Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Vraag om uitleg over de resultaten van het fietsrapport
Verslag
– Deze vragen om uitleg werden via videoconferentie behandeld.
De heer Meremans heeft het woord.
Collega’s en minister, er is een grote publieksbevraging geweest en alle Vlaamse fietsers konden het afgelopen najaar het fietsbeleid binnen hun gemeente beoordelen. 20.000 deelnemers hebben online een stem uitgebracht. 133 van de 300 Vlaamse steden en gemeenten haalden de drempel van minstens 50 ingevulde enquêtes waardoor voor hen een fietsrapport kon worden opgesteld. Je moet de enquêtes toch altijd wat betreft de aantallen goed bekijken. Als je ziet voor mijn eigen stad met 46.000 inwoners hadden we iets van 130, 140 inzendingen. Dat was minder dan de vorige keer, maar goed. Het fietsrapport biedt interessante inzichten over de manier waarop fietsers het fietscomfort en de fietsveiligheid in de betrokken stad of gemeente beleven. Er wordt een algemene score op 10 gegeven en een score op specifieke factoren die onderverdeeld zijn in 3 groepen: beleving, infrastructuur en communicatie.
De steden en gemeenten werden ook gerangschikt. Na twee rondes werd de fietsgemeente 2022 verkozen. We zullen drie winnaars kennen aangezien men ook rekening houdt met de grootte van de gemeente of stad. De winnaars zullen bekend gemaakt worden op 31 mei 2022. Door deze gemeenten/steden in de kijker te zetten, kunnen ook anderen dan weer geïnspireerd raken om er zelf ook mee aan de slag te gaan.
De winnaars zullen worden bekendgemaakt op het Fietscongres op 31 mei 2022. Door deze gemeenten en steden in de kijker te zetten, kunnen ook anderen geïnspireerd raken om er zelf ook mee aan de slag te gaan.
Minister, ziet u de fietsreflex van de Vlaamse Regering vertaald in de fietsrapporten? Met andere woorden: ziet u dit vertaald in de manier waarop Vlamingen het fietsbeleid in hun gemeente percipiëren?
Hoe beoordeelt u de algemene scores die steden en gemeenten op dit moment krijgen? Hoe wilt u mogelijke verbetering faciliteren?
Mevrouw Lambrecht heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, net zoals twee jaar gelezen organiseert de Vlaamse Stichting Verkeerskunde samen met de Fietsersbond het fietsrapport en de verkiezing van de fietsgemeente of -stad. Men vroeg om enquêtes in te vullen en minstens vijftig bewoners moesten reageren om een rapport te hebben. Uit deze rapporten kunnen we ook afleiden hoe tevreden de Vlaming is over verkeersveiligheid en fietsinfrastructuur in Vlaanderen.
Over het algemeen stelt het rapport vast dat er een aantal stijgers zijn ten opzichte van de vorige editie. Dat kan liggen aan extra fietspaden die aangelegd werden maar ook aan extra fietsenstallingen of een betere handhaving van de snelheidsregels. De Fietsersbond wijst er ook op dat, wanneer door een goed fietsbeleid het aantal fietsers groeit, de noden van de fietsers meegroeien. Het blijft dus nodig om te investeren in voldoende ruimte en infrastructuur voor fietsers.
Minister, ik was wel erg geschrokken, en ik denk dat het ook uw antwoord zal zijn, want er is blijkbaar nog heel veel werk aan de winkel. De gemiddelde scores blijven zeer laag. Kleine en middelgrote gemeenten krijgen een 6. Grote gemeenten stijgen soms naar 6,5. Uitzonderingen zijn Kortrijk, Leuven en Brugge met een 7. Minister, ik weet niet hoe het bij u was, maar ik was vroeger niet tevreden met een 7.
Het rapport schept een algemeen beeld van hoe aangenaam het is om te fietsen in de Vlaamse gemeenten. De Vlaamse Regering is bevoegd voor de gewestwegen, maar ondersteunt natuurlijk ook de lokale besturen in hun fietsbeleid. Daarom kan het een handig instrument zijn om te kijken naar acties voor lokale besturen die minder goed scoren en de fietsinfrastructuur langs de gewestwegen.
Minister, welke conclusies trekt u uit het fietsrapport?
Welke initiatieven zult u nemen om gemeentewegen en gewestwegen fietsvriendelijker te maken in de gemeenten waar dat nodig is?
