Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
De heer Vandaele heeft het woord.
Minister, bij de bespreking van de beleids- en begrotingsaanpassing 2022 gaf u aan dat u dit voorjaar naar het parlement zou komen met een ontwerp van decreet dat een update zou bevatten van de bestaande stimuleringsregeling voor de dienstenverdelers en van de investeringsverplichting voor particuliere televisieomroeporganisaties die niet-lineaire televisiediensten aanbieden.
De inkomsten die voortvloeien uit de investeringsverplichting – dat weten we – zijn intussen cruciaal voor de leefbaarheid van onze Vlaamse audiovisuele sector. Het zorgt er tevens voor dat producenten en programmamakers de nodige stimulansen krijgen om Vlaamse inhoud te maken die nog altijd bijzonder gewaardeerd wordt door de kijkers.
De bedoeling is om te komen tot een eengemaakte, eenvormige regeling waar alle bijdrageverplichtingen onder vallen. Daarnaast zou u ook bekijken of het toepassingsgebied van die verplichtingen kan worden uitgebreid.
Ik heb daarover een aantal vragen, minister.
Wat is de stand van zaken van het dossier van die bijdrageverplichting? Zijn er nog knelpunten of onduidelijkheden die moeten worden weggewerkt? Ik denk bijvoorbeeld aan de verschillende reglementaire kaders voor niet-lineaire omroepen en dienstenverdelers. Wanneer denkt u met een voorstel van zo’n eengemaakte regeling naar het parlement te komen?
Hoe ziet u de eventuele uitbreiding van het toepassingsgebied van de regeling en aan welk type mediaorganisaties denkt u dan? Ik kan me voorstellen dat het bijvoorbeeld ook gaat over videoplatformdiensten.
Een aanpassing van het Mediadecreet zal hoe dan ook nodig zijn. Hoe ziet u de timing van die decreetsaanpassing?
Welke plannen hebt u met het percentage van de bijdrageverplichting voor niet-lineaire omroepen? Wordt dat verhoogd? Hebt u uw blik al internationaal gericht en gekeken welke percentages onze buurlanden hanteren?
Minister Dalle heeft het woord.
Dank u wel, collega Vandaele, voor deze vraag, die heel belangrijk is voor de audiovisuele sector. Ik was zondag nog bij de Ensors in Oostende voor het debat, waar het ging over de manier waarop de audiovisuele sector sterker ondersteund kan worden om goede programma’s te kunnen maken, film maar ook televisie – mijn bevoegdheid. Daaruit bleek dat, naast de VAF-ondersteuning (Vlaams Audiovisueel Fonds) en de federale taxshelter, men inderdaad met heel veel aandacht kijkt naar de update van die investeringsverplichting. Het is dus een belangrijk thema, en we gaan daar niet over één nacht ijs. We hebben al heel wat werk verricht op dat vlak en we gaan de komende weken proberen om knopen door te hakken.
De bestaande stimuleringsverplichtingen hebben hun nut bewezen, maar zijn onduidelijk, bevatten tegenstrijdigheden en gaan niet ver genoeg. Het is met andere woorden noodzakelijk om die onduidelijkheden weg te werken, om de verschillende verplichtingen meer op elkaar af te stemmen en om nieuwe spelers aan de investeringsverplichting te onderwerpen. De aanpassing van deze verplichtingen kan zeker een verregaande impact hebben op het media-ecosysteem en moet dus grondig doordacht worden. De voorbije maanden ben ik, zoals ik zei, gestart met de voorbereidingen van een nieuwe regeling voor de stimulering van de audiovisuele sector door een financiële bijdrage van deze spelers aan de productie van audiovisuele werken.
De doorlichting van het Vlaams audiovisueel beleid, die in mei 2021 werd opgeleverd, bevat al een aantal aanbevelingen over de stimuleringsregeling en de investeringsverplichting. Deze aanbevelingen zijn een goede inspiratie voor de eerste werkteksten betreffende een nieuwe eengemaakte regeling ter vervanging van de bestaande investeringsverplichtingen voor dienstenverdelers en voor particuliere omroeporganisaties die niet-lineaire televisiediensten aanbieden. Talrijke gesprekken met stakeholders over dit thema leverden ook bijkomende interessante input op.
Er zijn inderdaad nog enkele knelpunten die we verder aan het onderzoeken zijn. Zoals eerder al in deze commissie aangegeven, is de definitie van ‘onafhankelijke producent’ nog een punt dat bijzondere aandacht vereist. Ook de uitbreiding van het toepassingsgebied ben ik nog grondig aan het onderzoeken. Momenteel bevat het Mediadecreet een investeringsverplichting voor de dienstenverdelers en een investeringsverplichting voor particuliere omroeporganisaties die niet-lineaire televisiediensten aanbieden.
Naast die spelers zijn er echter nog andere actoren die inkomsten genereren op basis van het verspreiden van audiovisuele content in Vlaanderen zonder dat zij vandaag bijdragen aan of investeren in de productie van lokale content. Om de Vlaamse mediasector leefbaar te houden, wordt in de doorlichting bepaald dat het noodzakelijk is dat iedereen die inkomsten in Vlaanderen genereert op basis van audiovisuele productie, ook bijdraagt aan de financiering van lokale producties.
