Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Vraag om uitleg over de nieuwe kunstenronde en de plaats van Limburg daarin
Vraag om uitleg over een noodzakelijke budgetverhoging voor een toekomstbestendige kunstensector
Verslag
Mevrouw Segers heeft het woord.
Dit is een vraag die samen met die van de collega’s vorige week is uitgesteld, maar eigenlijk toch op het goede moment komt, omdat afgelopen maandag, 28 maart 2022, alle kunstorganisaties hun preadvies hebben gekregen. Dat heeft tot ongelooflijk veel consternatie geleid, veel blijdschap toch ook, maar men is heel bezorgd.
Op 21 april 2021 werd de fel bediscussieerde en fel bekritiseerde nieuwe aanpassing van het Kunstendecreet goedgekeurd in de plenaire vergadering van het Vlaams Parlement. Maandag werd het harde werk van de commissies, allemaal samengesteld uit zeer competente mensen die ongelooflijk hard hun werk gedaan hebben, bekendgemaakt. Ze hebben zich in alle integriteit gebogen, binnen de bestaande budgetten, over de preadviezen. Nu blijkt dat er grote organisaties die zeer positief zijn beoordeeld, buiten budget vallen. Zij maken zich grote zorgen.
Het Overleg Kunstenoganisaties (oKo) had ook al aan de alarmbel getrokken. Ze hebben in hun standpunt, gepubliceerd op 18 februari 2022, gesteld dat er gewoon te weinig geld is. Zij berekenden dat er 38 miljoen euro extra nodig was om te investeren in de professionele kunsten. oKo merkte daarbij op dat tijdens de huidige en de vorige legislatuur, door de gebrekkige indexering en – zeker niet te vergeten – door corona, de kunstensector zwaar achteruit is gegaan.
Mijn oorspronkelijke vraag is gedateerd. Ik hou er nog één element van over en dat is het volgende. Bent u bereid – en u hebt zich daartoe al twee keer uitgesproken – een inspanningsverbintenis aan te gaan om binnen de Vlaamse Regering te zoeken naar extra middelen zodanig dat op zijn minst de organisaties die positief zijn beoordeeld binnen het budget – er zijn er ook een paar negatief, maar daar moeten we afgaan op het oordeel van de commissies – middelen krijgen? We moeten er toch voor zorgen geen gaten te slaan in ons sterke Vlaamse kunstenlandschap, dat internationaal zo geroemd is. We willen dat zo houden.
De heer Coenegrachts heeft het woord.
Minister-president, ook mijn vraag is natuurlijk een beetje ingehaald door de actualiteit. Het ging heel specifiek over de Limburgse context. Van de 294 dossiers die er in Vlaanderen zijn ingediend, komen er maar 11 uit Limburg. Dat is een oud zeer, die lage graad waarmee Limburgse organisaties indienen op dit Kunstendecreet. En daar had ik dan toch graag naar uw inzichten gepeild waarom Limburg op dat vlak achterblijft en of daar geen bijkomende inspanningen nodig zijn.
Wat we ondertussen wel weten, is dat de algemene balans van de beoordelingen globaal genomen niet zo heel negatief is. Ik denk dat door de samenwerking die er geweest is binnen de Limburgse kunstenorganisaties en de versterking van elkaar en elkaars dossiers, we relatief veel positieve beoordelingen hebben gezien in de commissies. Domper op de feestvreugde is natuurlijk wel de beoordeling van Z33. Het drama daarvan is dat net Z33 die trekkersrol heeft opgenomen om de cultuursector en de kwaliteit van de dossiers naar boven te trekken. Die trekkersrol lijkt zijn vruchten af te werpen, er staat resultaat tegenover. Het zou, minister-president, voor Limburg en voor de Limburgse cultuursector een drama zijn mocht die trekker niet meer in staat zijn die sector te dragen, die regio vooruit te stuwen en de kwaliteit van onze dossiers omhoog te duwen.
Daarom toch een vrij passioneel pleidooi om voor Z33 een extra inspanning te doen richting de definitieve beslissingen. Limburg kan niet zonder zo’n trekker.
Ook mijn vraag was vorige week ingediend, nog voor de bekendmaking van de resultaten van de subsidiëringsronde. Mijn vraag ging over een noodzakelijke budgetverhoging voor een toekomstige kunstensector.
De voorbije weken hoorden we een aantal noodkreten uit de sector wat betreft de financiering van culturele organisaties binnen het Kunstendecreet. Door de opeenvolgende niet- of slechts gedeeltelijke indexeringen van de middelen verloor de sector de voorbije jaren al veel koopkracht. Vandaag zijn er opnieuw die artikels over de inflatie. Die is gigantisch. Ik hoef er geen tekening bij te maken dat een niet-indexering inderdaad een ongelooflijke impact heeft.
