Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Van Miert heeft het woord.
Minister, ik heb een herinneringsvraag over slagkrachtige lokale besturen en fusies. Het is bijna dagelijks in vele commissies en ook in de plenaire vergadering aan de orde, maar natuurlijk bij uitstek in onze eigen commissie Binnenlands Bestuur. We hebben een gespecialiseerde dienstverlening nodig op lokaal niveau. Dat is niet mogelijk voor iedereen. Een schaalvergroting dringt zich dan ook op, in vele gevallen in kleine gemeenten.
Het leeft heel hard, als ik de lokale werking zo zie. Dat heeft vooral te maken met de regiovorming, de woonactoren, allerlei fusies tussen brandweer en politie en dergelijke. Ook fusies tussen stad en gemeente zijn aan de orde.
Het ondersteuningspakket wordt deze maand geüpdatet, niet het bedrag op zich maar de bewonersaantallen. De centen zijn zeker een grote motivatie in het samengaan van gemeentes. Ook bij Ham en Tessenderlo is dat een punt, met alle begrip daarvoor.
Ik wil niemand met de vinger wijzen, maar het was toch de bedoeling van deze Vlaamse Regering om een vijftiental operaties te realiseren in deze legislatuur. Eind dit jaar, begin volgend jaar moet dat eigenlijk allemaal klaar zijn. We lopen een beetje achter, minister.
Daarom vraag ik u naar een update. Ziet u nog mogelijkheden om het huidige draaiboek nog wat aan te passen zodat het enthousiasme bij de gemeentebesturen om rond de tafel te gaan zitten wat groter wordt?
Ziet u nog mogelijkheden om bepaalde hinderpalen weg te nemen?
Minister Somers heeft het woord.
Mijnheer Van Miert, uw vraag komt mooi op tijd, bijna symbolisch, op het moment van de nieuwe aankondiging van de fusie tussen Antwerpen en Borsbeek vorige vrijdag. Ik ben heel blij dat dit kan, het doorbreekt een nieuw taboe. In de vorige legislatuur is al een taboe doorbroken op de fusies an sich. Daar heeft mijn voorganger, minister Homans, voor getekend. Zij heeft de mogelijkheid gecreëerd om op vrijwillige basis opnieuw te fusioneren. Dat hebben toen vijftien gemeenten gedaan, er waren zeven fusies. Collega Van den Heuvel was een van de eersten die toen de stap heeft durven, willen en kunnen zetten.
Vandaag zien we grotere fusies, tussen een echt grote stad en de gemeente Borsbeek. We zien fusies die samen meer dan veertigduizend inwoners zullen tellen. We zien fusies tussen gemeenten met een verschillende politieke meerderheid, ook dat is belangrijk. De eerste fusies waren fusies tussen partijen met eenzelfde achtergrond. Dat is logisch. Zij hebben het ijs gebroken en nu gaan we breder.
U vraagt naar een stand van zaken van de fusieoperaties. In veel gemeentehuizen wordt momenteel ernstig nagedacht en gepraat over fusies. Het heeft nooit zo hoog op de agenda gestaan. Mede aangewakkerd door de regelgeving en dergelijke is er veel beweging op de achtergrond. Veel van die gesprekken zijn nog vertrouwelijk, maar ook steeds meer besturen kiezen ervoor om openlijk het onderzoek te starten. Zo zijn er momenteel bestuurskrachtanalyses bezig in Bekkevoort, Tielt-Winge, Geetbets en Kortenaken, in Oudenaarde, Kluisbergen, Kruisem en Wortegem-Petegem, samen goed voor meer dan zestigduizend inwoners, en in Assenede, Sint-Laureins en Zelzate, hier geen gezamenlijk traject, maar elk apart.
We hadden eerder al drie formele verlovingen – drie trajecten – in Limburg, waar de gemeenteraden de principiële beslissing tot fusie hebben genomen: Bilzen en Hoeselt, met 42.000 inwoners, Borgloon en Tongeren, met 42.000 inwoners, en Ham en Tessenderlo, met 30.000 inwoners.
Ook in Oost-Vlaanderen staat er een fusie op stapel, tussen de gemeenten Lochristi en Wachtebeke, met dertigduizend inwoners. De beide gemeenteraden zullen dit voorjaar debatteren over de principiële beslissing tot fusie.
