Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Vraag om uitleg over het verderzetten van een kinderopvanginitiatief ondanks een strafrechtelijke veroordeling
Interpellatie over de onthulling dat een kinderopvanginitiatief uitgebaat kan worden door iemand die veroordeeld werd wegens kindermishandeling
Vraag om uitleg over de sluiting van een kinderopvang na getuigenis in de pers, door een medewerker, van mishandeling
Vraag om uitleg over een nieuw geval van gebrekkige handhaving in de kinderopvang
Interpellatie over de herhaaldelijke en ernstige wantoestanden rond handhaving in kinderopvang
Interpellatie over het feit dat een voor kindermishandeling veroordeeld persoon een kinderdagverblijf kon blijven uitbaten
Verslag
– Deze interpellaties en deze vragen om uitleg werden via videoconferentie behandeld.
Collega’s, ik wil nog wijzen op de spreektijden, die jullie wel kennen. Gelet op de drukke agenda vraag ik jullie om jullie daaraan te houden.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, collega’s, buiten schijnt de zon en is het warm, maar ik zit eigenlijk met koude rillingen door het dossier van de kinderopvang en de situaties die dag na dag naar boven komen.
Op 23 februari werd in de plenaire vergadering een actuadebat gehouden rond de kinderopvang. De aanleiding was het feit dat kinderen in bepaalde opvanginitiatieven werden verwaarloosd en mishandeld, helaas met de dood tot gevolg van een zes maanden oude baby, die een hersentrauma opliep. Dat actuadebat kwam er omdat de situatie niet ongekend was. Die klachten doken niet opeens op. Over de kinderopvang in kwestie, ’t Sloeberhuisje, regende het sinds 2015 onophoudelijk klachten aangaande kinderen die hardhandig werden aangepakt, slechte hygiëne en te weinig eten voor de kinderen. Zorginspectie kwam er tussen 2013 en 2019 maar liefst twaalf keer over de vloer. Toch, collega’s, werd die kinderopvang pas definitief gesloten door het parket en niet door Kind en Gezin, dat samen met Zorginspectie instaat voor de controle op de kwaliteit en dat kinderopvanginitiatieven erkent. Niet Kind en Gezin maar het parket heeft dat kinderopvanginitiatief gesloten naar aanleiding van het kind dat na mishandeling helaas overleed.
Ik krijg het koud, collega’s, omdat het niet stopt. Op 4 maart kregen we een gelijkaardig verhaal te horen. Collega’s, minister, ook daarvoor al, in februari 2020, trok ik aan de alarmbel in deze commissie. Ik heb er toen, naar aanleiding van een aantal verschrikkelijke verhalen, op aangedrongen om de verslagen van Zorginspectie transparant te maken en ter beschikking te stellen van het publiek, zodat die opgevolgd kunnen worden en zodat ouders weten wat er gebeurt. Ik heb toen ook gevraagd om Zorginspectie slagkrachtiger te maken wanneer er aanhoudende klachten komen over een kinderopvang en om uitbaters van wie een initiatief gesloten is, niet zomaar opnieuw te kunnen laten beginnen. Er werd gezegd: “Juridisch ging het om een vennootschap en die hebben we niet gesloten, we hebben wel de persoon achter die vennootschap veroordeeld.” Minister, dan stel ik me de vraag waarom Kind en Gezin zich niet zelf burgerlijke partij gesteld heeft. Waarom heeft Kind en Gezin niet zelf het initiatief genomen om via de rechtbank een beroepsverbod te verkrijgen? Dat staat nog los van het feit dat Kind en Gezin in zijn erkenning kan opnemen dat mensen of instanties die een verbod gekregen hebben, niet meer opnieuw kunnen beginnen.
Collega’s, het is nu twee weken na dat actuadebat en na de beloftes van de minister om snel werk te maken van verbetering, onder andere door een audit. Ik moet echter vaststellen dat op 4 maart, toen ik mijn vraag om uitleg indiende, een gerechtelijk onderzoek naar kindermishandeling gesloten werd naar diezelfde persoon die een kinderopvang uitbaatte en die een veroordeling had opgelopen in januari 2021, meer dan een jaar eerder. Een heel jaar heeft deze persoon, die veroordeeld is wegens kindermishandeling en verwaarlozing, nog kinderen kunnen opvangen en waren de ouders van deze kindjes niet op de hoogte van de omstandigheden. Dit is wat mij betreft absoluut onacceptabel, collega’s. Dat kunnen we niet aanvaarden. Daar komt dan nog bij dat, zoals we gisteren hebben kunnen lezen, heel wat mensen blijkbaar klachten hebben ingediend tegen ’t Sloeberhuisje. Er werd dan gezegd dat het ging om telefoontjes, om meldingen en geen klachten. Maar, minister, als zowel ouders, medewerkers als buurtbewoners bellen naar Kind en Gezin om hun ongerustheid te uiten, als politiediensten bellen om te informeren – waarbij ouders te horen kregen dat ze beter geen klacht indienen omdat dat de relatie zou kunnen schaden en die telefoontjes dus niet genoteerd werden omdat het niet ging om een klacht maar slechts om een telefoontje –, dan moeten er toch bellen afgaan?
En ik maak mij dus nog meer zorgen, minister, collega’s, over wat er nog allemaal zal komen. Over wat Kind en Gezin nog allemaal weet, maar niet deelt. Over wat Zorginspectie nog allemaal heeft gezien, maar niet heeft doorgespeeld aan Kind en Gezin. Over hoeveel ‘Sloeberhuisjes’ er nog zijn. Over hoeveel kinderopvanginitiatieven er nog zijn met iemand met een veroordeling voor kindermishandeling.
En dus, minister, wil ik met deze vraag in deze commissie heel duidelijk een aantal zaken aan de kaak stellen. Mijn bekommernis is: hoeveel komt er nog? Hebt u er zelf zicht op wat er nog zal bovenkomen? Wat staat er nog allemaal op de radar? Of staat er niets op de radar? Hoe kan het dat een persoon na een veroordeling nog een heel jaar mocht blijven werken in de kinderopvang? Waarom werden de ouders van de kinderen die er verblijven op geen enkele manier op de hoogte gebracht? We spreken over baby’s. Baby’s kunnen ons niet zelf komen zeggen dat het niet goed gaat.
In de plenaire vergadering hebt u gezegd dat er een lijst was. Die lijst heeft bij voorzitter Homans ter inzage gelegen. Stond ’t Sloeberhuisje erop of niet? ’t Sloeberhuisje stond niet op die lijst. Minister, hoeveel gelijkaardige cases zijn er nog zoals ’t Sloeberhuisje, maar ook zoals de opvang in Antwerpen en nog andere situaties? Wat gebeurt daarmee?
Minister, wat is de stand van zaken van de maatregelen die u eind februari aankondigde?
Welke acties zult u nu ondernemen om het vertrouwen in de Vlaamse kinderopvang te herstellen? Op dit moment vraagt men zich af of de opvang van de eigen kindjes potentieel in die situatie zit of niet. Dat is onterecht want er zijn heel veel opvanginitiatieven die fantastisch werk leveren. Die worden nu onterecht hierdoor potentieel in een slecht daglicht gesteld.
Welke procedures binnen Kind en Gezin worden onverwijld aangepast zodat dergelijke zaken niet meer kunnen gebeuren? Daar moeten we het toch echt eens over hebben. Met alles wat we nu weten, collega’s en minister, kan ik alleen maar vaststellen dat de procedures van Kind en Gezin en van Zorginspectie niet oké zijn.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, collega’s, vorige week konden we lezen dat een Antwerpse vrouw die in januari 2021 veroordeeld werd voor de verwaarlozing van jonge kinderen in haar kinderopvang, nadien toch verder die kinderopvang kon uitbaten. Recent pas kregen de ouders hierover een melding. De aanleiding voor deze melding was een sluiting naar aanleiding van een nieuwe klacht over verwaarlozing. Dat de vergunning niet eerder zou zijn ingetrokken, zou te maken hebben met het feit dat de vrouw enkel als persoon zou zijn veroordeeld, en niet haar vennootschap. De feiten die aanleiding gaven tot de veroordeling zouden al dateren van 2017 en 2018.
Omdat zij enkel als persoon werd veroordeeld, en niet haar vennootschap, zou de kinderopvang niet verder gesloten zijn of zou er geen schorsing zijn. Natuurlijk, organisator of uitbater zijn, of werkzaam zijn in de kinderopvang, dat zijn zaken die op papier zo zijn, maar we kunnen ons wel voorstellen dat dat in de praktijk – zelfs al ben je zogenaamd niet meer actief op de werkvloer – iets is wat heel wat alarmbellen moet doen afgaan. Alleen maar op papier uitbater zijn van een dergelijk initiatief, en dan zogezegd niet meer met die kinderen in contact komen, is volgens mij zelfs quasi onmogelijk.
Tijdens de plenaire vergadering van 9 december 2020 benadrukte ik naar aanleiding van actuele vragen over de handhaving in de kinderopvang het belang van een goede informatie-uitwisseling, onder meer wanneer ouders een klacht indienen bij het parket of de politie. Minister, u onderschreef toen het belang van het doorstromen van informatie, en stelde dat Kind en Gezin, indien het agentschap geïnformeerd wordt, zich benadeelde partij stelt om het dossier te kunnen inzien en van daaruit de juiste positie te kunnen innemen.
Minister, twee weken geleden hebben we het actuadebat gehad over de handhaving in de kinderopvang. We hebben nadien een uitvoerige motie goedgekeurd over inspectie en handhaving. Ik denk dat we allemaal kunnen zeggen dat er toch wel een aantal zaken zijn die we verder onder het licht moeten houden, zoals op welke manier er wordt omgegaan met klachten, op welke manier vroegere klachten worden meegenomen, op welke manier er een onderscheid wordt gemaakt tussen klachten, met een andere prioritering. Als klachten bijvoorbeeld gaan over de papierwinkel, over een tegel die los ligt dan wel over de fysieke integriteit van kinderen, dan zien we toch allemaal dat daar een enorm groot verschil in is.
We zien ook dat er beroepsprocedures worden ingesteld tegen het feit dat mensen veroordeeld zijn. We konden eerder lezen dat Kind en Gezin daarnaar verwijst. Minister, het risico op een procedure weegt niet op tegen het risico dat een kind mogelijk loopt om slachtoffer te zijn van fysiek geweld of van een niet-correcte behandeling. Dat staat niet in verhouding tot elkaar. Het voorzorgsprincipe moet steeds gehanteerd worden en we hebben een aantal maatregelen in dat kader opgenomen in de motie naar aanleiding van het actuadebat.
Ik denk ook dat het goed zou zijn – ik heb dat ook al aan de voorzitter en de secretaris laten weten – dat we hier een hoorzitting houden met Zorginspectie en met het agentschap om op een heel goede manier zicht te krijgen op hoe de inspectie en controles gebeuren in de kinderopvang, op hoe de handhaving gebeurt, op hoe die twee aan elkaar gekoppeld zijn en op hoe er interactie en informatiedoorstroming is.
Is het effectief zo dat iemand die vorig jaar werd veroordeeld voor verwaarlozing en mishandeling van jonge kinderen in haar opvang nadien het initiatief verder kon uitbaten? Hoe is dit te verklaren?
Was Kind en Gezin op de hoogte van het feit dat er een strafrechtelijk onderzoek liep? Zo ja, sedert wanneer? Hoe heeft Kind en Gezin hierop gereageerd?
Was Kind en Gezin op de hoogte van het feit dat er een veroordeling werd uitgesproken? Zo ja, sedert wanneer? Hoe werd hierop gereageerd?
Hoe gebeurt informatiedoorstroming naar Kind en Gezin over gerechtelijke onderzoeken die lopende zijn met betrekking tot mensen die actief zijn in de kinderopvang? Op welke manier wordt daar opvolging aan gegeven?
Wordt Kind en Gezin systematisch ingelicht indien er een strafrechtelijke klacht werd ingediend tegen een kinderopvanginitiatief? Hoe gebeurt dit? Indien dit niet automatisch gebeurt, hoe kan ervoor gezorgd worden dat dit wel gebeurt? Ik denk dan aan overleg met de federale overheid om dit te bewerkstelligen.
Wordt Kind en Gezin systematisch ingelicht indien er een veroordeling werd uitgesproken tegen een kinderopvanginitiatief, een verantwoordelijke of mensen die er tewerkgesteld zijn? Hoe gebeurt dit? Indien niet, hoe kan ervoor gezorgd worden dat dit wel wordt gerealiseerd in de toekomst?
Hoe is er doorwerking van klachten bij het agentschap, strafrechtelijke onderzoeken of veroordelingen van mensen die werkzaam zijn in een kinderopvanginitiatief ten aanzien van het kinderopvanginitiatief, voor wat betreft de handhaving en sanctionering? Is er nood aan bijsturing van de regelgeving op dat vlak?
Wie werkt in de kinderopvang moet een uittreksel uit het strafregister voorleggen. Geldt dit enkel bij indiensttreding? Moet dit nadien nog worden herhaald? Indien ja, hoe vaak moet dit worden herhaald? Indien niet, is het dan niet nodig dat we dit op sommige momenten laten herhalen? Zo'n uittreksel is immers maar een momentopname. Hoe kan ervoor gezorgd worden dat dit niet enkel een momentopname is bij de start van de uitbating van of de tewerkstelling in een kinderopvanginitiatief, maar dat er ook doorheen de loopbaan duidelijkheid blijft met betrekking tot mogelijke veroordelingen?
Mevrouw Malfroot heeft het woord.
Collega’s, minister, wat er zich de laatste weken in de kinderopvang heeft afgespeeld, is natuurlijk schrijnend. Daar zijn helaas geen woorden voor. Ik hoop dat dit niet meer zal voorvallen, maar ik stel me wel echt de vraag welke lijken er nog uit de kast zullen vallen. Want de manier waarop Kind en Gezin op dit ogenblik bezig is, is onvoorstelbaar. Minister, ik hoop dat u dat ook inziet en dat u nu toch snel acties onderneemt. Want u hebt er in uw beleidsnota al op gewezen hoe belangrijk een positieve leefomgeving is voor de ontwikkeling van kinderen en u vermeldde in dat verband ook hoe de kinderopvang hieraan een bijdrage kan of moet leveren. De meeste kinderopvanginitiatieven doen dat ook. Die geven een warme omgeving aan onze kindjes en die zorgen voor die kinderen met de beste zorgen, alsof het hun eigen kinderen zijn. Maar bij sommige loopt het fout. Helaas liep het enkele weken geleden fout in Mariakerke, waar een kindje mishandeld werd met zijn overlijden tot gevolg. Minister, u erkende ter gelegenheid van het actuadebat twee weken geleden dat er fouten waren gebeurd inzake de controle en u hebt toen nieuwe initiatieven aangekondigd om het vertrouwen in de kinderopvang te herstellen. Dat vertrouwen in de kinderopvang is er momenteel echter niet of te weinig, minister.
Ik heb het laatste verslag over ’t Sloeberhuisje geraadpleegd en dat is heel schrijnend. U was op de hoogte dat er problemen waren, maar u hebt meermaals gezegd, ook tijdens dat actuadebat, dat er eigenlijk niets gebeurd is. Ik kan de inhoud van die klachten samenvatten in een aantal clusters. Cluster 1 is de cluster ‘aanwezige kinderen en medewerkers’. Ik lees de inhoud van de klacht voor. ‘De verantwoordelijke blijkt weinig beschikbaar voor ouders. De klachtindiener moet een afspraak maken om de verantwoordelijke te kunnen spreken, hoewel deze dagelijks aanwezig is. Een kind wordt aan de deur afgegeven aan een kinderbegeleider.’ De tweede cluster is ‘ouderparticipatie’. Overleg met gezinnen zou er nauwelijks zijn. Er wordt volgens de gezinnen geen rekening gehouden met de wensen van de ouders. Borstvoeding wordt niet koel bewaard. Een kind wordt ingebakerd, hoewel de ouders vragen om dat niet te doen. Er blijkt ook een agressieve aanpak te zijn door de verantwoordelijke. Een gesprek daarover met de ouders en de persoon in kwestie is uitgedraaid op roepen en schelden en op het feit dat het kindje niet meer welkom is. Bijgevolg werd ook de waarborg ingehouden. Een gsm mocht niet opstaan tijdens dat gesprek omdat de verantwoordelijke bang was dat het werd opgenomen. Het blijkt ook dat de informatie-uitwisseling beperkt is tot eten, slapen en stoelgang.
Ik wees u al op wat verder nog in dat verslag stond: de kindnorm werd in dit geval overschreden, er was sprake van overbezetting. Op het ogenblik van de inspectie was er namelijk een kinderbegeleider aanwezig van 12 uur tot 14.30 uur voor de opvang van dertien kinderen. Ik hoor u twee weken geleden nog zeggen, minister, dat dit er allemaal niet toe doet, dat de kindnorm niet te hoog is en veel blablabla. Maar uiteindelijk blijkt hier weer het tegendeel. Voor de tweede keer op rij blijkt hier een begeleider verantwoordelijk te zijn voor dertien kinderen.
Waar mijn haren helemaal van rechtkomen, is de procedure ‘grensoverschrijdend gedrag’. In het verslag van Zorginspectie staat bij de vaststellingen namelijk het volgende. ‘Net zoals tijdens het inspectiebezoek van 26 oktober 2017, 17 juli 2018, 18 november 2018, 20 september 2019 en 29 oktober 2019 stelt de inspectie vast dat in de procedure ‘grensoverschrijdend gedrag’ verschillende stappen nog niet duidelijk beschreven zijn, waaronder preventie.’ Deze klacht gaat toch wel over grensoverschrijdend gedrag. Dan blijkt dat er in totaal al zes inspecties hebben plaatsgevonden en dat sinds 2017 de procedure ‘grensoverschrijdend gedrag’ nog niet in orde is. Dat kan niet. Dan vraag ik me af wat daar fout loopt. Dan wordt het nu natuurlijk hoog tijd dat u daar actie onderneemt en dat u met Kind en Gezin en met Zorginspectie rond de tafel gaat zitten om nieuwe maatregelen te treffen.
Nu, los van dit feit bij ’t Sloeberhuisje, wat op zich al een ramp was – je moet het maar voorhebben dat je ’s morgens je kindje gaat afzetten en dat het een dag later dood is –, kwam vorige vrijdag aan het licht dat een crèche blijkbaar probleemloos uitgebaat kan worden door iemand die reeds veroordeeld werd voor kindermishandeling. De vrouw in kwestie heeft zich in 2017 en 2018 ernstig misdragen tegenover een baby die niet wilde eten. Een andere baby werd aan zijn lot overgelaten na een zware val. De dame werd er zowel in eerste aanleg als in beroep voor veroordeeld, inmiddels een goed jaar geleden. Ondertussen blijkt dat deze dame nog steeds een kinderopvanginitiatief kan uitbaten. Opnieuw blijkt dat er in het bewuste opvanginitiatief kinderen slecht behandeld worden. Volgens een klacht zouden huilende kindjes alleen in een kamer gezet worden.
Acht dagen na de klacht werd de crèche alsnog gesloten, volgens de informatie in de pers zonder dat er al een inspectie is geweest.