Ook de budgetten die voorzien zijn binnen de nieuwe indienronde voor de werkingssubsidies betekenen opnieuw een reëel verlies voor de sector. Recent trok ook het Antwerps Kunstenoverleg (AKO) in een mail die tot bij ons kwam aan de alarmbel. De boodschap is telkens dezelfde: een verhoging van de middelen die voor de verschillende beoordelingscommissies werden voorzien, is noodzakelijk.
Voor een gemiddelde kunstenorganisatie vormen de Vlaamse subsidies 40 procent van hun inkomsten. Deze middelen functioneren als hefboom om 60 procent andere inkomsten te generen. Door de coronacrisis zijn de eigen inkomsten echter drastisch gedaald. Hierbij komt nu een extreme stijging van de energieprijzen en een algemene inflatie, wat de financiële kopzorgen van de sector alleen maar vergroot. Het Vlaamse kunstenlandschap is een divers en fijnmazig ecosysteem van kleine, middelgrote en grote organisaties waar men ons in het buitenland om benijdt. De Vlaamse kunstenorganisaties leveren uitmuntend talent, dat op internationale podia schittert. Hierin snoeien heeft zowel impact op het lokale, nationale als internationale kunstenaanbod. De sector staat op een belangrijk kruispunt, en u hebt, als minister, de sleutel in handen om het voortbestaan van onze bloeiende kunstpraktijken te garanderen.
Ook vele kunstenorganisaties en leden uit de beoordelingscommissies kaartten het toekomstige tekort aan middelen aan. We stelden in deze commissie al eerder de vragen over de indienronde waarvan de beoordelingen nu lopen, en dus al afgelopen zijn, en vragen nu opnieuw naar uw engagement, minister-president.
Wij pleiten voor een herstel van de koopkracht en een investering in de toekomst van de sector. Dat kan, met minimaal 38 miljoen euro of 0,07 procent van de uitgavenbegroting van de Vlaamse overheid in 2022, voor de kunstenorganisaties die Vlaanderen en Brussel rijk zijn. Voeg dit toe aan het startbedrag van de disciplinaire beoordelingscommissie en aan de landschapscommissie. Dan pas kan een artistiek hoogstaand aanbod gerealiseerd worden, in binnen- en buitenland.
Minister-president, bent u op de hoogte van de verschillende noodkreten, en meer bepaald ook die van het AKO?
Erkent u de aangekaarte knelpunten?
U beloofde om bij de begrotingswijziging de budgetten te herbekijken, maar bent u ook bereid om op korte termijn toch budgettaire maatregelen te nemen om minderinkomsten, inflatie en hogere uitgaven te compenseren?
Wachten op gesprekken bij de begrotingswijziging zorgt voor een lange periode van onzekerheid voor Antwerpse en uiteraard ook voor andere culturele organisaties. Kan er toch niet vroeger perspectief geboden worden?
Minister-president Jambon heeft het woord.
Dank u wel, collega’s. De vragen gaan min of meer in dezelfde richting.
Ik ben inderdaad op de hoogte gesteld van de vragen van het AKO. Ze sluiten heel nauw aan bij wat oKo is komen vertellen. Dat is dus niets nieuws. Ik ben daarover met oKo in gesprek gegaan. Zoals al dikwijls in deze commissie aangegeven, erken ik natuurlijk dat de voorbije periode niet gemakkelijk was voor de kunstensector.
We hebben vanuit de verschillende overheden in dit land heel wat gedaan om ondersteunend te werken. Ik verwijs hiervoor naar de studie van Graydon die hier een aantal weken geleden in de commissie naar voren is gebracht. Die studie toonde aan dat de doelstellingen van ons crisisbeleid in grote mate zijn bereikt.
Net als bij vorige aanvraagrondes in het kader van het Kunstendecreet wordt er aanzienlijk meer gevraagd dan er beschikbaar is. Dat is een klassieker. Dat is enerzijds eigen aan het maken van ambitieuze plannen, wat dan dikwijls is gekoppeld aan meervragen wat de subsidie betreft. Anderzijds kloppen bij elke nieuwe meerjarige aanvraagronde een aantal nieuwe aanvragers aan – 87 in deze ronde –, en ook dit zorgt natuurlijk voor een hogere vraag om subsidies. Het Kunstendecreet is, zoals u weet, een open decreet, waarbij alle professionele kunstenorganisaties een aanvraag kunnen en mogen indienen.
Dat het gevraagde bedrag hoger is dan het beschikbare, is dus op zich geen nieuw gegeven. De verhouding ligt in dezelfde lijn als bij de vorige aanvraagronde. Ik kan op dit moment dus enkel besluiten dat er nu, in deze fase van de procedure, door de beoordelingscommissies en straks door de landschapscommissie, en in de laatste fase door de Vlaamse Regering, keuzes zullen moeten worden gemaakt.
