Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën, Begroting en Justitie
Vraag om uitleg over de fiscale gunstregimes bij de successie en schenking van (privaat) vastgoed van familiebedrijven
Vraag om uitleg over het gunsttarief in de erfbelasting voor overdrachten van familiale ondernemingen en vennootschappen
Verslag
– Deze vragen om uitleg werden via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, minister, wij denken dat erfbelasting op zich een efficiënte en rechtvaardige belasting kan zijn, maar niet zoals ze vandaag werkt. Want steeds maar weer blijkt dat de middenklasse vaak de volle pot betaalt, terwijl vermogenden de erfbelasting eigenlijk gewoon ontwijken. Wij denken dat de uitholling van het gunstregime voor familiale ondernemingen, zoals dat vandaag bestaat, daar ook een goed voorbeeld van is.
Een recent arrest van het hof van beroep van Gent maakt duidelijk dat de Vlaamse schatkist door dat achterpoortje in de wet op de erfbelasting vele miljoenen euro’s aan successierechten misloopt. De wetgeving laat momenteel immers toe dat familiale vennootschappen gebruik kunnen maken van het gunsttarief van 3 procent voor de erfbelasting. Maar voor wie niet in aanmerking komt voor dat gunsttarief, kunnen de successierechten oplopen tot 27 procent.
Pro memorie: dat hele fiscale gunstregime was in het leven geroepen om de continuïteit van familiebedrijven te vrijwaren. Daar hebben wij alle begrip voor. De bedoeling van de decreetgever destijds was om de activa van familiebedrijven tegen een gunstig tarief te laten overgaan op de volgende generatie, maar natuurlijk niet om privaat vastgoed in eigendom van de vennootschap ook onder dat gunstregime van 3 procent over te dragen.
Dat staat ook heel duidelijk in de memorie van toelichting van het decreet waarin dat is goedgekeurd. Nochtans is het precies dat wat vandaag onder aandeelhouders met een familiale vennootschap blijkt te gebeuren: ook privéwoningen, buitenverblijven aan zee en de, soms talrijke, verhuureigendommen die in die vennootschap worden ondergebracht, worden nagelaten aan het gunsttarief van 3 procent.
Volgens fiscale experten is de Vlaamse overheid, en de Vlaamse Belastingdienst (VLABEL) in het bijzonder, zich al enkele jaren bewust van dat achterpoortje in de wetgeving. In de Vlaamse Codex Fiscaliteit staat op dit moment een weerlegbaar vermoeden dat er sprake moet zijn van een reële economische activiteit om van het gunstregime te kunnen genieten. Indien meer dan 50 procent van de actieven van de vennootschap uit onroerende goederen bestaat, wordt dat niet geacht het geval te zijn. Die weerlegbaarheid wordt door fiscale advocaten gebruikt om het begrip ‘reële economische activiteit’ steeds verder uit te hollen, tegen het standpunt van VLABEL in trouwens.
Zo komen we bij de absurde situatie dat er meer dan 3 miljoen aan vastgoed kan worden geërfd aan een gunsttarief van 3 procent, omdat een vennootschap ook een slagerij bevat. Ook al is de waarde van het vastgoed ver boven de 50 procent van de totale actieven.
De rechtbank oordeelde twee jaar geleden immers al in eerste aanleg dat bij familiale vennootschappen het volledige patrimonium, dus ook het privaat vermogen, volgens de huidige regels in aanmerking komt voor het gunsttarief. Vorige zomer werd deze zienswijze bevestigd door het hof van beroep. Dat is dus de lezing van de rechtbank, op basis van de huidige wetgeving natuurlijk.
De vraag stelt zich of er, naast een volstrekt onrechtvaardig voordeel, ook geen sprake is van discriminatie ten opzichte van andere ondernemingen. Voor zelfstandigen met een eenmanszaak zijn onroerende goederen die hoofdzakelijk voor bewoning zijn bestemd immers wel duidelijk bij wet voor het gunstregime uitgesloten.
