Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Minister, de JAC’s, het jongerenaanbod van de centra algemeen welzijnswerk (CAW's), helpen en begeleiden jongeren tussen 12 en 25 jaar. Wanneer zij met een bepaalde vraag zitten, kunnen ze op een laagdrempelige manier fysiek terecht in een van de vele JAC-vestigingen die Vlaanderen telt, of bellen of chatten met een medewerker. Alleen lijkt die laagdrempelige werking nu in het gedrang te komen. Zo zag het JAC in Limburg in deze legislatuur het aantal hulpvragen verdubbelen. Waar het in 2019 nog 1200 Limburgse jongeren begeleidde, zijn dat er vandaag al 2400. Bovendien zou ook de ernst van de problemen toenemen. Zowel het intrafamiliaal geweld als zelfmoordgedachten, zelfverminking en eetstoornissen nemen toe. De stijging van het aantal hulpzoekende jongeren zorgt in de JAC’s, ondanks de enorme uitbreiding van het aantal vestigingen, voor zeer lange wachtlijsten, in sommige gevallen zelfs tot drie maanden. Daardoor dreigt het JAC slachtoffer te worden van zijn eigen succes.
Minister, tegen deze achtergrond had ik u graag de volgende vragen gesteld. Hoe evalueert u de toename van het aantal aanmeldingen bij de JAC’s? In welke mate verraden de Limburgse cijfers een gelijkaardige tendens in de rest van Vlaanderen? Hebt u daar een beeld van? Is die tendens volgens u van structurele aard? Hebt u ook een zicht op de manier waarop de JAC’s doorverwijzen en in welke mate de JAC’s bij die doorverwijzingen naar meer gespecialiseerde hulp op problemen stoten? In welke mate is de geschetste problematiek volgens u veeleer een probleem van onvoldoende snel doorverwijzen door de laagdrempelige nulde lijn dan van mogelijke wachtlijsten bij meer gespecialiseerde hulpverlening? Welke stappen gaat u ondernemen of moeten er volgens u worden gezet om deze problematiek te verhelpen?
Minister Beke heeft het woord.
De cijfers van TV Limburg waarnaar u verwijst, zijn gebaseerd op een interne rapportering van CAW Limburg die enkel kijkt naar de JAC-werkingen. Het CAW bezorgt ons wel de cijfers over het bereik naar leeftijd voor onthaal en begeleiding, zodat we een totaalbeeld krijgen van het bereik van kinderen en jongeren. Er was in 2020 een stijging van het aantal bereikte jongeren in onthaal, in het bijzonder voor de categorie van 12 tot 17 jaar. Daarvoor zijn er een aantal verklaringen aan te reiken. Corona had en heeft een sterke impact op het mentaal welzijn, zeker ook bij jongeren. De CAW’s hebben zich erop georganiseerd om hen ook in deze pandemie te blijven begeleiden en bereiken. Dat vertaalt zich onder meer in versterkte inzet op hulpverlening via chat, sociale media of telefoon, en een ‘outreachend’ aanbod in bijvoorbeeld OverKop-huizen, scholen of jeugdbewegingen.
Daarnaast is het aanbod voor jongeren de voorbije jaren versterkt. Vanuit Vlaanderen was er bijvoorbeeld de structurele versterking van de CAW’s in het kader van ‘Zorgen voor morgen’ en VIA 6 (Vlaams intersectoraal akkoord), evenals de verdere uitrol van de OverKop-huizen en ‘één gezin - één plan’ (1G1P), waardoor zij over extra middelen en extra capaciteit konden beschikken.
Ook heel wat lokale besturen investeerden in een versterking van het aanbod, onder meer door in te tekenen op de projectoproep rond de impact van corona op mentaal welzijn van mijn collega, minister Somers, maar ook door in hun lokaal sociaal beleid extra in te zetten op dit thema. In Limburg zijn zo in 2020 een aantal nieuwe JAC-werkingen opgestart, onder meer in Peer, Bree en Tongeren. De feitelijke werking van de JAC’s in Limburg is zelfs uitgebreid van zeven naar achttien gemeenten, een zeer mooi resultaat. Die versterking van het aanbod impliceert een grotere nabijheid en laagdrempeligheid van de hulpverlening voor jongeren, en zo ook een groter bereik. Tot slot is een deel van de toename in de cijfers te verklaren door een betere registratie qua leeftijd. Het aantal cliënten waarvan de leeftijd niet werd geregistreerd, is sterk gedaald tussen 2019 en 2020.
Een groot deel van de jongeren wordt voortgeholpen in het onthaal. In 2020 ging het om 41 procent van de jongeren. Bijna 16 procent van de jongeren werden vanuit het onthaal doorverwezen naar verdere begeleiding door het CAW zelf. 18 procent werd doorverwezen naar een externe voorziening. Bij 11 procent van de jongeren werd het onthaal afgebroken, en bij 14 procent van de jongeren liep het onthaal nog door in 2021. Bij doorverwijzingen naar externe voorzieningen gaat het vooral om een doorverwijzing naar een ander CAW, met 22 procent, naar de geestelijke gezondheidzorg, met 18 procent, naar de sociale dienst van het OCMW, met 16 procent, of naar het onderwijs, met 9 procent.