De bedragen van de bijdrageverplichting zijn een belangrijk en gevoelig thema, dat we nog aan het bekijken zijn. Ik kan hier vandaag nog niet op vooruitlopen. Ik wil wel duidelijkheid geven over uw vraag rond onze buurlanden.
Ik begin met het dichtste buurland van Vlaanderen, namelijk de Franse Gemeenschap. Daar wordt het systeem van de investeringsplicht momenteel herbekeken. Niet-lineaire televisiediensten moeten er vandaag bijdragen aan de productie van audiovisuele werken, ofwel via coproductie of vooraankoop van audiovisuele werken, ofwel via een storting aan het Centrum voor de film en de audiovisuele sector. De huidige bijdragen bedragen minstens 1,4 procent van de omzet als die tussen 300.000 euro en 5 miljoen euro ligt, 1,6 procent van de omzet als die tussen 5 en 10 miljoen euro ligt, 1,8 procent als die tussen 10 en 15 miljoen euro ligt, 2 procent voor een omzet tussen 15 en 20 miljoen euro en 2,2 procent van de omzet als die meer dan 20 miljoen euro bedraagt. Bij gebrek aan aangifte of bewijs van de omzet is een forfaitaire bijdrage verschuldigd van 3 miljoen euro per jaar.
In Nederland bestaat vandaag nog geen investeringsplicht voor niet-lineaire televisiediensten. Het coalitieakkoord 2021-2025 stelt wel dat een investeringsplicht ingevoerd zal worden voor grote buitenlandse streamingsdiensten. Het valt nog af te wachten welke tarieven daar zullen worden gehanteerd. Ik zie binnenkort mijn nieuwe Nederlandse collega van Media, en we zullen het daar ongetwijfeld over hebben.
In Frankrijk zijn aanbieders van niet-lineaire televisiediensten zowel onderworpen aan een investeringsplicht in lokale producties als aan een financiële bijdrage aan het Centre national du cinéma et de l'image animée. De betrokken aanbieders moeten in principe 20 tot 25 procent van hun jaaromzet investeren in Europese audiovisuele producties. Daarnaast moeten zij nog een bijdrage, bestemd voor het Centre national du cinéma et de l'image animée, betalen van 5,15 procent van hun jaarlijkse omzet of 15 procent als de betrokken niet-lineaire dienst pornografische inhoud bevat of aanzet tot geweld.
In Duitsland bestaat geen investeringsplicht. Wel geldt de volgende bijdrageplicht voor aanbieders van niet-lineaire televisiediensten. Bij een netto omzet kleiner dan 20 miljoen euro is dat 1,8 procent van de omzet en bij een netto omzet groter dan 20 miljoen euro 2,5 procent van de omzet. Het gaat om een specifieke bijdrage ter ondersteuning van de Duitse filmindustrie.
Het is altijd gevaarlijk om een timing naar voor te schuiven, maar gelet op de voortgang van de voorbereiding – er is hier al heel hard aan gewerkt –, durf ik aan te geven dat ik ernaar streef om in de komende weken met een voorstel naar de regering te gaan. Zo kunnen we op relatief korte termijn de bespreking in deze commissie aanvatten.
De heer Vandaele heeft het woord.
Ik dank u voor uw antwoord, minister. Die investeringsplicht bevat twee belangrijke componenten wat ons betreft. Een eerste element is de opbrengt. Op die manier halen we middelen bij elkaar die kunnen worden ingezet voor de eigen producties. Het tweede element is dat het maken van coproducties de producenten in contact brengt met andere spelers, met het buitenland, met collega’s. Op zich is dat ook belangrijk. We hopen dat in de nieuwe regeling die twee componenten behouden blijven.
Ik ben blij met de opgesomde cijfers, minister. Ik dank u voor het opzoekingwerk. Ze geven aan dat Vlaanderen niet overdrijft. We zitten goed als we kijken naar de Franse Gemeenschap en naar de andere buurlanden. Ik pleit er niet voor om Frankrijk achterna te gaan met 20 tot 25 procent. De cijfers geven in elk geval aan dat we goed zitten met de regeling die we nu hanteren, zelfs als die wat verhoogd zou worden.
Op het einde van de rit is het ook belangrijk om te kijken naar de positie van de openbare omroep. Die moet goed worden ingepast in de architectuur van de investeringsplicht met aandacht, zoals we altijd beklemtonen, enerzijds voor de marktprincipes en de concurrentie zodat we die niet vervalsen maar anderzijds ook voor de opdracht van de openbare omroep.
Minister, we zijn met andere woorden benieuwd naar het resultaat van uw werk, dat we binnenkort kunnen verwachten.
Minister Dalle heeft het woord.
Bedankt, collega Vandaele, voor de reactie. Dit is inderdaad, denk ik, een belangrijk dossier, dat mee kan bijdragen aan een sterke audiovisuele sector in Vlaanderen. U wijst terecht op het belang van de inkomsten voor de sector, ook op het belang van coproducties. Wat de openbare omroep betreft is er op zich geen bijzondere specifieke plaats voor de openbare omroep, maar het spreekt voor zich dat de publieke omroep ook hierin de correcte plaats moet krijgen en dat dit ook moet worden gekaderd binnen de opdracht van de publieke omroep, als een onafhankelijke publieke omroep die ook marktversterkend is.
De vraag om uitleg is afgehandeld.