Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Voorzitter, minister, een studie van denktank Itinera van december 2021 zoomt in op de impact van het Belgische renovatiebeleid. Deze studie is bijzonder actueel, want de uitdagingen op het vlak van energie-efficiëntie zijn enorm: vandaag haalt slechts 4 procent van de woningen in België het energielabel A. De meeste Europese landen voeren een renovatiebeleid aan de hand van financiële stimuli zoals premies, renteloze leningen, en fiscale prikkels, van technische regulering, bijvoorbeeld EPB-eisen (energieprestatie binnenklimaat) en van begeleiding, via folders over coaching tot complete ‘ontzorging’ van particuliere renovatieprojecten. Vlaanderen voorziet jaarlijks ongeveer 400 miljoen euro voor de energetische renovatie van woningen. We kunnen er dus maar beter voor zorgen dat de publieke middelen zo efficiënt mogelijk worden besteed.
De conclusies van de studie zijn ontnuchterend. Ten eerste blijkt dat premies amper geleid hebben tot meer renovaties. De eerste energie-efficiëntiedoelstellingen voor nieuwbouwwoningen in Europa werden geformuleerd omstreeks 1980. Sinds 2005 staat de renovatie van bestaande woningen centraal, met een beleid dat erop gericht was de energie-efficiëntie van woningen te verbeteren via onder meer premies. Deze premies hebben in Vlaanderen echter geen stimulerend effect gehad, het aantal vergunde renovaties bleef min of meer gelijk.
Ten tweede zijn de premiebedragen te laag om ervoor te zorgen dat de mensen met lagere inkomens toch kunnen renoveren. De slechtst scorende woningen worden doorgaans gekocht door mensen die niet het budget hebben om meteen over te gaan tot renovatie. Zij beschikken over onvoldoende eigen middelen om het resterende bedrag bij te passen: naar schatting 40 à 54 procent van de Vlamingen heeft onvoldoende eigen middelen voor een ingrijpende energetische renovatie.
Ten derde toont internationaal onderzoek aan dat financiële stimuli hoofdzakelijk terechtkomen bij verbouwers die ook zonder premies kapitaalkrachtig genoeg zijn om te renoveren. Niet alleen zijn de kosten van energetische ingrepen lager omdat de beste woningen voorbehouden zijn voor de hogere inkomens, zij beschikken ook over meer budget om die ingrepen zelf te bekostigen. De premie is een leuke bonus, niet de hefboom die de renovatie mogelijk maakt. Daardoor stijgt de gemiddelde publieke kostprijs per vermeden ton CO2. Voor Vlaanderen zijn er geen cijfers beschikbaar, maar in Europa komt gemiddeld niet minder dan 65 procent van de premies bij wie het niet nodig heeft. Er is dus sprake van een sterk mattheuseffect.
Ik heb naar aanleiding van de studie heel wat vragen aan u, minister.
Stemmen de resultaten van dit onderzoek u ongerust over de efficiëntie van het premiestelsel voor energetische renovaties in Vlaanderen? Hebt u redenen om aan te nemen dat de situatie in Vlaanderen anders is dan in de rest van Europa?
De Vlaamse overheid voorziet in een renteloos renovatiekrediet tot 60.000 euro voor wie een woning of een appartement met een slechte energieprestatie koopt en het pand binnen de vijf jaar grondig renoveert. Meent u dat deze rentesubsidie lage inkomens voldoende ondersteunt om tot een ingrijpende energetische renovatie over te gaan? Zijn er al cijfers over de aanwending? Wanneer plant u de eerste evaluatie van het instrument?
In Vlaanderen zijn er cijfers beschikbaar over het aantal mensen die renovatiepremies of renteloze leningen aanvragen, maar niet over de kosteneffectiviteit van het beleid. Bent u van plan dit hiaat weg te werken, bijvoorbeeld door een onderzoek te organiseren over de situatie in Vlaanderen of door te beginnen met systematische monitoring?
De SERV kwam in oktober met een aantal beleidsaanbevelingen inzake de renovaties van het verouderde patrimonium zoals de verplichte renovatie van woningen na de aankoop en de stimulans van collectieve renovatieprojecten. Vanaf 2023 komt er een renovatieplicht naar label D. Vreest u niet voor lock-ineffecten doordat men tegen 2050 naar label A moet gaan?
