Verslag vergadering Commissie voor Brussel en de Vlaamse Rand en Dierenwelzijn
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Mijn beste wensen aan de voorzitter, de minister en de collega’s van zowel meerderheid als oppositie, voor een goede en vruchtbare samenwerking en vruchtbare debatten.
Minister, ik kom nogmaals tot u, u zult het misschien opnieuw een riedeltje noemen, maar ik denk dat het toch wel om een fundamentele vraag gaat.
We hebben al een aantal keren gedebatteerd over uw brugfunctie ten aanzien van andere Brusselse overheden. Deze functie vervult u niet alleen informeel ten aanzien van andere ministers, u hebt ook een formele rol te spelen, zowel in het college van de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) als – zeer belangrijk tijdens deze covidperiode – in het college van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (GGC).
U bent constitutionalist, u hebt jarenlang in Leuven gewerkt als assistent en u kent artikel 76 van de bijzondere wet bijzonder goed. De passage over de deelname als waarnemend lid met enkel een raadgevende stem, bleef tot op heden dode letter. U bent niet de eerste minister maar eigenlijk de zoveelste minister die ik daarover ondervraag.
We hebben samen die wettelijke bepaling nog eens in het Vlaams regeerakkoord ingeschreven. En ik moet zeggen, minister, dat ik in december bijzonder tevreden was toen u een eerste rapportering deed over deze vergaderingen. U bracht deze rapportering op de ministerraad. Dat is alvast een pluim voor u. Dat was afgesproken in het regeerakkoord, maar u hebt het ook daadwerkelijk gedaan.
Ik stel echter vast dat er geen structurele deelname is aan de GGC-collegevergaderingen, dit in tegenstelling tot het VGC-College. Ik wil u daar opnieuw een pluim voor geven, iets minder weliswaar wegens de niet-deelname aan het GGC-College.
Maar de verklaring daarvoor moet zeker gezocht worden bij de houding van het GGC-College, dat u blijkbaar weert uit dat besluitvormingsproces. Ik hoor hier heel veel spreken over discriminatie en ongelijke kansen. Maar hier gaat het dus over een onwettige situatie: u wordt eigenlijk uitgesloten, als Vlaams minister, van de beraadslaging in het GGC-College. Ik benadruk opnieuw dat u daar inderdaad slechts een raadgevende stem hebt. Dat houdt echter wel in dat u mee mag beraadslagen, zonder stemrecht te hebben. U wordt daar blijkbaar uitgesloten.
U hebt daartegen geprotesteerd, wat ik zeer goed vind. Uw brief, ondertekend samen met uw collega van de Franse Gemeenschap, met een duidelijke oproep tot heldere afspraken, vind ik een zeer positief initiatief. Die brief dateert evenwel van februari vorig jaar, bijna een jaar geleden, en bleef onbeantwoord. Bijna een jaar later staan we nog altijd ter plaatse te trappelen door de onwil van al uw collega’s in het GGC-College, inclusief minister Van den Brandt en minister Gatz.
Anderzijds valt me eveneens een gebrek op aan inhoudelijke toelichting over de dossiers die u zou kunnen of moeten opvolgen binnen beide colleges, omwille van het belang voor ons, de Brusselse Vlamingen. Ik gebruik altijd de omschrijving ‘Brusselse Vlaming’, want ik weet dat dat de Nederlandstalige Brusselaars in dit gezelschap irriteert, die een allergie hebben aan het woord ‘Vlaams’ maar tegelijkertijd met veel genoegen in het Vlaams Parlement zetelen. Ik kan dus niet achterhalen welke formele standpunten u hebt ingenomen, welke punten u daadwerkelijk inhoudelijk naar voren hebt gebracht op deze vergaderingen en op welke dossiers u hebt gewogen tijdens de legislatuur.