En een goeie week geleden kregen we de heuglijke aankondiging van een vijfde fusietraject, tussen Antwerpen en Borsbeek. Dit is het eerste vrijwillig fusietraject met een centrumstad, een fusie die ik steun en die hopelijk nog navolging zal krijgen. Met de fusiebonus die oploopt naarmate het inwonersaantal van de nieuwe fusiegemeente stijgt, moedigt de Vlaamse Regering vrijwillige fusies met de stad, eerder dan fusies rond de stad – de donutfusies –, aan. Dit is ook aan het lukken, met grotere fusies dan in de vorige legislatuur. In een aantal steden probeert men het gesprek te voeren met kleinere gemeenten eromheen.
De beslissing van Borsbeek, een gemeente met iets meer dan elfduizend inwoners, om te fuseren met de grote stad is een zeer moedige, maar ook heel juiste beslissing. De Borsbekenaar zal een beroep kunnen doen op een veel ruimere en meer professionele dienstverlening, vanuit een sterke organisatie met heel wat gespecialiseerde expertise. Maar ook de aanpak van een aantal maatschappelijk belangrijke uitdagingen die eigen zijn aan gemeenten in de rand van een grote stad, zoals mobiliteit of het vrijwaren van de open ruimte, vergen ambtelijke capaciteit, financiële middelen en een heel goede afstemming met de stad. Het is niet omdat een gemeente die zich aan de rand van een grootstad bevindt, ervoor kiest om te fusioneren, dat deze zelf moet verstedelijken. Het omgekeerde kan waar zijn. De open ruimte kan bewaard worden, de mobiliteitsproblemen kunnen beter worden aangepakt, omdat men een veel sterker ambtelijk apparaat heeft dat dit kan verankeren, maar er ook betere afspraken kunnen worden gemaakt met de stad waar men dan deel van uitmaakt.
Stedelijke uitdagingen trekken zich trouwens niets aan van administratieve grenzen. Er zijn verstedelijkingen die zich net buiten het stedelijke gebied aftekenen en veel chaotischer en minder geordend verlopen dan binnen de stad zelf.
De burgemeester van Borsbeek heeft de duidelijke ambitie uitgesproken om de voordelen van de schaalgrootte die de stad biedt, te laten rijmen met de nabijheid van de gemeentelijke voorzieningen. Als enige stad in Vlaanderen kan Antwerpen op dat vlak een belangrijke troefkaart uitspelen, die van de binnengemeentelijke territoriale decentralisatie, kortweg het districtsmodel. Het is de bedoeling dat Borsbeek op 1 januari 2025 het tiende district wordt van Antwerpen. Zo kan de stad nabijheid garanderen, met lokale districtshuizen en een beleid op maat op tal van domeinen.
Het verhaal van Borsbeek en Antwerpen heeft me geïnspireerd. Ik ben ervan overtuigd dat het districtsmodel heel wat vragen en bezorgdheden bij de inwoners over de gevolgen van een fusie met een centrumstad kan wegnemen. Daarmee kan ook bij de bestuurders een belangrijke hinderpaal worden weggewerkt om tot fusie over te gaan. Ik wil daarom een fusie met gelijktijdige oprichting van districten ook elders in Vlaanderen mogelijk maken. Het is grondwettelijk verankerd dat je minstens honderdduizend inwoners moet hebben om tot een districtswerking te kunnen overgaan. Als er een fusie-intentie bestaat en een fusiebeslissing wordt genomen tussen gemeenten die samen meer dan honderdduizend inwoners gaan tellen, wil ik het mogelijk maken dat de fusiepartners kunnen kiezen – geen verplichting – voor de oprichting van districten. Nu zit er een ‘onlogica’ in het verhaal. Twee of drie gemeenten fusioneren en worden groter dan honderdduizend inwoners, en toch kunnen ze geen districten installeren. Ze moeten nog eens zes jaar wachten. Het zal pas de gemeenteraad van die nieuwe fusie zijn die kan beslissen om zes jaar later tot districten over te gaan. Als er honderdduizend inwoners zijn, zou het de logica zelve zijn. Ik denk dat we die anomalie uit de regelgeving moeten halen.
Zitten we op schema? Dat lijkt me een beetje tegen uw natuur in, ik ken u als een vrolijke en optimistische collega. Misschien was u wat somber gestemd en vreesde u dat het niet zo vlot zou gaan als we hadden gehoopt. U sprak een bescheiden ambitie uit van een tiental fusies. Mijn doel ligt hoger, maar dat is waarschijnlijk het liberale voluntarisme. Ik maak graag de vergelijking met de vorige keer. Dat was de eerste keer, en nogmaals – ere wie ere toekomt –: toenmalig minister Homans begon ermee.
