Verslag vergadering Commissie voor Brussel en de Vlaamse Rand en Dierenwelzijn
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw De Vroe heeft het woord.
We hebben het er al vaak over gehad in deze commissie: testen op dieren om mensen te kunnen genezen is een complexe ethische aangelegenheid. Ik verwijs hier naar mijn conceptnota, die we hier al uitgebreid hebben besproken, om te evolueren naar een proefdiervrij Vlaanderen, toekomstgericht.
Nagenoeg iedereen is het erover eens dat de ideale wereld dierproevenvrij is, maar de ideale wereld is ook vrij van ongeneeslijke ziektes. Dat is helaas niet het geval. Een aantal mensen kiezen ondubbelzinnig de kant van de dieren en verzetten zich tegen elke vorm van dierproeven. Anderen verdedigen de medische kant en focussen volledig op het genezen van zieke mensen.
Hoe dan ook zijn in de huidige wetenschappelijke stand van zaken experimenten nog noodzakelijk om wetenschappelijke inzichten te verwerven als we ooit een afdoend middel willen vinden tegen bijvoorbeeld kankers of neurologische aandoeningen als alzheimer.
Ook de recente covidcrisis heeft aangetoond dat het zoeken naar een vaccin nog steeds de inzet van proefdieren nodig heeft gehad. Precies daarom moeten proeven die op dieren gebeuren, plaatsvinden in de meest optimale omstandigheden, die het welzijn van de proefdieren maximaal eerbiedigen.
Minister, op zondag 16 januari lanceerde u samen met uw Brusselse collega bevoegd voor het dierenwelzijn een nieuwe, geoptimaliseerde versie van het RE-Placeplatform. RE-Place werd in 2017 gelanceerd en is een database voor wetenschappers die alternatieve methoden voor dierproeven bundelt. Het doel van dit project is de bestaande expertise over proefdiervrije methodes te verzamelen, kennisdeling daaromtrent te faciliteren, te verbeteren en uiteindelijk alternatieve methoden voor dierproeven te stimuleren. Zo werden al zo’n 170 methoden van verschillende onderzoekers uit diverse wetenschappelijke domeinen en instellingen samengebracht.
Met de update van het platform wil men nu tegemoetkomen aan een aantal inhoudelijke knelpunten die door de gebruikers werden gesignaleerd. De dataverzameling op het platform zou worden vergemakkelijkt en ook maakt men het nu mogelijk om de verzamelde informatie te koppelen aan bepaalde onderzoeksgroepen of organisaties.
Minister, kunt u de optimalisaties van het RE-Placeplatform in detail toelichten? Hoeveel bedroeg de kostprijs van deze optimalisaties en hoe werden de kosten verdeeld tussen de gewesten? Op welke manier zult u de verschillende knelpunten die gebruikers signaleren, aanpakken?
De databank focust momenteel op positieve resultaten en verhalen rond alternatieve methoden voor dierproeven. Dat is logisch om kennis te delen, maar anderzijds lopen heel wat proeven niet zoals verhoopt. Mijn fractie vindt dat het belangrijk is om ook de negatieve zaken te bundelen in de databank om zo onnodige dierproeven te vermijden. Het is belangrijk om informatie om te delen, want het voorkomt dat andere onderzoekers opnieuw dierproeven doen en dezelfde fouten maken op de kap van proefdieren.
Minister, zult u de oprichting van een databank, al dan niet in de schoot van RE-Place, met gegevens over negatieve onderzoeksresultaten opzetten? Op welke wijze meent u dat de oprichting van zo’n databank complementair kan zijn aan het RE-Placeproject?
Minister Weyts heeft het woord.
Mevrouw De Vroe, u hebt de voordelen van heel het project goed geschetst. Steeds meer onderzoekers en onderzoeksinstellingen voegen informatie toe aan deze databank. Dat blijft dus groeien. Gaandeweg werden enkele hindernissen en knelpunten opgemerkt in het gebruik van de databank. Die werden recentelijk aangepakt.
Wat er concreet werd gewijzigd, is dat voortaan niet alleen individuele onderzoekers zich kunnen registeren en bijdragen aan de databank, maar dat ook de onderzoeksgroepen of organisaties dat kunnen doen. Dat heeft als voordeel dat de organisaties zelf mee controle kunnen uitoefenen op de inhoud en de kwaliteit van de methoden die worden ingediend door de eigen onderzoekers. Ze krijgen de mogelijkheid om methoden die worden ingediend, na te lezen, aan te passen en goed te keuren voordat die in de databank worden opgenomen.