Ter gelegenheid van het actuadebat hebt u de indruk gewekt dat de fouten die gemaakt werden inzake de crèche in Mariakerke, een uitzondering waren. U zei dat er in 2021 in 79 gevallen opgetreden was. “Het is een terechte vraag waarom dat in dit geval niet is gebeurd”, zei u zelf tijdens het actuadebat. De nieuwe feiten die aan het licht komen, duiden echter op een erg zwaar falen van het controlesysteem. Hoe kan het in godsnaam gebeuren dat iemand die veroordeeld is wegens kindermishandeling, toch nog kinderen kan opvangen? Volgens de informatie in de media zou Zorginspectie gesust zijn met de melding dat de uitbaatster wat afstand zou nemen en een medewerkster verantwoordelijk zou worden gesteld voor de dagelijkse leiding. Dat dezelfde medewerkster getuige was van de mishandeling en er desalniettemin nooit melding van heeft gemaakt, zou volgens dezelfde informatie geen bezwaar zijn geweest. Ik vind dat onbegrijpelijk, minister.
Tijdens het actuadebat voerde u aan dat er in zaken van kindermishandeling nood is aan een risico-inschatting en dat in zulke gevallen opgetreden moet worden in het belang van het kind, los van de juridische bewijsvoering. Al sinds eind 2020, na eerdere onthullingen, is men hiermee aan de slag gegaan, zo vertelde u. In dat perspectief is het onmogelijk te begrijpen dat de bewuste crèche nog steeds vergund kon blijven.
De vergunningsvoorwaarden voor groepsopvang van kinderen voorzien dat de organisator en de verantwoordelijke een uittreksel uit het strafregister moeten voorleggen. Kunt u mij meedelen, minister, hoe het mogelijk is dat iemand die veroordeeld is wegens kindermishandeling, dan alsnog een crèche kan uitbaten? Welke fouten zijn er in dit dossier dan gemaakt of welke systeemfouten worden er hierbij desgevallend blootgelegd? Geeft een veroordeling voor kindermishandeling of een ander zwaar misdrijf volgens u dan niet meteen aanleiding tot een intrekking van de vergunning?
U kondigde na het recente overlijden in de crèche in Mariakerke aan dat u de opdracht had gegeven alle dossiers waarvoor handhaving is opgestart, opnieuw te screenen en de strikt juridische benadering inzake bewijsvoering los te laten. Wordt daarbij ook gescreend op veroordelingen van organisatoren, verantwoordelijken en eventuele andere personeelsleden?
Welke bijkomende initiatieven zult u na dit nieuwe schandaal desgevallend nemen om te garanderen dat elk kinderopvanginitiatief daadwerkelijk een veilige en positieve omgeving kan waarborgen aan de kinderen die er worden opgevangen?
Hoe zult u het vertrouwen in de kinderopvang herstellen na deze nieuwe verontrustende onthullingen? Ik ben niet de enige die zich dat afvraagt.
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
Twee weken na het pijnlijke debat en meer dan een jaar na de reeks zeer pakkende getuigenissen, waarover toen ook een actuadebat in het parlement heeft plaatsgevonden, zitten we hier vandaag opnieuw. Ik wil even terugkeren naar december 2020. Toen kwamen er getuigenissen naar voren van een kindje met een dijbeenbreuk of een schedelbreuk of striemen in de nek. Kind en Gezin gaf toen ook geen gevolg aan klachten daarover van de ouders en journalisten en opiniemakers vroegen zich toen al af hoe het kon dat dergelijke gevallen van mishandeling onbestraft bleven en ook niet adequaat aangepakt werden door Kind en Gezin.
Ik vind het dus des te pijnlijker dat we hier vandaag opnieuw praten over onze kinderen waarvan u, minister, blijkbaar de veiligheid in de kinderopvanginitiatieven niet kunt garanderen. Dat is inderdaad heel pijnlijk omdat er ongelooflijk veel kinderdagverblijven en kinderverzorgsters zijn die elke dag het uiterste van zichzelf geven om kwaliteitsvolle en goede kinderopvang te bieden. Door een gebrek vanuit Kind en Gezin of vanuit de overheid om de veiligheid te garanderen, komen elke keer dit soort berichten naar voren. Minister, ik hoop echt dat u deze keer adequaat optreedt en ervoor zorgt dat er dingen veranderen waardoor we over twee weken niet opnieuw een dergelijk pijnlijk verhaal moeten horen over het feit dat de veiligheid van onze kinderen in het gedrang komt.
Het gaat hier inderdaad opnieuw over de veiligheid van onze kinderen. Een uitbaatster is in januari 2021 veroordeeld voor kindermishandeling en -verwaarlozing, voor feiten die zich in 2017 en 2018 hebben afgespeeld. Blijkbaar kon zij probleemloos haar crèche blijven uitbaten. Minister, hoe is het mogelijk dat die veroordeling voor kindermishandeling en voor verwaarlozing van kinderen meer dan een jaar geleden niet heeft geleid tot het intrekken van de vergunning van die crèche?
Kind en Gezin was al in 2018 op de hoogte van de feiten. In 2021 kwam het tot een gerechtelijke veroordeling. Wij horen dat het agentschap niet kon of niet wilde ingrijpen omdat de vrouw een stap opzijgezet zou hebben en haar taken als kinderverzorgster aan haar medewerksters zou hebben overgedragen. Uiteindelijk bleef die vrouw wel de administratie doen en bleef ze subsidies ontvangen en was zij verantwoordelijk voor het aanwerven van kinderbegeleidsters en voor het bewaken van de veiligheid en het pedagogisch beleid in haar opvanginitiatief. Bovendien kwam Zorginspectie blijkbaar meermaals over de vloer en zijn er meerdere negatieve rapporten naar boven gekomen. Een rapport uit 2020 stelt zelfs dat er geen garantie is dat de veroordeelde vrouw capabel is om een opvang te runnen. We zien nu pas, twee jaar na dat rapport en een jaar na de veroordeling, dat Kind en Gezin overgaat tot de tijdelijke sluiting vanwege een klacht die op 20 februari 2022 werd ingediend. Door de getuigenissen die nu in de pers naar boven zijn gekomen, wordt de klacht wel serieus genomen en wordt de crèche nu pas tijdelijk, voor drie maanden, gesloten.
Minister, het is heel vanzelfsprekend dat ouders zich steeds meer zorgen beginnen te maken. Wordt de veiligheid van hun kind in de kinderdagverblijven wel voldoende gegarandeerd door de overheid? Het is heel pijnlijk dat de kinderdagverblijven en de kinderverzorgsters daardoor in een slecht daglicht komen te staan. Bovendien horen we nu dat in de aanloop naar het drama dertig of meer dan dertig klachten binnenkwamen over problemen in ’t Sloeberhuisje. Blijkbaar werden die klachten ook niet ernstig genomen.
Minister, het ontbreekt duidelijk aan de juiste procedures, die ervoor zorgen dat Kind en Gezin snel en grondig ingrijpt. U zegt dat u nu de crèche hebt laten sluiten om het voorzorgsprincipe te hanteren. Maar het is toch bedenkelijk dat het voorzorgsprincipe niet al een jaar geleden werd toegepast. Als die vrouw veroordeeld wordt, dan lijkt het mij toch redelijk vanzelfsprekend om haar omwille van het voorzorgsprincipe geen crèche meer te laten uitbaten.
Bovendien wordt gezegd dat alle procedures werden gevolgd. Als dat inderdaad zo is, mankeert er iets aan de procedures. Minister, dan moet er dringend iets gebeuren aan die procedures. Met ‘dringend’ bedoel ik dat er niet eerst een onderzoek of een audit van maanden of een jaar aan moet voorafgaan. Er moet nu door experts worden ingegrepen, zodat u het vertrouwen kunt herstellen, zodat men erop kan vertrouwen dat de overheid de veiligheid in de kinderdagverblijven kan garanderen. Minister, ik kan u garanderen dat dat vertrouwen vandaag echt wel zoek is.
Minister, hoe kan het dat Kind en Gezin niet is overgegaan tot een sluiting van het kinderdagverblijf, ondanks de grote hoeveelheid aan bewijsmateriaal, ondanks de veroordeling, ondanks de vele negatieve rapporten? Wat is uw reactie hierop?
Wat zult u doen om het handhavingsbeleid bij te sturen? Welke timing hanteert u daarbij? In welke periode zal dit gebeuren?
Welke stappen zult u vandaag ondernemen om de kwaliteit en veiligheid te verzekeren? Zult u verder gaan dan het instellen van onderzoeken? Zult u andere dingen doen?
Bent u van plan om alle dossiers van de afgelopen jaren opnieuw onder de loep te laten nemen en om ervoor te zorgen dat er geen nieuwe klachten naar boven komen?
Mevrouw Saeys heeft het woord.
We zijn nu twee weken na het actualiteitsdebat over de veiligheid binnen onze kinderopvang. Er duiken opnieuw zaken op. Zo blijkt een Antwerpse vrouw die vorig jaar werd veroordeeld voor mishandeling van kleine kinderen nadien zonder problemen haar crèche te kunnen blijven uitbaten. In 2017 en 2018 dienden ouders klachten in bij Kind en Gezin over het zo brutaal eten geven aan een meisje dat haar lip ervan ging bloeden. Toen het kind braakte, stopte de vrouw het braaksel terug in de mond van het kind. Een andere klacht betrof de val van een kind van tien maanden uit zijn bedje waarna het kind ruim een half uur op de grond lag. Een medewerkster diende toen klacht in bij Kind en Gezin omdat ze de gang van zaken in de kinderopvang niet meer kon aanzien. De ouders dienden klacht in bij de politie. In 2018 werd de kinderopvang geschorst voor drie weken, maar na een gesprek met de uitbaatster kon de kinderopvang gewoon opnieuw opengaan. In 2019 deed de vrouw een stap opzij en nam een medewerkster haar taken als verantwoordelijke over, maar de vrouw bleef wel uitbaatster en verantwoordelijk voor de aanwerving van kinderbegeleidsters en ook voor de bewaking van de veiligheid en het pedagogisch beleid. Twee jaar geleden ging Zorginspectie opnieuw langs, maar er bleven twijfels over haar capaciteiten om een kinderopvang te runnen en ook over haar vervangster als verantwoordelijke waren er twijfels. In een recente getuigenis in een krant vertelde de kinderbegeleidster die klacht indiende dat de vervangster ook aanwezig was bij de mishandelingen.
Tweeënhalf jaar na de klacht door de ouders werd de uitbaatster persoonlijk veroordeeld voor onopzettelijke slagen en verwondingen aan kinderen en voor de onterende behandeling van een baby. Het Hof van Beroep bepaalde begin 2021 dat de vrouw nog wel kinderopvang mocht organiseren, maar geen contact meer mocht hebben met kinderen. Kind en Gezin ging blijkbaar niet over tot de intrekking van de vergunning omdat de vrouw persoonlijk werd veroordeeld, de vennootschap niet. Kind en Gezin startte wel een handhavingstraject.
Op 20 februari van dit jaar werd een nieuwe klacht ingediend. Kinderen die langdurig wenen werden in een aparte kamer alleen achtergelaten. Er waren onhygiënische omstandigheden. Er was een onveilig bed en incidenten werden verzwegen ten aanzien van de ouders. Op 28 februari 2022 werd beslist de crèche twee maanden te sluiten.
Het decreet Kinderopvang bevat een aantal vergunningsvoorwaarden waaronder voorwaarden met betrekking tot de omgang met kinderen en gezinnen, met name het respecteren van de fysieke en psychische integriteit van elk kind, het pedagogische beleid en de pedagogische ondersteuning met het oog op het stimuleren van de ontwikkeling van elk kind op lichamelijk, cognitief, sociaal-emotioneel, communicatief, creatief en moreel vlak, en dat met het oog op het waarborgen van het welbevinden en de betrokkenheid van elk kind.
Het besluit van de Vlaamse Regering van 11 december 2015 houdende de maatregelen in het kader van de handhaving van de voorwaarden voor gezinsopvang en groepsopvang van baby's en peuters voorziet in artikel 5 in de mogelijkheid tot schorsing van de vergunning uit voorzorg als er ernstige indicaties zijn dat er een inbreuk is op de vergunningsvoorwaarden, waardoor de veiligheid en de gezondheid van de kinderen in het gedrang komen. Er kan, volgens artikel 6, worden overgegaan tot de opheffing van de vergunning indien de inbreuk die aan de basis lag van de schorsing niet weggewerkt is binnen de termijn die bepaald is in de beslissing tot schorsing van de vergunning.
Er zijn de herhaaldelijke klachten over inbreuken op het fysieke en psychische welzijn van kinderen, de getuigenis van de kinderbegeleidster, de aanwezigheid van een persoon die veroordeeld werd voor onopzettelijke slagen en verwondingen aan kinderen en voor onterende behandeling van een baby. Dat lijken mij toch duidelijke inbreuken op de vergunningsvoorwaarden die aanleiding kunnen geven tot een schorsing en, door de aanhoudendheid van deze problematieken, tot de intrekking van de vergunning.
Hoe komt het dat Kind en Gezin na alle klachten, een veroordeling, een veroordeling voor onopzettelijke slagen en verwondingen aan kinderen, en een getuigenis van een kindbegeleidster, niet is overgegaan tot de schorsing van de vergunning of zelfs de intrekking?
Uit de klacht van een kindbegeleidster en haar verklaringen was duidelijk gebleken dat de persoon die verantwoordelijk was, aanwezig was bij de feiten die hebben geleid tot de veroordeling van de uitbaatster. Hoe kan het dat Kind en Gezin deze vervanging zag als een aanvaardbare oplossing?
Is het zo dat wanneer de organisator een rechtspersoon is, die rechtspersoon enkel een uittreksel uit het centraal strafregister op naam van de rechtspersoon moet hebben en niet een uittreksel van het strafregister voor de verantwoordelijke, de kindbegeleiders, en elke andere meerderjarige persoon die op regelmatige basis in de kinderopvanglocatie contact heeft met de opgevangen kinderen, zoals dat voorzien is voor andere organisatoren? Zo ja, zal worden geremedieerd aan deze lacune in het decreet?
Na een klacht op 20 februari van dit jaar die opnieuw ging over ongepast gedrag ten aanzien van kinderen, is besloten om de kinderopvang voor twee maanden te sluiten. Wat volgt daarna? Hoe komt het dat Kind en Gezin zich geen burgerlijke partij heeft gesteld? Is het normaal dat zij dat niet doen? Minister, kunt u daar meer informatie over geven?
De laatste dagen waren er nieuwe onthullingen over ’t Sloeberhuisje. Er zijn blijkbaar heel wat meldingen gebeurd in de laatste drie maanden over de gang van zaken daar. Men kreeg te horen dat men het best geen klacht indiende omdat het de relatie met de uitbaatster van het kinderopvanginitiatief zou verzieken en blijkbaar is er al een probleem met het aantal opvangplaatsen in het Gentse. Dat zijn toch zaken die echt niet kunnen.
Ik stel me de vraag welke lijken er nog uit de kast zullen vallen. We zien nu week na week zaken opduiken. U hebt gezegd dat er nog veertig andere dossiers bekeken zullen worden. Wat is daar uitgekomen? Heeft men alle inspectieverslagen doorgenomen? Zijn er al acties daaromtrent genomen? Blijkbaar stond ’t Sloeberhuisje ook niet op die lijst en dat baart mij nog meer zorgen. Hoogstwaarschijnlijk stellen er zich in andere kinderopvanginitiatieven nog dergelijke feiten.
U hebt gezegd dat u een audit zult doen van Zorginspectie en Kind en Gezin, maar persoonlijk zou ik graag op papier willen zien wat u expliciet vraagt in die audit. Gaat het over specifieke diensten? Wat vraagt u exact binnen die audit? Gaat die breed genoeg? U zegt dat de resultaten van die audit bekend zullen zijn tegen de zomer. Tegen de zomer betekent dat we opnieuw drie of vier maanden verder zijn. Ik hoop toch dat u en ook Kind en Gezin ondertussen volop actie ondernemen om zelf al een grondige doorlichting te doen en te bekijken waar het hapert in de procedures.
Ik hoor van de woordvoerster van Kind en Gezin dat de meldingen wel al ergens worden geregistreerd en dat Zorginspectie dan wel eens gaat kijken in die meldingen als ze een inspectie voorbereidt. Als er meldingen komen die zeer ernstig zijn, worden die dan gewoon in een computersysteem ingegeven en wacht men totdat Zorginspectie eens in die computer gaat kijken? Wordt dat niet actief doorgegeven? Daar zou ik toch ook graag meer duidelijkheid over krijgen.
De bureaucratie en de regeltjes die op dit moment zo overheersend zijn, gaan volledig voorbij aan de essentie van de taak van Kind en Gezin, en dat is de veiligheid garanderen van onze kinderen, van de baby's en van de peuters. Dat is men blijkbaar op dit moment uit het oog verloren. Ik hoop althans dat men daar op dit moment probeert maximaal aan te remediëren.
Graag zou ik van u een stand van zaken horen over hoe op dit moment de procedures worden doorgelicht en bekeken door Kind een Gezin en door uzelf en wat er op dit moment met alle andere dossiers aan de gang is.
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Minister, al sinds het begin van de legislatuur worden de wantoestanden in de kinderopvang herhaaldelijk aangekaart, niet alleen door de oppositie maar ook door de meerderheid – inderdaad in februari 2020, inderdaad naar aanleiding van de reeks in Het Laatste Nieuws door Jeroen Bossaert een jaar later.
Op 23 februari werd dan een actuadebat gehouden rond de veiligheid in de kinderopvang en het overlijden van een baby’tje in een crèche waarover vele ernstige klachten liepen. Hierbij beloofde u allerlei maatregelen te treffen en gaf u aan er andere getroffen te hebben, maar nog geen twee weken later werden nog bezwarende feiten bekend die u toen niet hebt bekendgemaakt.
Op 2 maart berichtten De Standaard en De Morgen dat er amper twee weken voor het overlijden van een baby’tje een inspectie plaatshad naar aanleiding van een klacht in september 2021. Het inspectieverslag raakte nu klaar.
Ik zal de klachten niet herhalen want de collega's hebben die al aangehaald. De inspectie kwam langs op 3 februari, op basis van een klacht die bij Kind en Gezin op 17 september binnenkwam en pas drie maanden later terechtkwam bij de Zorginspectie.
Op 4 maart bericht Het Laatste Nieuws over een crèche waar de uitbaatster veroordeeld is voor kindermishandeling en verwaarlozing. De collega heeft daarnet de feiten geschetst. Het ging over het dermate grof voeden dat de lip van een kindje begon te bloeden, over braaksel dat opnieuw werd gevoerd aan een kind enzovoort. Het zijn klachten waar een mens zijn maag van omdraait. Het zijn feiten uit 2017 en 2018 waarvoor zij op 20 januari 2021 in beroep wordt veroordeeld als natuurlijk persoon. Kind en Gezin startte toen een handhavingstraject op. Zo mocht de dame wel nog een kinderopvang organiseren, maar geen rechtstreeks contact hebben met kinderen. Er werd volgens Kind en Gezin een andere verantwoordelijke aangesteld die zou hebben moeten bewijzen dat de voorwaarden werden nageleefd.
In de week van 21 februari 2022 kwam er een anonieme maar ernstige klacht binnen over de betreffende crèche, waaruit bleek dat de organisator de haar opgelegde voorwaarden schond en de ouders niet had geïnformeerd. Daarop werd op 28 februari beslist om de opvang bij dringende noodzakelijkheid te schorsen voor een periode van drie maanden.