Er is dus een uitspraak van de rechtbank, maar als je fiscale experten daarover aanspreekt, dan zeggen zij dat het achterpoortje, dat toelaat om ook privaat vermogen in de vennootschap aan 3 procent te laten overerven, moet worden gesloten om dergelijke anomalieën ongedaan te maken.
Vandaar mijn vragen aan u, minister:
Wat is uw reactie op het vastgestelde achterpoortje in het gunstregime voor familiale vennootschappen in de erfbelasting? Hoelang bent u al op de hoogte van dit probleem?
Deelt u de mening dat hier sprake is van discriminatie, of minstens een onrechtvaardig voordeel ten opzichte van andere burgers die wel aan een normaal belastingtarief worden onderworpen bij overerving?
Mijn derde en belangrijkste vraag: gaat u stappen ondernemen om die ongelijke behandeling ongedaan te maken? Bent u bereid om het decreet te herschrijven zodat het gunsttarief verloren gaat wanneer er privaat vastgoed in de vennootschap zit, en er daarover bij de rechtbanken geen enkel misverstand meer kan bestaan?
De heer Rzoska heeft het woord.
Minister, mijn vraag is eigenlijk zo goed als dezelfde als die van collega Goeman, dus ik ga de historiek niet helemaal schetsen. Zij heeft toegelicht waar het gunstregime over gaat, zowel bij vererving – maar ook bij schenking, dacht ik – van privévastgoed dat eigenlijk in een familiebedrijf of een familieonderneming zit.
Ik verwijs in mijn vraag ook naar de zogenaamde ‘loophole’ die toch naar boven is gekomen in de Vlaamse Codex Fiscaliteit, en waarover de rechtbank in twee vonnissen heel duidelijk een standpunt heeft ingenomen. Het eerste vonnis gaat eigenlijk al een stuk terug in de tijd. We zien daar aan de ene kant dat de rechtbank een aantal dingen vaststelt, en dat aan de andere kant VLABEL in zijn eigen omzendbrief betreffende de interpretatie van de regelgeving heel duidelijk een andere richting uitgaat. Maar, zoals collega Goeman heeft geschetst, is dat een richting die op dit moment geen stand houdt voor een rechtbank. De zaak wordt op dit moment behandeld in beroep, maar het tussentijdse vonnis is op dat vlak ook haarscherp, en geeft eigenlijk ook aan wat het probleem is. Het is duidelijk dat er een aantal slordigheden in het decreet zitten, inzake de definiëring van private activa. Daarbij valt ook op dat de invulling van het begrip ‘reële economische activiteit’ problemen oplevert.
De bal is wat aan het rollen gegaan door een artikel in Het Laatste Nieuws, dat u vermoedelijk ook wel hebt gezien. Volgens de journalist zou de Vlaamse overheid vele miljoenen euro’s mislopen, door die loophole in de wetgeving.
Mijn vragen liggen in het verlengde van die van collega Goeman.
Erkent u dat er een loophole in de Vlaamse Codex Fiscaliteit zit, die zorgt voor een ernstige scheeftrekking in de gunstregeling voor familiebedrijven bij een schenking of successie?
Bent u van plan om de Vlaamse Codex Fiscaliteit aan te passen om ervoor te zorgen dat de gunstregimes – zoals indertijd bedoeld door de decreetgever – waterdicht worden? Zo ja, wat bent u concreet van plan en op welke termijn? Zo neen, waarom niet?
Hoeveel inkomsten is de Vlaamse overheid al misgelopen doordat ook privaat vastgoed via een familiaal bedrijf – een onderneming en een vennootschap – aan gunstregimes is vererfd of geschonken?