Dit verhoogt de kwaliteit en betrouwbaarheid van de inhoud van de databank, maar zorgt er bijvoorbeeld ook voor dat patentgevoelige informatie niet onbedoeld wordt gedeeld. Bovendien krijgen de onderzoeksgroepen en instellingen een goed overzicht op de aanwezige expertise in het domein van alternatieve methoden in de eigen organisatie.
Door de toenemende maatschappelijke belangstelling voor het vervangen van dierproeven zal het voor organisaties waarschijnlijk ook alsmaar belangrijker worden om vlot in kaart te kunnen brengen welke expertise intern, binnen de eigen organisatie, voorhanden is. Voor de individuele onderzoekers is het dan weer interessant dat zij hun methoden onmiddellijk kunnen toevoegen aan de databank, met de wetenschap dat dit binnen dit zelfde systeem nog wordt nagekeken vóór publicatie door hun eigen verantwoordelijke binnen de organisatie.
De aanpassingen die aangebracht zijn op vraag van de sector, zorgen ervoor dat het meer op maat van de sector is, wat het gebruik ervan enkel zal doen toenemen. Om deze wijzigingen vlot ingang te laten vinden, hebben we trouwens ook trainingen voorzien om de contactpersonen binnen de organisaties vertrouwd te maken met alle functies van de databank. Er worden met dat doel ook enkele instructievideo’s gemaakt.
Aan de kostprijs zijn enkele aspecten verbonden:
Er zijn de technische aanpassingen die werden uitgevoerd door een IT-bedrijf waarvoor, afgerond, zo’n 14.000 euro werd aangerekend. Dat is exclusief btw. Die optimalisaties waren wel al voorzien in het budget toen we in 2020 besloten om het project verder te ondersteunen.
Verder omvat een groot deel van de totale kostprijs de effectieve werkuren van de twee wetenschappelijk medewerkers die aan het project verbonden zijn. Dat is één medewerker die door ons wordt vergoed, en één die vergoed wordt door de Brusselse overheid. Ook die werkuren hadden we voorzien in ons budget.
De goede werking van de databank en van de website wordt nauw opgevolgd door die twee medewerkers. Gebruikers kunnen mogelijke problemen altijd signaleren. Dat kan via het contactformulier dat op de website staat. Het kan ook via persoonlijke mail of via het algemene e-mailadres. Het RE-Placeproject heeft ook een LinkedIn-pagina, waar mensen via de chat gemakkelijk vragen kunnen stellen. De wetenschappelijk medewerkers proberen steeds om alle vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden. Er wordt soms ook persoonlijk overleg ingepland, als het gaat over specifieke vragen. Voor de coronapandemie werden ook presentaties ter plaatse georganiseerd bij de verschillende instellingen. Men gaat proberen om die draad weer op te nemen.
Knelpunten kunnen divers van aard zijn. Er zijn natuurlijk technische problemen, bijvoorbeeld bij het inloggen, of bij de registratie. Daarvoor hebben we een extern IT-bedrijf, dat die problemen moet aanpakken. Inhoudelijke knelpunten worden behandeld door het RE-Placeteam zelf. Voor elke vraag die niet per e-mail kan worden opgelost, wordt een persoonlijk overleg ingepland. Een succesvoorbeeld van een inhoudelijk knelpunt dat ondertussen werd opgelost, was de vraag van de organisaties om meer controle te hebben over informatie die wordt ingediend in de databank. Daarvoor hebben we net de nieuwe functie gecreëerd, die ik in het begin heb beschreven.
Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw verduidelijkingen bij het persartikel dat wie hierover hadden gelezen. Het RE-Placeproject toont vooral het belang van de samenwerking aan. Door de positieve resultaten te delen dragen we bij aan het welzijn van de proefdieren, maar ook de negatieve resultaten die gedeeld worden zijn van groot belang, om onnodige dierproeven te vermijden. Vandaar dat ik in mijn vraagstelling echt de nadruk heb gelegd op de complementariteit van die negatieve resultaten. Ik zuig dat zeker niet uit mijn duim. Ik heb die insteek mede ook gekregen door verder onderzoek, naar aanleiding van mijn conceptnota en naar aanleiding van plaatsbezoeken die ik heb gebracht om mij te verdiepen in de materie van de dierproeven. Er werd mij ook vanuit de academische wereld meegegeven dat men het erg vond dat er soms onnodige dierproeven gebeuren. Door ook de negatieve onderzoeksresultaten te integreren in de databank zou dat dus vermeden kunnen worden, en kunnen we versneld evolueren naar een dierproevenvrij Vlaanderen. Dat is toch mijn bedoeling, zoals u weet. Dat is toch iets heel belangrijks dat ik nog wou zeggen.
Verder had ik nog willen weten waar er precies nog extra optimalisaties zitten door die verbeterde samenwerking.