Ik heb absoluut vertrouwen in u. Ik begrijp volkomen uw gehechtheid aan een informele dialoog met collega-ministers om bepaalde zaken te bespreken of aan te kaarten, maar het is de ambitie van het regeerakkoord om ook de formele basis van besluitvorming te beïnvloeden of op zijn minst op formele wijze de belangen van de Vlaamse Gemeenschap in beide colleges – VGC en GGC – te verdedigen. Ik blijf benadrukken dat het vaccinatiebeleid dat in Brussel gevoerd is, tot op heden desastreus is. Ik was vorige week in Anderlecht voor mijn boosterprik. Wel, daar was niemand, maar dan ook niemand, die mij kon helpen in het Nederlands. Er werden me geen vragen gesteld in het Nederlands en men kon ook niet antwoorden op mijn vragen in het Nederlands. Ook in het nieuwe jaar worden Vlamingen dus gediscrimineerd en ongelijk behandeld. Dat is een uitvoering van het GGC-beleid.
U weet als geen ander dat de belangen van onze gemeenschap en het Nederlands in Brussel al jaren worden verwaarloosd, zelfs geminacht. Dit proces zet zich door in deze legislatuur, ook gewoon door de afwezigheid van een echt Nederlandstalig collegelid, bevoegd voor Welzijn en Gezondheid.
Daarom heb ik de volgende vragen aan u, minister.
Welke acties hebt u genomen – gelet op het gebrek aan antwoord op een vriendelijke, formele brief, die u bijna een jaar geleden samen met uw collega van de Franse Gemeenschap hebt gestuurd naar het GGC-College – om de rechtmatige deelname en betrokkenheid van de Vlaamse Gemeenschap en de Franse Gemeenschap bij het besluitvormingsproces, en dus bijvoorbeeld bij de uitrol van dat covidbeleid, van het GGC-College te verzekeren? U had bijvoorbeeld de best practices uit Vlaanderen in dat GGC-College naar voren kunnen brengen.
Welke bijkomende stappen zult u dan ook zetten om uw wettelijke formele rol af te dwingen in dit kader?
Werden er afspraken gemaakt over de periodiciteit van de agendering op de Vlaamse ministerraad van dit dossier? Ik heb u gezegd dat ik het heel positief vind dat u dossiers via mededelingen agendeert op de ministerraad. Maar ik zou graag weten of u dat maandelijks zult doen, wekelijks, of na elk GGC-College.
Waarom geeft u geen inhoudelijke toelichting in die rapportering aan de Vlaamse ministerraad? Wij, maar ook de collega’s in de ministerraad, zouden graag op de hoogte zijn van de manier waarop u actief betrokken bent geweest en een concrete bijdrage hebt kunnen leveren. Op welke manier zult u deze vorm van betrokkenheid intensiveren in de tweede helft van deze legislatuur?
Tot daar, minister, mijn constructieve vraag, alvast hopend dat u in de toekomst wel degelijk naar dat GGC-College kunt gaan en er wel degelijk op kunt wegen, want dat was uiteindelijk toch de doelstelling van die Bijzondere Wet en van wat we samen hebben afgesproken in het regeerakkoord.
Minister Dalle heeft het woord.
Collega Vanlouwe, dank u wel voor uw uitvoerige vraag over een thema dat we hier al een aantal keren hebben besproken, ook onlangs nog. Ik zal dan ook proberen bondig te zijn in mijn antwoord.
Ik heb op een tweetal manieren geprobeerd om mijn aanwezigheid op de GGC-vergaderingen gestalte te geven. Enerzijds ben ik uiteraard rechtstreeks met de minister-president en zijn kabinet in contact getreden, zowel informeel als formeel. Zo schreef ik bijna een jaar geleden inderdaad een brief, samen met mijn Franstalige collega Glatigny, waarop we nog altijd geen formele reactie hebben gekregen.
De tweede manier verloopt via de VGC-collegeleden. Ik heb hen gevraagd om er bij hun collega’s van de GGC op aan te dringen dit te realiseren. Ik kan alleen maar, samen met u, vaststellen dat dit vandaag nog geen resultaten heeft opgeleverd. Ik heb dit dan ook bij de laatste vergadering van de Vlaamse Regering, naar aanleiding van de mededeling over de VGC- en GGC-vergaderingen, aan de minister-president gemeld en hem herinnerd aan een meeting die we bij het begin van de legislatuur hebben gehad met minister-president Vervoort. Minister-president Jan Jambon heeft aangegeven dat hij hier mee zijn schouders onder zal zetten en dit zal aankaarten bij zijn collega, minister-president Rudi Vervoort.