Dan op 7 maart, gisteren, blijkt dat ouders meer dan dertig telefoontjes hebben gepleegd naar Kind en Gezin, verontrust over de crèche waar een kindje overleed, ’t Sloeberhuisje. Bij die meldingen werden de ouders niet enkel ontraden om klacht in te dienen, maar werden ze ook gewezen op het aantal plaatsen dat men in de regio tekortkomt. Daarom werd ze ontraden om een klacht in te dienen, ook omdat dit de verhouding met de organisator niet ten goede zou komen. Dat is een reflex die totaal onjuist is. Wat men op dat moment met een crèche moet doen waarover al zo ontzettend veel ernstige klachten lopen, is de klacht binnen pakken, naar die ouders luisteren en effectief actie ondernemen in plaats van de ouders te ontraden.
Wat horen we dan in de pers? Dat Kind en Gezin antwoordt met: ‘Ja maar, er waren maar zeventien unieke klachten’. Minister, dit is opnieuw een reactie die volledig ondermaats is. Zeventien unieke klachten betekent dat er zeventien ouders of verantwoordelijken voor kindjes hebben geklaagd. Er zijn meer dan dertig telefoontjes gepleegd. Minimaliseren is niet meer het antwoord.
Hierbij heb ik de volgende vragen.
In ’t Sloeberhuisje was er bij de laatste inspectie een ongekwalificeerde medewerker volledig alleen aan het werk met dertien kinderen. Dit is volledig tegen de regelgeving. Men kan op zo’n moment meteen ingrijpen met een schorsing, die ook tot resultaat zou hebben gehad dat dat overleden kindje vandaag nog in leven zou zijn geweest. Hoe komt het dat dat niet meteen is gebeurd?
Ten tweede gaf u in een reactie aan De Morgen aan dat bij een klacht sneller bekeken moet worden of er al andere klachten zijn binnengekomen. Maar minister, als er klachten van dermate ernstige aard worden geuit, moet er toch niet los van precedenten nagegaan worden of een onmiddellijke sluiting noodzakelijk is. Vindt u dit een normale reactie van uzelf, achteraf bekeken? Op die manier reageren, na dit soort van wekenlange schandalen…
Ten derde, hoe kan het dat een dermate ernstige klacht in september werd ingediend bij Kind en Gezin en pas na drie maanden bij Zorginspectie terechtkomt?
Ten vierde, De Morgen geeft aan dat Kind en Gezin vergat ’t Sloeberhuisje op een zwarte lijst te zetten. Ik wil graag duidelijk weten van u of deze informatie correct is. Zo ja, op welke manier kon dit gebeuren? Zo nee, op welke zwarte lijst werd ’t Sloeberhuisje opgevolgd en hoe is ’t Sloeberhuisje dan van die zwarte lijst verdwenen? In het actuadebat twee weken geleden hebt u aangegeven dat ’t Sloeberhuisje niet op een zwarte lijst stond. Daar is dus iets grondig misgegaan. Een van de mogelijkheden is dat ’t Sloeberhuisje bij het overdragen van het handhavingstraject in 2019 – ik word hier even technisch, maar dit is onbelangrijk – door Kind en Gezin niet is overgedragen aan het pas opgerichte ondersteuningsnetwerk Mentes. Is dat zo gebeurd? Ik wil hier graag een gedetailleerde opheldering van.
Ten vijfde, de verantwoordelijke – enfin, verantwoordelijke … – bleek bij de inspectie alleen te staan voor dertien kinderen. Op dit moment is de kind-begeleiderratio in de Vlaamse Gemeenschap zeer laagkwalitatief bepaald door het beleid: een begeleider per acht of negen baby's is toegelaten als norm. Bij ziekte, vroege of late shifts en andere omstandigheden kan deze ratio nog hoger oplopen. Dat weet u. Bovendien berichtte De Morgen op 5 maart dat een heel aantal crèches uit financiële nood systematisch in overtal gaan. U houdt systematisch vol dat het gemiddelde veel lager ligt, maar u hebt onlangs zelf toegegeven dat uw gemiddelde uit een covidjaar komt. Gaat u op korte termijn de ratio naar kwalitatievere normen optrekken? De afgelopen jaren is al zeer vaak aangegeven dat als die ratio niet wordt opgetrokken naar een kwalitatievere norm, de opvang ook niet kwalitatiever kan worden.
Ten zesde, hoe kan het dat Kind en Gezin niet op de hoogte was dat de handhavingsmaatregel in de crèche in Schoten niet werd opgevolgd? Als er een handhavingsmaatregel wordt opgelegd, dan moet die worden opgevolgd. Dan moet men controleren of iemand zich daaraan houdt. Anders kunnen mensen die van goede wil zijn, maatregelen opleggen, misschien met schrik in het hart, en kunnen mensen van kwade wil gewoon verdergaan. Hoe en door wie wordt gecontroleerd of handhavingsmaatregelen bij dit soort ernstige pedagogische of sociale overtredingen worden opgevolgd?
Ten zevende, was u van bovenstaande feiten op de hoogte op het moment van het actuadebat? Zo ja, van welke? Zo nee, waarom niet? En ik ga daar nog een vraag aan toevoegen, gezien de nieuwe feiten. Mijn eerste vraag in het actuadebat was of u weet had van ouders die bij Kind en Gezin vragen hadden gesteld en melding hadden gemaakt over ’t Sloeberhuisje en afgeraden werd om klacht in te dienen. U hebt toen gezegd dat u daar geen weet van had, maar hoe kan dat? Ofwel bent u niet voldoende op de hoogte van het dossier, ofwel heeft Kind en Gezin beslist om die informatie voor u achter te houden. Hoe is dit kunnen gebeuren op het moment dat die parlementaire vraag wordt gesteld? Wist u íets van deze feiten ten tijde van het actuadebat twee weken geleden?
Aangezien het hier inderdaad over meldingen versus klachten gaat, heb ik ook nog de vraag hoeveel meldingen en klachten er zijn geweest, ten eerste, over ’t Sloeberhuisje, en ten tweede, over de volgens u 44 probleemcrèches die op de lijst staan van opvanglocaties die opgevolgd moeten worden. Hoeveel klachten ten opzichte van hoeveel meldingen zijn er?
En dan heb ik nog een allerlaatste vraag. Kunt u garanderen dat dit voor geen enkele andere opvanglocatie op dit moment het geval is?
Ik ga heel eerlijk zeggen dat ik van u hoop een antwoord te krijgen wat betreft uw aankondiging twee weken geleden. Zelfs op dat moment was een audit volledig onvoldoende. Het zal nog maanden duren vooraleer die audit u een antwoord oplevert. We hebben absoluut geen inzage gekregen in wat u met die audit precies wilt bevragen. Ik moet ook zeggen dat het stadium van de audit voorbij is; twee weken geleden was dat al het geval, vandaag absoluut. Ziet u dat vandaag ook in? Ziet u in dat er hier ernstige vergrijpen gebeuren en dat hier verantwoordelijkheid moet worden genomen?
De heer Anaf heeft het woord.
Collega’s, hier zitten we weer, zou ik zeggen. Amper twee weken geleden zaten we hier over het vorige schandaal, en over de grenzen van oppositie en meerderheid heen waren we het er toen over eens dat dit het zoveelste schandaal te veel was. Twee weken later zitten we hier opnieuw voor een volgend schandaal.
Enkele weken na de dood van een kind in een crèche in Mariakerke worden we opnieuw geconfronteerd met een vreselijk verhaal over een kinderopvanginitiatief. Collega’s hebben het al aangegeven: het gaat hier om een uitbaatster van een kinderdagverblijf in Schoten die veroordeeld was voor mishandeling van kleine kinderen, heel ernstige feiten, maar toch nog jarenlang zonder problemen haar crèche kon blijven uitbaten. En de ouders, die wisten al die tijd nergens van. De feiten dateren al van 2018 en de veroordeling van januari 2021. Jaren gingen dus voorbij waarin die vrouw, duidelijk totaal ongeschikt om verantwoordelijkheid te dragen voor onschuldige baby's, gewoon haar gang kon gaan. Pas na een nieuwe klacht op 20 februari van dit jaar, ruim een jaar dus na de veroordeling en meer dan vier jaar na de eerste feiten, werd er actie ondernomen. De ouders kregen een brief en de crèche werd tijdelijk gesloten.
Nochtans stond de crèche in Schoten allang op de radar bij Kind en Gezin, sinds 2018, toen na een aantal klachten Zorginspectie gestuurd werd. De klachten werden bevestigd en er volgde een schorsing van drie weken, maar na een goed gesprek mochten ze weer open gaan. Twee jaar geleden ging Zorginspectie opnieuw langs, en kwam men tot de vaststelling dat de problemen niet van de baan waren. Maar toch bleef het kinderdagverblijf open.
De vraag die iedereen zich stelt, is toch hoe het kan dat een kinderopvanginitiatief zelfs na een veroordeling van de uitbaatster voor kindermishandeling gewoon verder kan bestaan. De veroordeelde vrouw bleef namelijk officieel uitbaatster, regelde de administratie en ontving zelf de subsidies. De vergunning werd in al die jaren, ondanks al de zware feiten, op geen enkel moment ingetrokken. Wat zegt Kind en Gezin? ‘We konden juridisch niet anders.’ Volgens Kind en Gezin is het dus een juridische kwestie: de vrouw is enkel persoonlijk veroordeeld en haar vennootschap bleef zo buiten schot. Dat zou de reden zijn waarom Kind en Gezin niet tot sluiting kon overgaan. Maar als een veroordeling voor kindermishandeling al geen reden is om een kinderdagverblijf meteen te sluiten, wat dan wel?
Vorige week kon het dan opeens wel, na een nieuwe klacht weliswaar. Het feit dat het in de pers kwam, zal natuurlijk ook meegespeeld hebben. En dat is helaas een patroon. Elke keer opnieuw wordt er pas actie ondernomen als de kans bestaat dat het in de pers komt, of als het al in de krant staat of als er jammer genoeg ergens een drama gebeurt. Dan pas gebeurt er iets. En de ouders zijn vaak diegenen die als allerlaatste geïnformeerd worden.
Wat ook opvallend is, is dat u, minister, opnieuw uit de lucht leek te vallen. In de pers stelde u dat het onbegrijpelijk is dat iemand met een contactverbod met kinderen nog een opvang kan uitbaten. U zei hetzelfde bij ’t Sloeberhuisje. Dat was ook de uitleg toen in december 2020 die artikelenreeks van Het Laatste Nieuws naar boven kwam. U putte zich uit in verontwaardiging.
Maar telkens opnieuw zien we dat u dat misschien wel had moeten weten. Ik kijk naar 2020, we weten ondertussen dat die artikelenreeks eigenlijk in februari 2020 al klaar was. De journalist heeft uitdrukkelijk in de krant geschreven dat er een lijst werd bezorgd van alle kinderopvanginitiatieven waar het over ging in die artikels. Die werd toen, in februari 2020, al aan Kind en Gezin bezorgd en ’t Sloeberhuisje stond daar wel degelijk op. Het is dan uiteindelijk pas in december uitgebracht, omdat corona daar natuurlijk tussengekomen is, maar het kan toch niet dat u in december 2020 volledig uit de lucht viel, als die informatie al in februari 2020 – dus elf maanden op voorhand – werd bezorgd aan uw administratie? Dan vraag ik me echt af hoe dat kan.
Hetzelfde geldt voor ’t Sloeberhuisje: het stond al op die lijst die u al in 2020 werd bezorgd. Hoe kunt u dan uit de lucht vallen als er dan iets ernstigs gebeurt? Hetzelfde geldt ook voor het opvanginitiatief in Schoten. Ook daar weer, daar vraag ik me af: stond het ook op die lijst die u uiteindelijk gekregen hebt in 2021 van Kind en Gezin? En stond het ook op die lijst die Kind en Gezin van Het Laatste Nieuws gekregen heeft? Ik denk dat het echt bijzonder belangrijk is dat we die twee lijsten kunnen inkijken, want het zijn duidelijk twee verschillende lijsten. Ik vraag me echt af hoe het komt dat er een aantal, onder andere ’t Sloeberhuisje, wel op die ene lijst staan en op de andere niet. Ik vind het belangrijk dat we die kunnen inkijken als parlement, want ik vraag me echt af hoe het mogelijk is dat ’t Sloeberhuisje niet op die ene officiële lijst stond die u gekregen hebt.
In dit geval hadden we in de commissie van 23 maart 2021 – ik heb er vorige keer ook al naar verwezen – ook al een discussie over een geval van kindermishandeling in een crèche. Op dat moment werd die uitbaatster effectief geschorst en verloor ze haar vergunning, maar ik wil nog eens herhalen wat u daar toen verkondigde. U zei: “Als er ernstige feiten zijn die de integriteit van een kind schaden en die onbetwistbaar zijn, als die vastgesteld worden lastens de organisator, dan worden die beschouwd als inbreuken die niet kunnen worden weggewerkt.” Als dat effectief zo is, zou dat er toch toe moeten leiden dat een kinderopvanginitiatief effectief gesloten kan worden? De feiten die in Schoten gebeurden, zijn toch wel heel duidelijk een schending van de integriteit van de kinderen? Ze werden ook onbetwistbaar vastgesteld; het is een rechtbank die dat vastgesteld heeft. Dan vraag ik mij echt af hoe het mogelijk is dat er niet tot sluiting kon worden overgegaan door Kind en Gezin?
Afsluitend, er zijn al heel veel debatten gevoerd in het parlement over die wantoestanden in de kinderopvang. We hebben het ook vorige keer al gezegd, we hebben het debat in februari 2020 gevoerd, in december 2020, in maart 2021 en twee weken geleden. De kinderrechtencommissaris heeft al meermaals aan de alarmbel getrokken. U hebt dan een aantal maatregelen beloofd: expertenteam, handhavingsteam, openbaarheid van de inspectieverslagen enzovoort. U beloofde de afgelopen weken ook nog een ethisch comité. Maar de vraag is nu natuurlijk: treedt u nu effectief op ten opzichte van crèches waar kinderen echt gevaar lopen? Daar gaat het eigenlijk over en dan is het effectief zo dat de tijd van een ‘goed gesprek’ door Kind & Gezin en van juridische uitvluchten achter de rug is. En dat een audit inderdaad geen twee weken te laat komt, maar effectief al veel te laat komt. Ik geef bijna alle collega’s gelijk: dat stadium zijn we voorbij. Het is tijd om effectief zaken te veranderen en ervoor te zorgen dat zulke dingen niet meer kunnen gebeuren.
Ik heb dan ook een aantal vragen, maar een aantal werden al gesteld, dus ik zal proberen om die wat over te slaan.
Sinds wanneer bent u op de hoogte van het feit dat een voor kindermishandeling veroordeelde vrouw een kinderopvanginitiatief in Schoten uitbaatte? Is dat effectief pas sinds vorige week? Hoe komt het dan dat u dat niet wist? Als het effectief zo was, want het stond wel degelijk op de radar.
Het kinderdagverblijf in Schoten werd nu tijdelijk gesloten. Welke garanties hebben we dat het niet opnieuw opent? Of dat ook die uitbaatster, die werd veroordeeld, geen nieuw initiatief begint?
In verband met het overzicht dat u geeft van Kind en Gezin van kinderopvanginitiatieven die een inspectierapport kregen en waaruit blijkt dat kinderen gevaar lopen, wat gaat u op korte termijn ondernemen om ervoor te zorgen dat de kinderen uit die kinderopvanginitiatieven effectief beschermd worden? En op welke manier zult u ook de ouders informeren?
Hebt u een overzicht van alle kinderopvanginitiatieven waar uitbaters of medewerkers een veroordeling hebben opgelopen tot een criminele of correctionele straf wegens intrafamiliaal geweld of geweld- of zedenfeiten gepleegd op of in het bijzijn van een minderjarige? Wat gaat u daar tegen doen?
Mijn laatste vraag is: wanneer worden de inspectieverslagen van kinderopvanginitiatieven effectief openbaar gemaakt?
Dat zijn een aantal vragen. Ik ben benieuwd naar uw antwoorden en we gaan er in de tweede ronde ongetwijfeld nog verder op door.
Minister Beke heeft het woord.
Ik zal eerst ingaan op de vragen omtrent ’t Sloeberhuisje en dan over De Vlindertjes uit Schoten.
Wat het dossier Mariakerke betreft – dat is ’t Sloeberhuisje –, hebben we een kleine twee weken geleden een plenair debat gehad. Ik heb u toen een heel relaas gegeven van wat er daar aan de dramatische situatie is voorafgegaan en ook onmiddellijk gezegd dat ik niet kon begrijpen hoe het komt dat daar niet eerder maatregelen zijn genomen. Naar aanleiding van alles wat daarover verschenen is, hoeft het nu ook niet te verwonderen dat daaromtrent opnieuw verhalen opduiken van klachten en de manier waarop die behandeld werden.
Ik heb u toen gezegd dat we daaruit lessen moesten trekken. Onder meer heb ik aangegeven dat we de klachtenprocedure en de klachtendienst tout court moeten herbekijken en dat het belangrijk is dat ouders moeten voelen dat hun melding en klacht ook effectief ernstig worden genomen. Ik kan u hier vandaag enkel antwoorden wat we al gedaan hebben, en ook wat we verder nog zullen doen.
Ik heb in het licht van de ernst van de gebeurtenissen en ons aller gevoel van ongeloof daarover ook aangegeven dat we een grondige audit hebben afgesproken met Audit Vlaanderen, een audit die tegen de zomer resultaten zal opleveren. We wachten natuurlijk niet op die audit. Intussen hebben we ook actie ondernomen en actieplannen opgesteld.
Ik heb u ook laten weten dat ik vond dat Opgroeien minder afhankelijk moest zijn van Zorginspectie bij ernstige gebeurtenissen, minder de juridische kaart moest trekken en sneller moest kunnen overgaan tot een preventieve schorsing. Ik stel vandaag vast dat daar ook werk van wordt gemaakt. In de week van 28 februari bijvoorbeeld werden zes initiatieven met een rood knipperlicht onmiddellijk aangepakt: één schorsing uit voorzorg door Opgroeien, één stopzetting op eigen initiatief na contact door Opgroeien, drie voornemens tot opheffing van de vergunning door Opgroeien – die procedure loopt – en één plan van aanpak dat wordt opgevolgd. Daarenboven werden drie initiatieven doorgegeven aan Zorginspectie voor nadere opvolging. Eentje daarvan is al bezocht, de andere twee zullen op korte termijn bezocht worden. Na het actuadebat en na de motie die jullie gestemd hebben, zijn we daar dus onmiddellijk mee van start gegaan en heeft het al geleid tot zes concrete initiatieven. Dat is even veel als wat in 2020 op een heel jaar tijd is gebeurd.
Wat De Vlindertjes betreft, in Schoten, werd mijn kabinet vorige vrijdag ingelicht over de schorsingsbeslissing. Dat is ook de normale procedure. Laat mij misschien een aantal zaken verduidelijken inzake het kinderdagverblijf waar u hier naar verwijst, De Vlindertjes. U vraagt zich af hoe het mogelijk is dat iemand die veroordeeld is wegens kindermishandeling, nog kinderen kan opvangen. Dat is een juiste, terechte vraag en dat is een vraag die ik mij ook heb gesteld toen ik de vonnissen van de rechtbank en van het hof van beroep heb gelezen.