Er zijn zeven fusietrajecten geweest. De eerste principiële beslissing tot fusie, die van Meeuwen-Gruitrode en Opglabbeek, werd genomen op 28 november 2016. Dat was ‘slechts’ dertien maanden voor de deadline van 31 december 2017. De laatste principiële beslissing tot fusie, die van Lovendegem, Waarschoot en Zomergem, werd genomen op 28 september 2017, op drie maanden dus, of honderd dagen, van de deadline. Vandaag zijn we nog 23 maanden verwijderd van de deadline voor indiening van de definitieve beslissing tot fusie, tegenover dertien maanden in de vorige bestuursperiode. In de vorige legislatuur hadden we op hetzelfde moment nog geen enkele principiële beslissing tot fusie, nu zijn er al vijf in de maak. Dat betekent dus dat we zeker al verder staan dan toen, en dat we ook mogen hopen op meer dan zeven fusietrajecten. Dat is mijn hoop. Ik wil iedereen vragen om ernstig die mogelijkheden te onderzoeken.
Tot slot vroeg u nog naar een actualisatie van het draaiboek fusies. Het draaiboek is een levend document. Het onderging vorig jaar al een grondige update. De betrokken Vlaamse administraties bekeken waar het draaiboek een update moest krijgen. In 2023 moet ook het fusievriendelijk maken van de Vlaamse regelgeving afgerond zijn. Dit kan zorgen voor bijkomende wijzigingen in het draaiboek. De federale overheid zal ook een impactanalyse uitvoeren. Die starten we dit voorjaar op. Daardoor zal het draaiboek opnieuw geactualiseerd en – waar nodig – aangevuld worden. We proberen zo veel mogelijk relevante info in het draaiboek op te nemen, zodat alle info op één plaats terug te vinden is. Mochten de besturen bepaalde informatie nodig hebben, dan staat het Agentschap Binnenlands Bestuur (ABB) ter beschikking en zullen we het draaiboek verder aanvullen.
Voor alle vragen over fusies kunt u steeds terecht bij ABB, via de generieke mailbox fusies@vlaanderen.be. Dan komt u rechtstreeks bij mij. Nee, grapje, dan komt u bij de administratie ABB.
Mijnheer Van Miert, ik hoop dat ik u daarmee weer gunstig heb gestemd over onze fusies.
De heer Van Miert heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik ben in ieder geval niet pessimistisch, zoals u even veronderstelde. Ik heb wel het gevoel dat het soms sneller kan gaan. Daarom vroeg ik naar de hinderpalen.
Zoals u zelf zegt, kan de districtsvorming helpen. De grote hap uit het gemeentelijk budget zijn de kosten voor personeel, politie, brandweer. Als we die wegnemen, blijft er geld over voor zaken die men echt wil doen. Dat is niet zoveel, als men die grote posten eruit haalt. Die gebeuren trouwens al samen, men zit in een politie- en brandweerzone. Bij ons hebben we een stadsregionale gezamenlijke dienst Wonen en Mobiliteit. Wat een kleine gemeente nog overhoudt en zelf kan beslissen inzake cultuur, milieu en natuur, dat is vrij weinig. De burger in de straat beseft dat niet altijd. De meeste zaken worden al breder beslist dan op gemeenteraadsniveau.
Als we de slechte smaak van een stad willen wegnemen bij de buurtgemeentes, is de districtsvorming en het behoud van eigen besluitneming, een positief instrument, bij een fusie met meer dan honderdduizend inwoners. Dat kunnen we aanreiken om de zaken te vergemakkelijken.
Over een half jaar of zo volgen we alles op.
De heer Van den Heuvel heeft het woord.
Minister, collega’s, ik hoop, en ik denk, dat we nog maar aan het begin van de aankondigingen staan. Ik ben ervan overtuigd dat het zo zal evolueren.
We hebben ondertussen een aanmoedigend kader. We hebben de financiële stimulus, het pakket van ondersteuning dat dynamisch kan worden ingevuld. Ik herinner me de vorige legislatuur en ik verneem nu dat het in deze legislatuur zeker niet slechter is. Integendeel, de administratie heeft een heel ondersteunende rol, geen vraag is haar te veel. Dat is belangrijk, we moeten daarop inspelen.