De CAW’s hebben de afgelopen periode sterk ingezet op het nog laagdrempeliger maken van hun werking. Zo werd de chat uitgebreid en werd meer online en telefonische hulpverlening aangeboden. In het bijzonder voor jongeren en jongvolwassenen zien we dat de CAW’s ook meer vindplaatsgericht werken. Diverse CAW’s zijn aanwezig in de scholen, in het jeugdwerk enzovoort. Daarnaast is er ook werk gemaakt van de bekendheid van de JAC’s en de CAW’s in het algemeen. Zo lanceerden de JAC’s in februari 2020 een campagne voor jongvolwassenen rond vijf thema’s: kopzorgen, relatiedip, op eigen benen staan, fomo (fear of missing out) en last op je schouders. In februari 2021 lanceerden de JAC’s de campagne ‘Wie ben ik?’, opnieuw voor jongvolwassenen. Eenzaamheid en mentaal onwelzijn zijn hot topics. Met deze campagnes willen de JAC’s duidelijk maken dat jongeren er niet alleen voor staan. De medewerkers van het JAC staan klaar met een luisterend oor en een helpende hand. Ook in 2021 werd de brede campagne ‘CAW maakt sterker’ opgezet, met als doel de zichtbaarheid van de CAW’s in het algemeen te verhogen. Deze campagnes zorgen ervoor dat de JAC’s en de CAW’s aan bekendheid winnen en dat meer mensen hun weg naar deze werkingen vinden.
Er zijn de afgelopen periode vanuit het beleid heel wat stappen gezet om de hulpverlening aan jongeren en jongvolwassenen te optimaliseren. Ook in de toekomst zal daar verder op worden ingezet. Ik heb in de commissie al meermaals de investeringen aangehaald waarin we voorzagen: denk aan 1G1P, OverKop, de conventie eerstelijnspsychologische zorg, het versterken van de geestelijke gezondheidszorg, onder meer wat verslaving betreft, en de versterkingen van de CAW’s en de centra voor geestelijke gezondheidszorg (CGG’s) in het kader van het uitbreidingsbeleid en VIA 6, die ook kinderen en jongeren ten goede komen. De CAW’s worden ook betrokken bij ‘Vroeg en nabij’.
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoord. Ik denk dat u en deze regering mentaal welzijn en welzijn bij jongeren heel serieus nemen. Dat bewijzen ook de investeringen in laagdrempelige initiatieven, zoals de JAC’s, maar ook in de OverKop-huizen, die nu als paddenstoelen uit de grond schieten. Dat is zeker een pluim die u op uw hoed mag steken.
Zulke initiatieven zijn goed om de steeds drukker wordende, meer bevraagde en meer gespecialiseerde psychologische ondersteuning van de hogere lijn te ontlasten, in die zin dat de minder acute en de minder erge mentale problemen – als we dat zo mogen zeggen – in een vroeg stadium eruit worden gefilterd en al gedeeltelijk worden opgevangen vanuit de nulde lijn.
Het is volgens mij dan nog een beetje afwachten hoe sterk de preventieve inspanningen bij de JAC’s en de OverKop-huizen de groei van de wachtlijsten voor psychologische ondersteuning zullen temperen. Eén ding weten we wel: die initiatieven zullen de wachtlijsten niet zomaar oplossen. Dat is ook niet de bedoeling. Die wachtlijsten blijven wel een bestaand probleem. Ik denk dat er echt nog een aanzienlijke inhaalbeweging moet worden gemaakt binnen die gespecialiseerde ondersteuning, ambulant, maar ook residentieel, en trouwens ook niet alleen voor de jongeren, voor alle duidelijkheid. Minister, dat blijft op zich volgens mij wel een groot probleem, niet het minst ook door die ondoorzichtige en minst efficiënte bevoegdheidsverdeling inzake geestelijke gezondheidszorg. Dat tart gewoon iedere verbeelding, vind ik.
Ik heb een bijkomende vraag: hoe gaat u ervoor zorgen dat door de huidige overvloed aan aanmeldingen bij het JAC de wachtlijsten bij de meer gespecialiseerde hulp niet nog groter zullen worden? Ik heb het niet alleen over het aantal. We zien ook dat er toch echt wel serieuze problematieken worden gemeld, waar meteen op moet worden gereageerd en die moeten worden doorgestuurd.
Mevrouw Wouters heeft het woord.
Minister, dit weekend konden we in de krant nog lezen dat hulpverleners een toename zien van het aantal zelfdodingen bij jongeren. In Nederland bestaan daar al cijfers over. De coronamaatregelen zouden een rol spelen in die toename van het aantal zelfdodingen bij jongeren. In Vlaanderen zijn er geen recente cijfers, maar volgens Gwendolyn Portzky, de directeur van het Vlaams Expertisecentrum Suïcidepreventie (VLESP), zou het ook in Vlaanderen vooral om een stijging bij de jongeren gaan.