Volgen er specifieke richtlijnen voor gemeenten die laag scoren?
Wat is de stand van zaken van het nieuw Vademecum Fietsvoorzieningen?
Welke conclusies trekt u uit de fietsrapporten voor het inzetten van het Fietsfonds en het Kopenhagenfonds?
Minister Peeters heeft het woord.
Collega’s, ik dank u voor de vragen.
Zoals de heer Meremans al heeft geschetst, moeten we het fietsrapport in de juiste context plaatsen. Het is niet een staat van bevinding van alle mogelijke fietspaden in Vlaanderen. Het is eigenlijk een burgerbevraging van hoe de burgers in welbepaalde gemeenten hun fietsinfrastructuur percipiëren. Welke beleving is er? Hoe is de infrastructuur? Moedigt de gemeente of de stad al dan niet het fietsen aan? Dat zijn de drie items waarop wordt gefocust. Zodra een gemeente vijftig inwoners vindt die die enquête willen beantwoorden, wordt het opgenomen in het fietsrapport. Dit om even de juiste context te schetsen. Het is iets anders dan waar effectief wordt gemeten in welke mate een fietspad voldoet aan de eisen van het vademecum of ook waar het comfort wordt gemeten met meettoestellen. Dat is van een andere orde.
Wat positief is aan het fietsrapport, is dat het het fietsbeleid in de picture zet en het de fietsreflex bij de gebruikers, maar ook de fietsambities bij alle wegbeheerders, extra in de picture brengt. De good practices zullen waarschijnlijk leiden tot meer investeren in fietsinfrastructuur en de burgers aanzetten tot meer fietsen tout court.
Beide vragenstellers vragen naar de conclusies van het rapport. Als het gaat over de ambities die het Departement Mobiliteit en Openbaar Werken (MOW) heeft, dan is het nog te vroeg om uit deze enquête veel conclusies te trekken. Het fietsrapport focust vooral op het lokale fietsbeleid en op de perceptie van de inwoners op wat de lokale besturen doen. Men kan er sowieso uit concluderen dat er nog veel werk aan de winkel is, maar dat weten we allemaal wel.
Wij hebben voor de investeringen van 2021 een nooit gezien bedrag van 329 miljoen euro uitgetrokken voor fietsinfrastructuur. Het is een historisch hoog bedrag. Vandaag ziet men nog niet alles in detail omdat nog niet alle infrastructuur is uitgevoerd. Dat zal men pas in latere rapporten terugzien.
De conclusie uit deze enquête is dat we nog meer moeten inzetten op fietsinfrastructuur, op de fietsreflex van lokale besturen en gebruikers. Anderzijds is 50 inwoners op een inwonersaantal van 40.000 ook wel te relativeren. Ook kan de beleving net iets negatiever zijn als er net wegenwerken bezig zijn.
Hoe kunnen we lokale besturen nog meer faciliteren? Het fietsrapport heeft onder meer tot doel iedereen te enthousiasmeren en om gemeenten te inspireren om een echte fietsgemeente te worden. Dat is het opzet van de Vlaamse Stichting Verkeerskunde (VSV) en de Fietsersbond. Welke gemeente verdient er echt het label om een fietsgemeente te worden?
Er komen telkens een aantal andere lokale besturen naar voren, wat op zich een goede zaak is. Iedereen gaat mee de wedstrijd aan om in de bloemetjes te worden gezet en om een goede fietsgemeente te zijn. In die zin is het zeker een goede zaak. 167 gemeenten van de 300 kwamen in aanmerking. Het moet dus wel in de juiste context worden geplaatst.
Diegene die een positief of een goed fietsrapport hebben, kunnen inspirerend zijn voor andere lokale besturen. Hun good practices kunnen worden gebruikt voor andere gemeenten zodat fietsinvesteringen verder worden gestimuleerd.
Ik hoop alleszins dat alle middelen die wij vrijmaken om te investeren in fietsinfrastructuur, in de toekomst een positief effect zullen hebben op zulke enquêtes.
Mevrouw Lambrecht vraagt ook nog naar het Vademecum Fietsvoorzieningen. Men legt volop de laatste hand aan dit vademecum. De juiste timing van publicatie kan ik u niet meegeven. Het eerste fietsvademecum dateert van 2002; intussen is er een zevende update. De laatste dateert van 2017. Het is een bundel van ruim 230 bladzijden. Op dit ogenblik legt men dus de laatste hand aan het vademecum en gaat men na of er hier en daar nog correcties moeten gebeuren.