In het rapport dat het domein Financiën en Begroting in het kader van de Vlaamse Brede Heroverweging (VBH) afleverde, is er ook gekeken naar de budgettaire impact van de fiscale begunstiging van familiebedrijven bij de erf- en schenkbelasting. De impact wordt in dat rapport van 2020 geraamd op 101,6 miljoen euro. Er staat in het rapport dat er beslist wordt tot een – en ik citeer letterlijk – “verdere analyse”. Kunt u aangeven uit wat de verdere analyse concreet bestaat? Wat is de stand van zaken inzake de analyse?
De heer Van den Heuvel heeft het woord.
Ik kan heel kort zijn. Met de toelichtingen van collega’s Goeman en Rzoska, en de nuances en toevoegingen van collega Rzoska, is de vraag helemaal rond. Ik ga niet in herhaling vallen. Ik kijk ook uit naar de budgettaire impact. Dat voegde collega Rzoska nog toe aan de vragen van collega Goeman.
Hoe staat u tegenover die discriminatie tussen familiale ondernemingen enerzijds en eenmanszaken anderzijds? Dat werd ook door het Hof van Beroep gesignaleerd.
Tot slot kijken we uit naar uw voorstellen om goede handvaten te geven om dergelijke zaken uit de wereld te helpen.
Minister Diependaele heeft het woord.
Dank voor de vragen, collega’s Goeman, Rzoska en Van den Heuvel. Ze zijn gelijklopend, allemaal op dezelfde artikels gebaseerd. Ik zal ze ook samen behandelen.
De maatregelen die het mogelijk maken om een familiebedrijf op een fiscaalvriendelijke manier over te dragen zijn gericht op het voortbestaan van onze familiebedrijven en het behoud van een duurzame tewerkstelling. Dat komt in mijn antwoord regelmatig naar voren want die achtergrond mogen we echt wel niet vergeten. De analyse die gemaakt wordt, is wat ze is, maar de initiële doelstelling is het behoud van die tewerkstelling bij onze kmo’s.
Sinds 1 januari 2012 is voor de overdracht van de familiale onderneming of vennootschap voorzien in een vrijstelling van schenkbelasting en een verlaagd en vlak tarief van 3 of 7 procent erfbelasting. Ik wil heel duidelijk benadrukken dat de reden voor het invoeren en bestaan van deze maatregel het behoud van de tewerkstelling was én is. Als het Vlaamse Gewest zijn we hierin niet alleen. Uit een studie over de erfbelasting bij 22 OESO-landen blijkt dat 16 daarvan het een of ander gunstregime hebben voor de overdracht van een familiebedrijf.
Bij de invoering is er uitdrukkelijk voor geopteerd om enkel familiale vennootschappen in aanmerking te nemen, of met andere woorden kmo-familiebedrijven, waar we er veel van hebben in Vlaanderen en die een motor van onze economie en tewerkstelling zijn. Het is niet de bedoeling dat bijvoorbeeld patrimoniumvennootschappen en managementvennootschappen van de gunstmaatregel zouden genieten. Dat werd expliciet weergegeven in de memorie van toelichting. Daarom zijn er aan de fiscaal gunstige behandeling ook een aantal voorwaarden verbonden. Dat is ook het geval bij gelijkaardige regelingen in andere landen.
In het Vlaamse Gewest is een belangrijke voorwaarde dat de vennootschap zelf, of via een dochtervennootschap, op het ogenblik van de schenking of het overlijden effectief een reële economische activiteit heeft. Hiermee willen we onder andere vermijden dat vennootschappen waarin personen hun privaat patrimonium onderbrengen van de gunstregeling kunnen genieten, met als doel dit onder fiscaal gunstige omstandigheden over te dragen aan de volgende generatie. In een ideale wereld moeten er geen criteria zijn en is dat allemaal duidelijk, in realiteit daarentegen moeten we de intenties in een sluitende wetgeving gieten, wat – zeker voor een complexe materie als deze – niet altijd eenvoudig is.