Ik weet niet of u alles hebt kunnen reconstrueren, maar ik zet toch graag de feiten op een rijtje. Deze organisator werd op 6 januari 2020 door de rechtbank veroordeeld voor opzettelijke slagen, onterende behandeling en onopzettelijke slagen. Daarop is de organisator in beroep gegaan. Een beroep aantekenen is in onze rechtstaat gepermitteerd, net zoals het de gewoonte is om gevolg te geven aan een uitspraak van een rechtbank. Door een arrest van het hof van beroep van 2021 is het vonnis met betrekking tot de organisator hervormd, waardoor het volgende kan worden besloten: de rechtspersoon wordt vrijgesproken aangezien er geen fout of gebrek aan voorzorg wordt aangetoond in hoofde van de rechtspersoon. Dat is een uitspraak van een rechtbank, van een hof van beroep. Het hof van beroep heeft in januari 2021 voor een stuk anders geoordeeld dan de aanvankelijke rechter in een uitspraak op 6 januari 2020. U zegt dat u dat onbegrijpelijk vindt en ik vind dat ook onbegrijpelijk, maar het is wel de realiteit dat het hof van beroep die inschatting heeft gemaakt.
Concreet en voor alle duidelijkheid: de persoon in kwestie had van de rechtbank een contactverbod met kinderen gekregen. Zij kon niet meer instaan voor de concrete opvang van de kinderen. Na de uitspraak in beroep rustte er geen verbod meer op de organisator om een kinderopvang uit te baten.
Vanaf het ogenblik dat het agentschap kennis heeft gekregen van het strafonderzoek werden afspraken gemaakt met de organisator en de verantwoordelijke. Met respect dus voor het arrest van het hof van beroep zijn er contacten geweest en zijn er afspraken gemaakt.
Op 20 februari van dit jaar, een dikke twee weken geleden dus, kwam er een anonieme klacht binnen bij het agentschap Opgroeien. Daarop is er met ingang van 1 maart 2022 een schorsing van de vergunning uitgesproken, zodat Opgroeien kan nagaan of alle afspraken nog gerespecteerd worden, en zijn de ouders ook geïnformeerd door het agentschap. Dat het agentschap Opgroeien dit na die anonieme klacht heeft gedaan, is omdat wij – zoals we gevraagd en besproken hebben tijdens het actuadebat – gezegd hebben dat er vertrokken moet worden van het voorzorgsprincipe.
Om voldoende motivering verder uit te bouwen, is er een dringende inspectieopdracht gegeven aan Zorginspectie, die de klacht verder onderzoekt. Ook het agentschap Opgroeien onderzoekt verder het volledige dossier om de nodige maatregelen te nemen.
Zoals ik vorige week heb aangegeven, is er in dit dossier in de eerste plaats volledig ingezet op het belang van het kind handelen. Gelet op de concrete elementen vermeld in de klacht en de antecedenten van deze organisator werd als beveiligende maatregel de opvang meteen geschorst, in afwachting van verder onderzoek. Hierna zal beslist worden of we dienen over te gaan tot een definitieve handhavingsmaatregel. Ik denk dat hier kordaat en consequent gehandeld is nadat de laatste klacht is binnengekomen.
In de marge kan ik nog melden dat een aantal ouders tijdens de informatiebijeenkomst aangaf nog steeds achter het initiatief van de kinderopvang te staan. Dat geeft aan dat een schorsing of sluiting ook vanuit dat perspectief vaak complexer is dan men zou denken. Het maakt ook het onderzoek dat voorafgaat aan een definitieve beslissing, des te belangrijker.
Dan kom ik tot de acties inzake handhaving. Dit dossier overstijgend, herhaal ik wat ik vorige week al heb meegegeven. Het agentschap had in 2020 plannen om te starten met een versterkte handhaving en is, ondanks corona, in 2021 effectief gestart met een intern multidisciplinair team om precaire dossiers te onderzoeken. Begin 2022 werd een team klantenbeheerders samengebracht om de focus op handhaving te versterken. Ik gaf vorige week ook al aan dat we hierin verder hadden willen gaan en dat er nu werk gemaakt wordt van een actieplan dat bestaat uit twee delen, waarbij een eerste deel inzet op een versterkte handhaving en meer transparantie en een tweede deel op meer fundamentele actielijnen als versterking voor de sector. We wachten hier dus niet op die audit.
Het deel rond versterkte handhaving gaat onder meer over het op heel korte termijn onderzoeken of het huidige kader voldoende mogelijkheden biedt om preventief te kunnen ingrijpen en juridische procedures maximaal te kunnen doorstaan. Het agentschap Opgroeien is daar nu volop mee bezig. Er wordt ook verder gebouwd op de gelaagdheid van handhaving, die al in 2020 werd ingezet: klantenbeheer kan een beroep doen op het interne multiteam van het agentschap, waar er juridische, medische en psychopedagogische expertise wordt gebundeld om dossiers te adviseren. Bij fysieke letsels wordt er bijkomend een beroep gedaan op de expertise van de vertrouwenscentra kindermishandeling (VK’s). Ook zal de werking van de handhaving via een reviewsysteem opgevolgd worden via een ethisch comité. We zullen dit in de komende weken installeren. Op de dossiervorming zal er breder worden ingezet en zal er niet alleen meer worden uitgegaan van informatie verzameld uit inspectiebezoeken. Binnen dit kader zal er ook een strikter afsprakenkader worden uitgewerkt met ondersteuners, zoals Mentes. We hebben daarvoor al het besluit rond de inzet van coaches, dat aanstaande vrijdag op de ministerraad wordt besproken, bijgestuurd.
Naast deze versterkte handhaving wordt er ook ingezet op meer transparantie. Op korte termijn wordt er werk gemaakt van de publicatie van de inspectieverslagen. Zorginspectie zal dit operationeel maken en dit is nu in volle voorbereiding. Er wordt ook samen met de sector bekeken in welke mate klachten, trajecten van handhaving en tevredenheidsbevragingen door de voorzieningen zelf transparanter kunnen worden gemaakt. Vanuit het agentschap Opgroeien wordt gekeken hoe signalen en ongerustheden ook sterker mee kunnen worden opgenomen in het dossier. Veel ouders doen meldingen, maar wensen geen klacht in te dienen. Dit moet worden bekeken in het licht van het Klachtendecreet, waarin heel wat regels inzake de behandeling van klachten geformuleerd staan.
Ten slotte zal ook MeMoQ onder de loep worden genomen. De eenmeting was gepland in 2021. Iedereen weet waardoor de bezoeken niet hebben kunnen plaatsvinden, namelijk corona. De nieuwe opdracht wordt uitbesteed.
Het tweede deel van de actielijnen heeft betrekking op het meer fundamenteel versterken van de sector. Hier heb ik het agentschap Opgroeien gevraagd om te onderzoeken welke maatregelen deze legislatuur nog kunnen worden genomen, samen met de uitwerking van het dynamisch kwaliteitsbeleid. Hierbij wordt volop de kaart van voldoende competenties getrokken.
Boven op deze actielijnen op korte en middellange termijn wordt er vanuit ‘Vroeg en nabij’ werk gemaakt van een fundamentele toekomstoefening voor de kinderopvang. De kinderopvang moet als basisvoorziening versterkt ingebed worden in een breder, sterker netwerk. Op deze manier kunnen initiatieven veel minder geïsoleerd aan de slag gaan. Ik ben graag bereid over enkele maanden een stand van zaken van het actieplan in deze commissie te geven.
U vroeg ook of organisatoren wel degelijk gescreend worden op veroordelingen. Hier volgen we de juridische mogelijkheden die we daaromtrent hebben. Wanneer het agentschap Opgroeien op de hoogte gesteld wordt van een strafrechtelijk onderzoek, stelt het zich altijd benadeelde partij. Op die manier kan het agentschap kennisnemen van het strafdossier. Zo kan het agentschap, indien er ernstige indicaties zijn, een maatregel nemen ten aanzien van de vergunning. Het agentschap zal zich in bepaalde dossiers ook burgerlijke partij te stellen bij een doorverwijzing naar de rechtbank.
Heel concreet heeft Opgroeien zich in het dossier van Schoten op 2 augustus 2018 bij het parket benadeelde partij gesteld. Opgroeien is nadien niet op de hoogte gebracht door het parket van de doorverwijzing naar de rechtbank. Opgroeien heeft de uitspraak pas later van de organisator zelf vernomen. Ik gaf wel al aan dat Opgroeien onmiddellijk na de kennisname een afspraak met de organisator heeft gemaakt. Kort na de veroordeling van de verantwoordelijke is een inspectiebezoek uitgevoerd en is handhaving opgestart, waarbij duidelijk gestipuleerd werd dat de verantwoordelijke niet langer kon instaan voor de dagelijkse zorg voor de kinderen. Dit bleef verder lopen in afwachting van en ook na de uitspraak van het hof van beroep.
Over het attest uit het strafregister zijn er ook een aantal vragen gesteld. Bij de aanvraag van de vergunning, maar ook bij de opstart van een nieuwe tewerkstelling moet zowel de organisator als de verantwoordelijke en elke medewerker die op regelmatige basis contact heeft met de kinderen, beschikken over een recent uittreksel uit het strafregister. Dat mag maximum drie maanden oud zijn. Daarna kan het agentschap Opgroeien gemotiveerd verzoeken om dit te vernieuwen. Het is de verantwoordelijkheid van de organisator om zich actief te informeren over elke mogelijke wijziging zowel voor zichzelf als voor de medewerkers, en dit ook te melden aan Opgroeien.
Op dit moment wordt Kind en Gezin niet systematisch geïnformeerd wanneer er een veroordeling wordt uitgesproken tegen een kinderopvanginitiatief, een verantwoordelijke of een van de medewerkers. Tussen de procureurs-generaal en de Vlaamse agentschappen bestaat wel een omzendbrief houdende mededeling van opsporingsonderzoeken, vervolgingen en veroordelingen van ambtenaren en personen die taken van openbaar belang waarnemen of die functies uitoefenen die doorgaans een gezagsrelatie met minderjarigen of kwetsbare personen impliceren.
Deze omzendbrief heeft als doel, om binnen het daartoe uitgewerkte kader, het betrokken Vlaams agentschap te informeren van wat in de titel is opgesomd. Tot op heden heeft Opgroeien één dergelijke melding ontvangen, die zich situeert in de preventieve gezinsondersteuning.
De informatiedoorstroming is momenteel dus vooral dossiergebonden. Er is meer overleg met en bewustwording bij de parketten nodig om de samenwerking en de informatiedoorstroming te verbeteren. Ik zal dit ook opnemen met mijn collega voor Justitie en Handhaving en bekijken hoe zij deze vraag mee kan ondersteunen.
Ik weet dat er ook heel veel vragen zijn over het beroepsverbod. Ook daar wil ik even concreet op ingaan. In het decreet van 20 april 2012 houdende de organisatie van kinderopvang van baby’s en peuters is ervoor gekozen om bestuursrechtelijke, probleemverhelpende maatregelen te voorzien, waarbij de afhandeling gebeurt door Opgroeien. Het gaat om het wijzigen, schorsen of opheffen van de vergunning in geval van het niet naleven van de voorwaarden of het verhinderen van toezicht.
Het gevolg van het vergunningsstelsel dat met dit decreet werd ingevoerd, is dat er niet aan kinderopvang kan worden gedaan zonder vergunning. Wanneer met andere woorden een vergunning wordt opgeheven, zal deze kinderopvangvoorziening haar activiteiten moeten stopzetten en de voorziening sluiten. Dit is de meest verregaande handhavingsmaatregel die opgelegd wordt wanneer de concrete omstandigheden hiertoe aanleiding geven.
Tevens zullen kinderopvangvoorzieningen waarvan de vergunning geschorst wordt, bijvoorbeeld in geval van ernstige feiten waarvoor de kinderopvangvoorziening verantwoordelijk kan zijn zonder dat daar evenwel zekerheid over bestaat, de werking tijdelijk moeten opschorten. Dit betekent dus dat opheffing of schorsing van de vergunning neerkomt op het niet meer kunnen openhouden van een kinderopvangvoorziening, en dit impliceert een feitelijk beroepsverbod voor de betrokken medewerkers. Een zogenaamd strikt beroepsverbod, op hoofde van een bepaalde medewerker, kan niet worden opgelegd door Opgroeien. Dit kan enkel door de rechtbank beslist worden.
Dan kom ik tot de verdere dossieropvolging. Zorginspectie bezorgt op regelmatige basis een overzicht van alle opvangvoorzieningen waar opstart of verderzetting handhaving nodig is aan het agentschap Opgroeien. Bij de verdere opvolging van deze dossiers wordt een onderscheid gemaakt tussen administratieve tekorten en tekorten met grotere risico’s wat betreft veiligheid van de kinderen. Daar waar er een reëel gevaar bestaat voor de psychische en fysieke integriteit van de kinderen kan er onmiddellijk worden overgegaan tot een schorsing. In alle andere gevallen wordt handhaving opgestart door middel van een aanmaning.
Ik gaf al aan dat ik aan Opgroeien heb gevraagd om alle dossiers opnieuw ter hand te nemen waar er op basis van klachten of vaststellingen door Zorginspectie mogelijk toch een veiligheidsrisico voor kinderen zou kunnen zijn. De eerste resultaten heb ik u bij het begin van mijn antwoord concreet meegedeeld.
We hadden het in deze commissie al meermaals over de kindbegeleiderratio, maar daar wil ik nog iets over meegeven. Vóór het decreet gold een norm in de erkende opvang van kinderbegeleiders in dienst, namelijk 1 vte per 6,5 plaatsen voor een opvang die minstens 11 uur per dag open moest zijn. Omdat de kinderbegeleider in principe geen 11 uur per dag werkt en ook werkvrije dagen heeft, waren er in de feiten, om aan deze ratio te voldoen, meer kinderen per begeleider aanwezig. Het decreet voerde vanaf 2014 een effectieve aanwezigheidsnorm in, namelijk maximaal 8 aanwezige kinderen per aanwezige kinderbegeleider of maximaal 9 als er meer dan 1 kinderbegeleider aanwezig is. Tegelijk moet de opvang binnen zijn financiële mogelijkheden streven naar een betere norm, namelijk 1 per 7 aanwezige kinderen. De effectieve aanwezigheidsnorm zorgt er, in tegenstelling tot de vroegere norm, voor dat het niet toegelaten is om in specifieke omstandigheden, zoals ziekte, vroege of late shift, meer kinderen dan 1 op 8, respectievelijk 1 op 9 op te vangen.
Op basis van de monitoringgegevens over het jaar 2020 stellen we bovendien vast dat er in de groepsopvang per 6,6 vergunde plaatsen één VTE-kinderbegeleider (voltijds equivalent) in dienst was. Dat is de feitelijke norm. En ik heb net uitgelegd hoe de norm van voor 2014 in elkaar stak.
Covid heeft hier ook geen impact op. We kijken naar het aantal kinderbegeleiders in dienst ten opzichte van het aantal plaatsen. Dat er vanwege covid minder prestaties waren op die plaatsen, doet er dus niet toe.
Het is dus – los van het debat over de ideale ratio – niet correct om te blijven beweren dat het decreet Kinderopvang de ratio heeft verzwaard. Want uiteraard ondersteun ik de idee om de ratio te versterken, en de doelstelling van het blijvend realiseren van kwaliteitsvolle kinderopvang en werkbare jobs die we daarmee willen realiseren.
Op korte termijn zijn er alleszins twee grote uitdagingen als we de ratio verder willen verlagen.
Ten eerste is er het actuele tekort aan medewerkers. De ratio verbeteren zou het tekort alleen maar groter maken. Ten tweede zijn de budgettaire uitdagingen om dit te realiseren enorm. Het verbeteren van de ratio met één eenheid kost meer dan 80 miljoen euro. Bij ongewijzigd beleid zou dit de bestaande ongelijkheid in financiering tussen de trappen nog verder vergroten. We moeten mijn inziens dus eerst nadenken over een gelijke financiering voor alle opvanginitiatieven. We maken daar werk van in het kader van het uitbreidingsbeleid, door te kiezen voor de best gesubsidieerde plaatsen. Maar we moeten hierin verder durven gaan en zoeken naar duurzame oplossingen, zonder overhaast te werk te gaan.
Ik ben het met u eens dat de uitdaging bijzonder groot is, maar ik heb er vertrouwen in, omdat meer dan 150 stakeholders hun schouders zetten onder de denkoefening ‘Vroeg en Nabij’ die we zijn gestart. Daarbij zullen ook voor de kinderopvang maatregelen worden voorgesteld. Ik ben tevreden dat het secretariaat van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) zich geëngageerd heeft om hier een voortrekkersrol in op te nemen, en ik heb er vertrouwen in dat dit met het advies van de Vlaamse Raad WVG en met de nauwe betrokkenheid van de raadgevende comités zal leiden tot concrete voorstellen om de kinderopvang nog sterker en ook ‘futureproof’ te maken.
Verschillende collega’s hebben het hier al aangebracht: er zijn ongelooflijk veel mooie en goede kinderopvanginitiatieven. Ik heb er de voorbije periode heel wat gezien. Dat sterkt mij in de overtuiging dat de overgrote meerderheid van de 20.000 medewerkers in de kinderopvang daar werkt met een ongelooflijk groot hart voor de 95.000 kinderen. Dat moet ons blijven motiveren om de nodige maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat diegenen die problemen hebben, worden aangepakt, zodat de anderen verder kunnen groeien en bloeien.
Er zijn een aantal vragen gesteld over de opmaak van de zogenaamde lijsten. Ik stel voor dat die vragen in de hoorzitting waarover u het in de voorbereidende werkzaamheden had aan Zorginspectie en het agentschap Opgroeien worden gesteld. Zij moeten duidelijkheid geven en kunnen geven over de manier waarop deze lijsten werden opgesteld en hoe men daarmee aan de slag is gegaan. Ik heb u gerapporteerd over de heel concrete opvolging die wij sinds het actualiteitsdebat daarover hebben gegeven.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, dank u voor uw antwoord. U verwijst naar een hoorzitting. Ik denk dat het inderdaad goed is dat we Kind en Gezin en Zorginspectie zelf bevragen, want in uw antwoord hebt u een aantal keren aangegeven dat u zelf nog een aantal vragen hebt waarom bepaalde zaken zo gelopen zijn. Ik wil inderdaad graag een aparte hoorzitting met het agentschap Opgroeien, Kind en Gezin en Zorginspectie.
Maar, minister, ik heb toch een aantal bijkomende vragen bij wat u net hebt aangehaald.
U zegt dat u geen beroepsverbod kunt uitspreken. Dat is waar, maar Kind en Gezin kan bij zulke situaties wel telkens actief naar de rechtbank stappen om een beroepsverbod aan te vragen of te laten uitspreken. En Kind en Gezin kan in de erkenningsvoorwaarden opnemen dat iemand niet op die zwarte lijst mag staan. Dat heb ik al in februari 2020 gezegd. Dat heeft Kind en Gezin volledig autonoom in handen.