Via een premie voor de begeleiding van collectieve renovatieprojecten probeert men via een collectieve aanpak minstens in tien woningen energiebesparende werken uit te voeren. Hoe schat u de effectiviteit en efficiëntie van die premie in?
Volgens de auteurs van de studie is de renovatienood het hoogst in centrumsteden, waar het aandeel verouderde gebouwen het grootst is. Daar geldt al langer een verlaagd btw-tarief van 6 procent voor sloop en heropbouw van woningen. Welke barrières identificeert u die de stap naar renovaties in centrumsteden bemoeilijken, dit terwijl de nood er het hoogst is?
Op 15 december publiceerde de Europese Commissie haar herzieningsvoorstel van de EPBD-richtlijn (Europese richtlijn energieprestatie gebouwen) met de bedoeling de renovaties van gebouwen te vergemakkelijken en te versnellen. Enkele hoofdpunten zijn de introductie van het renovatiepaspoort voor gebouwen, de uitbreiding van het energieprestatiecertificaat en de doelstelling om vanaf 2030 alle nieuwbouwwoningen emissievrij te maken. Hoe verhoudt het voorstel zich tot de huidige Vlaamse doelstellingen en bijpassende maatregelen? Welke extra stappen zult u nemen om die barrières uit de weg te ruimen?
Op welke manier kijkt u in samenspraak met uw collega-minister van Wonen toe opdat ook sociale woningen op een voldoende wijze ingrijpend energetisch gerenoveerd worden? Welke knelpunten identificeert men specifiek in dat segment van de gebouwen?
Zoals bepaald in het regeerakkoord, maakt u ook samen met uw collega-minister van Wonen werk van een eengemaakte woningrenovatiepremie. Uit het besluit van de Vlaamse Regering (BVR), dat op 3 december 2021 een tweede keer principieel werd goedgekeurd, las ik dat woningeigenaars die verhuren aan een sociaal verhuurkantoor (SVK) zullen genieten van het meest gunstige tarief. Dat stimuleert natuurlijk renovatie en helpt tegelijkertijd om het aanbod aan sociale woningen in de toekomst nog te verhogen.
Minister, welke maatregelen van dien aard zijn er nog die SVK-verhuurders bevoordelen? Welke nieuwe plannen hebt u misschien nog voor de toekomst, wat dat betreft?
Tot daar mijn uitgebreide vraag, minister.
Minister Demir heeft het woord.
Ik denk dat de thematiek op zich, en het behandelen van die studie, inderdaad al een commissie op zich waard is, maar ik ga me proberen te beperken tot de essentie, want anders gaan we heel lang bezig zijn.
In verband met uw eerste vraag denk ik dat we mogen zeggen dat alle beleidsinstrumenten in de praktijk altijd beperkingen hebben. We moeten er natuurlijk voor zorgen dat die beperkingen zo klein mogelijk zijn. Dat geldt zowel voor normerende instrumenten, dus verplichtingen, als voor financiële en communicatieve instrumenten. Energiepremies blijken over het algemeen het meest effectief te zijn wanneer ze deel uitmaken van een mix van beleidsinstrumenten, dus als ze samen worden ingezet met normerende en communicatieve instrumenten. Dat is ook de aanpak die wij in Vlaanderen nastreven.
Ik heb ook eerder al gezegd dat er heel veel energiepremies bestaan en dat ze veel te complex zijn. Er zijn heel veel premies, ook bij Wonen en bij Energie, met collega Diependaele. Mensen zien door de bomen het bos niet meer. Sommige premies waren ook beperkt tot bepaalde loonschalen, waardoor je ook heel wat mensen uitsluit die het niet breed hebben. Ik denk dat we daar met de Vlaamse Regering al een goede hervorming hebben ingevoerd, die we dit jaar met het uniek loket kunnen laten van start gaan. Dat is één. Ten tweede is er de invoering van een renovatieverplichting vanaf 2023. Ik weet dat dat geen populaire maatregel is, maar we zien dat we tegen 2050 enorme inspanningen moeten gaan leveren om onze gebouwen energieneutraal, of klimaatneutraal, te maken. Dat betekent dan ook wel dat we tegen 2030 naar label D moeten gaan. De volgende stappen, naar 2050, zullen we voorzien in de langetermijnstrategie. Premies op zich hebben niet veel zin. Ik denk dat we dat wel mogen zeggen na twee jaar. Ik vind dat er te weinig afname is geweest van premies. Je moet dat inbedden in een mix van beleidsinstrumenten.