Om dit te beoordelen werken we dus met een, weliswaar weerlegbaar, wettelijk vermoeden. Er is geen reële economische activiteit indien twee parameters in de jaarrekening cumulatief voldaan zijn. Indien de terreinen en gebouwen meer bedragen dan 50 procent van het actief én indien tegelijk de bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen niet meer bedragen dan 1,5 procent van het totale actief, wordt de vennootschap uitgesloten van het gunstregime.
Zoals gezegd krijgt de belastingplichtige wel de kans om het vermoeden te weerleggen, door te bewijzen dat de vennootschap, ondanks een tekort aan personeel in combinatie met een overmatig bezit van vastgoed, toch een reële economische activiteit uitoefent.
Wat betreft dat tegenbewijs handelt mijn administratie conform de administratieve rondzendbrief van 15 december 2015. Daarin wordt bepaald dat de belastingplichtige het tegenbewijs kan leveren door aan te tonen dat elk onroerend goed in de vennootschap wordt aangewend voor de exploitatie van de eigen economische activiteit. Dat heeft als gevolg dat slechts één niet bedrijfsgerelateerd onroerend goed in de vennootschap de toepassing van de gunstmaatregel verhindert.
Wat zijn nu de gerechtelijke beslissingen die recent werden genomen met betrekking tot die problematiek? In een vonnis van 4 februari 2020 heeft de rechtbank van eerste aanleg in Gent geoordeeld dat die bepaling van de rondzendbrief een te strenge interpretatie van de wetgeving is. Bij de beoordeling van het tegenbewijs doet enkel het bestaan van een reële economische activiteit ter zake. Het al dan niet aanwezig zijn van privaat vastgoed mag door mijn administratie niet langer in aanmerking worden genomen.
Concreet betekent die uitspraak in eerste aanleg dat voor vennootschappen met een gemengde activiteit het bestaan van een vastgoedactiviteit naast een operationele activiteit de toepassing van het gunstregime niet meer automatisch zal uitsluiten.
Tegen dat vonnis werd hoger beroep ingesteld. U weet dat ik als minister over lopende gerechtelijke procedures in deze commissie geen verdere toelichting kan geven, maar ik kan wel meegeven dat er nog geen eindarrest werd geveld. Het laatste woord daarover is dus nog niet gezegd en geschreven.
Dat neemt niet weg dat er in tussentijd niet werd stilgezeten. VLABEL heeft het decreet uit 2011, dat het gunstregime voor familiebedrijven hervormde, al grondig onder de loep genomen. Daarbij werden de pijnpunten opgelijst en concrete voorstellen om daarop in te spelen liggen op tafel, zodat snel kan worden bijgestuurd indien nodig. Maar het lijkt me niet opportuun om daar nu al over te communiceren. Dergelijke voorstellen dreigen dan al snel een eigen leven te gaan leiden.
Zoals u weet, nam ook de projectgroep Financiën en Begroting van de VBH de fiscale begunstiging van de familiale bedrijven onder de loep. Er zijn bedenkingen geformuleerd bij de effectiviteit en de efficiëntie. Omdat de projectgroep voorstelde om een verdere analyse, een zogenaamde uitgaventoetsing, te lanceren, zal het Departement Financiën en Begroting nog een bijkomend onderzoek opstarten. We hadden jullie vragen in die zin ook naar aanleiding van de VBH verwacht. Dat onderzoek kan inzicht verschaffen of de beoogde continuïteit en rendabiliteit van de familieondernemingen duurzaam worden gerealiseerd, namelijk de effectiviteit van de maatregel, en of via alternatieven hetzelfde resultaat kan worden bereikt, dus of dat de meest efficiënte maatregel is.
Jaarlijks vallen tweehonderd nalatenschappen onder de gunstmaatregel. Voor meer details verwijs ik naar de vele schriftelijke vragen over dat onderwerp. De geraamde fiscale uitgaven zijn terug te vinden in de middelenbegroting.