‘Klachtendienst’, ‘meldingen’: ik wil echt af van die cynische taalspelletjes – want dat zijn het! Is het een klacht, is het een melding, is het een telefoon, anoniem of niet anoniem? Minister, het bekommert de N-VA-fractie dat mensen dertig telefoons moeten doen naar Kind en Gezin in hoofde van de burger, van de buur … Is dat een melding? Is dat een klacht? Hebt u daar al laten weten dat er iets niet pluis is? ‘Men heeft het woordje ‘klacht’ niet uitgesproken en dan is het geen klacht! Dat noteren wij niet als klacht!’ Minister, daar kunnen we nu toch echt niet mee akkoord gaan?
Minister, ik hoor u zeggen dat naar aanleiding van ’t Sloeberhuisje er één schorsing is en drie voornemens tot opheffing. Ik mag het hopen, dat als er het voornemen is tot opheffing, er meteen een schorsing is. Opheffing is meer dan schorsing. Opheffing is straffer. Je kunt niet zeggen dat je bezig bent met de opheffing, maar dat ze ondertussen wel nog even mogen voortdoen. Dat lijkt mij absoluut geen juiste zaak.
U had het over de veroordeling in Schoten. Ik denk dat u het had over het uittreksel uit het strafregister ‘goed gedrag en zeden’. Dat is het model artikel 596.2. Daar is een heel specifieke groep voor. We kunnen daar veel sneller ageren door dat desgevallend jaarlijks te vragen. Er worden bij inspecties zoveel papieren opgevraagd in een kinderopvang, waarbij ik mij bij veel van die papieren afvraag of het überhaupt iets doet aan de kwaliteit, maar dit papier vragen we maar één keer.
Minister, op die zwarte lijst staan sommige criteria die worden gehanteerd, niet vermeld. Maar ze zijn ook nodig om u te informeren. Welke criteria worden nu door Kind en Gezin en Zorginspectie gebruikt om te zeggen dat men zich over een bepaalde zaak zorgen maakt? Als ouders ergens niet voorbij de deurdrempel mogen, dan maak ik mij al zorgen. Heel veel stageplaatsen hebben elk jaar meer stagiairs, omdat dat extra ondersteuning geeft. Maar er zijn opvanginitiatieven die nooit een stagiair vragen. Er zijn er zelfs die geen stagiair wilden wanneer je er een aanbood. Wel, dan maak ik mij zorgen, want ze willen eigenlijk niet dat er iemand binnenkomt. Dat is voor mij een essentiële zaak die nog altijd niet duidelijk is.
Ook de communicatie tussen u en Kind en Gezin … U verwijst zelf naar een hoorzitting waar de vragen moeten worden gesteld aan Kind en Gezin. Dan neem ik aan dat uzelf nog niet de antwoorden hebt gekregen die u wilt krijgen. Dat maakt mij bezorgd.
Iets waarover ik ook heel bezorgd ben: zowel in de kinderopvang in Schoten als bij ’t Sloeberhuisje is er telkens naar aanleiding van de klachten een gesprek geweest. Dan is het gestopt. Een gesprek! Maar, minister, als u die inspectieverslagen leest … ‘Gaat u nog kinderen mishandelen?’ En dan zegt die persoon: ‘Neen, ik zal het niet meer doen.’ Dat kan toch niet? En als dat gesprek er dan is geweest, hoe werd het dan opgevolgd? Hoe is dat dan, met de vinger aan de pols, in zijn werk gegaan? Of zegt u: ‘We hebben een goed gesprek gehad, het is in orde.’? Daar blijf ik toch met een aantal vragen zitten.
Ik hoorde onlangs van mensen die onderzoek deden vanuit de politie dat het bij Kind en Gezin heel moeilijk was om documenten vrij te krijgen, zelfs in die mate dat ze met een huiszoeking moesten dreigen om alle documenten boven water te krijgen. Minister en collega’s, ik begrijp echt niet waarom Kind en Gezin in zulke gevallen dergelijke opvanginitiatieven uit de wind zou zetten. Ik zie echt niet waarom dat zou moeten.
Want als het inderdaad kwaadwillige klachten en meldingen zouden zijn van mensen die schade willen berokkenen, dan denk ik dat dat vrij snel wordt doorgeprikt. Als iemand een werknemer ontslaat en die zou dan kwaadwillige roddels rondstrooien om een kinderopvanginitiatief te schaden, dan moeten we dat snel doorprikken. Daar ben ik het absoluut mee eens. Maar hier gaat het over meerdere meldingen van meerdere ouders, jaar na jaar. En het gaat over buren, mensen die er werken, enzovoort. Dat zijn geen eenmalige zaken. Ik begrijp niet waarom Kind en Gezin dat minimaliseert.
Minister, er is nog een laatste punt waarbij ik nog altijd niet goed weet hoe ik het moet interpreteren. We hebben een opheffing en een schorsing. Een schorsing wil zeggen: ‘We maken ons zorgen’. Dat is een preventief gegeven. Dat moet toch veel sneller gebeuren? Het lijkt erop dat er eerst een hele procedure moet worden afgehandeld en dat er dan pas kan worden geschorst. Maar dat is geen voorzorgsprincipe. Minister, u hebt net gezegd dat er zes zijn. Ik heb een heel formele vraag: kan Kind en Gezin u garanderen dat er op dit moment in Vlaanderen geen opvanginitiatieven worden uitgebaat door mensen die veroordeeld zijn voor kindermishandeling, door mensen die een beroepsverbod hebben? Een vennootschap, dat zijn altijd bestuurders. Dan moeten we gewoon zeggen: ‘Een van de bestuurders of oprichters, en dan zijn we er ook.’ Kan Kind en Gezin u dat garanderen?
Kan Kind en Gezin, als het die lijst heeft, u garanderen dat de initiatieven waarover er zorgen zijn, op dit moment preventief geschorst zijn? Ik hoop dat nu, 8 maart 2022, op die twee vragen het antwoord ‘ja’ is en dat we volgende week of over twee weken niet opnieuw het debat moeten voeren vanwege een nieuw initiatief.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
We vergeten het vaak in de huidige situatie maar er zijn ongelooflijk veel mensen die zich inzetten in de kinderopvang, elke dag opnieuw, en die de kindjes op een heel goede manier verzorgen. Onze ouders moeten daar vertrouwen in kunnen hebben. Heel wat mensen, ook in deze commissie, zetten dagelijks kinderen af in de kinderopvang, of ze hebben dat in het verleden gedaan. Iedereen weet dat je dat met een gerust hart moet kunnen doen. Er zijn heel veel kinderopvanginitiatieven waar die kleintjes met open armen worden ontvangen.
Dat neemt niet weg dat er een aantal zijn waar dat niet zo is. Daar moet echt tegen worden opgetreden. Het kan gewoon niet, de aantijgingen en wat er gebeurd is, de zaken waarover we de laatste tijd horen. We staan daar allemaal versteld van, we zijn daar allemaal door gechoqueerd. We hebben hier allemaal, ook de minister, de absolute wil uitgesproken om na te gaan hoe dat kan en kon gebeuren in het verleden. We moeten werk maken van een actieplan om ervoor te zorgen dat de procedures, zowel voor de inspectie, de controle als de handhaving, sterk worden verbeterd, zodat we er allemaal gerust op kunnen zijn dat de kindjes die worden opgevangen in de kinderopvang daar op een goede manier worden verzorgd.
Met betrekking tot de vragen en antwoorden van de minister heb ik nog enkele bijkomende zaken.
Ten eerste, volgens mij draait het heel sterk rond vanaf wanneer er wordt teruggegrepen naar een preventieve schorsing. Ik voel aan – en dat is twee weken geleden ook al ter sprake gekomen – dat men daarvoor altijd het juridisch kader heeft gezocht: hoe kunnen we er zeker van zijn en hebben we voldoende bewijsmateriaal en dergelijke meer. Dat moeten we omdraaien. We moeten uitgaan van het voorzorgsprincipe: wanneer er bepaalde aantijgingen zijn, moet er gewoon worden opgetreden – ook nu, in het kader van het kinderopvanginitiatief in Schoten, waar Kind en Gezin zich zelfs burgerlijke partij heeft gesteld maar dan toch het strafrechtelijk onderzoek afwacht en nadien zelfs het vonnis afwacht of het vonnis in eerste instantie niet kenbaar heeft gekregen maar nadien verder heeft afgewacht tot de beroepsprocedure was afgerond.
Vanuit juridisch oogpunt kan ik dat natuurlijk ook wel plaatsen maar dat is niet conform het voorzichtigheidsprincipe. Wanneer er bepaalde signalen zijn, moet men overgegaan tot een preventieve schorsing. Ik denk dat we daar een heel goed kader voor moeten afspreken. Ik heb daarstraks gezegd dat mijn voorstel is om Zorginspectie en het agentschap, dus beiden, zowel voor de inspectie en de controle als voor de handhaving, uit te nodigen in de commissie. Collega Daniëls is er daarnet ook al op ingegaan. We hebben een heel aantal vragen voor hen en we zullen nadien echt wel moeten bijsturen.
Ik hoor vaak de vraag of, wanneer de rechtbank of het hof van beroep geen verbod heeft uitgesproken om nog een kinderopvanginitiatief te organiseren, er wel kan worden opgetreden. Ik vind dat een heel belangrijke vraag. Mij lijkt het toch wel zo dat een arrest ter zake geen verplichting is ten aanzien van Kind en Gezin om een bepaald initiatief te erkennen of te blijven erkennen wanneer er bepaalde aanwijzingen zijn dat de kinderen daar niet goed worden verzorgd. Er zijn veel manieren om geen kwaliteitsvolle zorg te verlenen zonder dat er daarom sprake is van een strafrechtelijke inbreuk of een veroordeling.
We moeten het zeker ook hebben over de doorwerking van bepaalde beslissingen of bepaalde vonnissen en arresten naar uitbaters, organisatoren en medewerkers. Wanneer een initiatief wordt veroordeeld, dan zitten daar andere mensen achter die daar werken en zich mee schuldig maken aan die feiten. Hetzelfde geldt wanneer een persoon wordt veroordeeld en men zegt niets te kunnen doen omdat het initiatief niet is veroordeeld. Ook daar moeten we die interactie zien waar te maken. Dit is dus zeker een actiepunt dat we moeten meenemen.
Minister, hoe kunnen we ouders betrekken? Dat is een van de punten uit de motie die we twee weken geleden hebben ingediend. Ik vind dat ontzettend belangrijk want het zijn die ouders die Zorginspectie een zicht kunnen geven op de dagelijkse werking van een dergelijk kinderopvanginitiatief. En dat is iets helemaal anders dan een momentopname wanneer Zorginspectie langskomt. Daar kunnen heel wat signalen van ouders worden gegeven die, wanneer ze samen worden gelegd, eigenlijk zwaar genoeg zijn om te besluiten dat er toch iets aan de hand is, iets wat Zorginspectie misschien niet ziet wanneer ze zelf ter plaatse gaat.
Een andere vraag gaat over het uittreksel uit het strafregister. Ik had er heel specifiek naar gevraagd. In de regelgeving is opgenomen dat men dat moet voorleggen op het moment dat een opvanginitiatief wordt gestart of op het moment van tewerkstelling. Minister, in uw antwoord zegt u dat dat nadien eigenlijk niet meer wordt opgevraagd, tenzij wanneer een uitbater vindt dat dit nodig is. Dan kan hij een medewerker gemotiveerd verzoeken om een hernieuwing. Dat kan, maar wanneer de problematiek zich stelt in hoofde van de organisator of uitbater zelf, dan zal die persoon daar natuurlijk niet naar vragen en biedt dat dus geen enkele zekerheid. Ik denk dan ook dat we, zeker wanneer er signalen zijn, die herhaaldelijke opvraging moeten bekijken. Een controle is maar een momentopname, en na een jaar of na enkele jaren is dat opnieuw een momentopname. Maar het is belangrijk dat alle mazen van het net worden gedicht. Dat is onze taakstelling. En als dit daartoe kan bijdragen, dan moeten we dat doen.
Minister, wat de gegevensuitwisseling betreft, vind ik dat het echt niet kan dat op het moment dat er een strafrechtelijk onderzoek loopt of er een veroordeling komt, Kind en Gezin niet wordt ingelicht. Ik denk dat er dringend overleg nodig is met de parketten en met de federale minister van Justitie om dat te bewerkstelligen. Ik weet dat dit in het verleden ook in andere sectoren al aan bod is geweest. Het kan niet dat we niets weten, mogelijk zelfs na een hele procedure, en dat er dan opeens een veroordeling blijkt te zijn, soms voor heel ernstige feiten, terwijl er intussen kinderen opgevangen bleven worden. Het gaat over een afweging van belangen en over het voorzichtigheidsprincipe en dan moeten die gegevens kunnen worden uitgewisseld. Dat is alleszins mijn standpunt daarover.
Minister, is het tot slot niet zaak om eens na te denken of er geen tussenniveau kan worden georganiseerd voor die standalone-initiatieven, waar men niet elke dag kan meekijken en men eigenlijk enkel de ouders heeft om feedback te geven, en die dan ook niet altijd dadelijk een melding willen doen of een klacht willen indienen of die de signalen niet altijd ernstig genoeg vinden? Kan men die voorzieningen, die initiatieven laten aansluiten bij een soort tussenniveau, een organisatie die waakt over de kwaliteit en die vaker op de werkvloer komt dan Zorginspectie bijvoorbeeld?
Mevrouw Malfroot heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw, terecht, uitgebreid antwoord. Maar ik vind echt, en ook de collega’s hebben er al op aangedrongen, dat u in dit geval veel actiever moet inzetten op dat beroepsverbod, en op het preventief sluiten, dan in het geval van het kinderdagverblijf in Schoten en wat zich daar heeft voorgedaan. We hebben intussen al vaker gezegd dat bij de minste twijfel het initiatief moet worden gesloten. U moet daar niet wachten op het gerecht want het gerecht kent een enorme achterstand. Elk jaar dat we moeten wachten, is een jaar te veel. We mogen niet het risico nemen om een opvang bij ernstige feiten, bij klachten over mishandeling, open te laten. We moeten daar effectief inzetten op eventueel preventievere sluiting.
Tijdens het actualiteitsdebat heb ik ook al aangedrongen op het feit dat rekening moet worden gehouden met woord en wederwoord – klachten komen soms van ontevreden personeelsleden, om een of andere reden. Maar het gaat hier over kindjes die heel kwetsbaar zijn. We moeten dan ook de ouders horen en de inspecteurs laten bijstaan door experten, hetzij psychiaters, hetzij de politie. Een inspecteur die een klacht gaat onderzoeken, is heel kwetsbaar en kan de situatie niet altijd inschatten. Experten kunnen misschien zaken zien die een inspecteur niet ziet aan de hand van bijvoorbeeld de lichaamstaal van de betrokkenen, en kunnen misschien op een andere manier waarnemen en actie ondernemen. Het zal de inspecteur ook een goed gevoel geven daar niet alleen te staan en niet alleen verantwoordelijk te kunnen worden gesteld wanneer iets over het hoofd wordt gezien.
U hebt daarnet ook gezegd dat de feiten die zijn voorgevallen in ’t Sloeberhuisje een enorme resem klachten in gang hebben gezet. Wanneer sneller wordt overgegaan tot een sluiting of een schorsing of hoe u het ook wilt noemen, dan zal dit opnieuw die klachten op gang brengen en zal men heel snel kunnen zien of daar nog ouders ontevreden of ongerust zijn. Het gaat immers zo snel de ronde dat het effectief iets in gang zet waardoor men veel sneller kan schakelen. Of misschien zal de verantwoordelijke, wanneer het te heet wordt, zelf sluiten omdat de klachtenstroom anders te groot wordt. Er is het spreekwoord: waar rook is, is vuur, en dat is soms wel waar. U moet daar veel sneller op inspelen.
Minister, ik stel me ook vragen bij de dossierbehandelaars die deze telefoontjes binnenkrijgen van een klacht, een melding, een feit, of hoe u het wilt noemen. Ik heb het gevoel dat de dossierbehandelaar een onrustwekkende situatie onvoldoende kan inschatten. Anders is het niet mogelijk dat daar helemaal niets mee gebeurt of dat men ouders zelfs afraadt om klacht in te dienen. Blijkbaar zitten daar mensen die de situatie onvoldoende kunnen inschatten. Ik vind het belangrijk dat u daar inzet op opleiding, want het gaat hier over mensenlevens. Het gaat over baby’s die heel zwak zijn en die zichzelf niet kunnen verdedigen. Het lijkt me opportuun dat iemand die een melding binnenkrijgt, kan inschatten hoe de situatie is. In dit geval waren er zoveel klachten, meldingen en telefoons terwijl er niets is gebeurd en dus moet er bij de meldingen zelf iets fout zijn gegaan.
Ik stel me ook vragen bij die overbezetting. U had het over 1 per 7, dan over 1 per 6,6 en dan verwijst u naar het feit dat de kindnorm niet wordt overschreden en dat dit niets te maken heeft met corona enzovoort. Ik geloof daar geen snars van, want ook in ‘t Sloeberhuisje was tweemaal in die verslagen aangetoond dat er sprake was van overbezetting. Zij was verantwoordelijk voor 13 kinderen. Als dat bij ‘t Sloeberhuisje gebeurt, gebeurt dat ook bij andere kinderdagverblijven. Het is natuurlijk niet altijd uit te sluiten dat er gedurende een halfuurtje overbezetting is, maar wanneer dat structureel is, dan moet u daar actie ondernemen. En dus stel ik u de vraag wat voor u de norm is, welke feiten er voor u moeten gebeuren om op die zwarte lijst van aandachtsvoorzieningen terecht te komen. Want u hebt wel gezegd dat 6 voorzieningen onmiddellijk werden aangepakt, maar ik zou wel graag van u horen om welke redenen die zaken werden stopgezet. Waren daar nog gevallen van mishandeling of ging het over administratieve fouten? U zei immers dat er een verschil is tussen het in gevaar brengen van de integriteit van het kind en administratieve fouten. Ik zou graag van u horen om welke reden sinds 28 februari al bij 6 kinderdagverblijven actie werd ondernomen.
En dan vraag ik me ook af welke actie u zult ondernemen om die tergend trage opvolging aan te pakken. Bij ‘t Sloeberhuisje was de klacht in september ingediend maar heeft Kind en Gezin nagelaten om dat door te geven aan Zorginspectie. Dat is blijkbaar pas in december gebeurd, en pas in februari is Zorginspectie langsgegaan. Hoe komt het dat daar zoveel maanden kunnen overgaan?
Ik weet uit ervaring dat, wanneer Zorginspectie dat binnenkrijgt en op inspectie gaat en het gaat om een verslag waar de nodige aandacht aan geschonken moet worden, zij dat al doorgeven aan Kind en Gezin op het moment dat het verslag voorlopig is, met andere woorden wanneer de tegensprekelijkheid nog niet is gebeurd. Dus op het moment dat het verslag is geschreven, wordt het al doorgestuurd aan Kind en Gezin en wordt erop gewezen dat daar iets aan de hand is. En dan kan de uitbater natuurlijk ook nog altijd reageren. Maar in dit geval is daar door Kind en Gezin opnieuw niets mee gebeurd. Ik vraag me dan ook af hoeveel doden er nog moeten vallen voor daar sneller op ingezet wordt, minister.