Ik kan volledig achter de districtsvorming staan. Minister, daar is een federale en zelfs grondwetswijziging voor nodig, maar we hebben partijen die daar actief zijn, en misschien zelfs het aantal van honderdduizend inwoners kunnen aanpassen op termijn. Ik weet dat dit niet voor de korte termijn is, maar ik ben ervan overtuigd dat zoiets op termijn kan stimuleren. Ik weet wel dat Mechelen en Bonheiden of Sint-Katelijne-Waver boven die honderdduizend zitten, maar als Turnhout ooit dat aantal moet halen, moet het met de helft van de Kempen fusioneren. Dat is misschien toch te veel gevraagd. Grapje, mijnheer Van Miert.
Die 100.000 moet natuurlijk niet verminderd worden naar 50.000, maar het is toch wel belangrijk om over na te denken. Dat kan een hinderpaal wegnemen, en dat is toch de taak van het Vlaamse niveau, en ook om zoveel mogelijk ondersteuning te geven en degenen die aan het pad beginnen een goed gevoel te geven dat het finaal een meerwaarde is voor iedereen. Ik ben ervan overtuigd dat we dat moeten doen voor de slagkracht en de decentralisatie die we willen voor de lokale besturen. Een van de opmerkingen is altijd de nabijheid. Het element van districtsvorming kan tegemoetkomen aan degenen die vrezen dat de nabije politiek helemaal zou verdwijnen. Het is een goed idee om de districtsvorming toe te laten en op een ander niveau na te denken om die honderdduizend inwoners te verminderen.
Kunt u afronden, mijnheer Van den Heuvel? U bent al ruim aan de drie minuten.
Onmiddellijk. Het is ook heel belangrijk dat de man en de vrouw die aan de knoppen zitten in de diverse gemeenten, de moed en de durf hebben. Daar speelt ieder van ons een rol in. Ik ben regelmatig op pad, ook binnen mijn partij; ik hoor dat de geesten aan het rijpen zijn. Ik ben ervan overtuigd dat we als parlementslid een rol kunnen spelen om mensen die twijfelen – ze beginnen tenslotte aan een onzeker traject – te ondersteunen, niet alleen financieel of administratief, maar ook ruggensteun geven om dat pad aan te vatten.
De heer De Loor heeft het woord.
Voorzitter, ik vind het positief dat de heer Van Miert het onderwerp hier weer onder de aandacht brengt. Deze Vlaamse Regering heeft het degelijke fusiepakket dat in de vorige legislatuur al werd uitgewerkt, verder gefinetuned op basis van de ervaringen in 2018 en 2019. Dat is een goede zaak. Er werd een mooi fusiepakket uitgewerkt. Er is wel nog een weg af te leggen.
Ik herinner me, tenzij ik me vergis, minister, dat u reeds meerdere malen hebt laten vallen dat voor u gestreefd mag worden naar honderd lokale besturen in Vlaanderen. Voor mij mogen het er nog wat minder zijn. We moeten geen fusies doen om de fusies, maar voor de bestuurskracht. Ook niet voor de politieke Stratego of om zich af te zetten tegen een groter geheel, tegen een stad, maar wel om de bestuurskracht en de dienstverlening aan de burger en de ondernemingen te verhogen en te optimaliseren.
Er zijn ongetwijfeld nog een aantal twijfelaars. Zult u bijkomende initiatieven nemen om ook die twijfelaars en die extra lokale besturen aan te zetten tot fusioneren?
De heer Ongena heeft het woord.
De casus van Antwerpen en Borsbeek is inderdaad interessant, omdat je voor de eerste keer een kleine randgemeente hebt die gaat aansluiten bij een grote stad. Ik begrijp ook wel het voordeel van het districtsmodel daarin. Antwerpen heeft dat vandaag, en dat kan een kleine gemeente als Borsbeek natuurlijk wel over de streep trekken. Alleen hoed ik er mij wel voor, collega Van den Heuvel, om die grens van 100.000 inwoners te gaan verlagen. Want laat ons eerlijk zijn: het districtsmodel is een heel zwaar model. Het betekent dat je heel veel extra structuren in gang gaat steken. En het betekent ook – laat ons eerlijk zijn – extra mandaten: allerhande districtsraden, districtsburgemeesters, districtsschepenen. Ik denk dat we toch verder moeten kijken dan dat.