Begrijp me goed, collega’s. Onze familiale ondernemingen en vennootschappen zijn mede steunpilaren van onze Vlaamse economie en welvaart. Ik ben dan ook voorstander van een fiscaalvriendelijke overdracht zodat de continuïteit en werkgelegenheid maximaal kan worden gewaarborgd. Ik blijf achter de intentie van die regeling staan. Ik heb ook niemand van jullie daaraan horen twijfelen. Maar ongeacht de goede bedoelingen moeten we ook de realiteit onder ogen zien. Als de realiteit inhoudt dat bepaalde zaken niet-bedoelde gevolgen hebben, moeten we dat herbekijken.
Ik wil erop wijzen dat dit heel complexe materie is, hoewel dat soms anders wordt voorgesteld. Ik opteer voor grondige, goed doordachte ingrepen en zal me niet laten leiden door de waan van de dag. Als we wijzigingen doorvoeren, zal ik dat ook altijd doen met de initiële idee van de maatregel in het achterhoofd, namelijk het behoud van werkgelegenheid en verankering van de familiale ondernemingen in Vlaanderen.
Rekening houdend met het feit dat op dit ogenblik de procedure nog hangende is voor het Hof van Beroep, en ook nog niet alle rechtsmiddelen werden uitgeput, wil ik benadrukken dat er gepast zal worden ingegrepen wanneer blijkt dat de bestaande regelgeving oneigenlijk gebruikt wordt.
Laten we dus eerst de gerechtelijke eindbeslissing afwachten. Er zijn verschillende mogelijkheden, die we ook al bekijken. We bereiden ons voor en we zullen de meest geschikte in aanmerking nemen.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Ik dank u voor uw antwoord, minister, maar ik ben toch wat teleurgesteld. U hebt gewoon de situatie op dit moment samengevat. Je kunt alleen maar gebruikmaken van dat gunstregime als er bewijs van reële economische activiteit. Er staat op dit moment gestipuleerd dat niet meer dan 50 procent van de activa in vastgoed mag zitten. De rondzendbrief van VLABEL is wat hij is, maar een aantal uitspraken van de rechtbank zegt dat de wetgeving niet duidelijk genoeg is in de toepassing van het principe van reële economische activiteit. Daardoor zit in de praktijk privévastgoed, zoals buitenverblijven en verhuureigendommen, in die familiale vennootschappen en dat wordt overgeërfd tegen 3 procent, terwijl de rest van de werkende Vlamingen tot 27 procent moet betalen als er vastgoed wordt overgeërfd.
Dat vind ik op geen enkele manier eerlijk. Ik wil nog eens in de verf zetten dat wij helemaal meegaan in dat idee dat er continuïteit moet zijn in de bedrijfsvoering. Het idee dat er een gunstregime is voor de overerving van familiebedrijven, daar staan wij achter. Dat gaat inderdaad over een slager die zijn zaak wil overlaten aan zijn zoon. Maar ik zie niet in wat zijn appartement in Antwerpen of aan de zee of in Marbella te maken heeft met zijn slagerij, terwijl de rest dus wel gewoon de volle pot betaalt.
Er wordt gewoon vastgesteld dat dat systeem vandaag al wordt gebruikt als een systeem voor fiscale optimalisatie door mensen die slim genoeg zijn om zich daar zo op te organiseren. Dat is echt niet de bedoeling, denk ik. Ik begrijp ook niet waarom u wilt wachten op de uitspraak van de rechtbank om in te grijpen. Het is duidelijk dat er een probleem is op het niveau van de wetgeving. Die is niet sluitend genoeg en ook niet duidelijk genoeg om de toets van een rechtbank te doorstaan. Ik wil u toch nog eens vragen waarom u wacht en of u niet sneller wilt gaan om met een nieuw wetgevend initiatief te komen om de ‘loophole’ zoals die vandaag bestaat, te sluiten, zodat ook duidelijk is wat wordt bedoeld met reële economische activiteiten.