Ik heb hier al een aantal keren aangegeven, en ik wil hier vandaag herhalen, dat ik wel besef dat wij geen besparingen moeten doorvoeren op het Kunstendecreet – dat is al een goede zaak, in tegenstelling tot ongeveer alle departementen van de Vlaamse overheid – maar dat het wel verantwoord is om de middelen voor het Kunstendecreet te verhogen en dat ik mij daarvoor wil inzetten. Ik heb dat bij het event van oKo een paar weken geleden ook al eens herhaald. Ik heb dus een inspanningsverbintenis aangegaan, ook met oKo. Dat is geen resultaatsverbintenis.
Voor eind juni moeten wij duidelijkheid bieden aan de kunstenorganisaties. U kunt mij nu nog iedere week hierover vragen stellen. Ik zal ze met heel veel genoegen beantwoorden, maar het zal telkens hetzelfde antwoord zijn. Laat mij mijn job doen. Ik heb mij ertoe verbonden om de inspanningen te leveren. We zullen zien dat we daar op een fatsoenlijke manier mee kunnen landen.
Mevrouw Meuleman, de begrotingscontroles tussen nu en eind juni zullen begrotingscontroles light zijn. Er zullen geen meervragen gevalideerd worden, dus ook niet vanuit Cultuur. Ik zal mijn uiterste best doen om de beschikbare middelen voor het Kunstendecreet tegen 30 juni omhoog te krijgen. U begrijpt dat ik mij nu niet op bedragen zal vastpinnen. Ik begrijp dat u die vragen stelt. Ik zou ze ook stellen indien ik daar zou zitten.
Mijnheer Coenegrachts, ik stel net zoals u vast dat er een relatief klein aantal Limburgse organisaties een aanvraag voor een werkingssubsidie hebben ingediend. Het is niet eenvoudig om de vinger te leggen op de oorzaken hiervan. Vroeger was er een Limburgplan, dat tot 2020 liep. U hebt gelijk: Z33 heeft daarin een trekkersrol gespeeld. Maar om echt de vinger op de wonde te leggen waarom er niet meer dossiers worden ingediend? Ik zou hier een groot staatsman kunnen citeren: ‘You can lead a horse to water but you can’t make it drink.’
Ik denk dat er echt veel inspanningen worden geleverd om ook in Limburg organisaties aan te zetten om dossiers in te dienen, maar ik stel samen met u vast dat dat maar in beperkte mate gebeurt. Het huidige beperkte aantal structureel ondersteunde organisaties zal hier mogelijk een rol spelen. Verder blijft ook het aantal organisaties dat een projectsubsidie aanvraagt, eerder aan de lage kant en staan er bijgevolg ook niet veel organisaties klaar om de overstap van een projectmatige naar een structurele ondersteuning te maken. Elf organisaties uit Limburg dienden een aanvraagdossier in. In de vorige ronde waren dat er veertien. Daarvan kregen er zeven een werkingssubsidie toegekend.
U pleit voor Z33. Dat kadert in ditzelfde ding. De organisaties hebben nu de gelegenheid om te repliceren op de eerste voorzet van de commissies. We zullen dat afwachten. Er is Z33, maar er zijn nog voorbeelden van ‘verrassende’ evaluaties, om het zo te zeggen. Die organisaties krijgen nu de gelegenheid om te repliceren en bijkomende argumenten aan te dragen. We zullen de commissies hun werk laten doen. Daarna is er nog de landschapscommissie die we hebben ingesteld. Zij zal de regionale spreiding en de spreiding over de sectoren heen in het oog houden. Het werk staat dus nog maar in de beginfase, zeker niet in de eindfase.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Minister-president, ik heb er alle begrip voor dat u op dit moment niet in al uw kaarten kunt laten kijken. Maar ik denk dat wij hier met de verschillende fracties zijn om u mee te ondersteunen bij uw pleidooi binnen de Vlaamse Regering om toch wel een en ander te kunnen rechtzetten. Vanuit Vooruit hebben wij geapprecieerd dat u geen besparingen doorvoert op Cultuur. Natuurlijk houdt de berekening van oKo wel in dat als men rekening houdt met inflatie en indexering, we ongeveer 9 miljoen euro tekortkomen. Ik hoop dat u op zijn minst dat zult kunnen rechtzetten.
Graydon stelde dat de cultuursector een gezonde sector is, die goed wordt gemanaged, die het goed doet. De organisaties hebben bij de indiening ook maar gemiddeld 5 procent meer gevraagd ten opzichte van de vorige ronde. Zij hebben zeker geen wilde bedragen gevraagd. Zij hebben zich heel realistisch opgesteld.
Ik verwacht op zijn minst dat we de positieve organisaties buiten budget zullen kunnen voortzetten. Want uiteraard, als dat er niet is, zullen die allemaal indienen bij de projectsubsidies. Ze zijn al positief geadviseerd. Dat zal in de feiten gewoon betekenen dat de kleinere, jongere spelers zullen worden weggeduwd uit die projectpot. Dat is niet het opzet van de projectmiddelen. U zegt altijd dat de kunstenaars centraal in uw beleid staan. We moeten ervoor zorgen dat niet het tegengestelde gebeurt.