Ik begrijp de bekommernis, zeker als je naar zo’n fusie gaat, dat die kleine gemeente haar eigenheid wil behouden en een zekere zeggenschap wil houden over bijvoorbeeld haar eigen openbaar domein of haar eigen mobiliteit, maar er zijn natuurlijk andere manieren dan direct de stap naar het districtsmodel te zetten. Er zijn voldoende voorbeelden in andere steden en gemeenten van wijkraden en buurtraden. Wordt daar ook naar gekeken, om een soort handboek of richtlijn te geven over hoe je het ook kunt doen, in de plaats van meteen richting districtsraden te gaan? Ik denk dat dat een zeer zwaar model is. We moeten goed in de gaten houden dat we daar niet aan overshooting doen.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Dank u wel, collega Van Miert, om dit hier op de agenda te zetten. Het is een belangrijke kwestie, waar we het waarschijnlijk nog verschillende keren over zullen hebben. Wat ons betreft, is het altijd belangrijk dat het niet alleen over een financiële kwestie gaat. De politieke carrièreplannen moeten daar uiteraard geen doorslaggevende rol in spelen. Het financiële is mooi meegenomen, maar structureel is dat natuurlijk ook niet het antwoord, want over tien jaar is die schuldafbouw voor een stuk verdwenen, en dat moet je natuurlijk opnieuw structureel financieel gezond zijn. En dan gaat het inderdaad wel over meer dan dat.
Soms maak ik mij daar wat zorgen over. Ik zeg niet dat het bij de politici en de bestuurders in kwestie het geval is, maar in de berichtgeving gaat het wel vaak over die financiële kwestie. Het gaat in die berichtgeving dan over de 50 miljoen euro die Antwerpen krijgt en veel minder over wat daar dan de meerwaarde voor de inwoners van Antwerpen en Borsbeek is.
Ik wil het dus ook even hebben over die nabijheid. Ik ben zeer blij, minister, dat u er zelf naar verwees dat dat een combinatie kan zijn. Het is niet omdat er naar een fusie wordt gegaan, dat de nabijheid moet worden losgelaten. In Antwerpen heeft men natuurlijk het voordeel van het potentiële districtsmodel. Dat is in kleinere fusies niet het geval. Mijn vraag sluit dan ook voor een stuk aan bij wat collega Ongena inbrengt. In gemeenten waar dat districtsmodel in de verste verte niet bereikbaar is, zelfs als we die limiet wat zouden verlagen, en zelfs in gemeenten die niet fusioneren en waar er nog fusies leven van in de jaren 70 die nog niet verwerkt zijn, zijn trajecten rond nabijheid en verankering van de overheid een meerwaarde. Zeker na de vaccinatieperiodes en zo verder zien we toch hoe belangrijk het is dat die overheid op het terrein ook echt zeer nabij is en in wijken en buurten aanwezig blijft, vaak als een van de weinige laatste actoren. Mutualiteiten zijn weggetrokken, vakbonden zijn verdwenen, heel wat andere dienstverlening heeft zich teruggetrokken. Dan is er toch die overheid die, bijvoorbeeld ook in landelijke gebieden, zeer sterk aanwezig moet blijven. Dat lijkt mij wel een grote uitdaging.
En sta mij, afsluitend, toe te dromen dat we misschien ook verder durven door te denken en dat we het debat rond de regiovorming in elkaar klikken met de fusievorming en het districtsmodel. Misschien zijn er nog boeiendere modellen te maken voor Vlaanderen, van hoe het Vlaanderen van morgen er bestuurlijk efficiënt, bestuurskrachtig, maar ook zeer nabij kan uitzien, als het gaat over lokale besturen.
Minister Somers heeft het woord.
Collega’s, ik wil iedereen bedanken, omdat ik denk dat dit een heel interessant en ook een heel belangrijk debat is. We denken niet allemaal exact hetzelfde hierover, maar we voelen over de partijen heen dat er meer te doen valt met de lokale bestuurskracht, dat dat beleidsniveau voor al onze partijen een belangrijk niveau is, dat we daar meer uit kunnen halen en dat dat in de 21e eeuw meer prominent op de agenda kan staan. Dat is een eerste vaststelling die we doen. Ten tweede zijn we allemaal op zoek naar methoden om die weg te bewandelen. We voelen dat we een aantal taboes en de wat steriele kijk daarop aan het doorbreken zijn. Ik heb het gevoel dat dat in elke partij wat aan het gebeuren is. En daar kan ik me alleen maar over verheugen.