De heer Rzoska heeft het woord.
Minister, laat mij beginnen met heel duidelijk te stellen – want u hebt dat ondertussen drie of vier keer herhaald – dat ook wij het heel belangrijk vinden dat als familiebedrijven in Vlaanderen, die inderdaad de ruggengraat van onze economie vormen, worden doorgegeven via vererving of schenking, dat tegen een fiscaal gunstig regime moet gaan, omdat het van belang is dat die bedrijven actief blijven. Laat daar dus geen misverstanden over bestaan. Ik denk dat iedereen in deze commissie dat onderschrijft.
Ik vind het wel opvallend, net als collega Goeman, dat we weten dat er een ‘loophole’ in die fiscaliteit zit en dat we toch niet ingrijpen. Want het zijn niet enkel de rechtbanken die daar al een aantal uitspraken over hebben gedaan. Het eindvonnis van het hof van beroep is er nog niet, dat weet ik ook wel. Maar u moet de fiscale publicaties maar eens bekijken, die u vermoedelijk ook wel op uw kabinet hebt, waarin fiscale specialisten allerhande adviezen geven aan bijvoorbeeld mensen met een familiale onderneming, om het te optimaliseren en ook ander vastgoed binnen te brengen, om op die manier bij een schenking naar een gunstregime te kunnen gaan.
Dus als zowel specialisten als de eerste uitspraak van een rechtbank en nu ook een tussentijds vonnis, allemaal in dezelfde richting wijzen, begrijp ik ook niet goed waarom we wachten om de wetgeving beter te maken en te verhelderen, en vooral ook om VLABEL de middelen te geven om het af te dwingen. Zij zijn ook twee keer in beroep gegaan tegen de vonnissen die geveld zijn. Dat betekent dat uw eigen administratie op dit moment voelt dat ze niet alle instrumenten tot haar beschikking heeft om die wetgeving, die oneigenlijk wordt gebruikt, af te dwingen. Ik begrijp dus niet goed waarom we echt zitten te wachten tot op het laatste punt. Ik hoor graag uw antwoord.
Als je die wetgeving gaat bekijken, zie je dat daar inderdaad een aantal dingen moeten worden verduidelijkt. Dan zou ik zeggen: komaan, laat ons dat verduidelijken. Laat ons ervoor zorgen dat het helder wordt en dat VLABEL ook een helder instrument heeft om de dingen af te dwingen die de decreetgever in dezen ook bedoeld heeft.
De heer Van den Heuvel heeft het woord.
Dank u wel voor uw antwoord, minister.
Ten eerste wil ik, net als mijn collega's, stellen dat er een heel brede consensus is over het feit dat de continuïteit in de bedrijfsvoering van onze Vlaamse kmo’s gewaarborgd moet blijven, net als in vele andere landen. Dat is een heel goede maatregel, die niemand ter discussie stelt, en wij dus ook niet, voor alle duidelijkheid. De kmo’s zijn de ruggengraat van onze Vlaamse economie. Dat is een principe waar we allemaal achter staan. Maar als we dat principe in stand willen houden, is het goed dat dat ook helder wordt geformuleerd. En dan is het natuurlijk wat minder begrijpelijk dat er een zekere discriminatie bestaat, niet alleen ten opzichte van de gewone mensen, maar ook binnen de Vlaamse economische wereld. Er is daar ook al een verschil, zoals het hof van beroep heeft gezegd, tussen zelfstandigen met een eenmanszaak en familiale ondernemingen. Dat is ook niet prettig.