Als commissie hebben we binnenkort een werkbezoek aan Johnson & Johnson gepland naar aanleiding van de bespreking van de voorstellen en conceptnota’s, en ook van het voorstel van mevrouw Almaci. We zijn daar in de vorige legislatuur ook op werkbezoek geweest, dat was toen heel interessant. Ik kijk uit naar de evoluties die ze intussen hebben gemaakt.
Minister, hoe zit het nu met de organisatie van de rondetafel die in het regeerakkoord is voorzien? Hoe zal dat concept in elkaar steken? Hoe vaak zal die rondetafel bij elkaar komen? Wie zal er mogen aanschuiven? En dan een vraag in het voordeel van ons allen: kunnen wij daarbij als Vlaamse volksvertegenwoordigers, die zich al verdiept hebben in deze materie, ook een rol spelen?
Mevrouw Almaci heeft het woord.
Ik zal niet alles herhalen wat mevrouw De Vroe heeft gezegd, maar ik wil mij aansluiten bij het laatste en naar de samenstelling van de rondetafel vragen. Minister, op welke manier wilt u het evenwicht tussen de stakeholders en de transparantie bij die rondetafel verzekeren, zowel naar ons als parlementsleden als naar de bevolking toe? Dat is een heel specifieke vraag. Er wordt al heel lang uitgekeken naar die rondetafel. Er zijn verschillende stakeholders die niet uit de academische wereld komen en die vragen om hier op de een of andere manier bij betrokken te worden. Wat is de stand van zaken daarrond? Hebt u dan met vooral de dierenwelzijnsorganisaties contact gehad en op welke manier bent u van plan om verder te gaan?
Mevrouw Joosen heeft het woord.
Voor 2020 zagen we een daling in het aantal dierproeven. Dat was een derde daling op rij, en dat kunnen we uiteraard alleen maar toejuichen, maar we zijn er absoluut nog lang niet. We wensen uiteraard dat die dalende trend wordt voortgezet. Een belangrijke voorwaarde daarvoor is dat de alternatieven voorhanden zijn. Ik ben dan ook van mening dat RE-Place een goed project is. Het zet de alternatieven in de kijker en moedigt die ook aan. Ik ben zeer hoopvol dat dat project ook effectief op het terrein zal lonen en dat die inspanningen op het terrein zullen te zien zijn. Vanuit onze fractie is er dus alle steun voor de verdere uitbouw en de optimalisatie van RE-Place.
Minister Weyts heeft het woord.
Ik heb voor die rondetafelgesprekken een externe dienstverlener ingeschakeld. Ik heb daarvoor eerst een procedure moeten opstarten in het kader van de wetgeving op de overheidsopdrachten. Die procedure is ondertussen afgehandeld. Technopolis is de opdrachtnemer die dat begeleidt.
Wat is de doelstelling? We zullen die rondetafelgesprekken in twee fases laten plaatsvinden. In een eerste fase wordt er ingezoomd op de domeinen waarin momenteel de meeste dierproeven worden uitgevoerd. De rapporten die in die eerste fase worden opgesteld, moeten een blik geven op de acties die volgens de onderzoekers moeten worden ondernomen om hinderpalen die de overgang en evolutie naar een proefdiervrij onderzoek in de weg staan te overwinnen, en ook om opportuniteiten te benutten.
In een tweede fase willen we op basis van deze output en in overleg met een ruime groep stakeholders een actieplan opstellen. Het is daarbij wel van belang dat de personen en organisaties die die acties kunnen ondersteunen of realiseren, mee aan tafel zitten. Dat proces moet leiden tot een plan met exitpunten die concreet, haalbaar en gedragen zijn, met ook de vermelding van de actoren die dan de verantwoordelijkheid moeten nemen om een en ander tot een goed eind te brengen.
Het is de bedoeling om met dat initiatief een ruimere dynamiek tot stand te brengen om in samenwerking met zoveel mogelijk partijen ook maximale toepassing van dat principe van beschikbaarheid, integriteit en vertrouwelijkheid (BIV) – je kent dat: vervangen, verminderen en verfijnen – nog meer ingang te doen vinden. Dat proces loopt over twee jaar. We zijn eind 2021 begonnen. Zo weet u ook onmiddellijk waar de tijdshorizon ligt.
Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Dank u, minister, voor uw reactie. Wij gaan uiteraard de rondetafelgesprekken goed opvolgen. We hopen nog steeds om daar als Vlaamse volksvertegenwoordigers enige rol in te mogen vertolken gezien het vele onderzoekswerk en het ingraven in deze materie dat wij hebben verricht. Verder hoop ik dat u mijn oproep, bijna een smeekbede, om die negatieve testresultaten in de database op te nemen, alsnog zult realiseren en meenemen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.