Wat betreft de middelen rond het Fietsfonds en het Kopenhagenplan: u weet dat wij inzake het Fietsfonds en het Kopenhagenplan sowieso de lokale besturen willen faciliteren om te investeren in een veilige en comfortabele fietsinfrastructuur. Daarnaast investeren wij met het Vlaamse Gewest in heel veel bovenlokale fietspaden langs onze gewestwegen en ook heel veel in fietssnelwegen. Ik heb hier al het bedrag vernoemd van 187 miljoen euro dat in fietssnelwegen, dus ook in de bovenlokale fietsinfrastructuur, geïnvesteerd wordt. We zetten dus volop in op onze fietsinfrastructuur, maar het fietsrapport of de enquête die nu op tafel ligt, komt iets te vroeg om daar nu al veel uit te concluderen of het is te vroeg om daar nu al veel te kunnen uithalen inzake zowel de beleving, de infrastructuur en de communicatie.
Het Kopenhagenplan komt later vandaag nog aan bod in een andere vraag van collega Meremans.
De heer Meremans heeft het woord.
Minister, u zegt dat u er geen conclusies uit kunt trekken. Ik had wel graag gehoord of er opvallende conclusies zijn. Is er een stijging algemeen in Vlaanderen? Is er een daling? Wat zijn de evoluties daarin? Zoals u zegt moet je het allemaal een beetje in zijn context zien. Dat hangt ook een beetje van de bevraging af, hoeveel mensen eraan deelgenomen hebben. Dat kan je niet een-op-een afstemmen met een staat van – hoe zal ik het zeggen – het fietscomfort, maar het geeft wel een indicatie. Dat heb ik niet echt gehoord ofwel is me dat ontsnapt.
Ik ga eerst de collega’s aan het woord laten en dan is er nog een slotrepliek, maar daar zat ik nog een beetje op te werken. Mijn indruk is wel dat die sensibilisering – ook dit fietsrapport – inderdaad inspiratie geeft en je voelt dat steden en gemeenten daarmee aan de slag zijn. Maar je kunt als lokale overheid zeggen: ik doe investeringen in mijn totale gemeentewegen, maar de fietsers maken in dat fietsrapport natuurlijk geen onderscheid tussen een gewestweg en een lokale weg. Voor een fietser blijven dat gewoon allemaal fietswegen. Daar knelt het schoentje soms. Aan de knooppunten van gewestwegen, waar we nu toch wel wat verbetering zien, liggen nog altijd moeilijkheden.
Mevrouw Lambrecht heeft het woord.
Minister, u zegt inderdaad dat we dat allemaal in de juiste context moeten zien en dat het maar 15 procent is. Maar als de cijfers goed zouden zijn, zou u dat niet zeggen. Dan zou u zeggen dat het een enorm goede enquête is die toont dat we krachtig bezig zijn. We moeten toch opletten met dat relativeren. U zegt dat het nog niet in orde is. We zijn nu 2022. U bent van 2019 bezig. Het geld is er massaal. U krijgt een dikke pluim dat u zoveel geld geeft, maar er zouden toch wat meer resultaten mogen zijn. Als je heel goed bent is die zeven op tien echt niet goed. Ik ga zeker de enquête niet nuanceren en ik ga niet zeggen dat het te weinig volk is. De mensen die die invullen, doen dat met de beste bedoelingen opdat het beter zou worden.
Hebt u specifieke richtlijnen voor gemeenten die te laag scoren? Zoals bijvoorbeeld bij de zone 30: u wilt niet meegaan in het voorstel van trager rijden, maar u hebt wel handvatten gemaakt die gemeenten kunnen gebruiken. Kunt u niet bijvoorbeeld zoals op federaal niveau soms gebeurt een Staten-Generaal doen en al de gemeenten bij u roepen – u bent minister – en die dan meer begeleiden zodat het beter zou worden? Ik weet dat u niet graag begeleidt, maar vijf op de tien voor fietsbeleid in Vlaanderen straalt natuurlijk ook af op uw beleid. Gaat u dus, zoals bij de zone 30, de gemeenten toch een beetje meer contacteren in de plaats van iedere keer gewoon maar geld te geven zoals nu?