Wat betreft de negatief geadviseerde organisaties, waarvan er toch wel veel de wenkbrauwen doen fronsen – Needcompany, Toneelhuis Antwerpen –: daar moeten we eerst de replieken afwachten. Ik volg u: de commissies zijn samengesteld uit competente mensen die in alle integriteit en grondigheid hun advies hebben gemaakt. Ik vrees dat dit een beetje strategisch is gebeurd, maar daar wachten we de replieken af. Kunt u nakijken wat dit zal impliceren, als die en die en die spelers wegvallen? Welke impact zal dit hebben op dat veld? Neem heel concreet Toneelhuis. Betekent dat dat we de Bourla zullen sluiten? Ik kan mij dat moeilijk voorstellen. Wat gaat u daarmee doen?
De heer Coenegrachts heeft het woord.
Minister-president, dat van het paard en het water is in de Belgische politiek ooit gebruikt door Johan Vande Lanotte. Ik ben verwonderd dat u hem een groot staatsman noemt. Maar bon, alle gekheid …
U hebt naar het Cultuurplan verwezen. Uw voorganger heeft, samen met de gedeputeerde Igor Philtjens, toen de provincie nog bevoegd was voor Cultuur … Ik denk dat dat Cultuurplan wel gewerkt heeft. We zien dat misschien niet in de kwantiteit van de dossiers, maar de eerste indruk is toch dat het met de kwaliteit van de dossiers beter gaat. Dat kan alleen maar leiden tot ronde per ronde meer en betere dossiers. Ik denk dat die kennis gebundeld is bij het Limburgs Kunstenoverleg en ter beschikking staat van wie ook wil indienen. Op lange termijn is dat een zeer goede evolutie.
Maar ik herhaal, minister-president: we hebben daar trekkers als Z33 voor nodig. Zij hebben daarin een zeer belangrijke rol gespeeld. Zij spelen die rol nog altijd. U hebt terecht verwezen naar het feit dat de Vlaamse Regering de laatste beslisser is en keuzes zal moeten maken. Ik herhaal hier nog een keer dat wij in Limburg niet kunnen zonder trekkers als Z33. Ik hoop dat u daar in de finale fase ook rekening mee zult houden.
Minister-president, ik heb ook een aantal bijkomende vragen.
Ik hoor dat in de brief die de organisaties kregen – of zij nu negatief of positief zijn buiten budget – stond dat ze moesten proberen bij ofwel de landschapscommissie ofwel het lokale bestuur om ervoor te zorgen dat er extra middelen worden vrijgemaakt. Dat lijkt wel een kwalijke tendens te zijn binnen deze Vlaamse Regering, om heel veel af te schuiven op de lokale besturen, waar er niet altijd zoveel middelen in overvloed zijn. Ook bij hen komen de extra kosten en de opeenvolgende crisissen hard aan.
Je zou nog kunnen zeggen dat je projectmatig een subsidie aanvraagt bij je lokale bestuur, maar dit gaat hier over structurele subsidies. Je kunt toch niet verwachten van een lokaal bestuur dat ze iets oppikken en dat ze structureel een bepaalde organisatie jaar na jaar subsidiëren. Ik vind dat op zich ook al een vreemde aanbeveling, waarmee we – collega's, ik weet niet wie van jullie lokaal actief is – wel wat problemen zullen krijgen, als plots al die organisaties die Vlaams gesubsidieerd worden gaan aankloppen bij hun lokaal bestuur en zeggen dat dit in de brief staat en ze verwachten dat de lokale besturen hen zullen subsidiëren. Ik vind dat dus eigenaardige communicatie.
Ik weet niet of het een tendens is, maar je ziet dat bijvoorbeeld bij muziekclubs kleinere regionale of meer landelijke spelers eruit vallen, maar dat stedelijke spelers behouden blijven. Kunt u bevestigen of dat een tendens is? Zo wordt ervan uitgegaan dat ze maar naar de grotere steden moeten gaan en dat die eerder landelijke initiatieven die kleiner zijn, eruit worden gehaald. Na de vervoersarmoede op het platteland krijg je zo de cultuurarmoede op het platteland. Dat zou voor mij absoluut geen tendens mogen zijn. Het zou bewaakt moeten worden dat ook mensen die iets verder van de stad wonen, recht hebben op toegankelijke cultuur. Kunt u dat bewaken en kunt u mij bevestigen dat het geen trend is?
Mevrouw D’Hose heeft het woord.
Minister-president, ik zou de heer Coenegrachts willen danken om als koene ridder op te treden voor Limburg. Het was al een tijdje geleden dat we gehoord hadden van het Limburgplan. Ik dank ook de andere collega's voor de pertinente vragen.
