Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Van Rooy heeft het woord.
De digitale stadsmunt lijkt in opmars te zijn. In Antwerpen is er de UCoin. Dat is een digitale betaalmethode die meer dan 16.000 stadsmedewerkers een consumptiekrediet van maximaal 300 euro geeft om te besteden bij deelnemende Antwerpse zaken en organisaties. In het Oost-Vlaamse Sint-Niklaas zal vanaf dit jaar een digitale stadsmunt in omloop zijn. Eén digitale stadsmunt zou daar de waarde krijgen van tien eurocent. Aangezien de stad van plan is om jaarlijks 2,4 miljoen munten aan de inwoners te schenken, staat dit dus gelijk aan 240.000 euro. Deze munt zal dan enkel bruikbaar zijn in Sint-Niklaas en de deelgemeenten zelf. De stad kreeg alvast een eerste subsidie van minister Crevits. Maar liefst 175.000 euro werd gegeven voor de verdere uitrol van het project. Daarenboven kreeg Sint-Niklaas ook nog subsidies van de provincie Oost-Vlaanderen en van Europa, wat het subsidietotaal op 249.000 euro brengt. Een zo goed als ‘gratis’ probeersel dus.
Wat opvalt, is hoe zo’n digitale stadsmunt in Sint-Niklaas verdiend kan worden. Een eerste manier is het lokaal consumeren. Zogenaamde ‘winkelhierders’ worden dan beloond met een of meerdere digitale stadsmunten, wat hen ertoe moet leiden om nog meer lokaal te kopen. De tweede manier om de stadsmunt te verdienen is echter het tonen van ‘sociaal wenselijk gedrag’. Sint-Niklaas gaf daarvan reeds enkele voorbeelden, zoals vrijwilligerswerk doen en met de fiets naar het werk gaan. Maar een exhaustieve lijst lijkt er niet te zijn. De vraag rijst dan ook hoe precies dit ‘sociaal wenselijk gedrag’ verder zal worden ingevuld en of deze invulling niet ideologisch gekleurd zal zijn.
Minister, acht u het nodig om op het Vlaamse niveau een decretaal kader te creëren rond het gebruik van lokale digitale stadsmunten en andere digitale betaalmethodes?
Doet de Vlaamse Regering omtrent dit thema onderzoek naar eventuele best practices?
Hoe kijkt u naar het verdienmodel dat het tonen van ‘sociaal wenselijk gedrag’ inhoudt? Wilt u voorkomen dat dit ‘sociaal wenselijke gedrag’ ideologisch zal worden ingevuld? Acht u het nodig hierover regelgeving te creëren?
Minister Somers heeft het woord.
Dank, mijnheer Van Rooy, voor uw vraag. Sta me eerst toe erop te wijzen dat het tot de autonomie van de lokale besturen behoort om een keuze te maken in hun beleidsinstrumentarium om de beleidsdoelstellingen te bereiken die het bestuur voor zichzelf heeft bepaald.
Een tegoedbon of enig ander digitaal betaalmiddel kan aan inwoners, bedrijven, verenigingen ter beschikking worden gesteld. Aangezien deze middelen enkel een waarde hebben op het grondgebied van de gemeente, tracht men zo de lokale economie te ondersteunen. Een bestuur kan ervoor kiezen om dat middel aan iedereen te geven of aan bepaalde doelgroepen of aan een welbepaalde groep inwoners op basis van criteria die ze in een reglement vastlegt. Dit reglement moet uiteraard de toets van de wettigheid doorstaan. Het is in eerste instantie aan de gemeenteraad om dit reglement op zijn wettelijkheid en opportuniteit te beoordelen.
Ik acht het dan ook niet nodig om een decretaal kader te creëren om het economische instrumentarium te regelen. Niet het middel is het probleem, maar mogelijk wel de toepassing ervan. Daar moet de gemeenteraad zijn rol spelen. Indien er getwijfeld wordt aan de wettelijkheid van het kader dat door het lokale bestuur wordt aangenomen, dan zal ik na een klacht – u weet dat ik verantwoordelijk ben voor het klachttoezicht – als toezichthouder de wettelijkheid ervan onderzoeken.
