoe zien we dat? Dat wordt een beetje verder verfijnd, op basis van wat we nu leren. Maar de kwaliteitscontrole zal gebeuren door het agentschap.
Er is een tussentijdse evaluatie, en die zal ontsloten worden. Zodra die ontsloten wordt, zullen we ook een seintje geven.
Mevrouw Partyka heeft het woord.
We gaan dit verder opvolgen. Ik denk dat dat interessant is, en ook de aanpak is uiteraard goed, met die minimumvoorwaarden. Zoals gewoonlijk zal dit een uitdaging zijn voor het lokale bestuur, en daarom denk ik dat het een belangrijke discussie is. Ook bij die geïntegreerde intake moeten we bijvoorbeeld de Vlaamse bevoegdheden betrekken, om dat hele proces efficiënter te maken. Er moet een betere inzet van overheidsmiddelen komen. En het moet ook gemakkelijker worden voor diegenen aan de andere kant: de burger, nieuwkomer of niet. Die moet efficiënter geholpen kunnen worden.
De vraag om uitleg is afgehandeld.