In verband met dat fietsvademecum: u zegt dat men er de laatste hand aan legt. In mijn termen is de laatste hand dat het er de volgende week zou zijn. Wellicht is dat niet het geval. Praten we over een week, over zes maanden? Kunt u me toch een maand geven wanneer we weten dat dat fietsvademecum er is want de ‘laatste hand’ is raar om te begrijpen bij een representatieve enquête.
Mevrouw Fournier heeft het woord.
Heel kort, vooreerst wil ik toch wel zeggen dat het goed is dat er een dergelijk rapport bestaat. Het geeft toch enige indicatie van de evolutie van het fietsbeleid in een stad of gemeente. Anderzijds, en dat kwam hier ook al even aan bod, denk ik toch wel dat die enquête veel sterker zou kunnen worden gepromoot. Mijn regio, Menen, heeft jammer genoeg niet meegedaan, maar als ik bijvoorbeeld kijk naar een gemeente zoals Wevelgem, met 31.000 inwoners, dan zijn er amper 59 mensen, 59 fietsers die deze enquête ingevuld hebben. Kortrijk heeft 77.000 inwoners en maar 151 mensen hebben ze ingevuld. Ik denk dus dat het goed zou zijn dat die enquête heel sterk gepromoot wordt, zodat er toch veel meer fietsers die enquête invullen. Hoe meer ingevulde enquêtes we immers hebben, hoe beter we ons fietsbeleid ook kunnen afstemmen op de noden van de fietsers.
Dus, minister, zult u bepaalde initiatieven nemen om die enquête nog meer te promoten, zodat meer mensen die enquête kunnen invullen?
De heer Bex heeft het woord.
Inderdaad, collega’s, dat fietsrapport is bijzonder belangrijk, om tal van redenen die hier al zijn aangehaald. Ik vind de suggestie van collega Fournier, om er vanuit de Vlaamse overheid mee voor te zorgen dat meer mensen deelnemen aan die enquête, een heel goede suggestie. Ik kijk ook uit naar de manier waarop u daar initiatieven wilt rond nemen, minister.
De soms wat tegenvallende score, collega’s, is denk ik niet alleen te wijten aan het feit dat er op sommige plekken eens werkzaamheden plaatsvinden en zo verder, maar vooral ook doordat meer mensen fietsen en fietsers terecht vinden dat de weg waar zij fietsen even goed mag liggen als de weg waarop de auto’s rijden. Ik vind de assertiviteit van de fietser, die opkomt voor zijn of haar belangen en ook gewoon goede infrastructuur wil, een goede zaak.
Minister, dan blijven we toch aankijken tegen cijfers over de staat en de inrichting van de fietspaden langs de gewestwegen. Collega Meremans zei al dat het een fietser niet uitmaakt of het gewestweg of een lokale weg is, maar we weten nog dat in het vorige rapport slechts 45,8 procent van de fietspaden langs gewestwegen voldeed aan de vereisten die het Vlaamse Gewest zichzelf oplegt. Dat blijft dus ook een zeer groot aandachtspunt, denk ik. Ik vroeg me daarbij af of u al initiatieven hebt genomen om voor de meting van de kwaliteit van die fietspaden – we weten dat daar één meettoestel voor rondrijdt – het aantal meettoestellen op te trekken, zodat dat beter in kaart kan worden gebracht en men dan ook sneller kan remediëren.
Tot slot, ook van mij een vraag naar het fietsvademecum. U hebt al heel vaak gezegd dat het er weldra zal zijn. Wanneer?
De heer Verheyden heeft het woord.
Minister, ik wens mij bij deze toch wel aan te sluiten bij de opmerking van de collega’s, wanneer we naar de cijfers gaan kijken van het aantal respondenten op die enquête. Voorbeeldje: in Antwerpen waren er 751 antwoorden op 531.352 inwoners, in Gent 496 ingevulde enquêtes op 263.996 inwoners. Zo kan ik nog even doorgaan, gewoon maar om aan te geven dat het toch wel een heel kleine respons van deelnemers is, gezien het aantal inwoners vaak van een aantal steden en gemeenten. Nergens haalde men in die aangehaalde steden en gemeenten meer dan 1 procent antwoorden op het totaal aantal inwoners, zelfs veel minder in de meeste gevallen.