Wat de rapportering betreft over de inhoud van beslissingen van de VGC, de GGC en mijn eventuele standpunt of reactie daaromtrent, is het natuurlijk zo dat zowel de GGC als de VGC online communiceren over hun beslissingen. Het zou ons te ver leiden om daar na elk VGC-College of GGC-College inhoudelijk over te rapporteren aan de Vlaamse Regering. Ik verkies om dat te doen wanneer er specifieke dossiers aan de orde zijn. Een concreet voorbeeld daarvan is de implementatie van het nieuwe beleids- en begrotingsinstrument, de BBC, waarbij we zowel decretaal als qua besluiten hebben opgetreden en waarover we zowel in de Vlaamse Regering als met de VGC overlegd hebben.
Er zijn vandaag nog geen afspraken over de periodiciteit van de agendering van de mededelingen. Maar mijn kabinet en ik staan uiteraard steeds ter beschikking van de collega’s en beantwoorden elke vraag die we hieromtrent krijgen. In december hebben we inderdaad een mededeling gedaan. We zullen dat in de toekomst ook herhalen, minstens jaarlijks.
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Dank u wel, minister. Ik twijfel zeker niet aan uw goede bedoelingen. Ik moet echter vaststellen dat, ondanks de brief die u met uw collega van de Franse Gemeenschap hebt geschreven en ondanks uw vragen aan de Vlaamse ministers in het VGC-College om toegelaten te worden tot het GGC-College, dit allemaal dode letter blijft.
Ik moet vaststellen dat niet alleen de taalwet in Brussel voor de Franstalige collega's een vodje papier blijft, maar eigenlijk ook de bijzondere wet een vodje papier blijft. Men negeert dat gewoon. Men past dat gewoon niet toe omdat dit niet in hun kraam past. Omdat men dat eigenlijk niet alleen ten aanzien van u, maar ook ten aanzien van de Franse Gemeenschap, ziet als externen die zich zouden kunnen bemoeien, terwijl dit natuurlijk niet de bedoeling is. Het zou wel een bijdrage kunnen leveren. Ik verwijs – en dat blijf ik herhalen – naar het vaccinatiebeleid dat in Brussel nog steeds desastreus verloopt. We hebben daar twee ministers die niets liever doen dan zich wegstoppen en een ambtenaar naar voren schuiven om de hete kastanjes uit het vuur te halen. Telkens opnieuw zien we de slechte cijfers in Brussel van het desastreuze vaccinatiebeleid dat een uitvoering is van het GGC-beleid.
Ik vind het alleszins goed dat u dit hebt aangekaart op de ministerraad en dat u hebt aangedrongen dat onze minister-president dit zou aankaarten bij de Brusselse minister-president Vervoort. Ik blijf er nochtans op aandringen dat we ook inhoudelijk op de hoogte worden gebracht van de VGC- en GGC-dossiers. U zegt terecht dat ze online beschikbaar zijn. Ik zou natuurlijk ook wel graag willen weten op welke manier Vlaanderen – u als Vlaams minister bevoegd voor Brussel – een bijdrage heeft kunnen leveren in dat beleid van de VGC en welke bijdrage u in de toekomst zult kunnen leveren in het beleid van de GGC. Ik denk dat wij onder meer op vlak van vaccinatie good practices, goede uitvoeringen en een goede uitrol hebben van dat vaccinatiebeleid. Ik had graag gezien dat dit ook werd doorgetrokken – of tenminste werd aangebracht bij de GGC – in verband met wat Vlaanderen daaromtrent kan bijdragen om ook in Brussel een goed vaccinatiebeleid te hebben. Ik reken alvast op u, maar ik kijk uit naar de gevolgen van het gesprek tussen de ministers-presidenten Jambon en Vervoort.
De vraag om uitleg is afgehandeld.