Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, uit een enquête van de Artsenkrant blijkt dat ongeveer een derde van de artsen overweegt om uit het beroep te stappen.
Dit komt onder meer door de onvrede over het coronabeleid van de regering. Ruim zes op de tien artsen vindt dat deze regering de coronacrisis slecht aangepakt heeft. Met de vele vragen van burgers en de administratieve last stonden de artsen serieus onder druk. Meermaals trokken ze aan de alarmbel, onder meer over het testbeleid en het attestenbeleid. Veel maatregelen boden bovendien onvoldoende een oplossing of kwamen te laat.
Heel wat artsen plooiden zich toch dubbel om het vele werk rond te krijgen met het jammerlijke gevolg dat zij mentaal aan het einde van hun Latijn zijn. Het verbaast dus niet dat deze enquête van de Artsenkrant bevestigt dat een deel van de artsen uit het beroep wil stappen.
Deze tendens is voor mij zeer verontrustend, omdat Vlaanderen al in vele regio’s een tekort heeft aan huisartsen.
Minister, hoe reageert u op de onvrede van de artsen over het afgelopen coronabeleid?
Hoe blikt u terug op de enorme overbelasting van de huisartsen tijdens de coronacrisis? Hoe zult u het in de toekomst aanpakken?
Hoe wilt u voorkomen dat artsen die overwegen om uit het beroep te stappen, toch hun job willen behouden?
Minister Beke heeft het woord.
Collega’s, de coronacrisis heeft een enorme impact gehad op onze samenleving en in het bijzonder op de volledige zorgsector. De schaal waarop de pandemie heeft toegeslagen, is ongezien sinds de Tweede Wereldoorlog. Als minister kan ik enkel maar mijn bijzondere waardering uiten voor al diegenen die zich onvoorwaardelijk hebben ingezet in de bestrijding van de pandemie. Sommige sectoren zijn inderdaad hard getroffen door de pandemie. Het is spijtig genoeg eigen aan crisissituaties dat ze niet te voorspellen zijn en deze, ongeacht hoe goed de voorbereiding ook is, een impact hebben op het dagelijkse leven en werken. Om dit risico te minimaliseren, werk ik aan een plan van aanpak om toekomstige crisissen in de zorg beter het hoofd te bieden. Dit ‘crisis preparedness plan’ wil onder meer inzetten op een beter uitgebouwde dienst infectieziekten en zal het mogelijk maken dat op het niveau van elke eerstelijnszone er voldoende kennis voorhanden is om snel te anticiperen op mogelijke crisissituaties. Op die manier wil ik niet alleen de huisartsensector, maar ook de volledige zorg- en welzijnssector beter wapenen tegen toekomstige crisissen.
Specifiek voor wat het huisartsentekort betreft, verwijs ik graag naar de vragen om uitleg 17, 18 en 142.
Het tekort aan huisartsen is een probleem dat via verschillende insteken moet worden aangepakt. Niet alleen de huisartsen, maar de hele arbeidsmarkt wordt geconfronteerd met schaarste. Ik heb reeds verschillende initiatieven opgericht om werken in de zorg te promoten en aantrekkelijker te maken. De Vlaamse zorgambassadeur werkt al geruime tijd aan een integraal plan van aanpak voor meer medewerkers in de zorg.
Via de recente vaccinatiecampagne zijn vele vrijwilligers in contact gekomen met het zorgberoep. Dit moment werd aangegrepen om de campagne ‘Ik ga ervoor’ via de vaccinatiecentra extra in de kijker te zetten.
Daarnaast is ook de Vlaamse Planningscommissie in 2021 van start gegaan. Deze commissie verstrekt ons adviezen in verband met onder andere de subquota. Op die manier kunnen we vraag en aanbod in Vlaanderen beter op elkaar afstemmen met als ultieme doel om knelpuntspecialisaties te vermijden.