De vraag is dan inderdaad in hoeverre deze enquête representatief is. Pas op, het is goed dat die enquête er is en dat de gemeenten ermee aan de slag gaan. Ik denk echter, en daar sluit ik me aan bij de collega’s, dat we toch moeten zorgen dat daar meer op gereageerd wordt. We kunnen middenveldorganisaties contacteren, scholen kunnen worden betrokken en waarom niet de werkgevers? We zien toch immers ook wel dat er een significant aantal mensen meer en meer met de fiets naar het werk gaat. Ik denk dat dat allemaal wegen zijn die kunnen worden bewandeld om toch meer respons te krijgen op die enquête. Ik denk dan dat we tot verrassende conclusies zouden kunnen komen, misschien wel in de positieve zin, al denk ik toch ook wel vooral in de negatieve zin. Want alhoewel u inderdaad heel veel geld hebt, alhoewel u volop inzet op die infrastructuur en die ook verbetert – dat zien we ook wel –, denk ik dat er bij heel veel gemeenten toch nog wel heel veel werk aan de winkel is.
Mijn vraag is dus ook: is er geen beter middel om zo’n grote fietsbevraging bij fietsers te bekomen en meer mensen aan te zetten tot opmerkingen en input? Hebt u daaromtrent voorstellen of suggesties?
Minister Peeters heeft het woord.
Dank u voor de bijkomende vragen en suggesties. Voor alle duidelijkheid, deze fietsenquête of -bevraging gaat niet uit van het Departement Mobiliteit en Openbare Werken (MOW). Ik ben daar zelf geen rechtstreeks betrokken partij. Het is een enquête georganiseerd door de Vlaamse Stichting Verkeerskunde samen met de Fietsersbond. De bevraging werd gedaan in het kader van de verkiezing die de Fietsersbond samen met de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) organiseert voor Fietsstad of -gemeente 2022.
Persoonlijk vind ik de verkiezing van Fietsstad of -gemeente een goede zaak, omdat ze aandacht genereert voor het fietsbeleid van iedereen die daarmee bezig is. Het brengt ook de good pratices van lokale besturen, steden en gemeenten die heel erg inzetten op een goed fietsbeleid, naar voren. Ze worden extra in de bloemetjes en ‘in the picture’ gezet, dat kan een voorbeeld zijn voor andere lokale besturen. Ik juich het initiatief van de VVSG en de Fietsersbond zeker toe, maar ik zit niet aan het stuur om zaken te veranderen inzake die enquête.
Mijnheer Meremans, u vraagt cijfers van de enquête. Ik heb hier een aantal statistieken. In 2020 waren er 24.394 mensen die deelnamen aan de enquête. In 2022 is dat gedaald met een kleine 5000 deelnemers en zaten we op 19.299. Het aantal gemeenten dat een fietsrapport kreeg, bedroeg 167 in 2020 en 133 in 2022.
Wil dat zeggen dat de gemeenten die geen rapport krijgen slecht bezig zijn? Neen, helemaal niet, dit is louter hun enquête. Zodra vijftig inwoners van een gemeente zich inschrijven en een enquête invullen, een positieve of een negatieve, krijgt men een fietsrapport.
Waarom wil ik daar niet te veel grote conclusies aan koppelen? Ik heb ook in de persberichten gelezen dat sommige lokale besturen enorm ontgoocheld zijn omdat ze een slechter of slecht fietsrapport kregen van hun inwoners. Dat kan, soms, heel specifiek te maken hebben met welbepaalde items, bijvoorbeeld een weg die openligt door wegenwerken waardoor de fietspaden in minder veilige toestand verkeren. Dat kan een enorme impact hebben op de quotering rond beleving of infrastructuur. Daarom ga ik me niet vastpinnen om een oordeel uit te spreken of daar een finale conclusie aan te koppelen. We moeten dat allemaal in de juiste context plaatsen.