Natuurlijk ben ik ook ongerust over de beperkte middelen, vooral omdat de situatie gewijzigd is. We hebben een stijgende inflatie, we hebben corona en we hebben stijgende energieprijzen. De wereld van vandaag is dus niet meer de wereld van vijf jaar geleden. In dezen vind ik het zeker te verantwoorden dat u naar de Vlaamse Regering zou stappen met de vraag om extra middelen.
Daarenboven is het ook geen precedent. In 2017, bij de vorige ronde, zijn er effectief keuzes gemaakt. We zijn toen van 250 naar 207 organisaties gegaan, maar is er 10 miljoen euro extra gegeven vanuit de veronderstelling te wieden in het landschap, ervoor te zorgen dat we niet vele kleintjes hebben die met moeite het hoofd boven water kunnen houden, maar minder organisaties die voldoende middelen hebben om een consequente, goede werking uit te bouwen. In 2017 is het ook gebeurd.
Ik begrijp dat de adviezen niet openbaar worden gemaakt. Dat is vaak heel sensibele informatie en het is niet de bedoeling dat de hele wereld dit kan lezen. Maar natuurlijk, er wordt gepuzzeld, de pers belt rond, de lokale besturen bellen rond en iedereen weet dus al een beetje wie positief is, wie negatief is en wie positief is buiten budget. Zou het toch niet mogelijk zijn om een gekuiste lijst op de website te plaatsen waarin u enkel het eindadvies meegeeft? Het gaat uiteraard niet over het volledig uitgeschreven advies, want dat is voor de organisaties zelf. Maar het wordt toch opgevraagd wie positief is, wie negatief is en wie positief buiten budget is, en dan krijg je volledig gefragmenteerde informatie. Laat het ons dan gewoon openbaar maken.
U zult in gesprek gaan met de lokale besturen. Hoe zult u dat concreet aanpakken? We kunnen niet van u verwachten dat u met driehonderd steden en gemeenten gaat praten. Zult u gesprekken voeren met de grootste? Zal dat gebeuren via de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG)? Ik krijg nu al vragen van lokale besturen. In de brief wordt inderdaad gezegd dat organisaties een gesprek met hun lokale besturen moeten aanvragen. Die lokale besturen vragen ons dan nu ook al of ze ontvangen zullen worden door de minister-president. Het is belangrijk om hier duidelijkheid over te geven. Ik begrijp dat u dat nog niet kunt doen over de budgetten, want daarvoor is het nog veel te vroeg. Ik ben heel blij met uw inspanningsverbintenis. Dat betekent al heel wat voor ons en voor de sector, maar het is belangrijk om de informatie mee te geven over hoe de verdere procedure zal verlopen, specifiek de gesprekken met de lokale besturen.
De heer Van de Wauwer heeft het woord.
Collega’s, vooreerst heb ik natuurlijk ook begrip voor de vragen uit de sector. Verschillende organisaties zijn heel tevreden en blij met de middelen die ze toegewezen krijgen. Bij een aantal andere kwam er slecht nieuws, en ik begrijp de vragen die daaruit komen.
Maar, collega’s, vandaag vragen hoe de minister gaat ingrijpen of extra middelen wil voorzien, is natuurlijk wat voorbarig. De procedure loopt. De preadviezen zijn begin deze week nog maar binnengekomen. Nu volgen de replieken en die gaan terug naar de commissies. Dan is er de landschapscommissie die haar werk gaat doen. Vandaag kan de minister-president alleen maar herhalen wat hij enkele weken geleden ook al op een vraag om uitleg van mij heeft gezegd, namelijk dat hij die inspanningsverbintenis wil doen. Ik ken de minister als een man van zijn woord. Ik vertrouw erop dat u die inspanning nog altijd wilt doen, minister-president. Uw antwoord was heel correct. Ik hoop wel dat we die extra middelen zullen en kunnen vinden. Want de vragen zijn groot. Ik denk dat het voornamelijk bij de volgende begrotingsopmaak afgeklopt moet worden.
Nu commentaar geven op die procedure of vragen om in te grijpen komt eigenlijk neer, collega’s, op een vorm van wantrouwen in het kader, het decreet dat we allemaal zelf hebben voorgelegd en dat we hier zelf hebben goedgekeurd. Alles bekeken denk ik toch dat die procedure wel goed werkt. Het gaat om onafhankelijke commissies die met de nodige expertise die beoordeling gaan doen, het is niet een minister of de regering zelf die de duim omhoog of naar beneden gaat steken. Op dat vlak wil ik de commissies vandaag ook bedanken voor het harde werk dat zij geleverd hebben. Nu is er in de media alleen maar aandacht voor de organisaties die een negatief advies hebben gekregen maar minder voor de positieve zaken. Ik wil toch nog één ding belichten. We hebben gezien dat die commissies ook veel aandacht hadden voor instroom. Dat is toch ook iets waarvan we allemaal hebben gezegd dat we dat heel belangrijk vonden voor de sector. Dat wilde ik hier wel nog eens graag benoemen,
Verder hoop ik op een goed verloop van die procedure, en dan zullen we vervolgens, in de laatste stap, inderdaad moeten kijken naar de finale adviezen van de commissies en de landschapscommissie, wat er bijkomend nodig is van middelen, wie er gered moeten worden. Daar gaan we hier ongetwijfeld nog moeten op terugkomen. En dan gaan we u ook de vraag stellen, minister-president, welke middelen u verder gevonden hebt.
