Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
We hebben het hier vanmorgen nog over gehad in de discussie over de werkgelegenheidsconferentie: hoe kunnen we onze activiteitsgraad opkrikken? In deze commissie zijn we vaak geneigd – en dat is ook normaal – om te focussen op de strikte arbeidsmarktmaatregelen, maar er is natuurlijk ook heel veel flankerend beleid nodig om meer mensen naar die gewenste activiteitsgraad van 80 procent te leiden.
Kinderopvang- en mobiliteitsinvesteringen zijn de twee belangrijkste investeringen, maar een aantal weken geleden opende de minister van Welzijn, Wouter Beke, het debat over de kinderopvang in Vlaanderen. Hij wilde met een open geest nadenken over de toekomst van de kinderopvang – daarin zijn wij alvast bondgenoten – en hij wierp daarbij de vraag op of we het ouderschapsverlof niet beter zouden concentreren op de eerste drie jaar. De eerste drie levensjaren zijn immers cruciaal voor de goede ontwikkeling van het kind. Daarnaast zou dit wat druk wegnemen bij de kinderopvang, die met een tekort aan personeel kampt.
In heel wat onderzoek is men het erover eens dat kwalitatieve en flexibele kinderopvang cruciaal is om werk en gezin te combineren. Een betere kinderopvang en een beter evenwicht tussen werk en gezin zijn cruciaal, ook om burn-outs te voorkomen. We streven met zijn allen naar een werkgelegenheidsgraad van 80 procent. De Vlaamse Regering kijkt daarvoor ook naar mensen die nu niet actief zijn. Dat zijn vaak mensen die momenteel zorgtaken op zich nemen zoals thuiswerkende ouders of alleenstaande ouders. Een betere kinderopvang en een goed ouderschapsverlofstelsel zouden cruciale hefbomen zijn om ook hen te activeren.
Minister, welke impact zou een beperking van het ouderschapsverlof tot de eerste drie levensjaren kunnen hebben op de werkzaamheidsgraad en het aantal mensen die uitvallen met een burn-out?
Overlegt u met de minister van Welzijn over een betere en flexibele kinderopvang met het oog op het activeren van mensen?
De uitkering die men krijgt bij ouderschapsverlof is voor veel gezinnen te laag om rond te komen. Daardoor wordt het ouderschapsverlof vaak ook niet opgenomen, in het bijzonder door ouders die zouden kunnen worden geactiveerd. Zult u bijkomend inzetten op de aanmoedigingspremie om dit probleem aan te pakken?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega Gennez, ik dank u voor uw vragen. Ik bekijk de kinderopvang vanuit mijn bevoegdheden op twee manieren.
Enerzijds is het niet-hebben van kwalitatieve en flexibele opvang voor de kinderen een gekende drempel voor mensen om niet deel te nemen aan de arbeidsmarkt. We ondersteunen daarom financieel cursisten die een opleiding of een individuele beroepsopleiding (IBO) volgen. De kosten voor kinderopvang worden terugbetaald door VDAB. In 2021 heeft VDAB voor een totaalbedrag van 2,5 miljoen euro maandelijks gemiddeld een zeshonderdtal cursisten kunnen ondersteunen. Dat is toch een zeer aanzienlijk bedrag.
Werkzoekenden met een kinderopvangnood helpen we door te verwijzen naar een lokaal loket kinderopvang of het Huis van het Kind of door actief mee te zoeken naar opvanginitiatieven in de buurt of binnen het sociaal netwerk van de ouders. VDAB en partners gaan steeds op zoek naar een oplossing op maat.
Anderzijds is het beroep van begeleider in de kinderopvang een knelpuntberoep, net zoals verschillende andere beroepen in de ruime zorg- en welzijnssector. Het is een enorme uitdaging waar we voor staan om voldoende gekwalificeerde mensen te werk te stellen in de kinderopvang in Vlaanderen. Ook daar zet ik op in.
Ik heb in 2021 de ambitie uitgesproken om minstens 1300 nieuwe krachten naar de kinderopvang op te leiden vanuit VDAB/ESF (Europees Sociaal Fonds) gedurende de komende 2 jaar. Ondertussen zijn al een 600-tal cursisten in een regulier traject bij VDAB gestart en een 200-tal worden via een ESF-project vanuit de positie van kwetsbare werkzoekende of niet-beroepsactieve opgeleid tot de functie van kinderbegeleider. Dat aantal zal dit jaar nog stijgen en hopelijk verdubbelen. Ik vind dat hoopvolle cijfers. Het lukt dus om via dat kanaal ook kwetsbare mensen naar de sector toe te leiden.
Daarnaast zijn er ook tal van aanvullende regionale initiatieven om de instroom in de kinderopvang te verhogen. Zo is onlangs ook een vooropleiding voor anderstaligen opgemaakt en zetten we maximaal in op het beantwoorden aan specifieke regionale noden. Zo was er vorige maand in Roeselare een jobmatchingevent voor de afgestudeerde cursisten. Er volgen ook gelijkaardige events in andere regio’s. Het is immers van groot belang dat wanneer mensen een opleiding volgen, ze onmiddellijk aan de slag kunnen gaan. Anders raken ze gedemotiveerd.
VDAB heeft ook een vrij goed invullingspercentage wat de vacatures voor kinderbegeleider betreft. Dat ligt boven 70 procent. Vacatures in gedeeld beheer, waarbij VDAB dus expliciete ondersteuning geeft, worden gemiddeld binnen de 49 dagen ingevuld. We zetten hier duidelijk op in.