Dan was er de vraag rond het renteloze renovatiekrediet. Betrouwbare cijfers over het aantal toegekende renteloze renovatiekredieten zullen pas in maart beschikbaar zijn, omdat de kredietgevers tot eind februari de tijd hebben om de goedgekeurde dossiers in de applicatie van het Vlaams Energie- en Klimaatagentschap (VEKA) in te brengen. Ik heb aan VEKA ook gevraagd om aansluitend een eerste evaluatie van het instrument op te maken en dat samen te bezorgen. Het VEKA zal voor deze evaluatie ook input vragen aan de Belgische Federatie van de Financiële Sector (Febelfin).
Uw derde vraag gaat over de effectiviteit van energiepremies, en hoe het zit op het vlak van kostenefficiëntie. Ik heb gezien dat in het verleden, in 2012, 2014, 2020 al een aantal bijsturingen of evaluaties gemaakt zijn. Maar een echte kostenefficiëntie-oefening naar de effectiviteit van energiepremies is er eigenlijk nog niet gemaakt.
Gezien het traject dat we gaan moeten afleggen, denk ik dat het zinvol is om daar een onderzoeksopdracht aan uit te besteden. Ik ga dus aan het VEKA vragen om een onderzoeksopdracht te doen aan een universiteit – ik weet niet wie daar de nodige knowhow heeft. Ik denk dat dat voor ons allemaal heel interessant is. Collega Tobback heeft dat ook eens gevraagd in een plenair debat, als ik mij niet vergis. Ik vind het eigenlijk wel zinvol en ga dat bij dezen ook doen. Het kan voor ons allemaal zinvolle zaken naar voren brengen.
Ik kom tot uw vierde vraag rond de renovatieplicht naar label D. Zoals ik gezegd heb, gaan we uitgebreid moeten communiceren. De renovatiestrategie is duidelijk gericht op 2050, maar zoals ik altijd gezegd heb, moeten we dat stap voor stap doen. We moeten nu de meest energieverslindende woningen naar dat label D brengen. Isolatie van woningen is sowieso het beste wat je kunt doen naar je energiefactuur toe. Dat is een zinvolle maatregel. We gaan nu naar label D, maar ik denk dat het wel zinvol is om het traject richting 2050 ook mee te nemen in heel onze communicatie.
Ik kom tot uw vraag over collectieve renovatieprojecten en de collectieve aanpak. Sinds de opstart van deze aanpak in 2017 is er voor in totaal 9685 wooneenheden een begeleidingstraject aangemeld. In totaal zijn er mede dankzij dit traject al 3766 renovatiemaatregelen uitgevoerd en ook burenpremies uitgekeerd.
Het VEKA heeft berekend dat via de burenpremie per ton CO2-uitstootreductie 11,6 euro subsidiëring is gegeven. Gegeven de huidige CO2-prijs is de burenpremie als een efficiënte ondersteuning te beschouwen, zegt men mij. In 2021 is, op vraag van de collectieve renovatiebegeleiders zelf, een kleine aanpassing gebeurd, waardoor deze premie is verhoogd van 400 naar 600 euro. Dit wil ik ook meenemen in die onderzoeksopdracht naar kostenefficiëntie en effectiviteit van de premies.
Ik kom tot uw vijfde vraag over steden en gemeenten, het verlaagd btw-tarief en welke barrières er nog zijn. Een studie van het Steunpunt Wonen uit 2019 bracht de drempels voor renovatie in kaart. In steden zorgt de vaak voorkomende combinatie van een hoog aandeel huurders en veel appartementen, samen met hogere armoedecijfers, voor een extra hoge renovatiedrempel. Ik zie dat nu in heel wat centrumsteden. Ik weet dat schepen Tom Meeuws ook heel fel inzet op die collectieve renovaties, net wegens de moeilijkheid van de barrières die ik net opnoemde in steden.