In het huidige Impulsfonds is een financiële tegemoetkoming voorzien voor de loonkosten van een bediende die belast is met het onthaal en het praktijkbeheer in een huisartsenpraktijk of voor een dienst medisch telesecretariaat.
De evaluatie van het Impulsfonds leert ons belangrijke zaken. Huisartsen vestigen zich het liefst in regio’s waar de randvoorwaarden zodanig zijn ingevuld dat de balans werk en leven in evenwicht kan worden gebracht. Wat speelt daarin een rol? Het betreft bijvoorbeeld de aanwezigheid van een wachtpost, een praktijkverpleegkundige, een goed uitgebouwd netwerk voor geestelijke gezondheidszorg voor hun patiënten, een sterke huisartsenkring waar collegialiteit heerst en samenwerking wordt bevorderd enzovoort.
De evaluatie leerde ook dat een financiële incentive voor de individuele huisarts geen bijdrage levert om huisartsen zich te laten vestigen in een welbepaalde regio.
Via verschillende initiatieven werken we aan een kader zodat ook de huisartsen, al dan niet georganiseerd in een groepspraktijk, beter en vlotter toegang kunnen krijgen om hun patiënten gerichter en efficiënter naar de juiste zorgaanbieder toe te leiden en hierdoor subsidiariteit te stimuleren. Ook de huisartsenkringen zullen in de toekomst worden gestimuleerd om de omkadering voor hun leden te optimaliseren zodat er voldoende privétijd beschikbaar blijft voor de individuele huisarts. Een blik in de toekomst leert dat enkel door doorgedreven samenwerking, een verdere digitalisering, het betrekken van lokale actoren om huisartsen aan te trekken en het begeleiden van startende huisartsen, huisartsen meer en beter patiënten zullen kunnen verzorgen. In de ons omliggende landen zijn er tal van voorbeelden waar de praktijkpopulatie van de gemiddelde huisarts twee of drie keer zo groot is als in een Vlaamse praktijk, zonder aan kwaliteit van zorg te moeten inboeten.
Met het toekomstige Impulsfonds wil ik die operationalisering tegen de zomer van 2022 klaar hebben en wil ik inzetten op elk van deze facetten: het stimuleren van samenwerkingsverbanden, het inzetten op subsidiariteit, het betrekken van lokale actoren via de zorgraden om een stevig eerstelijnsnetwerk uit te bouwen enzovoort. Om dit te realiseren, zal de hulp van de huisartsenkringen via de beroepsorganisaties belangrijk zijn om ook de individuele, praktijkvoerende huisartsen mee te nemen in dit verhaal.
Elk stap, hoe klein ook, die kan bijdragen tot een beter evenwicht in het leven van onze huisartsen is waardevol en zal door mij worden gesteund, mits dit behoort tot mijn bevoegdheden. Veel administratieve beslommeringen zijn opgelegd of gestimuleerd vanuit een federale regelgeving. Wat het eendagsattest betreft, is het vooral de werkgever die initiatief moet nemen en voldoende vertrouwen moet hebben in zijn werknemers om dit attest af te schaffen. De Vlaamse overheid geeft alvast het goede voorbeeld en heeft de eendagsattesten afgeschaft.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik heb cijfers van 2021 en daaruit blijkt dat minstens 227 van de 299 Vlaamse gemeenten te weinig huisartsen tellen.
Dat probleem dreigt de komende jaren sowieso al groter te worden, gewoon omdat we met de vergrijzing zitten. Heel wat huisartsen zijn rond de 60 jaar en gaan al binnen enkele jaren met pensioen.