Het komt niet overeen met uw stijl, die ik al jaren ken, van een daadkrachtig iemand te zijn, en dan nu te zeggen ‘ik wacht af wat de rechtbank gaat zeggen’. VLABEL gaat in beroep tegen die uitspraken van de rechtbank. Daar is dus discussie over. Ik denk dat iedereen merkt dat het voor een groot stuk, om niet te zeggen helemaal, kan worden opgelost wanneer er een initiatief wordt genomen, en wanneer dit verduidelijkt wordt in een decreetwijziging. Ik zie dus niet goed waarom we eigenlijk wachten om dat te doen. Minister, het strookt niet met uw stijl van daadkracht om nu te zeggen ‘ik wacht op een uitspraak van de rechtbank’.
Minister Diependaele heeft het woord.
Dank u wel, collega’s. Eerst en vooral: we delen die doelstelling, dat heb ik voor alle duidelijkheid ook bevestigd in mijn antwoord. Ik heb verschillende keren gezegd dat we die delen. Ik heb niet gehoord dat jullie daarop willen afdingen, op die doelstelling om familiale ondernemingen dat voordeel te geven.
Ten tweede: dank u wel, mijnheer Van den Heuvel, dat ik die stijl zou hebben. Dat is ook zo, maar ik wil ook correct zijn. Ik heb duidelijk aangegeven dat we ermee bezig zijn, en dat er opties op tafel liggen. Maar we zijn inderdaad eerst aan het kijken om een correcte, sluitende regeling te hebben. Daarom is het volgens mij beter om het arrest af te wachten. Dat zal waarschijnlijk binnenkort komen. Trouwens, we zijn er ook al mee bezig. Het was al aangegeven in de VBH. Het is al sinds toen dat we aan het kijken zijn, en aan het nadenken, wat we ermee zouden doen. We volgen het traject bij de rechtbank ook op. Voor jullie is het pas in gang geschoten toen het in de krant stond, maar wij waren er op dat moment al naar aan het kijken. Ik ben helemaal voor die stijl van daadkracht, maar het moet natuurlijk ook goed en sluitend zijn. Daarvoor moeten we een regeling hebben die de twee schijnbare tegenstellingen verzoent. We willen een voordeel geven aan die ondernemingen die effectief een economische activiteit hebben. Die willen we vrijwaren, en tegen een gunsttarief laten vererven. We willen ook uitsluiten dat er mensen zijn die er misbruik van maken. We willen de loophole, zoals jullie het noemen, sluiten. Dat moet niet alleen snel gebeuren, maar het moet ook sluitend zijn.
Dat is waar we de komende weken en maanden aan moeten werken, om dat rond te krijgen. Daar gaan jullie dit jaar zeker nog over horen.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Minister, ik kan alleen maar vaststellen dat niemand goed begrijpt waarom u wilt wachten op de uitspraken van de rechtbank. Wij zijn benieuwd naar de timing wanneer u met uw eigen voorstellen zult komen. U kunt me toch niet kwalijk nemen dat ik de indruk krijg dat het u niet genoeg interesseert om in actie te schieten. Ik krijg het vermoeden dat het de Vlaamse Regering is die vooral wakker ligt van mensen die al veel hebben, en die door erfenis altijd meer krijgen, meer dan van de echte hardwerkende Vlamingen, die hard moeten werken voor elke euro, om gewoon rond te komen. Iedereen weet dat je vandaag met gewoon werken helaas allang niet meer rijk wordt.
Ik kan maar herhalen: ‘ja’ voor een gunstregime voor familiebedrijven. Maar van het ogenblik dat het gebruikt wordt als een instrument voor fiscale optimalisatie, dat dan ook nog eens ten koste gaat van de samenleving, dan zeggen wij ‘neen’. Inderdaad, zoals de heer Rzoska zei – ik heb ook gehoord wat er in de VBH stond – , dat kost ons ettelijke miljoenen euro’s aan gemiste inkomsten. Het is eigenlijk een cadeau voor de ‘happy few’, als we die loophole niet sluiten, en dit gaat ten koste van de samenleving in zijn geheel.
