Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
We weten allemaal hoe moeilijk de zoektocht naar voldoende personeel in de zorg- en welzijnssector is. De gewone instroom vanuit het onderwijs is niet voldoende om de personeelsnoden in de zorgsector aan te vullen. De sector van de sociale economie anderzijds is dan weer op zoek naar kwaliteitsvolle en duurzame doorgroeimogelijkheden voor doelgroepmedewerkers. Hoewel de evolutie traag gaat, komen er toch meer en meer projecten en is er groeiende interesse om medewerkers uit de sociale economie bij reguliere werkgevers in de zorg- en welzijnssector te werk te stellen. In februari 2020 haalde ik dit thema ook al even in aan in deze commissie. Toen waren verschillende studies bezig en pilootprojecten aan de gang of net afgelopen. Telkens blijkt dat de sector van de sociale economie en die van de zorg en welzijn elkaar nog steeds niet zo goed kennen en dat er belemmeringen en drempels zijn in de regelgeving of diplomavereisten.
Onlangs werd het ESF-project (Europees Sociaal Fonds) Tea for Two in de provincie Limburg afgerond. Gedurende drie jaar werd er tijdens dit project met verschillende partners gezocht naar mogelijke samenwerkingsvormen tussen sociale economie en ouderenzorg, meer bepaald de woonzorgcentra. Ook werden er antwoorden of oplossingen gezocht voor mogelijke hindernissen om beide sectoren succesvol samen te laten werken. Er werd ook een praktijkgids uitgegeven met een draaiboek, een aantal buitenlandse praktijken waarmee uitgewisseld werd en verschillende beleidsaanbevelingen.
Mijn vragen in dit kader zijn de volgende.
Welke beleidsmatige conclusies trekt u uit de resultaten van dit ESF-project?
Hoe zult u ervoor zorgen dat deze beide sectoren elkaar sneller vinden?
Welke stimulansen wilt u hierrond geven?
Welke juridische of financiële hindernissen bestaan er vandaag nog en hoe wilt u die concreet wegwerken?
Hebt u over deze thematiek ook overleg met uw collega bevoegd voor Welzijn?
Wat is de houding van de sociale partners, werkgevers en vakbonden? Hoe staan zij tegenover die samenwerking tussen de sociale economie en de zorg- en welzijnssector?
Welke kansen ziet u in dezen concreet vanuit het decreet individueel maatwerk?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega Vandromme, dank voor deze interessante vraag en uw correcte analyse. De projecthouders van dit ESF-project zijn vóór de kerstvakantie, op 9 november 2021, op mijn kabinet ontvangen. Zij zijn hun praktijkgids met memorandum over het Tea for Two-project komen voorstellen aan mij en minister Beke. Uw vraag over mijn contacten met de minister van Welzijn is daarmee al beantwoord. Men had zelfs – dat was super interessant – een doelgroepwerknemer en een rusthuisbewoner op hoge leeftijd meegebracht. Dat was zeer authentiek en leerrijk om naar hun concrete ervaringen te luisteren. Wij kregen commentaren uit de eerste hand.
Het ESF-project is in enkele Limburgse woonzorgcentra uitgevoerd en was inderdaad een succes. Het biedt mogelijkheden voor de toekomst. Onder meer op basis van verschillende bevragingen bij de medewerkers heeft men aangetoond dat het inzetten van doelgroepwerknemers in woonzorgcentra een positief effect heeft op het welzijn van alle medewerkers. Zowel bij het personeel van de ondernemingen van sociale economie als bij de werknemers van de woonzorgcentra zelf stelt men vast dat de werktevredenheid, de betrokkenheid, het eigenaarschap en het zelfvertrouwen dankzij deze samenwerking stijgen.
De betrokken woonzorgcentra waren Sint-Jan Berchmans, Home Elisabeth en Ter Vest. Zij zijn absoluut vragende partij om beroep te kunnen blijven doen op de doelgroepmedewerkers van de sociale-economiebedrijven, vzw De Biehal, vzw Maatwerkbedrijf De Ploeg en vzw De Sprong.
Beide sectoren wensen stap voor stap meer structurele kansen en mogelijkheden te creëren om de woonzorgcentra sterker te ondersteunen vanuit de sociale economie. Ik vind dat heel goed omdat zij op die manier ook voor extra zijinstroom zorgen, voor meer helpende handen in de ouderenzorg. Dat heeft natuurlijk ook een positief effect op de kwaliteit van het leven in een woonzorgcentrum. Als u vraagt of ik voor dergelijke initiatieven ben, dan antwoord ik: absoluut. Het is nu zaak om een goed beleidskader aan te reiken om deze samenwerkingen – die nu nog steeds projectmatig zijn – structureel mogelijk te maken en in de regelgeving te verankeren.