Het Vlaams Fietsrapport, waar de heer Bex ook naar verwijst, is een ander verhaal. Daarvoor wordt met meettoestellen het comfort gemeten van onze fietspaden en daarnaast de conformiteit. Het Fietsrapport komt ongeveer om de twee jaar naar buiten. Voor de staat van de fietspaden langs de gewestwegen was er geen goed rapport, gemiddeld 4,5 op 10. Niet alle fietspaden werden daarbij gemeten, er werd x aantal kilometer gemeten. Welke al dan niet worden geselecteerd, weet ik niet in detail. Of er meerdere meettoestellen voorhanden zijn op dit moment moet ik navragen bij het Departement MOW. Ik hoop alleszins, als we straks een nieuw Fietsrapport gaan hebben, dat al de investeringen die we vandaag doen, kunnen worden vastgesteld in dat nieuw rapport, tenzij men dan juist heeft gemeten waar er geen vernieuwingen zijn uitgevoerd, maar die glazen bol heb ik niet. Ik weet niet wat er nu allemaal gemeten wordt enzovoort op een volgend Fietsrapport.
Dat was dus wat betreft die bijkomende elementen.
Meer aandacht vragen voor deze fietsenquête: ik zal die boodschap meegeven aan de VSV en aan de Fietsersbond. Alleszins zal er de nodige aandacht naar gaan, want het verhaal van deze fietsenquête is juist om straks per inwonerscategorie – meer dan 50.000 inwoners, tussen 20.000 en 50.000 inwoners en minder dan 20.000 inwoners – er de best geselecteerde gemeente uit te halen en om die het label te geven van ‘Fietsgemeente of Fietsstad 2022’. Die krijgt dan het aura van ‘jullie zijn goed bezig en jullie zijn een voorbeeld voor vele andere gemeenten’.
Wat mij wel opvalt, als ik de vergelijking maak tussen 2020 en 2022, is dat een aantal lokale besturen altijd in die top 3 terugkomen. Bij meer dan 50.000 inwoners zie ik dat zowel in 2020 als in 2022 de stad Genk en de stad Mechelen zeer goed scoren en in de top 3 zitten. Als ik kijk tussen 20.000 en 50.000 inwoners, zie ik dat daar de gemeente Lommel voor de tweede keer op rij goed in de statistieken naar voren komt. Bij minder dan 20.000 inwoners zie ik dat de gemeente Zutendaal altijd goed ‘in the picture’ komt. Als Limburger ben ik natuurlijk blij dat Limburgse gemeenten altijd goed scoren in die top 3, maar ik zit daar voor de rest voor niks tussen, het zijn de inwoners die dit zelf bepaald hebben. Om maar te zeggen, er zijn wel een aantal besturen die waarschijnlijk zelf hun inwoners oproepen om massaal aan die fietsenquête te participeren en om tegelijkertijd ook ‘in the picture’ te zetten dat men in die lokale besturen goed bezig is met fietsinfrastructuur. Wie finaal de winnaar gaat worden, dat is niet aan mij om te bepalen. Daaromtrent heeft men een extern bureau – het bureau MINT – dat op basis van een aantal objectieve criteria gaat vaststellen wie van de drie best scorende gemeenten in de verschillende categorieën naar voren zal komen om die prijs van ‘Fietsstad of Fietsgemeente’ binnen te halen.
Ik moest het nog over het fietsvademecum hebben. De vraag was of dat binnen een paar weken of binnen een paar maanden was. Wat ik nu weet is dat men daar echt de allerlaatste hand aan legt. Mevrouw Lambrecht, ik weet dat u daar geen genoegen mee neemt, u wilt daadwerkelijk een datum. Ik heb geen effectieve datum, maar ik neem wel aan dat dat binnen een maand finaal rond is, of tegen de zomer. Ik heb op dit ogenblik geen einddatum. Gelet op het feit dat men op dit ogenblik de laatste hand legt aan zowel het inhoudelijke als aan de vormgeving ervan – ik zei daarstraks al dat het een bundel is van om en bij de tweehonderd pagina’s –, neem ik aan dat we dat binnen afzienbare tijd hebben. ‘Afzienbare tijd’ is natuurlijk ook een rekbaar begrip. Maar ik zal navraag doen over welke de finale datum is waarop dat nieuwe fietsvademecum, die zevende editie, op tafel gelegd kan worden zodat we daar de publicatie van kunnen meegeven.