U hebt het daarstraks ook gehad over het contactverbod dat werd opgelegd maar dat door, als ik me niet vergis, het hof van beroep opnieuw werd afgewezen. Dat verbaast me ook een beetje, want dat is natuurlijk de kat bij de melk zetten. Ik kan me niet voorstellen dat het gebruikelijk is dat iemand die veroordeeld is voor kindermishandeling, een kinderopvang kan blijven openhouden. Men zet daar letterlijk de kat bij de melk. De kindjes zijn daar en misschien is er wel een zekere drang om daar iets mee te doen, zeker wanneer men daarvoor veroordeeld is. Op dat vlak vind ik dat men zeker sneller moet sluiten en niet moet wachten op een beslissing van het gerecht. Als we daarop moet wachten, kunnen we jaren wachten, en dat kan natuurlijk niet de bedoeling zijn.
Minister, ik heb nog een aantal aanvullende vragen. Hoe zult u die klachtenprocedure herzien? Zult u de ouders daarbij betrekken? Zult u daar korter op de bal spelen? Zult u ook rekening houden met experten en zult u de inspecteurs laten bijstaan zodat zij wat sterker in hun schoenen staan?
Hoe zult u die lijst van veertig aandachtvoorzieningen waar u het over had en die we nog altijd niet hebben gezien, screenen, en over welke feiten gaat het?
Hoe kunnen we de tergend trage opvolging aanpakken? Want er gaat iets fout tussen het binnenkomen van de melding en het versturen van het verslag.
Hoe zult u de steeds terugkerende overbezetting aanpakken? Dat gebeurt immers niet alleen in ‘t Sloeberhuisje maar overal. Hoe zult u optreden? Over hoeveel crèches gaat het, en welke acties plant u?
Hoe zult u actiever inzetten op dat beroepsverbod?
En dan heb ik nog een laatste vraag. Ik had het er vorige week tijdens het actuadebat ook over: het feit dat camera’s soms kunnen helpen …
Collega, mag ik even onderbreken? Straks staan er twee vragen over camera’s in de kinderopvang geagendeerd. Dan kunt u gerust nog even tussenkomen.
Misschien kan de minister al kort antwoorden.
Collega, die vragen moeten nog komen.
Oké, ik rond hier dus af.
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
Minister, ik heb vier punten.
Ten eerste, na uw hele uitleg blijf ik nog altijd op mijn honger zitten over hoe het nu komt of wat de fond nu is waardoor klachten – of meldingen, inderdaad dat maakt niet uit – door Kind en Gezin niet ernstig genomen worden en we nu al ruim twee jaar heel veel bewijzen krijgen van ernstige klachten over mishandelingen die niet ernstig genomen worden en niet opgevolgd worden, waardoor er geen sancties of sluitingen volgen. Hoe komt het en wat zit er mis waardoor die klachten niet adequaat behandeld worden? Minister, als u die diagnose niet juist kunt stellen, dan ben ik er heel ongerust over dat u ook niet de juiste oplossingen kunt aanreiken.
Daarnaast zegt u dat er wel al dingen gebeurd zijn. U zegt dat u wel snel en adequaat handelt; u pakt het wel grondig aan. U geeft dan het voorbeeld van zes initiatieven waar rode knipperlichten waren en die nu bekeken en aangepakt zijn in de week van 28 februari. Minister, ik vind het dan toch wel bijzonder: in hetzelfde debat dat we hier meer dan een jaar geleden hadden, in december 2020 in het parlement, zei u ook dat de kern van het probleem hardleerse opvangvoorzieningen zijn. U zei toen: “Daartegen moeten we hard optreden en dat zullen we ook doen.” U stoeft nu dat u optreedt tegen die voorzieningen, maar u had eigenlijk al meer dan een jaar geleden gezegd dat u ging optreden en die hardleerse voorzieningen ging aanpakken. Hoe komt het dan dat dat niet gebeurd is?
Ten tweede, als u spreekt over het probleem van de crèche in Schoten, dan gaan mijn haren echt wel rechtstaan. Minister, ik citeer u letterlijk: “Er is hier kordaat en consequent gehandeld." Hoort u eigenlijk zelf uw woorden? Iemand baat een crèche uit en is veroordeeld voor kindermishandeling en u zegt dat u hier consequent gehandeld hebt, maar dat klopt toch niet? U zegt dan dat dat komt omdat het hof van beroep die vrouw uiteindelijk in hoofde van rechtspersoon vrijgesproken heeft. Dat neemt niet weg dat de inhoud van die klacht en het aantal van die klachten toch al meer dan voldoende geweest moet zijn om Kind en Gezin uit voorzorgsprincipe voor de veiligheid van onze kinderen te laten optreden en een jaar geleden al te gaan interveniëren in die crèche. U kunt dan toch niet zeggen dat er hier kordaat en consequent gehandeld is. Minister, dat geeft me echt geen vertrouwen in uw aanpak vandaag rond de kinderopvang om de veiligheid van onze kinderen daar te garanderen.
Minister, dan zegt u dat u eindelijk – en ik ben blij om het u te horen zeggen – de versterking van de ratio ondersteunt, dat u inderdaad vindt dat er meer kinderbegeleidsters per aantal kinderen moeten komen. Ik ben daar blij om, omdat dat bij mijn weten de eerste keer is dat u dat echt ondersteunt. Dan zegt u dat er een probleem is, er zijn twee uitdagingen: we moeten het actueel tekort van medewerkers aanpakken, maar wat hier de roze of beter grote olifant in de kamer blijft – het is vandaag vrouwendag – is dat de loon- en arbeidsvoorwaarden van die medewerkers van de kinderopvang echt wel een pak beter kunnen. U kunt zich ook afvragen hoe het komt dat er zo veel lege vacatures zijn, hoe het komt dat mensen niet in de kinderopvang gaan werken. Als ik de lonen bekijk, verdienen kinderverzorgsters vaak pas na tien jaar anciënniteit 14 euro per uur.
Daarna zegt u dat er budgettaire uitdagingen zijn; dat gaat ons allemaal heel veel geld kosten. Als u meent dat u ondersteunt dat de eerste duizend dagen in een kinderleven van ongelooflijk groot belang zijn, dan moeten daar ook de nodige budgetten voor kunnen worden vrijgemaakt. Een samenleving, een overheid moet in staat zijn om de zwaksten in een samenleving te beschermen. En dan is het uw verantwoordelijkheid dat, als u inderdaad vindt dat er meer kinderverzorgsters moeten komen, u daar inderdaad de nodige initiatieven neemt. Dan zijn het én de werkdruk én de lonen die moeten veranderen, zodat we inderdaad veel meer kinderverzorgsters kunnen krijgen in die kinderdagverblijven.
Dat is immers heel belangrijk, ook voor de veiligheid van de kinderen. Meer medewerksters, dat betekent meer ondersteuning voor elkaar, maar ook sneller kunnen ingrijpen in geval van problematische situaties, en sociale controle.
Minister, u zegt dan daar helaas niet overhaast te werk te zullen kunnen gaan. Ik hoop echt dat u de urgentie van de zaak beseft en dat u toch een versnelling hoger zult schakelen. Dat zal echt nodig zijn om het vertrouwen van de mensen in u als minister bevoegd voor de zorg, als minister van Welzijn te herstellen, want ik kan u garanderen dat dat vandaag aanzienlijk is beschadigd. Als ik u uw uitleg hoor geven, dan ben ik er echt bezorgd over dat u de sense of urgency vandaag inzake deze crisis niet beseft, en die ook niet adequaat kunt aanpakken. Ik hoop dat u mij daar met uw antwoord nog van kunt overtuigen, want het vertrouwen is erg zoek.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Eerst en vooral wil ik het toch ook wel even hebben over de zes initiatieven die zijn genomen. Gaat dat over zes initiatieven in die veertig dossiers? Zijn die veertig dossiers dan allemaal al doorgenomen? Als men er weet van heeft dat er op dat moment veertig problematische zaken zijn, dan zou ik verwachten dat die ondertussen allemaal allang zouden zijn geïnspecteerd en goed bekeken. Zou u me daar meer informatie over kunnen geven?
Wat het volgende betreft, moet ik collega Vandecasteele wel bijtreden. U zegt dat de zaak in Schoten kordaat is aangepakt. Ik wil dat er eigenlijk nog eens even bij halen. In 2017 en in 2018 waren er ouders die klacht hebben ingediend bij Kind en Gezin, over brutaal eten geven, over een kind van tien maanden dat uit zijn bed valt en daar een half uur blijft liggen. Er is een klacht ingediend door een medewerkster, die ook duidelijk aangaf wat daar allemaal gaande was en dat ze het niet meer kon aanzien. Blijkbaar werd die kinderopvang dan wel drie weken geschorst, maar na een gesprek met de uitbaatster kon de kinderopvang opnieuw open. Dat noem ik echt niet kordaat optreden. Kordaat optreden betekent dat die kinderopvang niet alleen drie weken geschorst blijft en na een gesprek gewoon kan heropenen. Dan moet er toch wel heel wat meer gebeuren. Als u de handhaving echt terdege wilt aanpakken, dan kan dit niet. Dan moet u gewoon erkennen dat in dezen niet kordaat werd opgetreden.
De rode draad die ik eigenlijk zie in de diverse dossiers, is dat men eigenlijk toch wel veel probeert af te wentelen op Zorginspectie. Ik moet eerlijk zijn: Zorginspectie is ter plaatse gaan kijken en maakte een inspectieverslag op. Dat is gebeurd, ook in ‘t Sloeberhuisje. Die zijn heel veel langsgegaan, en al die Zorginspectieverslagen waren vernietigend, compleet vernietigend. Het is eigenlijk de verantwoordelijkheid van Kind en Gezin om met die inspectieverslagen iets te doen. Zij zijn het die verantwoordelijk zijn voor die opvolging, voor die handhaving, en dáár schort het. We weten dat er bij Kind en Gezin een cultuur heerst van bureaucratie, van heel wat regeltjes, heel veel procedures. Men is er de essentie echt wel compleet uit het oog verloren. Men besteedt veel meer aandacht aan al die administratieve overlast dan aan de essentie, namelijk de veiligheid van onze kinderen. Als er in de jongste drie maanden bijna dertig meldingen komen over één kinderdagverblijf, dan moet er daar toch een belletje gaan rinkelen. Ik hoor de woordvoerster van Kind en Gezin zeggen: ‘Ja, maar als er een inspectie gebeurt, dan gaat men bij zo’n inspectie wel eens kijken naar de meldingen die geregistreerd staan.’ Ik zou persoonlijk verwachten dat die personen die de meldingen doen, net contact opnemen met Zorginspectie om die inspectie eens te doen langsgaan.
Het kan toch niet zijn dat er daar enkel eenrichtingsverkeer is. Er moet toch communicatie zijn daarover. Het kan toch niet de bedoeling zijn dat, wanneer een ouder belt, je dat gewoon puur formeel intikt in je systeem en vindt dat het dan in orde is. Zo werkt dat dus niet! Je hebt een Kind en Gezin-lijn. Je hebt een klachtendienst. Wat doet die Kind en Gezin-lijn met meldingen? Geeft ze dat door aan de klachtenlijn, of laat ze dat gewoon in een systeem staan? Dat is zo’n beetje de essentie. Ouders zeggen zelf dat ze zich niet gehoord voelen, dat men daar eigenlijk onverschillig is. Er wordt hun zelfs gevraagd om liever geen klacht in te dienen, omdat dat hun relatie met het kinderdagverblijf zal verzieken. Dat zijn nu toch geen antwoorden om aan ouders te geven. Ik kan begrijpen dat, als er een klacht binnenkomt omtrent administratie, die compleet anders wordt behandeld dan klachten over problemen qua veiligheid. Blijkbaar wordt dat allemaal over één kam geschoren. Dat is duidelijk een cultuurprobleem.
Vandaar ook de vraag: die audit, wat staat daar specifiek in? Ik wil dat zien! Minister, ik wil dat u dat aan deze commissie bezorgt om exact te weten wat u in die audit vraagt aan Kind en Gezin en aan Zorginspectie. Wat is er specifiek doorgelicht? Ik wil immers dat dat ver genoeg gaat, dat héél Kind en Gezin wordt doorgelicht door een onafhankelijke instantie. Het gaat in dezen immers ook deels over een cultuurprobleem. Als dit maar beperkt blijft tot een aantal diensten, dan zal dat probleem niet opgelost raken. Voorzitter, ik hoop dus op dat verslag of wat dan ook dat neergeschreven staat. Wat staat er specifiek in die audit?
Minister, u zegt ook niet te zullen uitweiden over de dossiers. U zegt dat u dat overlaat aan de hoorzitting die zal plaatsvinden met Kind en Gezin en Zorginspectie. Ik heb het daar eigenlijk ook een beetje moeilijk mee, want ik verwachtte eigenlijk dat u ondertussen al zou hebben geschreeuwd, geroepen, getierd, met de vuist op tafel zou hebben geslagen, dat u met iedereen zou hebben samengezeten en zou hebben geëist al die dossiers op uw bureau te krijgen, dat u die van voor naar achter zou hebben doorgenomen en die ondertussen volledig vanbuiten zou kennen. Daarom zou ik toch verwachten dat u al antwoorden geeft. De vraag is: hebt u die antwoorden, ja of neen? Of zegt u dat u eigenlijk nog niet terdege in detail over die dossiers hebt gesproken met Kind en Gezin, of dat Kind en Gezin u die informatie niet wil geven? Ik zou dat eigenlijk eens concreet willen weten.
Ten slotte, bent u van plan om een eengemaakte lijn te maken? Ik veronderstel dat dat ook deels in die audit zal zitten, dat wordt bekeken hoe ook de instroom van klachten meer kan worden geüniformiseerd. Ook wat dat betreft, geef me alstublieft de vragen die u stelt in uw audit.
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Minister, ik weet niet of u de urgentie in dezen wel begrijpt. De essentie is inderdaad niet alleen veiligheid, maar ook kwalitatieve en goede kinderopvang. Laten we die lat ook niet te laag leggen. We hebben het nu met veiligheid over het minimum minimorum. Kinderopvang hoort goed te zijn. Vandaag wekt uw antwoord de indruk dat u enerzijds doet alsof er geen probleem is en dat u anderzijds eigenlijk op heel veel vragen geen antwoord geeft. Ik zal heel kort de vragen opsommen die u niet hebt beantwoord, en ik verwacht dat u daar straks wel een antwoord op geeft, want op deze manier respecteert u het parlement niet.
Ten eerste vroeg ik waarom er niet meteen is ingegrepen met een schorsing bij ’t Sloeberhuisje. U hebt daar geen antwoord op gegeven. Het is perfect mogelijk om daar met een schorsing op in te gaan. U hebt het gehad over de ernst van de feiten. Waren de feiten dan niet ernstig genoeg, als u zegt dat de ratio gemiddeld 6,6 is en dat daar één ongekwalificeerde medewerker met dertien kinderen staat, wat volledig tegen de regels is?
Ten tweede, gaat u effectief nog altijd volhouden dat het normaal is dat, als er klachten van ernstige aard worden geuit, er meerdere klachten moeten zijn en dat er een precedent moet zijn om een onmiddellijke schorsing mogelijk te maken?
Ten derde heb ik geen antwoord gekregen op mijn vraag hoe het kan dat een ernstige klacht in september wordt ingediend bij Kind en Gezin en dat die pas na drie maanden bij Zorginspectie terechtkomt.
Een vierde punt gaat over die zwarte lijsten. U verwijst naar de hoorzittingen, maar die hoorzittingen gaan over de crisis in de kinderopvang. Dit is een interpellatie die aanvankelijk was ingediend als actuele interpellatie. Zo groot is de ernst van deze affaire. En u antwoordt niet in de commissie. Dat is uw keuze: om niet te antwoorden in het parlement en zelf te beslissen dat dit doorverwezen wordt naar een hoorzitting. Minister, die keuze is niet aan u maar aan het parlement. Dus wilt u alstublieft antwoorden op de vragen? Klopt het dat Kind en Gezin vergat om ’t Sloeberhuisje op een zwarte lijst te zetten? Op welke manier kon dat gebeuren? Via welke zwarte lijst werd ’t Sloeberhuisje opgevolgd? Klopt het dat die gegevens in 2019 mogelijk zijn kwijtgeraakt, op het moment dat er een overdracht was door Kind en Gezin naar de pedagogische netwerken van Mentes?
Op de vraag over de ratio hebt u wel enigszins geantwoord, minister, maar u weet ook dat een statisticus kan verdrinken in een rivier van gemiddeld 0,5 meter diep. U weet heel goed dat er, in tijden van ziekte, vakantie en besmettingen, veel minder kinderen in de kinderopvang zitten. Op die manier is het perfect mogelijk om een jaargemiddelde te hebben dat perfect binnen de perken blijft, terwijl kinderbegeleiders dag na dag aan het verdrinken zijn. Maar daar hebt u tenminste een antwoord op gegeven.
U hebt ook niet geantwoord op een andere heel belangrijke vraag. Hoe kan het dat Kind en Gezin niet op de hoogte was van de handhavingsmaatregel voor de crèche in Schoten? Hoe en door wie wordt gecontroleerd of handhavingsmaatregelen bij dit soort ernstige pedagogische kwesties of sociale overtredingen worden opgevolgd? Van welke aangehaalde feiten u op de hoogte was op het moment van het actuadebat en waarom wel of waarom niet, daarover hebt u niets gezegd. Dat is logisch, want u bent helemaal niet ingegaan op die feiten.
Ik vraag mij nog altijd af wat ik moet denken van de toon waarop u hier antwoordt. U schuift het af op rechters, u schuift het af op Zorginspectie. Eerder heeft men al geprobeerd om het af te schuiven op lokale besturen, op pedagogische begeleiders enzovoort. U blijft aankomen met een evaluatie van MeMoQ. U moet niet van neen schudden, minister, u doet dat wel. U blijft aansturen op een evaluatie van MeMoQ terwijl u heel goed weet dat uit internationaal onderzoek, dat in verschillende landen herhaald werd, blijkt dat ouders geen zicht hebben op hoe goed een crèche is. U hebt er als minister dus alle baat bij, als u tenminste dit soort schandalen wilt vermijden in plaats van alleen maar uw eigen hachje te redden, dat er goed onderzoek is en dat er een goede inspectie is. Maar op dit moment blijkt dat niet uit uw antwoord.
U zegt dat we nu overgaan naar een voorzorgsprincipe. Ik breng even in herinnering dat u al in februari 2020 hebt gezegd dat elke klacht serieus wordt genomen en dat u als minister niet zou toelaten dat kinderlevens in gevaar worden gebracht. Dat is meer dan twee jaar geleden. Hoe komt het dan dat het voorzorgsprincipe op dat moment niet werd ingevoerd, minister? Ik moet misschien in de wandelgangen eens vragen aan de collega’s van de meerderheid op welke manier ze u nog kunnen steunen als u dat soort dingen zegt.
U had het over een expertiseteam. U hebt over dat expertiseteam eerder gezegd dat het een extern team was en dat het opgericht zou worden in januari 2022. Het is nu maart 2022 en u zegt dat het ‘in de komende tijd’ wordt opgericht. U verspreekt zich bovendien in uw tussenkomst: het expertiseteam blijkt intern te zijn. Dat hebt u zonet gezegd. Dan zal er binnenkort ook nog een ethisch comité worden opgericht. Minister, dat klinkt als: ‘wij van WC-Eend gaan ons, WC-Eend, controleren’. Is dat de manier waarop wordt gewerkt bij het uitvoeren van een controle, dat men intern zichzelf controleert? Zo werkt het niet. De audit volgt pas deze zomer. Op welke manier beschermt u kinderen dan op dit moment? Het is al lang geen vijf voor twaalf meer, het is al gebeurd.