Uiteraard, indien u denkt dat er toch nood zou zijn – in tegenstelling tot mijn overtuiging –, dan staat het u of aan uw collega’s, leden van de wetgevende macht, vrij om zelf een voorstel van decreet in te dienen en daarover in de schoot van dit parlement dit debat te starten en een meerderheid te zoeken. Het is per slot van rekening nog altijd de hoofdtaak van de leden van deze assemblee om decreten te maken. Vanuit mijn verantwoordelijkheid denk ik echter niet dat daar nood aan is.
Zoals al eerder gesteld, past dit instrumentarium vooral binnen de doelstelling om de lokale economie te ondersteunen en de consument ertoe aan te zetten om zijn inkopen lokaal te doen. Ik verwijs hier ook door naar mijn collega Hilde Crevits, minister van Economie. Uit navraag van het Agentschap Binnenlands Bestuur bij het Agentschap Innoveren en Ondernemen (VLAIO) kan ik u al melden dat er binnen deze dienst geen gestructureerde monitoring of studie over het gebruik van dit instrument bestaat.
Ik ken wel nog een voorbeeld. Zo wordt in Bonheiden een gelijkaardig instrument toegepast voor het verbeteren van de lokale mobiliteit en het fietsbeleid. Kinderen die naar school fietsen, krijgen een soort van dukaten in ruil, die zij kunnen verzilveren op de kermis, in het zwembad, op de schaatspiste of bij andere lokale partners.
Een gemeentelijk reglement dat zou bepalen dat een burger wordt beloond omdat hij sociaal wenselijk gedrag stelt zonder meer, zou uiteraard de wettelijkheidstoets niet doorstaan. Er zal in een reglement nauwkeuriger omschreven moeten worden welke handelingen en acties precies worden beloond en hoe het bestuur de controle houdt over de uitgaven die het daaraan verbindt.
Wanneer een meerderheid in een gemeenteraad meent dat bepaalde handelingen van burgers bijdragen tot een of meerdere beleids- of maatschappelijke doelstellingen, dan meen ik dat een bestuur de keuze heeft om hiervoor een economisch instrument, in casu een beloningsinstrument, in te zetten, op voorwaarde dat dit instrument wettelijk is. Uiteraard is in dezen het gelijkheidsbeginsel een belangrijke toetssteen.
De heer Van Rooy heeft het woord.
Minister Somers, u hebt zeker een aantal elementen van antwoord gegeven op mijn vraag en ja, ik zit zelf ook in dubio of u daar al dan niet moet ingrijpen. Ik weet het niet goed, ik neig ook eerder naar niet ingrijpen, zoals u ook zelf aangeeft en zoals u ook altijd benadrukt, namelijk dat u geen keizer-kostermentaliteit wilt. Daar ben ik het uiteraard 100 procent mee eens. Maar ik wil toch mijn bezorgdheid daarover uitspreken. U hebt in uw antwoord aangegeven wat er wettelijk kan en niet en dat er inderdaad klacht kan worden ingediend, waarvan akte. We nemen dit uiteraard ook op in de gemeenteraad van Sint-Niklaas.
Minister, ik wil besluiten met nogmaals mijn bezorgdheid daarover te uiten. Wat valt onder het begrip sociaal wenselijk gedrag, hoe breed maakt men dat en komt dat uiteindelijk dan niet neer op het geven van belastinggeld? Want daar gaat het toch over. Ik heb de subsidies opgesomd die dit project al heeft gekregen, zowel van de Vlaamse Regering als van Europa. Het gaat over het geven van belastinggeld aan mensen die zich gedragen volgens de ideologische principes van het stadsbestuur in kwestie. Ik denk dat het voorbeeld dat ik aangaf, namelijk met de fiets naar het werk gaan, al een brug te ver is. Het kan wat mij betreft niet zo zijn dat belastinggeld wordt gegeven via een dergelijke digitale stadsmunt als beloning wanneer mensen, hoe leuk wij dat misschien ook kunnen vinden, met de fiets naar hun werk gaan. Dat is op zich al een voorbeeld van een ideologische en dus foute invulling van de digitale stadsmunt. Zoals ik al zei, zullen we ons daar op lokale basis zeker tegen blijven uitspreken.