Het is echt mijn ambitie om het inzicht te laten groeien dat het belangrijk is dat we dat lokale niveau verstevigen. En ik heb gelukkig in alle partijen bondgenoten die daar gelijk over nadenken. Ik geloof dat fusies daar onafwendbaar zijn. En dat fusies hand in hand moeten gaan met een goede regiovorming, lijkt me ook evident.
Mijnheer Vaneeckhout, ik heb voor mezelf ook een heel duidelijke visie op waar we naartoe moeten, maar dat is een stapsgewijs proces. Rome is niet op één nacht gebouwd. We hebben nu de knoop over de regiovorming kunnen doorhakken en hebben beslist dat Limburg één referentieregio zal zijn. We hebben nu een model waar we heel veel structuren op kunnen vastenten. Tegen het einde van deze legislatuur zal dat nog niet helemaal opgelost zijn, maar ik denk dat we daar al naar een gevoelige vereenvoudiging en verbetering van de situatie zullen kunnen gaan.
Mijnheer Van Miert, ik denk dat hoe meer we hierover praten, hoe meer we het urgent maken op de agenda en hoe meer debat erover is, hoe beter. Dat is ook al de verdienste van uw vraag, dat we daarover praten. Er mag eigenlijk geen gemeentehuis of geen lokaal afdelingsbestuur van een politieke partij zijn waar men niet nadenkt over wat men moet doen in heel die fusieoperatie en wat zijn rol en taak is. En men kan uiteindelijk tot de beslissing komen om de dingen te laten zoals ze zijn, maar men moet voelen dat het landschap in beweging is en dat we daar met een meer open geest dan in het verleden over nadenken.
Mijnheer Van den Heuvel, ik denk dat de goede voorbeelden van het verleden het sterkste argument zijn. De gemeentebesturen die tot nu toe die fusieoperatie hebben doorgemaakt – en uw gemeente Puurs ligt in mijn directe geografische omgeving – tonen aan dat dit een succesverhaal is en dat dit alleen maar een meerwaarde betekent voor de bewoners. De partijen die hun nek hebben uitgestoken en die de moed van hun overtuiging hebben gehad, soms tegen eigen partijovertuigingen in, tegen mensen in de straat in, tegen de eerste emotionele en instinctieve reactie in, zijn beloond door de kiezer. Die hebben vandaag een gemeentebestuur waar natuurlijk nog veel werk is, want dat proces is nog volop bezig, maar waarvan de burgers ook aanvoelen en zien dat het een juiste beslissing is. De laatste persoon overtuigen, dat gaan we nooit doen, maar ik denk dat onder meer uzelf aantoont, mijnheer Van den Heuvel, wat daar het verschil kan zijn. Het is heel belangrijk dat mensen die die stap hebben gezet, meehelpen aan het opschalen van onze lokale besturen. Want we hebben dat nodig om meer te kunnen decentraliseren en meer te kunnen inzetten op dat lokale bestuur.
Dan kom ik bij het districtsmodel. Daar zijn twee meningen over gegeven. Ik ga daar ook duidelijk mijn mening over neerpoten. Wat collega Ongena en collega Vaneeckhout vragen, is heel belangrijk. Ik ga dat meenemen. We moeten in ons fusiepakket nog meenemen hoe we in gemeenten die geen districtsmodel hebben, die nabijheid vandaag al kunnen organiseren. Welke instrumenten zijn er vandaag om dat te doen? U zult het zich misschien niet allemaal nog herinneren, maar de eerste keer had Antwerpen na de fusie geen decretale basis om districten te maken. En toch heeft het die de facto gemaakt. Het staat een gemeente vrij om te zeggen dat ze in dat dorp een dorpsraad gaat samenstellen. Ze kan die zelfs, indien ze dat wenst, samenstellen via verkiezingen. Dat is niet bij wet verboden. Je kunt die dorpsraad samenstellen en de gemeente kan een subsidie geven aan die dorpsraad, als een vzw of zelfs als een feitelijke vereniging. En een gemeentebestuur kan zich ertoe engageren dat ze de adviezen die die dorpsraad geeft, gaat uitvoeren op die en die domeinen.