U vraagt ook of we nog iets van handvaten hebben richting lokale besturen. Wat dat betreft kan ik u wel meegeven dat wij sowieso bezig zijn met de opmaak van een fietsplan dat straks aan lokale besturen misschien ook nog een aantal extra items of handvaten kan bieden in het fietsbeleid, dat we allemaal enorm belangrijk vinden en koesteren, ook in het kader van de modal shift, om meer mensen op de fiets te krijgen. We zijn dus bezig met de opmaak van een fietsplan. Ik kan u ook niet zeggen wanneer dat klaar is, voor alle duidelijkheid. Maar daarmee willen we eigenlijk ook richting lokale besturen nog meer de focus leggen op de fiets. U weet dat wij in het Verkeersveiligheidsplan sowieso die actieve weggebruiker al heel centraal gesteld hebben. Maar we zijn van oordeel dat een goed inhoudelijk fietsplan dat bijkomend ook tools geeft aan lokale besturen en aan iedere wegbeheerder die bezig is met fietsinfrastructuur, toekomstgericht ook een meerwaarde kan zijn. Tot zover de bijkomende vragen.
De heer Meremans heeft het woord.
Dank u wel, minister. Met in 2020 167 gemeenten, in 2022 133, en 140 deelnames op 46.000 inwoners, heb je er ook niet echt een goed beeld van. Want je moet zelf naar het online formulier gaan. Er is ook geen onderverdeling in wat de senioren ervan vinden of wat de schoolgaande jeugd ervan vindt. Die enquête heeft natuurlijk ook wel een aantal manco’s. Dat besef ik ook wel. Het geeft een beeld, dat klopt. En het is leuk als je dan goed scoort. Maar het geeft geen duidelijk beeld.
Als de Vlaamse Stichting Verkeerskunde en de Fietsersbond dit willen blijven promoten, moet er misschien van hen uit toch ook wat meer gebeuren. Mevrouw Fournier heeft ook aangehaald dat we toch een duidelijker beeld moeten krijgen van hoe de bevolking dit percipieert. Als je dat werkelijk wilt doen, moet je bijna naar een lokale bevraging gaan, via een bureau, of steekproefsgewijs met een aantal doelgroepen aan de slag gaan.
Maar het geeft een algemeen beeld, en het beeld is wel dat er vooruitgang is. Dat blijf ik ook zeggen. Maar het gaat wel traag. Dat heeft vooral te maken met een aantal historische achterstanden, zeker in mijn eigen provincie, de provincie Oost-Vlaanderen. Maar goed, we nemen het mee. Ik kan u enkel zeggen dat mijn stad wel degelijk gestegen is.
Mevrouw Lambrecht heeft het woord.
Minister, ik wil er toch even op wijzen dat dit niet de enige enquête is. Ook Het Nieuwsblad heeft al enquêtes gedaan en zo. Toon mij de eerste enquête die zegt dat het zo goed is voor de fietser. Aan de enquête van Het Nieuwsblad had wel veel volk meegedaan.
We moeten daar echt eerlijk in zijn. Dat is echt niet tegen u persoonlijk bedoeld, minister. Mensen vullen ze soms niet meer in omdat ze moedeloos worden, omdat het niet vooruit gaat en het slecht blijft. Daarom vond ik de suggestie van collega Fournier er zeker een om mee te nemen, namelijk dat u op de een of andere manier partij wordt bij die enquête van de Vlaamse Stichting Verkeerskunde en de Fietsersbond. Gisteren heeft de parlementsvoorzitter ons opgeroepen om de enquête van het Rekenhof in te vullen. Wel, als we fietsen serieus nemen, zou ze dat eigenlijk ook kunnen doen voor het invullen van de fietsenquête. Ik denk echt dat u daar een beetje meer partij moet worden, want dat kan voor u ook niet fijn zijn. U hebt een enorm budget, en dat is prachtig, maar als dat niet tot resultaten leidt, is dat wel zeer jammer.
Wat het fietsvademecum betreft, zou ik, als ik u was, misschien wat strenger zijn voor mijn diensten, zodat dat toch af raakt. Er zijn ook fietsplannen zonder datum. Het was eigenlijk mooi geweest, als die enquête van de Vlaamse Stichting Verkeerskunde was uitgekomen en u klaar was met fietsplannen om de steden en gemeenten ter hulp te komen. Dat was een heel mooie samenwerking geweest, ieder op zijn domein.
Het is nu wachten op dat fietsvademecum. Ik hoop dat dat allemaal zeer goed is. Ik kan enkel vrezen van niet. Ik weet dat ik geen vragen meer mag stellen, maar ik zou willen vragen of het niet nuttig is dat u daar het voortouw neemt om daar sowieso een hele commissie aan te wijden om ons juiste info te geven over dat fietsvademecum.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.