Ik heb nog een concrete vraag, minister-president, gewoon voor de zekerheid. Ik heb daar wat vragen over gekregen. Er is onduidelijkheid over de rol van de landschapscommissie. Het klopt toch dat die enkel maar kan oordelen over adviezen die positief waren buiten budget en niet over negatieve adviezen? Daar zou de rol voor deze laatste fase eventueel bij de regering liggen. Daar is onduidelijkheid over. Kunt u dat vandaag even uitklaren?
De heer Brusselmans heeft het woord.
Eerst en vooral, collega’s, vind ik dat er iets heel opmerkelijks aan het gebeuren is, zowel in de media als hier in de commissie. In de media was het de afgelopen dagen al het geval. Ik krijg hier bij elke kritiek die ik geef op adviescommissies al jaren de kritiek terug dat dat een soort van heilige instellingen zijn wier oordeel we niet in twijfel mogen trekken. En dan moet ik nu in kranten lezen dat sommige parlementsleden die adviezen resoluut in twijfel trekken of er zelfs voor pleiten om negatief beoordeelde organisaties toch te honoreren. Voor dat laatste zijn er ongetwijfeld per organisatie geldige redenen, waarvan ik er sommige ook steun en begrijp. Ik heb ook adviezen gelezen waarvan ik op zijn minst toch eens bedenkelijk moest opkijken, zeker als ik dan de samenstelling van die commissie bekijk.
Sta mij toe heel deze contradictie toch bijzonder opmerkelijk te vinden. Wat me vooral stoort, is de werkwijze van die commissie. Dat blijkt voor mij ook uit sommige adviezen. Dat zeg ik trouwens niet alleen. Die signalen komen mij ook ter ore vanuit de commissie zelf, vanuit sommige commissievoorzitters. Woorden als ‘archaïsch’, ‘oubollig’ en ‘onaanvaardbaar’ worden daarbij niet gespaard. Dus moet het voor mij na deze procedure absoluut volledig opnieuw herbekeken worden.
Wat betreft de positief beoordeelden buiten budget is het natuurlijk gemakkelijk en heel populair om te zeggen dat iedereen die positief beoordeeld is, recht heeft op budget. Dat voelt bij iedereen ook logisch aan. Maar dat kan zomaar niet. Ik stel dan graag de vraag terug: hoeveel middelen mag dan het totaal zijn de volgende keer, als er straks, bij een volgende subsidieronde, nog meer positieve beoordelingen zouden zijn? En laat ons dat hopen, want dat is een teken dat de sector er goed aan toe is. Maar hoeveel geld zijn we dan bereid om vrij te maken om iedereen te kunnen honoreren? Er is een budget dat op voorhand wordt afgesproken, het wordt gebudgetteerd. Voor onze partij moet dat budget gerespecteerd worden.
Minister-president, wij doen dus deze oproep: speel straks niet voor sinterklaas, maar beheer de pot geld als een goede huisvader. Waar het mij allemaal een beetje begint op te lijken is dat men kleine organisaties gemakkelijker heeft gehonoreerd binnen budget, met de gedachte dat die grote toch ‘too big to fail’ zijn en dat de minister-president ze toch zal opvissen. Want ja, Z33 of Toneelhuis: natuurlijk kunnen we de boel daar niet sluiten.
Volgens mij zijn daar strategische keuzes gemaakt. Als we daaraan gaan toegeven, aan dat strategiespelletje, dan is het hek van de dam.
De heer Meremans heeft het woord.
In elk geval, de preadviezen zijn binnen. Er zijn een aantal verrassingen, maar de preadviezen zijn het werk van de beoordelingscommissies. Ik treed mijn voorgaande collega bij. Ik moet lezen in de pers dat er vragen worden gesteld bij sommige negatieve adviezen van de beoordelingscommissie. Neem me niet kwalijk, maar de beoordelingscommissies, dat is de sector. Betekent dat dan dat we gaan zeggen: er zijn beoordelingscommissies en wat die zeggen … (Maakt geluid dat wijst op onverschilligheid.)