Ik begrijp de vraag en het evenwicht dat moet worden gevonden, maar, collega Van Rooy, wat dat laatste betreft, met de fiets naar het werk gaan, ken ik veel mooie projecten die de minister wellicht ook zal kennen, in de gemeente Bonheiden, waar men met beloningen werkt voor kinderen die met de fiets naar school gaan. Dergelijke projecten zou ik toch ook niet graag op de schop willen zien gaan. Het gaat over de autonomie van de gemeente.
Je kunt natuurlijk discussiëren over de vraag wat sociaal te stimuleren is en wat niet, maar dat is opnieuw een debat dat lokaal en binnen de gemeenteraden moet worden gevoerd over een beleid dat men wenst te voeren en stimulansen die men wenst te geven. Ik sta heel sterk achter die lokale autonomie. Anderzijds is het ook zo dat tijdens deze coronaperiode heel wat gemeenten werken via dergelijke munten of op een andere manier – in mijn gemeente was dat via cadeaubonnen – zodat men aankopen kan doen bij de lokale handelaar. Dat zijn allemaal initiatieven die de lokale economie steunen. Ik wil oproepen om daar zo veel mogelijk de lokale autonomie te laten spelen.
Minister Somers heeft het woord.
Ik heb daarnet al gezegd, en ik ben blij dat de heer Van Rooy dat ook herkent, dat het in de eerste plaats een lokale discussie is, waarbij inderdaad moet worden bekeken hoever men daarin wil gaan.
De vraag is wat een dergelijke stadsmunt concreet inhoudt. Die stadsmunt is soms een veredelde boekenbon, die men anders misschien geeft aan mensen die voor de stad iets hebben betekend. Ik geef het voorbeeld van Opsinjoren in Antwerpen. In mijn stad zijn dat meters en peters. Dat zijn mensen die zich vrijwillig inzetten voor een stuk van het openbaar domein, hun straat regelmatig proper maken, het vuil opruimen. Voor mij zijn zij een soort van modelburgers. Het gaat over een twee- à driehonderd mensen die wij eenmaal per jaar uitnodigen. Zij krijgen dan een ontbijt aangeboden, een dikke merci en een borstel om hun werk verder te zetten. Wanneer men die mensen in de plaats van een ontbijt en een borstel een munt geeft en hen op die manier beloont, dan heb ik daar weinig problemen mee. Op die manier, met dat vrijwilligerswerk, dat engagement voor een stad en gemeente, geeft men een signaal op een manier waarbij ook de lokale economie er beter van wordt. Ik zie daar niet echt een groot probleem. Maar ik begrijp wel uw bezorgdheid om daar de juiste afwegingen in te maken. Op een zeker moment komt men inderdaad misschien in een ideologische discussie terecht. Maar ik denk niet dat dit voor elk van die projecten het geval is.
De heer Van Rooy heeft het woord.
Minister, ik geef toe dat het inderdaad, laat ons zeggen, heel moeilijk en genuanceerd is. U geeft het voorbeeld van mensen die zorgen voor een nette buurt en daarvoor worden beloond en daar kan ik uiteraard niets op tegen hebben. Ik heb het voorbeeld van die ‘winkelhierders’ genoemd in mijn inleiding, maar uiteraard heb ik ook daar geen problemen mee. Die term ‘sociaal wenselijk gedrag’ is geïntroduceerd in Sint-Niklaas. Ik denk dat het vooral dat is dat mij heeft getriggerd. Het is slecht gekozen, omdat het toch wel de deur openzet. Ik denk dan natuurlijk ook aan een land als China, waar dat soort termen ook wordt gebruikt om mensen te bestraffen. Belonen is er niet bij in China, voor zover ik weet, maar wel vooral bestraffen. Zoals ik al zei, zullen we het verder in de gaten houden.
De vraag om uitleg is afgehandeld.