Minister, hebt u weet van die tendens dat het steeds meer om jongeren gaat die zelfmoord plegen? Acht u de acties van het Vlaams Actieplan Suïcidepreventie voldoende om dat te verhelpen? Neemt u initiatieven om hierover ook in Vlaanderen op korte termijn cijfers te verzamelen, zodat er tijdig kan worden ingegrepen?
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
We kunnen hier vandaag natuurlijk het debat ten gronde niet helemaal uitspitten. Dat komt in de komende weken en maanden ook nog terug. Minister, ik ben erkentelijk voor elke inspanning die er gebeurt, voor alle duidelijkheid, maar als ik u hoor, heb ik toch het gevoel dat u, de regering, het beleid zichzelf probeert wijs te maken dat u alles hebt gedaan wat u kon en dat het probleem nu voor een stukje zichzelf gaat oplossen. Ik vrees dat niks minder waar is. Ik druk me waarschijnlijk te eenvoudig uit, en dan zult u me dat zo meteen zeggen, maar ik ben het wel eens met wat collega Verheyen zegt. Dit heeft niet alleen met bevoegdheidsverdeling te maken. Uiteraard mag er van mij een en ander worden herbekeken of bediscussieerd. Ik heb geen taboes. Het gaat echter ook gewoon over de vraag welke keuzes worden gemaakt, ook financieel, ook met betrekking tot het aantrekkelijk maken van het doen van bepaalde zaken en zo verder. We vertrekken nu vanuit de situatie van 2020 en de beperkte cijfers die we daarover hebben. Ik verwacht voor 2021 en 2022 eigenlijk een nog meer dramatische toestand. Ook op het moment dat corona voorbij lijkt te zijn, verwacht ik eigenlijk nog een soort terugslag op het gebied van mentaal welzijn. Mijn grote vraag is: bereidt u nog specifiek iets voor wat dat betreft, of wacht u af wat de terugslag daarvan zal zijn, zowel preventief als curatief?
Minister Beke heeft het woord.
Collega’s, wij moeten een aantal cijfers afwachten. Wat de zelfmoorden betreft, daar hebben wij nog geen actuele cijfers over. Ik denk dat mevrouw Portzky terecht voorzichtig is als het over dit thema gaat. Vanaf het ogenblik dat we die hebben, zullen we die uiteraard ook meegeven. Voorzitter, we hebben dat ook al eerder bekeken en besproken in het kader van het actieplan suïcide. Daarover hebben we in deze commissie al vragen beantwoord.
Wat de wachtlijsten betreft: Zorgnet-Icuro heeft het in dat verband vaak over de ‘unmet needs’. Dat wil zeggen dat men moet bekijken wie waar moet terechtkomen, op een juiste manier. We hebben in onze actieplannen geïnvesteerd. Ik heb er ook naar verwezen. Ook in de CGG’s zijn er extra investeringen gedaan om de keten te versterken.
Daarnaast, collega Vaneeckhout, weet u dat ook de federale overheid de uitbreiding van de eerstelijnspsychologen heeft goedgekeurd. Ik weet niet of dit al is uitgerold, maar het is wel beslist.
Gwendolyn Portzky is ook betrokken bij die Nederlandse oefening en volgt dat mee op voor VLESP. Wij beweren niet dat alles in orde is. Wat ik wel zeg, is dat we heel wat investeringen doen en de organisaties op het terrein hun rol opnemen. Ook lokale besturen doen dat, zoals ook in Bree bij mevrouw Verheyen bijvoorbeeld.
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Ik heb deze vraag gesteld omdat ik heel grote voorstander ben van JAC’s en OverKop-huizen en ik daar ook echt in geloof. Ik zie in Bree zelf ook dat we een wachtlijst hebben. De aanmeldingen gaan omhoog. Veel meer jongeren vinden de weg naar het JAC, wat op zich goed is, maar zijn dat jongeren die ergens op een andere wachtlijst staan voor meer gespecialiseerde hulp of zijn dat jongeren die wij nog niet kennen? Als dat jongeren zijn die wij nog niet kennen of die nog niet gekend zijn, dan maak ik mij een beetje zorgen welke invloed dit zal hebben op de wachtlijsten van de meer gespecialiseerde psychologische zorg.
Ik maak mij daar zorgen om, zeker als ik zie welke aanmeldingen er binnenkomen, zoals suïcidegedachten, intrafamiliaal geweld, eetstoornissen. Dat zijn echt wel problematieken die meer nodig hebben dan een JAC. Het JAC kan andere soorten van problematieken langer vasthouden wanneer iemand op een wachtlijst staat ter overbrugging van de wachttijden, maar als het echt over ernstige problematieken gaat, dan moeten zij doorverwezen worden. Ik maak me er zorgen over dat dit nog meer druk op de wachtlijsten zal geven. We moeten dat zeker in de gaten houden. Minister, u moet er echt wel iets aan doen als blijkt dat dit nog feller wordt.
De vraag om uitleg is afgehandeld.