Oké. Dan is het de politiek die beslist. Terwijl ik een tijdje terug – en ik verwijs naar het begin van de legislatuur – in de krant te horen kreeg dat het vooral mijn partij was die politiek wou wegen op die subsidies en wie ze wel of niet zou krijgen. Nu zijn er de beoordelingscommissies en hoor ik anderen zeggen: ‘Ik stel me vragen bij het oordeel van de beoordelingscommissies.’ Ik vind dat ook allemaal wat voorzichtig. Ik volg daarin de heer Van de Wauwer, die zegt dat we ze nu hun werk moeten laten doen. Ik vind het ook een beetje voorbarig. U bent mijn derde cultuurminister. Ik had eerst mevrouw Schauvliege, dan de heer Gatz, nu de heer Jambon. En ik heb altijd gehoord dat er te weinig geld was. Maar ik vermoed dat elke minister dat hoort in elke sector. Dat is gewoon zo.
In elk geval vind ik dat je eerlijk moet zijn met de mensen. Ik ga hier niet de toffe nonkel of de toffe tante spelen die zegt: ‘Eigenlijk ben je negatief beoordeeld door de beoordelingscommissie maar we vinden toch…’ enzoverder. Ik heb daar toch wel wat moeite mee. Je moet eerlijk zijn met de mensen. De middelen zijn schaars. Bij de begrotingscontrole – dan zijn we juni, vermoed ik – wil ik graag weten waar dat geld dan gaat vrijkomen. Betekent dat dan dat andere ministers gaan zeggen: ‘Ik schuif een deel van mijn pot naar u.’? Dat wil ik toch wel weten.
Ten derde wil ik ook nog zeggen dat we moeten opletten – ik heb dat tijdens de legislatuur van minister Gatz ook gezegd – dat we langs de ene kant zeggen dat we op basis van ‘landschap’ en op basis van zaken die we niet mogen verliezen, die mensen toch bijkomende middelen geven, terwijl dat we daar zitten met een aantal mensen die positief buiten budget liggen. Het is heel zuur als je, wanneer je een positief advies krijgt, niets krijgt, terwijl iemand die negatief is, dan toch geld krijgt.
Het laatste dat ik wou zeggen is het volgende. In Limburg heeft de heer Coenegrachts wel een punt. Het is voor mij ook verwonderlijk dat, ondanks het Cultuurplan Limburg, er toch wel wat haperingen blijven. Ik hoop ook echt dat we op termijn – dat zal nu niet zijn maar eventueel wel in de volgende legislaturen – kunnen gaan naar een grotere organisatie, eventueel een instelling, ten oosten van Leuven.
Minister-president Jambon heeft het woord.
Dank u, collega’s, voor het uiten van uw bezorgdheden, die ik natuurlijk grotendeels deel. Ik begrijp dat het vanuit de oppositie gevraagd wordt, het element inflatie. Kijk, je kunt niet zeggen dat je de inflatie gaat doorvertalen in de budgetten voor Cultuur en dan niet voor Onderwijs, Welzijn of dat niet voor heel de Vlaamse begroting gaat doen. Dat kan niet. Ofwel doe je het ergens, ofwel doe je het nergens. En dan spreek je over gigantische budgettaire uitdagingen. Dat wil ik maar even ter overweging meegeven.
Mevrouw Meuleman, die brief was geen brief van de Vlaamse Regering. Die is vanuit de administratie vertrokken. Ik moet eerlijk zeggen dat ik die brief niet kende. En als dat de teneur is van die brief, in deze fase van de procedure – ‘begeef u daar dan mee naar de lokale besturen’ –, als dat erin staat – ik spreek eventjes met twee woorden –, dan is dat minstens een demarche die ik toch wil nuanceren. Ik denk niet dat in deze fase, als eigenlijk nog gerepliceerd kan worden, kan gesteld worden: ‘Ga nu maar naar de lokale besturen’. Ik wil die brief toch wel eens opvragen en bekijken.
Wat betreft landelijk versus stedelijk is er geen enkele richtlijn gegeven. Er is niet gezegd: ‘Bouw maar landelijk wat af en bouw stedelijk maar wat op.’ Dat is totaal niet zo. Dat is ook helemaal mijn intentie niet. Daar waar op een manier aan cultuur gedaan wordt die goed beoordeeld wordt, moet dat ondersteund worden, en niet in functie van of dat nu landelijk of stedelijk is. Daar zit zeker en vast geen demarche in die zin in.
Mevrouw D’Hose, zo’n gekuiste lijst zal ik bekijken, maar zeker in deze fase zullen we dat nog niet doen. Dat zou dan eventueel aan het einde zijn. Ik wil dat eens bekijken, maar zeker in deze fase zullen we dat nog niet doen.
De gesprekken met de lokale besturen zijn al volop bezig. We zitten al heel vaak op vraag van bepaalde gemeente- of stadsbesturen rond de tafel. We zullen dat ook structureel met de VVSG doen.
Mijnheer Van de Wauwer, de landschapscommissie kan moeilijk negatief beoordeelde dossiers opvissen, dat lijkt mij niet de taak van de landschapscommissie, maar wel kijken hoe evenwichten hersteld kunnen worden in de positief bevonden dossiers.