Er is vandaag dus impliciet ongelooflijk veel mogelijk om nabijheid te organiseren. Er zijn nog veel andere technieken om dat te doen. Ik neem er nu maar een, die heel dicht komt bij wat een districtenstelsel zou kunnen zijn. Ik denk dat we daarover goed moeten communiceren. Hoe kan nabijheid georganiseerd worden? Hoe kunnen we burgerparticipatie, ook geografisch, op het niveau van dorpen en dergelijke meer, organiseren? Ik denk dat dat interessant is.
Daarnaast ben ik wel de mening toegedaan van collega Van den Heuvel. Ik kan daar niet over beslissen, wij in Vlaanderen kunnen daar niet over beslissen. Maar persoonlijk zou ik de drempel van 100.000 inwoners om gestructureerde districten te organiseren, durven te verlagen. Dat is geen regeringsstandpunt, dat is mijn persoonlijke standpunt. En nogmaals, zelfs als zou het een regeringsstandpunt zijn, de Vlaamse Regering heeft daar geen impact op.
Ik zeg ook niet dat we moeten halveren, mijnheer Van den Heuvel, maar ik zou de drempel voor de mogelijkheid om de keuze te maken voor een districtensysteem, iets lager durven te leggen. Dat is mijn mening. U ziet dat ik daarover zelfs wat van mening verschil met mijn goede collega Ongena. Het is geen partijstandpunt. Het is mijn persoonlijke standpunt.
Ik denk dat we de twee moeten doen. We moeten een pakket aanbieden. Als je niet kiest voor die logge structuur, kun je toch nabijheid organiseren. Maar ik zou de lat iets lager durven te leggen. Voor mij zou dat al mogen vanaf 75.000 of 80.000 inwoners. Want het districtensysteem zoals het vandaag decretaal bestaat, geeft ook een zekere bandbreedte met betrekking tot wat je decentraliseert en wat niet. Maar dan moeten we misschien – en daarmee wil ik collega Ongena wat tegemoet komen – op het moment dat we die beslissing nemen om dat te verlagen, ook eens kijken of er ook geen bandbreedte kan zijn wat betreft de vergoedingen van mandaten en de hoeveelheid mandaten, zodat er binnen onze steden ook iets meer ruimte kan zijn om dat te kiezen.
Alleszins denk ik dat zo’n gedecentraliseerd model heel wat troeven in zich heeft om misschien in een volgende fase, met een volgende regering, iets stringenter en iets meer sturend voor fusies te kiezen, mijnheer De Loor. We werken vandaag binnen het regeerakkoord zoals het is. Ik ben daar heel loyaal tegenover. We hebben heel nadrukkelijk gezegd: vrijwillige fusies, geen gedwongen fusies, maar binnen die vrijwilligheid maximaal stimuleren. Ik denk dat we dat volop aan het doen zijn.
Ik denk dat dat toch een aantal antwoorden zijn. Ik ben wat verder gegaan dan het regeerakkoord. Ik heb een paar keer mijn eigen mening gegeven. Mijn excuses daarvoor. Als minister probeer ik dat zo weinig mogelijk te doen en probeer ik binnen de lijntjes te kleuren. Maar alleszins is de anomalie dat je vandaag kunt beslissen tot een fusie en je op papier zeker weet dat je met meer dan 100.000 inwoners bent, maar dat je dan toch niet vanaf de eerste legislatuur districten kunt installeren, een beetje te gek om los te lopen. Ik voel het begrip van iedereen dat we daar de komende maanden nog wat aan moeten sleutelen. En dan gaan we nog wat meer mogelijk maken.
Collega’s, minister, ik waardeer het enorm dat tijdens dit debatje duidelijk gesteld wordt dat er ook persoonlijke meningen kunnen worden geventileerd. Ik vind het fijn dat we in deze commissie op die manier van gedachten kunnen wisselen en dat het niet altijd is van ‘die minister heeft dat gezegd en dat staat niet in het regeerakkoord’ en ‘partij X zegt normaal zus en parlementslid Y heeft nu anders gesproken’. Ik denk dat we in deze commissie op een volwassen manier met elkaar van gedachten moeten kunnen wisselen en dat die ruimte er ook moet zijn. Dat wou ik als voorzitter even beklemtonen. Laat ons die weg verder bewandelen.
De heer Van Miert heeft het woord.
Ik heb geen bijkomende opmerkingen, voorzitter. Er is heel veel gezegd. We zijn bijna 40 minuten bezig met deze vraag. In ieder geval bedankt voor alle tussenkomsten. En u bedankt voor de antwoorden, minister.
De vraag om uitleg is afgehandeld.