De vraag is altijd: ‘waar gaat u het geld halen, mevrouw Goeman?’ Wel, hier gaan we het geld halen. Met 100 miljoen euro zou je bijvoorbeeld in de kinderopvang al heel veel kunnen doen. Het gaat voor de Vlaamse overheid ook over een verhaal van eerlijke inkomsten. Wij verwachten dus echt snel actie. U zegt dat wij zelf pas in actie zijn geschoten nadat we het artikel hadden gelezen. Dat klopt niet, we zijn daar al langer mee bezig. Wij hebben ons huiswerk gemaakt. Ik heb dus zelf een voorstel van decreetwijziging dat ik zal indienen, om ervoor te zorgen dat private eigendommen uit die familiale vennootschappen worden gehaald als het gaat over het toekennen van dat gunstregime. Ik ga dat uiteraard indienen, en ik reken op de steun van alle partijen die een hart hebben voor familiebedrijven, maar die het niet normaal vinden dat er misbruik wordt gemaakt van dat gunstregime om aan belastingontwijking te doen, eigenlijk ten koste van het algemeen belang.
De heer Rzoska heeft het woord.
Minister, je kunt aan heel wat mensen eigenlijk uitleggen waarom bepaalde belastingen worden geheven op het moment dat je ook kunt aangeven dat iedereen gelijk is voor de wet. Dat is op een moment dat je ook kunt aangeven dat een fiscaal gunstregime wel degelijk terecht is. Op het moment dat er misbruik is, wordt het heel wat moeilijker om aan mensen die gewoon eerlijk hun belastingen betalen – en gelukkig zijn dat de meeste mensen – uit te leggen dat je voor hen heel streng bent.
Ik vind het wel wat vreemd – en daar sluit ik toch wel aan bij collega Van den Heuvel – dat u een beetje de vinger opheft naar het parlement en zegt ‘jullie zijn maar wakker geschoten op het moment dat de artikels in de krant stonden’. Ik wil er u op wijzen dat het eerste vonnis al van twee jaar geleden is. VLABEL, toch uw administratie, is op de hoogte. Ik ga ervan uit dat u toch heel regelmatig overleg hebt met VLABEL? Zij geven door het feit dat ze in beroep gaan heel duidelijk aan dat ze op dit moment niet over de instrumenten beschikken om die wetgeving af te dwingen. Dan zou ik verwachten, na twee jaar, dat een minister die daarvoor verantwoordelijk is met oplossingen komt. Mijn woorden hebben natuurlijk veel minder invloed, misschien dat de woorden en de oproep van de heer Van den Heuvel dieper bij u binnenkomen als zijnde van ‘we kennen u als een daadkrachtig man, laat dit nu niet liggen’. Want dit kun je eigenlijk niet uitleggen aan mensen en familieondernemingen die volgens de spelregels spelen. Dit moet een Vlaamse Regering in mijn ogen prioritair aanpakken.
De heer Van den Heuvel heeft het woord.
Als slotwoord heb ik eigenlijk weinig toe te voegen aan wat ik daarnet heb gezegd. Ik begrijp u natuurlijk – en nu komt de ‘tsjeef’ in mij naar boven – wanneer u zegt dat het goed voorbereid moet zijn, minister. Een decreetwijziging mag geen nieuwe discussies veroorzaken. Ze moet goed voorbereid zijn, dat begrijp ik.
Anderzijds wil ik toch ook wel herhalen wat ik daarnet heb gezegd, minister. Inderdaad, VLABEL is zelf vragende partij. Ik denk dat iedereen het probleem kent. Er is hier een duidelijke consensus dat het fundament van het gunsttarief door niemand in vraag wordt gesteld. Ik zou toch wel willen oproepen tot helderheid. Als men het draagvlak voor het gunsttarief wil houden, dat moet men dat helder formuleren. Daar wint iedereen bij. Ik zou een oproep willen doen om niet holderdebolder maar met een goede voorbereiding – volledig akkoord, minister – hiermee concreet aan de slag te gaan. Daar moeten we geen jaren op wachten.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.