Mijn Departement Werk en Sociale Economie is daarrond nu al aan de slag. Er wordt een praktijkgids ‘Samenwerking Sociale economie en Zorg’ uitgewerkt met concrete praktische handvaten. Wij plegen hierover uiteraard ook overleg met het beleidsdomein Welzijn. Ook in het zesde Vlaams Intersectoraal Akkoord (VIA 6) wordt er gepleit voor een sterkere samenwerking tussen sociale economie en de zorg- en welzijnssector. Daarin is er ook sprake van het opzetten van experimenten. Een van de mogelijkheden is de ‘enclavewerking’, maar er zijn ook tal van andere mogelijkheden.
Binnen de ruime zorg- en welzijnssector zullen we ons in eerste instantie focussen op de sector van de ouderenzorg, met een heel specifieke focus op de woonzorgcentra. Projecten zoals het Tea for Two-project tonen immers aan dat de functies of jobs binnen de woon- en ouderenzorg vrij vlot kunnen worden aangepast via deeltaken op maat van de doelgroepwerknemers. Het gaat dan om de toepassing van begrippen zoals jobcrafting en jobcarving. Jobcrafting betreft de invloed van het werk op de persoonlijke behoeftes en wensen. Welke aspecten van werk kunnen wij veranderen zodat zij beter aansluiten bij de wensen en behoeftes van de medewerkers? Bij jobcarving ga je uit van het aanpassen van taken of onderdelen van taken die niet onmiddellijk de kern van de functie betreffen. Jobcrafting vertrekt vanuit de medewerker, jobcarving vanuit zijn functie. De woonzorgcentra bieden een ideale test- en leeromgeving om de samenwerking met de sociale economie te intensifiëren. Het Departement Werk en Sociale Economie werkt nu een concreet vervolgtraject uit.
Tot slot, collega Vandromme: ik heb u duidelijk gemaakt dat ik heel veel kansen zie, ook vanuit het individueel maatwerk. Wij werken voort aan de operationalisering. Als je het decreet individueel maatwerk beschouwt als een kansendecreet, dan is dit een van de grote opportuniteiten.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Ik vind het fijn deze commissie te beginnen met een zeer positief bericht. De authentieke ontmoeting waarover het hier gaat, was meer dan Tea for Two, het was tea voor een groep. Het is mooi om te horen dat dit echt wel leeft. Goed is het ook om te weten dat er gezocht wordt naar een meer structurele samenwerking, om echt werk te maken van een inclusieve samenleving. Dat zijn projecten waarin zowel ouderen, medewerkers en ook familie in contact komen met mensen die wat verder afstaan van de reguliere arbeidsmarkt. Als deze projecten mogelijk worden en gestimuleerd worden, biedt dat kansen voor een inclusieve samenwerking. Ik ben daar medestander in. Ik vind het ook fijn te horen dat de focus in eerste instantie op de zorg ligt en dat er wordt gezocht naar deeltaken.
Ik heb nog twee vragen, minister. Er zijn ook extra middelen voor de maatwerkbedrijven, in het relancebudget, vrijgemaakt. Ik hoor daar veel positieve reacties op. Zijn er plannen om ook met die extra middelen samen te werken met de zorgsector en daar projecten op te zetten? U weet dat ik vooral bezig ben met onderwijs. Ik vraag mij af of het eventueel mogelijk is om na de stap van de zorg ook als tweede stap in het onderwijs identieke projecten op te zetten. Kan men ook daar op zoek gaan naar deeltaken die bijvoorbeeld in het kleuteronderwijs kunnen worden overgenomen, bijvoorbeeld bij de maaltijden. Ook in het onderwijs kunnen misschien mensen worden ingezet die wat verder staan van de reguliere arbeidsmarkt. Ook daar is er veel vraag naar.
Minister Crevits heeft het woord.
De extra middelen voor de maatwerksector, die u vorige week hebt goedgekeurd, hebben vooral betrekking op nieuwe dingen. Maar ik sluit niet uit dat die ook in het kader van de regelgeving die wij nu willen maken ook wel wat nieuwe sporen kunnen trekken. Voor mij is het vooral van belang dat wij ervaringen kunnen opdoen en een kader kunnen maken. Een van de kritieken die ik hoorde bij de ontmoeting op mijn kabinet, is dat de regels soms wel hinderlijk zijn om goed te kunnen werken. Ik sta zeker ook open voor pistes in de richting van het onderwijs. Maar ik wil niet te veel pistes openen, om te vermijden dat plots de geest uit de fles zou zijn. Ik zou nu in eerste instantie willen focussen op de ouderenzorg. Daar zijn ook acuut veel handen te kort. Als wij erin slagen om een regelgevend kader te maken, dan zou ik het een heel goed idee vinden om ook pistes in onderwijs te gaan verkennen.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, ik ben het met u eens dat u er alles aan doet om een goed regelgevend kader uit te werken. De drempels die er nu zijn wilt u maximaal wegwerken. Ik hou alvast de vinger aan de pols, om te zien of er initiatieven mogelijk zijn in onderwijs.
De vraag om uitleg is afgehandeld.