En dan zegt u, u krijgt dat nog uit uw mond, dat veel ouders melding doen, maar dat weinigen melding willen doen. Inderdaad, als Kind en Gezin hen actief afraadt om een melding te doen, en als Kind en Gezin bij zeer ernstige klachten en verschillende telefoons en meldingen zegt dat ze toch geen melding zouden doen, zullen ouders inderdaad geen klacht indienen.
Laten we het niet hebben over de onmenselijke manier van reageren, en niet alleen naar het publiek, maar ook naar de pers. Er zijn nu zeer veel ouders verontrust over de kinderopvang. En de kinderopvang ziet zich door u in een zeer slecht daglicht gesteld door de manier waarop u deze zaak opvolgt. En men is zeer boos, dat weet u ook. En ze hebben gelijk, want u laat dit al jaren aanslepen, en u komt altijd met doekjes voor het bloeden en excuses. En u doet hetzelfde in de pers. Dat is ook een zeer gevoelloze manier van doen. Ik zat vanochtend in De Ochtend en u hebt een schriftelijke reactie gegeven! Op dit moment! Met dit soort feiten! Dat is geen antwoord.
Ja, ik zal het nog eens herhalen, de hoorzitting gaat over de crisis in de kinderopvang, die gaat niet over handhaving. Wat mogen wij op dit punt nog altijd niet weten dat u het respect voor het parlement dermate negeert?
De heer Anaf heeft het woord.
Minister, het feit dat er twee actuele interpellaties, een interpellatie en vier vragen om uitleg van alle partijen in dit parlement zijn ingediend, toont aan dat er heel grote ongerustheid bestaat over wat er aan de hand is in de kinderopvangsector. Als ik de collega’s zo hoor, bent u er niet meteen in geslaagd om de ongerustheid weg te nemen met uw antwoord. Dat is ook bij mij het geval.
Eerst wat deze concrete case betreft in Schoten: u probeert daar echt het onuitlegbare uit te leggen. Er was een veroordeling in 2021 en er is niet opgetreden. Ik vind dat echt onbegrijpelijk. U hebt zelf verwezen naar het voorzorgsprincipe. Het gaat hier over bewezen feiten van kindermishandeling. Er is een veroordeling. U zegt dan nog: ‘let op, want er zijn ook ouders die niet blij zijn met die sluiting, dus het is complex’. Sorry, maar er is niets complex aan kindermishandeling. Kindermishandeling is kindermishandeling. Het is nu net uw kerntaak als minister van Welzijn om de bescherming op te nemen van degenen die dat het meeste nodig hebben, in dit geval onze kleinste kinderen, en daarnaast ook de ouderen. Net daar faalt u telkens opnieuw.
Vanaf 28 februari zijn er zes initiatieven met een rood knipperlicht aangepakt, en u bent daar duidelijk trots op. Dat zijn er even veel als in 2020. Ik vind het heel straf dat u dat op die manier durft te zeggen, want dat onderschrijft nu net het punt dat we al een aantal weken maken: dat er eerst drama’s moeten gebeuren voor u eindelijk in actie komt. Komaan, wat moet er nog gebeuren?
We hebben u in februari 2020 daarover ondervraagd. U gebruikte grote woorden, u zou dat aanpakken. Dat kwam weer aan bod in december 2020 en in maart 2021. We hebben het al verschillende keren gezegd. De meest fundamentele vraag die voor mij echt nog blijft, en waar ik zowel in het actuadebat als vandaag nog geen antwoord op heb gekregen, is: hoe komt het dat dat niet eerder ernstig is genomen? Hoe komt het dat er nu ineens wel zes op een week kunnen worden aangepakt, terwijl er al die signalen waren? Ik heb al verschillende keren naar de kinderrechtencommissaris verwezen. Wat doen wij hier eigenlijk in dit parlement? U zegt toch elke keer opnieuw dat u er iets aan zult doen, maar eigenlijk doet u niets. Dat vind ik ongelooflijk straf. Ik hoop dat u straks wilt ingaan op die waaromvraag. Waarom moest er eerst een drama gebeuren? Waarom kon dat toen niet worden aangepakt? U zei dat u dat zou doen, maar u deed het niet. Dat is voor mij fundamenteel.
Ik heb het al gezegd, in februari 2020 is Kind en Gezin al gecontacteerd door Het Laatste Nieuws. Ze hadden een onderzoek gedaan, en hadden u zelfs een lijst bezorgd van alle kinderopvanginitiatieven waar ze ernstige fouten vaststelden. In december werd dat gepubliceerd. Daar zitten elf maanden tussen. Is er dan echt geen enkel moment geweest in die elf maanden dat Kind en Gezin en uw kabinet hebben samengezeten en waarbij er werd gevraagd of er echt een probleem is? Wilde u na december 2020, na heel die artikelenreeks, na opnieuw discussies in het parlement, dan zelf niet weten waarover dit gaat? Wilde u dat niet bekijken samen met Kind en Gezin en uw kabinet? Wilde u dat niet ernstig opnemen?
Ik heb u daarnet nog gevraagd of u mij de lijst kon bezorgen die Het Laatste Nieuws aan u heeft bezorgd en de lijst waar u naar verwees in het parlement twee weken geleden. Ik vind dat essentieel. Ik vraag me echt af waarom het nu wel mogelijk is om met een aantal kinderopvanginitiatieven met een rood knipperlicht aan de slag te gaan en toen niet. Dat is toen niet gebeurd ondanks alle verhalen die toen al naar boven kwamen.
Dat kan voor mij een aantal zaken betekenen. U en verschillende collega’s kijken nu heel hard naar Kind en Gezin, en naar de administratie, dat is ook zo typisch. Maar u bent natuurlijk wel bevoegd voor die administratie. Ofwel hebt u als minister die administratie totaal niet onder controle en hebt u daar weinig over te zeggen. Ofwel vond u het zelf toch niet zo belangrijk als u in het parlement altijd komt vertellen. Ofwel optie drie natuurlijk, ik vrees dat het dat zo’n beetje zal zijn, een combinatie van de twee.
Nog een bijkomende vraag, misschien de belangrijkste van allemaal. Ik ben echt benieuwd. Als er nu morgen klachten binnenkomen van wantoestanden in een bepaalde crèche, op welke termijn zal er dan worden gereageerd? Hebben we de garantie dat nieuwe klachten effectief ernstig zullen worden genomen? Dat is voor niemand duidelijk en al zeker niet voor de ouders. Het is belangrijk dat daar klaarheid in komt.
Minister Beke heeft het woord.
Dank u, collega’s, voor de bijkomende vragen. Het zijn er heel wat. Ik zal proberen er telkens op de antwoorden en op in te gaan.
Mijnheer Daniëls en anderen, u had het over taalspelletjes. Ik kan dat onderschrijven. We hebben zelf al aangegeven dat we daar werk van moeten maken. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen klachten en meldingen, maar we moeten dat scherpstellen.
De erkenningsvoorwaarden staan in ons actieplan. Voorzitter, ik stel voor dat we een stand van zaken van het actieplan, waarvan ik het kader in de plenaire vergadering naar aanleiding van het actuadebat naar voren heb gebracht, als het de commissie uitkomt, komen geven wat betreft de opvolging van de verschillende punten. Dan kan iedereen met kennis van zaken oordelen waar we staan, wat de trajecten zijn die worden opgestart enzovoort.
Het antwoord op uw vraag over de bestuurders, collega Daniëls, staat in het actieplan en vormt een van de punten die we naar voren willen brengen.
Er waren – terechte – vragen over het verleden. In 2020 en 2021 zijn we gestart met een intern multidisciplinair team om precaire dossiers te onderzoeken. De brug is gelegd met de Vertrouwenscentra Kindermishandeling zoals door de kinderrechtencommissaris bijvoorbeeld is aanbevolen. Dat zijn de trajecten die we in 2021 hebben opgestart. Ik ben daarover in het actuadebat uitvoerig tussengekomen. Ik dacht niet dat ik dat hier moest herhalen maar aangezien er vragen over zijn vandaag, zal ik dat opnieuw aan bod brengen. Er zijn ook diverse opheffingen, stopzettingen en schorsingen uitgesproken, drie keer zoveel als in 2020.
Waarom ’t Sloeberhuisje daar niet bij was, dat is een heel goede vraag. Dat is een vraag die ik ook heb gesteld. Dat is nu net de reden waarom we gezegd hebben dat dit tegen het licht moet worden gehouden. Er moet een audit gebeuren rond de handhaving, rond Zorginspectie en rond de manier waarop de functionering op dit ogenblik draait. Want we hebben een aantal zaken op in gang gezet, maar blijkbaar is onder andere dit dossier tussen de mazen van het net gevallen. Dit moet worden aangepakt. Dat is de reden waarom we die audit gevraagd hebben. Maar we wachten niet op de audit om intussen te handelen. Nog eens: we hebben een actieplan opgesteld en ik ben graag bereid om, wat dit actieplan betreft, op tijd en stond hier in deze commissie verder uitvoering aan te geven en de stand van zaken te geven wat die uitvoering betreft.
We hebben de opdracht gegeven – ook dat heb ik twee weken geleden gezegd in het actuadebat – om alle dossiers waarin er een vermoeden tot risico is, te screenen. Dat is de opdracht die we hebben gegeven aan het agentschap Opgroeien. En daar zijn al minstens zes initiatieven die tot en ernstige ingreep hebben geleid. Die heb ik ook bij mijn antwoord naar voren gebracht. Het gaat om zes initiatieven op één week tijd. Dat betekent dat, wat dat betreft – ik heb het, collega Saeys, niet over sinds 2018 in het dossier van De Vlindertjes van Elshout – dat er op een week tijd al rond zes initiatieven acties zijn ondernomen, waaronder ook De Vlindertjes van Elshout. Dat is daaruit voortgekomen, met de resultaten die u kent. Dat is wat dat betreft.
Collega Schryvers, u hebt een aantal zaken naar voren gebracht zoals die attesten. Ik denk dat ook andere collega’s die naar voren hebben gebracht. Die attesten kunnen opgevraagd worden. Maar zo’n attest – enfin: de vermelding op zo’n attest, ik zal het zo uitdrukken – komt er natuurlijk pas wanneer er effectief een uitspraak is gebeurd. Wanneer er nog een gerechtelijk onderzoek loopt bijvoorbeeld, dan staat dat nog niet op die attesten. Dat wilde ik gewoon nog even zeggen, dat dit een element is dat we daar moeten mee in rekening houden.
Wat die rondzendbrief betreft in verband met de parketten kan ik het volgende zeggen. Ja, in de omzendbrief voor de parketten staat dat daar aandacht moet naar gaan, maar ik zie dat dat in de praktijk onvoldoende gebeurt en dat er hier inderdaad ook nog werk aan de winkel is. U hebt ook gesproken over de toekomstoefening, de standalone-initiatieven, ook een zeer terechte vraag. Dat is nu net ook waarom we gestart zijn met de oefening vroeg en nabij, rond een geïntegreerd gezins- en jeugdbeleid. We zijn daar vorig jaar mee gestart. Heel specifiek wat de kinderopvang betreft hebben we aan de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) gevraagd om dat luik te kunnen trekken.
Collega Malfroot, wat uw opmerkingen betreft: u zegt ‘de inspecteur staat er alleen voor en ziet niet alles’. Ja, dat is juist. Dat is ook net de reden waarom we vorig jaar, in 2021, gestart zijn met zo’n multidisciplinair team en ook de link en de brug gemaakt hebben met de vertrouwenscentra om te bekijken als er daar problemen of vragen of onzekerheden of onduidelijkheden rond zijn dat er dan met die expertise kan rekening gehouden worden om dat op casusniveau breder te gaan bekijken. We zitten trouwens deze week ook samen met de vertrouwenscentra om te kijken hoe we dat structureel engagement ook nog verder kunnen versterken.
Wat het inschattingsvermogen van de klantenbeheerders betreft, mevrouw Malfroot, dat is een terecht punt. Dat hebben wij ook expliciet voorzien met de pedagogische coaches op de werkvloer in het voorstel waarmee we naar de regering gaan.
De vraag om ook externen te betrekken is, denk ik, ook een vraag van collega Groothedde. Ja, ook dat staat in ons actieplan. Vandaar, voorzitter, dat ik voorstel om op basis van ons actieplan eens een totaal overzicht te geven. Want veel van de dingen die hier naar voren zijn gebracht staan in ons actieplan om verder uit te rollen in de komende periode.
Collega Malfroot, u hebt ook gesproken – en ook collega Schryvers – over de juridische reflexen. Ja, dat is hetgeen wat wij vorig jaar gezegd hebben en daarom zijn er ook die expertenteams en het intern multidisciplinair team om precaire dossiers te bekijken. Nog eens: waarom ’t Sloeberhuisje daar niet op stond, is voor mij ook onbegrijpelijk en vandaar de vraag naar die audit. Maar het is absoluut zo dat we die voorzichtigheidsreflex en dat voorzorgsprincipe moeten hanteren en dat daarom een aantal bijkomende initiatieven ook zijn genomen. U zegt dat we ook de ouders moeten betrekken. Ook daar ben ik het mee eens. Ook dat is uitvoerig besproken in het actuadebat. Over de camera’s, voorzitter, gaan we het dadelijk nog hebben.
Mevrouw Vandecasteele, u zegt dat Kind en Gezin geen enkele klacht ernstig neemt. Ja, ik denk dat dit wel een verregaande veralgemening is. Als er meer dan zeventig keer opgetreden is in 2021 dan is dat niet omdat de klachten niet ernstig worden genomen. Nog eens, waarom dat in ’t Sloeberhuisje niet het geval is geweest, dat is de reden waarom we gezegd hebben dat we hier een audit moeten rond doen. U hebt het ook over de vacatures. Daar hebben we het in het actuadebat ook over gehad. Wij hebben een sociaal akkoord afgesloten met de verschillende werkgeversorganisaties en werknemersorganisaties waar ook belangrijke inspanningen voor de kinderopvang in zitten. Dus, dat wil ik toch nog even opnieuw in herinnering brengen. Toen stond u daarvoor te applaudisseren. Ik stel vast dat u vandaag zegt dat het daaromtrent niet genoeg is geweest.
Ja, u zegt dan ook dat ik op de borst klop door de actie in Schoten. Nee, dat is niet op de borst kloppen. Het is wel zo dat, na wat er twee weken geleden in ’t Sloeberhuisje gebeurd is en de acties die we op poten gezet hebben om vanuit het voorzorgprincipe te vertrekken en niet meer te wachten tot er een inspectie en de hele procedure is doorlopen, men inderdaad nu zo’n preventieve schorsing heeft uitgesproken. Maar ik wil daar toch nog even op zeggen, collega’s, dat als Kind en Gezin naar de rechter stapt, als de rechter daar een uitspraak over doet, als een beroepsrechter daar dan anders over oordeelt, dan moet daar in een rechtsstaat op de een of andere manier rekening mee gehouden worden. Ik heb het vonnis gelezen van de beroepsrechter. Dat vind ik op zich onbegrijpelijk. Maar in een rechtsstaat moeten we daar wel rekening mee houden. Dat is wat ik naar aanleiding van Schoten heb gezegd omdat hier gezegd wordt – ik geloof dat het mevrouw Saeys was – dat er met de klachten in 2018 niets is gebeurd. Sorry, daar is wel iets mee gebeurd. Er waren inderdaad problemen in 2018. Men is daar naar de rechter gestapt. Men heeft in eerste aanleg ook gelijk gekregen.
Dan werd men een jaar later geconfronteerd door een beroepsrechter, door een hof van beroep, waarbij dat hof van beroep een aantal zaken heeft geherkwalificeerd. Dat is wat daar in De Vlindertjes is gebeurd, waarrond het agentschap Opgroeien intussen een handhavingsdossier heeft opgesteld – dat heb ik bij mijn eerste ontwerpantwoord ook gezegd – en waar er op 20 februari een nieuwe klacht gekomen is. Dan is er op basis van deze klacht ook onmiddellijk overgegaan tot de schorsing.
Collega Saeys, de bedoeling van de audit is om een analyse te hebben van het huidige governancemodel voor de detectie van de tekorten, de besluitvorming rond en de uitvoering van de handhaving in de kinderopvang, inspectie en handhaving, en om adviezen te verkrijg met betrekking tot het toekomstige governancemodel voor de detectie van de tekorten, de besluitvorming rond en de uitvoering van de handhaving in de kinderopvang. Het gaat dus zowel om inspectie als om handhaving. Wanneer dat verslag klaar is, zal dat uiteraard ook worden overgemaakt aan het parlement of aan deze commissie, als u dat wenst, voorzitter. Dat spreekt vanzelf.
Collega Groothedde, u hebt het ook gehad over MeMoQ en het instrument rond MeMoQ. Wij zitten deze week, ik denk overmorgen, samen met professor Vandenbroeck om te kijken hoe we daar in de toekomst ook verder mee moeten omgaan. We zullen ook zijn adviezen vragen rond een aantal bijkomende stappen die we willen zetten.
U hebt het ook over dat expertenteam. Nog eens: dat expertenteam is sinds vorig jaar actief. Het is een multidisciplinair team dat zich laat bijstaan door externe experten, in casu de vertrouwenscentra. In januari van dit jaar, twee maanden geleden, is er daarnaast ook een handhavingsteam opgestart. De komende weken richten we dus een ethische commissie op. We zullen dus niet wachten op de resultaten van de audit, voor alle duidelijkheid, om extern toezicht te organiseren op de manier waarop de handhavingsdossiers worden beoordeeld binnen Opgroeien. Het is dus absoluut niet de bedoeling – wat ik tussen de lijnen lees – om iets te organiseren waar ‘ons ons controleert’.
Mevrouw Groothedde, u zegt dat ik geen respect heb voor het parlement, om dan later te zeggen dat ik mij beperk tot een schriftelijke reactie. Het is net uit respect voor het parlement en het feit dat er deze namiddag, hier in deze commissie, interpellaties stonden geagendeerd, dat ik het aangewezen vond om hier het debat te hebben en niet voorafgaand op de radio. Mocht ik het omgekeerde hebben gedaan, dan had ik uw commentaar daaromtrent goed kunnen plaatsen en begrijpen, maar hier heb ik net het omgekeerde gedaan, net om het in deze commissie te kunnen doen.
Collega Anaf, u haalt toch wel een aantal zaken door elkaar. Ik heb niet gezegd dat kindermishandeling complex is. Ik heb inderdaad verwezen naar wat de rechtbank daarover gezegd heeft. Ik denk dat het belangrijk is dat het parlement dat weet. Ook in de vraag wat nu bijvoorbeeld de instrumenten voor de toekomst zijn die we aan Kind en Gezin moeten geven om te zorgen dat ze kunnen optreden, dat ze niet door parketten of hoven van beroep worden teruggefloten. Dat is één zaak. Wat ik gezegd heb dat complex is, maar waar we desalniettemin in doorgezet hebben, is dat in het geval van De Vlindertjes – in een dossier waarbij er een veroordeling is geweest door een rechtbank en een handhavingsdossier is opgestart – de reactie van een aantal ouders vooral is geweest dat er daar voor hen geen probleem was, maar dat ze nu wel met een probleem zitten, want ze hebben geen kinderopvang meer.