We hebben het vanmorgen inderdaad gehad over de 80 procent werkzaamheidsgraad. Ik denk dat we ook veel huismoeders en -vaders moeten kunnen verleiden om aan het werk te gaan wanneer de juiste opvangmogelijkheden voor hun kinderen beschikbaar zijn, passend bij hun voorkeuren. Voor velen zal die oplossing wellicht bestaan uit een combinatie van toegankelijke kinderopvang en voldoende tijd om zelf bij de kinderen te kunnen blijven, via deeltijds werk of via ouderschapsverlof. Daarover ging het trouwens ook op de werkgelegenheidsconferentie voorbije dinsdag, collega Gennez.
Ik stel vast dat voor sommige mensen de stap naar voltijds werk te groot is, al zeker voor mensen die lange tijd met hun kinderen thuis zijn geweest. Misschien moeten we in dat opzicht ook wat appreciatie hebben voor de mogelijkheden die een deeltijdse job kan bieden.
Dus ja, ik overleg absoluut met de Vlaamse minister van Welzijn over het hebben van een voldoende kwalitatief en flexibel aanbod kinderopvang. We investeren ook enorm in de kinderopvang, nu al 120 miljoen euro voor bijkomende capaciteit en bijkomende kwaliteit. Op 1 april was er een overleg waar ik zelf ook bij was met een consortium van de kinderopvangsector en de Vlaamse Regering. Dat is ook op 1 april gebeurd.
Dat was dus een belangrijke dag, 1 april. Daar hebben we geluisterd naar de voorstellen om de kinderopvang te optimaliseren. Dat staat dus ook bij ons hoog op de prioriteitenkalender.
Ook binnen het VESOC-akkoord (Vlaams Economisch Sociaal Overlegcomité) ‘Alle hens aan dek’ was dit opgenomen als randvoorwaarde. Maar we moeten het vanuit een ruimer perspectief bekijken. Zelfs als ik hier honderden miljoenen uit de hoed zou toveren, hebben we de mensen niet. We moeten dus ook mensen opleiden. Het is echt een ketting die met heel kwetsbare schakels aan elkaar hangt.
Collega, in uw eerste vraag maakt u de koppeling tussen een beperking van het ouderschapsverlof en burn-outs. Het is evident dat de mogelijke stress van het combineren van werk en gezin niet verdwijnt als kinderen ouder zijn dan drie jaar. Ik wil nogmaals duidelijk maken dat geen haar op mijn hoofd eraan denkt om het ouderschapsverlof dat vandaag bestaat, te beperken tot de leeftijd van drie jaar. Mocht u daar twijfels over hebben, dan heb ik die bij dezen weggehaald. Ook tijdens de latere jaren kan het bijzonder nuttig zijn om gebruik te kunnen maken van het ouderschapsverlof. Omgekeerd zijn er ook geen studies, collega Gennez, die uitwijzen dat mensen die dat ouderschapsverlof al in de eerste drie levensjaren van hun kinderen opgenomen hebben, later een hoger risico op burn-out zouden hebben. Het is echt een persoonlijke, vrije keuze van mensen, rekening houdend met hun gezinssituatie op een bepaald moment. Ik vind dus dat de discussie over de impact van de combinatie van werk en gezin op de werkbaarheid, wat breder gevoerd moet worden. Ik plan trouwens ook geen enkele aanpassing aan de aanmoedigingspremies van het ouderschapsverlof.
Collega’s, er loopt wel nog een VIONA-onderzoek (Vlaams Interuniversitair Onderzoeksnetwerk Arbeidsmarktrapportering) tot midden volgend jaar over de kinderopvang en over het profiel van gebruikers en niet-gebruikers. Daarbij worden drempels in kaart gebracht voor niet-gebruikers om wat inzicht te krijgen in de impact van het gebruik van kinderopvang op de financiële situatie van gezinnen. Ik vind dat een superbelangrijk onderzoek dat de verdere discussie over de kinderopvang uiteraard nog zal voeden.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Het stelt mij gerust te horen dat u niet aan een beperking denkt tijdens de eerste drie levensjaren. We hebben dat debat ook al wel gevoerd in de plenaire vergadering. Ik denk dat het vooral belangrijk is dat we maatwerk leveren, dat ouderschapsverlof en kinderopvang maximaal hand in hand gaan. Vooruit is er voorstander van om het ouderschapsverlof uit te breiden tot een jaar per kind en om voldoende en kwaliteitsvolle – dat betekent: goed omkaderde – kinderopvangplaatsen te voorzien tot en met de instapleeftijd van tweeënhalf jaar.
Het recht op kinderopvang is voor ons essentieel. Een van de drempels waarover we vaak horen, is toch wel dat het niet of onvoldoende aantrekkelijk is om ouderschapsverlof op te nemen, omdat men gewoon financieel niet rondkomt. Ik houd dus nogmaals een pleidooi om de aanmoedigingspremie daarvoor opnieuw te verhogen. We denken dat dit in het belang is van de ontwikkeling van het kind, maar ook in het belang van onze arbeidsmarkt om op die manier ouderschapsverlof en kinderopvang maximaal op elkaar te kunnen afstemmen en ervoor te zorgen dat elk kind maximaal naar de crèche kan wanneer het nodig is en dat elke ouder maximaal aan het werk kan, ook als dat flexibel werk is.
Dat is volgens mij een tweede belangrijke drempel om aan te stippen: er is nog onvoldoende aanbod aan flexibele kinderopvang, zeker als je ouders wilt stimuleren om na hun zorgtaak op een bepaald moment toch aan de slag te gaan.
De vraag om uitleg is afgehandeld.