De heer Brusselmans hield een pleidooi voor het niet-uitbreiden van het budget. Als we in Vlaanderen de luxe zouden hebben om ineens een explosie te zien van positief geëvalueerde dossiers, dan kan dat toch moeilijk ten koste van andere gaan. Is ‘the sky the limit’? Absoluut niet als ik naar onze budgettaire situatie kijk. Ik denk dat we daar het goede evenwicht moeten bewaren.
Met de opmerkingen van de heer Meremans ben ik het volledig eens.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Minister-president, we zijn het er allemaal over eens dat de commissies ongelooflijk hard hebben gewerkt, heel veel uren hebben gepresteerd en met heel veel zin voor nuance en doordachtheid hun adviezen hebben geformuleerd. Ik vind ook dat we die maximaal moeten volgen, maar zeker voor dossiers die een prachtig preadvies krijgen maar waarvoor helaas geen centen zijn, moet het onwaarschijnlijk zuur zijn om die boodschap te ontvangen.
U zegt dat als u voor cultuur rekening moet houden met de inflatie, u dat voor alles moet doen. Eigenlijk wel. Zowel voor scholen als voor cultuurorganisaties lopen de energiekosten op, de facturen voor elektriciteit en gas, de loonkosten, ongelooflijk dure bouwmaterialen. Inflatie is gewoon een realiteit. Als het budget hetzelfde blijft, dan betekent dat de facto een besparing.
Nu komt er heel veel in het mandje van de landschapscommissie, die maar 4,5 miljoen heeft. Als je de optelsom maakt van wat buiten budget positief is geadviseerd, dan zullen ze er niet komen. Ik wil u nog eens met heel mijn hart oproepen om maximaal te doen wat u kunt binnen uw mogelijkheden, om die dossiers op te vissen, om te kijken waar een aantal adviezen negatief – misschien ook strategisch – zijn, maar die ‘too good or too big to fail’ zijn en te zien wat we daarvoor kunnen doen.
De heer Coenegrachts heeft het woord.
Voorzitter, ik sluit me er natuurlijk bij aan dat we blijkbaar instellingen hebben die ‘too big to fail’ zijn en dat we daar welwillend naar zullen moeten kijken.
Kunst en cultuur lokken altijd heel veel debat uit – en dat hoort ook zo – totdat er adviezen gegeven worden door commissies. Dan worden we geacht daarover best onze mond te houden en er geen mening over te hebben, maar gelukkig zijn er nog mensen die een advies een advies noemen, dat ook zo bestempelen en voor wie het primaat van de politiek nog bestaat. Dat heeft me toch verwonderd in sommige tussenkomsten.
Minister-president, ik kan alleen nog maar, voor de laatste keer, herhalen dat de instellingen die ‘too big to fail’ zijn, bestaan. Ik denk niet dat commissies daar strategisch mee omgaan, mijnheer Brusselmans. Het ligt soms ook gewoon aan de kwaliteit van dossiers. Dat is een jammere vaststelling, maar het is aan hen om die kritiek vast te pakken en te weerleggen aan de commissies, om op die manier opnieuw de trekkersrol, die wij alleszins in Limburg verwachten van Z33, op te nemen, zodat onze sector vooruit kan.
Ik hou zeker geen pleidooi om het werk van de commissies te overrulen. Ze hebben schitterend werk geleverd, maar ook daar leefde de frustratie en het gevoel dat de hete aardappel naar hen is doorgeschoven en dat ze de schaarste mogen verdelen. De budgetten zijn te beperkt om alle goede projecten te honoreren.
Ik denk dat je met de context rekening moet houden. De budgetten zijn niet onbeperkt, en dat beseft iedereen, maar je hebt de inflatie, de coronacrisis, de stijgende energiekosten en de besparingen in een aantal commissies. Ik vind niet dat ze zomaar meer geld vragen. Het zijn hele legitieme en terechte vragen. Als je ziet welke projecten niet gehonoreerd kunnen worden, dan is het niet dat ze zomaar naar alles geld willen gooien. Dat is ook niet de vraag van iemand.
Ze vragen wel voldoende middelen voor die organisaties die zorgen voor tewerkstelling, die ervoor zorgen dat kunstenaars niet in precaire statuten moeten blijven zitten maar goed en structureel gefinancierd kunnen worden via de charters van ‘fair pay’ die we hier opstellen. Dan heb je structurele subsidies nodig om op langere termijn perspectief te bieden, ook aan kunstenaars. Om die reden en om opnieuw geen kaalslag te organiseren bij onze kunstenaars, is het absoluut noodzakelijk dat er voldoende structurele subsidies gaan naar de organisaties die een positieve beoordeling hebben gekregen.
Minister-president, ik hoop dat u uw lijn blijft aanhouden en dat u uw uiterste best zult doen om nog iets extra’s uit de brand te slepen.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.