En voor de eenouderhuisartsen, u hebt het zelf gezegd, willen we zeker meer evenwicht tussen werk en privé. Vroeger hadden – hoofdzakelijk mannelijke – huisartsen werkweken van tachtig tot honderd uur. Jonge mensen willen meer evenwicht. Om eenouderhuisartsen te vervangen, hebben we er anderhalf à twee nodig. Eigenlijk heeft men er dubbel zoveel nodig. Het probleem met de coronacrisis is nu dat veel artsen gewoon uitgeblust en mentaal op zijn. Dat sleept allang aan, corona heeft het alleen maar extra in de verf gezet en extra onderstreept. Dat is een ernstige bezorgdheid van mij.
We vragen veel van onze eerstelijn en van onze huisartsen. We willen hen veel preventie laten doen, steeds meer geïntegreerde zorg, er komen heel wat taken extra op hen af. U zegt dat administratieve belasting op het federale niveau ligt. Ik zou voorstellen dat u, als u nog eens in overleg gaat met uw federale collega, dat eens aankaart. Het aantal attesten en de onvoldoende ondersteuning zijn de twee voornaamste zaken waarvan artsen zeggen dat ze hen het meest frustreren. We moeten ook vanuit Vlaanderen voldoende ondersteuning bieden aan de artsen.
U hebt het Impulsfonds veranderd, u zorgt voor ondersteuning, maar dat is vooral naar de groepspraktijken en niet naar de zelfstandige huisartsen. Ik besef heel goed dat we evolueren naar steeds meer groepspraktijken, maar vergis u niet, het aantal zelfstandige huisartsen is in Vlaanderen nog steeds hoog. Als we willen dat ze nog voldoende lang blijven doorwerken, alle beetjes helpen, dan gaan we daar ook iets moeten aan doen. Ik weet dat veel oudere huisartsen na hun pensioen, als ze al met pensioen gaan, vaak nog lange tijd willen blijven doorwerken. Maar ik hoor van vele toch wel dat het op deze manier niet meer kan, dat ze toch op hun 65ste met pensioen gaan. Daar moet u echt rekening mee houden. Die praktijken zijn zeer groot, dat gaat om enorm veel patiënten. Zelfstandige huisartsen verdienen echt wel die extra ondersteuning.
Mevrouw Sleurs heeft het woord.
Voorzitter, minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik wil toch collega Saeys bijtreden in verband met de problematiek en de zelfstandige en solopraktijken.
We hebben de proefprojecten rond de brede eerstelijnszorg die naar de meer multidisciplinaire aanpak gaan. Bepaalde provincies hebben geen proefprojecten. Heeft dat een bepaalde reden of is dat puur toeval? Hopelijk komt er een tussentijdse evaluatie naar het parlement inzake de pilootprojecten.
Minister Beke heeft het woord.
In het kader van het Impulsfonds is er een oproep gelanceerd voor die pilootprojecten. Ze zullen onderzoeken hoe infrastructuursubsidies van het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden (VIPA) kunnen worden ingezet om de investeringen in brede eerstelijnspraktijken te vormen. Ze moeten het resultaat zijn van een samenwerking tussen lokale besturen, huisartsenkringen of groeperingen van huisartsen. Zo’n brede eerstelijnspraktijkvorm waarbij er opnieuw samenwerking moet zijn tussen verschillende disciplines en de huisarts, ik denk aan de sociale diensten van een lokaal bestuur, zou men aantrekkelijker kunnen maken voor een beginnende huisarts om zich in zo’n gemeente te vestigen. Deze projecten zullen starten op 1 maart, dus over acht dagen, en twee jaar lopen.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Het baart mij enorm veel zorgen. Ik zie genoeg op het terrein dat mensen al veel langer moeten wachten om een afspraak te kunnen krijgen. Dat zal alleen maar verergeren en dat zal onze zorg onder druk zetten. Ik vrees dat ik hier binnen een paar maanden de vraag opnieuw zal stellen omdat ik genoeg zie in mijn omgeving dat heel wat huisartsen overwegen of van plan zijn te stoppen. Dat zal een zware overbelasting geven en het ondraaglijk maken voor andere huisartsen om die tekorten allemaal op te vangen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.