Dat is wat het soms complex maakt. Maar het zijn, denk ik, wel elementen waarbij we bij ons plan moeten blijven en moeten zeggen: ‘Als we dat voorzorgsprincipe ernstig nemen, moeten we hier ook aan kunnen weerstaan en moeten we kunnen zeggen dat dat de consequentie is van het beleid dat we daaromtrent voeren.’
Ik heb al uitgelegd, collega Anaf, dat Kind en Gezin een aantal dossiers door het multidisciplinaire team, waar ik daarstraks over gesproken heb, heeft opgelijst. Het is die lijst die aan de voorzitter van het parlement is overgemaakt. Daar stond ’t Sloeberhuisje niet op. Dat heeft ons ook verwonderd, en dat is nu net de reden waarom we die processen willen auditen. Hoe komt het dat het wel op de lijst stond van de betrokken journalist, maar niet op de lijst van Kind en Gezin, dat met dat multidisciplinaire team een veertigtal dossiers heeft opgelijst?
Wat de verdere stappen betreft, collega Anaf, proberen wij nu via dat actieplan de dynamiek hieromtrent te versterken, te verduurzamen en te kijken wat de organisatorische, maar ook de logistieke elementen zijn die we daarvoor moeten aanpassen. Dat is het werk naast de concrete handhavingsdossiers, want dat gaat over dossiers en beslissingen die daaromtrent moeten worden genomen, maar de andere gaan ook over de toekomstige aanpak. Dat is werk voor de komende periode. Nog eens, voorzitter, ik ben graag bereid om op gezette tijden, op basis van het actieplan dat we gemaakt hebben, ook een voortgangsrapport aan deze commissie over te maken.
We zullen straks in de regeling der werkzaamheden inderdaad een planning maken wat betreft de opvolging van het actieplan en ook de hoorzitting met Kind en Gezin, Opgroeien en Zorginspectie.
Collega’s, we zijn ondertussen al een eindje ver in onze werkzaamheden. Ik denk dat het debat zeker nog niet uitgeput is, dat komt zeker nog terug. Ik ben daarnet in de tweede ronde toch wel redelijk flexibel geweest wat betreft de spreektijden. Ik zou willen vragen om het nu bij een kort slotstatement te houden, als dat mogelijk is.
De heer Daniëls heeft het woord.
Bedankt, voorzitter, voor de ruimte die we aan dit belangrijke debat geven. Het gaat in dezen immers over de veiligheid van de kinderen.
Minister, door uw diensten, Kind en Gezin en Zorginspectie, wordt er altijd gesproken over dossiers, maar het gaat over de veiligheid van de kinderen. Er zijn kinderen mishandeld, er zijn ouders waarvan het vertrouwen is geschonden, er is een kind overleden. Ook het vertrouwen van de hele sector, en het geloof van de mensen daarin, is bij dezen geschonden. Dat is meer dan ‘een dossier’ en ‘een procedure’.
Minister, ik weet dat rustige vastheid binnen uw partij op bepaalde momenten een goed principe is, maar ik wens u eigenlijk op deze momenten actieve doortastendheid toe. Ik denk dat wat u naar voren schuift voor de komende weken en maanden, de plannen en het overleg, voor een deel eigenlijk al gebeurd had moeten zijn, nadat wij u de eerste keer, ikzelf in 2020, die vragen hebben gesteld.
Ik hoor u regelmatig zeggen ‘de procedures’. Ik kan maar één conclusie hebben: de procedures werken niet. Punt. Ze werken niet. Ze doen niet wat ze moeten doen. Als ze wel hadden gewerkt, had ’t Sloeberhuisje er wel op gestaan en was er ingegrepen. U zegt dat er een veertigtal dossiers zijn en dat er nu op een week tijd in zes dossiers iets is gedaan. Dan zijn er nog minstens 34 andere waarin nog niets is gebeurd. U schudt nee, maar dat is wat u daarnet zei. Ik hoop dus, en ik ga mijn vraag van daarnet herhalen, dat vandaag op 8 maart er nergens nog iemand aan de slag is in een erkend kinderopvanginitiatief, of dat uitbaat als rechtspersoon, persoon, whatever, die een beroepsverbod heeft of geen model van goed gedrag en zeden heeft, die niet meer met minderjarigen mag werken. Ik hoop dat dat nergens nog het geval is.
De kwestie waar het over gaat is het pedagogische. Ik heb dat ook al in het actuadebat gezegd. In de inspectieverslagen gaat alles over de papieren en helemaal in het laatste hoofdstuk komen het pedagogische en de veiligheid van de kinderen aan bod. Dat moet het eerste stuk zijn. Daarover moet het gaan. Als daar iets mis mee is, dan is het schorsing en niet een gesprek, nog een babbeltje doen. Minister, dat kunnen we met die erkenningsvoorwaarde. Daar moeten we mee werken.
Collega Groothedde, die hoorzitting apart, niet over de werking van de opvanginitiatieven, maar apart gericht op handhaving, controle, inspectie, opvolging van opvanginitiatieven waar klachten, meldingen en geruchten zijn, heel duidelijk over hoe het werkt, welke criteria er zijn, wat de zwarte lijst inhoudt, op welke manier die opgevolgd worden enzovoort, is voor mij cruciaal. De transparantie die we moeten hebben is cruciaal. Ik word heel lastig en nerveus van dat proceduregedoe van ‘ja, maar ze hadden gebeld en dat is dan geen melding, ze moeten een klacht indienen en een klacht kan niet, tatatata…’ Dat moet echt gewoon stoppen. Als er een opvanginitiatief is waar iemand zich zorgen over maakt, dan moet dat onderzocht worden. Dan zijn er twee opties: of er is een probleem, en dan gaat het dicht uit veiligheid voor de kinderen, of er is geen probleem.
Minister, we zijn op een binair punt gekomen en dus wens ik in de plaats van rustige vastheid echt actieve doortastendheid, en die zal ik graag met mijn fractie opvolgen. Ik zal de vinger aan de pols houden.
Dit was niet echt wat ik bedoelde met een kort slotstatement. Ik heb daarjuist al de nodige ruimte gelaten aan iedereen om zijn punt te maken. Nogmaals, het debat is zeker nog niet uitgeput, dus ik doe nogmaals een oproep om het kort te houden in de slotstatements.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Voorzitter, u hebt zonet inderdaad ruim tijd gegeven, maar het is ook wel een heel belangrijk debat. Het gaat over de veiligheid van onze kinderen. Het gaat over het vertrouwen dat iedereen, elke ouder, elke grootouder moet kunnen hebben dat kinderen en kleinkinderen veilig zijn en goed verzorgd worden in de kinderopvang. Het gaat ook over het vertrouwen dat we moeten kunnen geven aan zoveel mensen die zich wel met hart en ziel elke dag weer inzetten in de kinderopvang. Dan gaat het over een performante controle en inspectie en een handhavingssysteem, waarbij diegenen die zich daar niet aan houden, er gewoon uit gaan en waar er indien nodig er ook een preventieve schorsing is, los van heel die bewijslast.
Minister, eerlijk: als ik de verhalen en de reacties lees over wat er gebeurd is in ’t Sloeberhuisje, over De Vlindertjes, over wat er de voorbije jaren gebeurd is, de reacties daarop en de procedures, dan begrijp ik dat niet en dan wil ik dat zelfs niet begrijpen. Want dan is het voor mij echt duidelijk dat er veel te veel vanuit een theoretisch en juridisch kader geagendeerd werd in de plaats vanuit dat voorzorgsprincipe.
Laat ons nu vooropstellen dat wat u de voorbije weken gedaan hebt of wat Kind en Gezin gedaan heeft, waar u zojuist over gerapporteerd hebt, zeker een stap in de goede richting is voor een veel alerter optreden. Maar daar moet nu een heel actieplan aan komen. Ik kijk ook vooruit naar de hoorzitting met Zorginspectie en het agentschap, waar we toch wel heel duidelijk een zicht moeten krijgen op waar die pijnpunten nu zitten en hoe we daaraan kunnen verhelpen. Collega Groothedde, ik heb gisterenavond een mail gestuurd naar de voorzitter en de secretaris om die hoorzitting te vragen, los van de hoorzitting over uw voorstel van resolutie, want dit is een ander thema, namelijk inspectie en handhaving. Uw voorstel van resolutie gaat natuurlijk over heel andere zaken en is zeker ook niet gefocust op deze thematiek.
Collega’s, zoals ik al zei moeten we het voorzorgsprincipe, het voorzichtigheidsprincipe aan de dag leggen en er moet – en dat hebben we ook opgenomen in de motie – een duidelijk onderscheid gemaakt worden tussen controles en tekorten die te maken hebben met zorg en fysieke integriteit en andere punten die gaan over de paperassenwinkel en de tewerkstelling enzovoort. Dat moet heel duidelijk zijn. We moeten daar ouders veel sterker in betrekken.
En tot slot nog een punt dat hier is aangeraakt – de minister heeft daar ook geantwoord op mijn vragen – in verband met het uittreksel uit het strafregister en de doorstroming van informatie wanneer er een strafrechtelijke klacht is of een strafonderzoek of een vonnis of een arrest. Dat moet absoluut veel beter kunnen. Ik denk dat daar contact over moet worden opgenomen met onder meer de federale overheid. We zullen dat de volgende periode allemaal zeker verder aflijnen.
Ik weet, voorzitter, dat de agenda van onze commissie druk bezet is, maar ik hoop dat we die afzonderlijke hoorzitting toch op korte termijn, desnoods op een afzonderlijke dag, kunnen inplannen.
Dat zal zeker gebeuren, collega Schryvers. Ik denk zelfs dat de secretaris al een datum voor ogen heeft, maar we kunnen dat straks nog verder bespreken.
Mevrouw Malfroot heeft het woord.
Minister, u bent een minister van veel woorden en weinig daden, maar het is nu echt wel het moment om eens de daad bij het woord te voegen. U kunt niet met levens blijven spelen. Want er staan hier wel degelijk levens op het spel. Het wordt dus echt wel het ogenblik om sneller te handelen. Leid uw personeel op, zodat zij die onrustwekkende situaties kunnen herkennen en zodat die dossiers of die initiatieven bij het multidisciplinaire team geraken. Want ik ben er wel van overtuigd dat dat multidisciplinaire team goed zal werken, maar de dossiers moeten daar natuurlijk geraken.
Zorg er dus op een transparante manier voor dat dat veel sneller kan worden aangepakt. Vermijd vooral ook de administratieve overlast en keer terug naar de corebusiness. En die corebusiness is nog altijd de kwaliteit van zorg. En ik heb het hier niet alleen over de kinderdagverblijven. De kwaliteit van zorg geldt overal, ook in de ouderenzorg, ook bij de gehandicaptenzorg en bij andere instellingen.
En het is maar een suggestie, maar breid die audit eventueel ook uit naar de andere sectoren, want die gaat bij deze kinderdagverblijven zeker een aantal knelpunten aan het licht brengen die ook van toepassing zullen zijn binnen andere sectoren. U kunt daar heel veel uit leren, dus doe die moeite en breid de audit uit.
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
Minister, in uw antwoord op een van de dingen die ik gezegd heb, ondermijnt u eigenlijk heel uw eigen logica en uw eigen visie. U zegt dat we enerzijds meer moeten uitgaan van het voorzorgsprincipe. U meent ook dat dat gevolgd is in de kwestie van het kinderdagverblijf in Schoten. Maar vervolgens zegt u dat we wel in een rechtsstaat leven en dat die vrouw uiteindelijk vrijgesproken is in beroep en dat u dus eigenlijk niet meer kunt doen. U spreekt uzelf nu helemaal tegen.
Als je de inspectieverslagen en de klachten leest, de tientallen problemen die voorgevallen zijn in die crèche, kan het toch niet dat u nu zegt dat u niet kon ingrijpen? Ofwel handelt u uit het voorzorgsprincipe en zegt u dat we met Kind en Gezin meer af moeten van die strikt juridische aanpak. Maar wat u nu gedaan hebt, is uzelf gewoon helemaal tegenspreken.
Ik begrijp echt niet hoe we keer op keer blijven steken in dezelfde kritieken, en dan van u horen hoe u het denkt aan te pakken, maar u gewoon dezelfde aanpak opnieuw horen verdedigen. Ik voel hier echt geen sense of urgency. Ik voel echt niet dat u het nu doortastend gaat aanpakken, zodat die problemen zich niet meer voordoen. Ik maak me daar heel erg ongerust over. Ik denk dat er niet enkel een probleem is van handhaving, maar dat we ook echt naar een kwaliteitsvolle opvang moeten gaan, met een pedagogisch project en met meer kindbegeleidsters per kind. En als u niet de urgentie van die zaak inziet, zie ik ook niet hoe dat op korte termijn zal worden aangepakt.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Minister, u zegt dat er nu zes initiatieven genomen zijn in een week. Ik begrijp het nu niet goed. U zei daarstraks dat het zes initiatieven van de veertig waren. Als het effectief zo is dat er maar zes of zeven initiatieven per week aangepakt gaan worden, dan zijn we wel tweeënhalve maand verder voordat we die veertig dossiers hebben doorgenomen. Ik hoop dat dat niet het geval is. Ik hoop dat u daar voldoende personeel voor inzet. Want dit gaat over urgente zaken. Dit gaat over de veiligheid van onze kinderen. Die moet gewoon prioritair zijn.
Ik vraag u ook nogmaals een schriftelijk verslag over de aanvraag van die audit, want volgens mij gaat die niet breed genoeg en gaat hij enkel over handhaving en inspectie. Volgens mij moet die veel en veel breder gaan, want het probleem zit ook veel breder. Als je kijkt naar de melding en de klacht en hoe die verschillende mallemolens hebben doorlopen – of juist niet – en dat ’t Sloeberhuisje niet op die lijst is gekomen, moet dat veel breder uitgespit worden. Daarom hecht ik er zoveel belang aan om dat verslag te hebben.
Kunnen wij het actieplan dat u hier voorstelt, eventueel ook al schriftelijk krijgen, zodat we dat al kunnen doornemen? Ik denk dat dit absoluut onze prioriteit en onze aandacht verdient.
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Als slotbemerking, want u kunt mijn vragen natuurlijk niet meer beantwoorden: wat leid ik af uit uw antwoorden, of wat daarvoor moet doorgaan? Dat u zegt dat u in februari 2020 beloofde dat u elk kind veilig ging houden, en dat u de zaken nu pas serieus hebt genomen. Er is nu een screening. In totale paniek hebt u nu zes kinderdagverblijven gesloten, die u daarvoor niet genoeg hebt opgevolgd. Verder komt u nu met een audit, maar de inhoud daarvan wilt u niet vrijgeven. Net zoals de collega uit de meerderheid, die absoluut gelijk heeft, wil ik de inhoud van die audit zien, wat u van plan bent, nu al. We hoeven niet te wachten op een hoorzitting om dat te krijgen. U kunt dat eenvoudig mailen naar alle collega’s.
U biedt nu aan om over een actieplan in de toekomst te spreken, zodat u uitstel van executie hebt en u er nu niet op hoeft in te gaan. U zegt ook dat u overstapt op de voorzorglogica, maar tegelijkertijd blijft u over het probleem om nu al te schorsen nog altijd dingen zeggen als dat er wel is gehandeld na de veroordeling. Excuseer, er is niet gehandeld volgens de voorzorglogica. Een crèche is geen uithuisplaatsing thuis. U kunt probleemloos op elk moment schorsen. U zit nog altijd in die oude logica te denken.
Ik zie ook dat u in de commissie geen antwoord geeft op mijn vragen. Ik heb ze daarnet allemaal nog eens opgesomd. Daaruit leid ik af dat op mijn vragen geen antwoord wordt gegeven en dat u er dus omheen praat. Wat mogen wij dan niet weten?
Ik heb geen vertrouwen in uw wil tot openheid, minister. U geeft daar ook nul vertrouwen toe. Mocht u zich niet zo constant indekken – en dat doet de administratie trouwens ook – en mocht u niet zo constant met de vinger proberen te wijzen, dan zou dat niet alleen meer vertrouwen geven, maar eerlijk gezegd ook meer sympathie en meer bereidwilligheid om te geloven dat u hier effectief iets aan wilt doen. Op dit moment maakt uw antwoord op zich mij nog ongeruster dan ik al was. Ik heb geen enkele interesse in opvolgsessies rond uw actieplan. Het enige wat dat gaat doen, is deze commissie verzwaren. Wat ik graag wil, is eigen inzagerecht. Maar ik wil niet nog meer uitleg. Ik wil gewoon zwart-op-wit documenten zien. En dat er dan een aparte hoorzitting zou komen, oké, die komt er dan maar, maar wat ik nu het liefste wil, is inzagerecht, zwart-op-wit, in wat er nu eigenlijk gebeurd is, wat er gaat gebeuren, wat de plannen nu zijn en wat er hier sinds kort is gebeurd. Dat hebben wij nog steeds niet gekregen, ook al heb ik daar zeer veel vragen rond gesteld.
De heer Anaf heeft het woord.
Collega’s, we kunnen nog honderd hoorzittingen doen, maar ik stel vast dat er vorige week blijkbaar zes initiatieven met een rood knipperlicht kunnen worden aangepakt in één week tijd. Het kan dan blijkbaar toch, met het huidige beleid. Dan blijft mijn vraag, een vraag die niet beantwoord is, waarom er dan eerst een drama moest gebeuren. Ik weet, minister, dat u dit niet graag hoort, maar u bent erop gewezen in februari 2020 en in december 2020. Er staan een veertigtal kinderopvanginitiatieven op die lijst. Dat zijn blijkbaar nog altijd ongeveer dezelfde. Als ik dan zie dat er nu ineens, nadat er een drama gebeurt en nadat er een actuadebat is, op één week tijd, tijdens de krokusvakantie nota bene, zes initiatieven kunnen worden aangepakt, dan kan ik alleen maar concluderen dat als dat in december 2020 al echt was aangepakt, zoals u beloofd had in het parlement, dat op twee maanden tijd – en laat ons daar nog wat marge voor nemen – had kunnen worden opgelost.
Als u dat van in het begin ernstig had opgenomen, dan hadden we hier niet met deze discussie gezeten. Ik vraag me heel erg af hoe vaak we een dergelijke discussie nog gaan hebben. Ik vrees dat er de komende weken nog van die zaken naar boven kunnen komen. De essentie is toch dat dit vermeden had kunnen worden. De vraag is: waarom is dat niet gebeurd? Waarom is er pas opgetreden toen het eigenlijk al te laat was? We kunnen nog honderd hoorzittingen doen, maar op die fundamentele vraag heb ik vandaag nog steeds geen antwoord gehad. Dat lijkt me de essentiële vraag: waarom was dit nodig, waarom is er niet gehandeld op het moment dat alle alarmbellen afgingen?
Collega’s, zoals daarjuist gezegd zullen we straks, bij de regeling van de werkzaamheden, bespreken hoe we verder met dit debat en dit dossier omgaan, en met de vragen die door enkele collega’s gesteld zijn naar een schriftelijk verslag, een schriftelijke nota met betrekking tot de audit. We bespreken dat straks.
De interpellaties en de vragen om uitleg zijn afgehandeld.