Op het vlak van financiering betekenen de hoge verkoopprijzen van bestaande woningen in steden dat nieuwe eigenaars minder budget overhouden voor een renovatie. De stijgende vraag naar opbrengstwoningen voor de verhuur leidt bijkomend tot een verdringingseffect bij minder gegoede kandidaat-kopers die een woning zoeken voor eigen bewoning.
Wat betreft de vraag rond de EPBD-richtlijn van de Europese Commissie: het VEKA analyseert momenteel dat Europese voorstel. Wij nemen ook actief deel aan de verdere ontwikkelingen. De focus ligt daarbij op de validatie en optimalisatie van de bestaande Vlaamse instrumenten. Vlaanderen is immers in het algemeen al op de goede weg wat betreft maatregelen en instrumenten. Uiteraard kunnen er, afhankelijk van de uiteindelijke tekst en de bijhorende gedelegeerde verordeningen, bijsturingen aan het beleid nodig zijn, zoals de aanpassing van de langetermijndoelstelling en de nodige toevoegingen aan het EPC. Het is echter nog wat te vroeg om de concrete gevolgen of barrières in te schatten. Ik denk dat het VEKA dat voorstel nog verder moet analyseren.
Voor het antwoord op uw zevende vraag, verwijs ik naar mijn collega van Wonen.
Zoals u aangeeft, zal in het kader van Mijn Verbouwpremie worden voorzien dat particuliere eigenaars die hun woning verhuren aan een kwetsbare doelgroep via een SVK, in aanmerking komen voor het hoogste subsidiepercentage, namelijk 35 procent van de investeringskosten.
Met het oog op een zo goed mogelijke afstemming van de maatregelen, zal ik ook aan de Vlaamse Regering voorstellen om deze particuliere eigenaars weer toegang te geven tot de 0 procentenergielening zoals het geval was in de periode tot en met 2018.
Voor de andere maatregelen om SVK-verhuurders te bevoordelen, verwijs ik naar mijn collega bevoegd van Wonen.
Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Minister, dank u wel. Het waren een hele resem vragen, maar naar aanleiding van die recente studie en van het feit dat we onze renovatiegraad in Vlaanderen moeten verdrievoudigen, wat neerkomt op zowat duizend woningen per jaar tot 2050, om tot een klimaatneutraal woningpatrimonium te komen, denk ik dat deze vraag zeker op haar plaats was.
De studie heeft inderdaad wel wat pijnpunten uitgelicht. Minister, ik ben blij met uw reactie dat u wat extra acties gaat ondernemen. Ik denk dat het inderdaad heel belangrijk is dat dat op regelmatige basis geëvalueerd wordt. Ik denk dat de aparte Vlaamse klimaatcommissie die zal worden opgericht, er een belangrijke rol in zal moeten spelen om naar dat klimaatneutraal gebouwenpark te komen en om de huidige maatregelen die genomen worden om dat te stimuleren, op regelmatige basis tegen het licht te houden.
Minister, ik ben vooral heel tevreden dat u het onderzoekstraject gaat uitvoeren om de effectiviteit van die maatregelen die wij nemen om te proberen naar dat klimaatneutraal gebouwenpark te komen, te evalueren. Ik kijk daar enorm naar uit, want ik denk ook daar dat we verschillende zaken zullen kunnen uitputten om ons doel te behalen en het beleid nog te verbeteren, en vooral om elke gespendeerde euro zo veel mogelijk CO2 .... (onverstaanbaar).
Ik heb geen extra vragen meer en heb dus ook een slotreactie meer.
De heer Aerts heeft het woord.
Dank u wel, mevrouw De Vroe, voor de uitgebreide vraag.
Ik ga niet op de hele vraag in, want dat zou ons te ver leiden. De tekst van de SERV en het hele klimaatakkoord dat op de ministerraad is gekomen, is de aanleiding geweest om die hoorzittingen te vragen, waaruit de klimaatcommissie, zoals ze recent is goedgekeurd, zal voortkomen. Ik denk dat we een deel van die vragen daar nog dieper zullen kunnen behandelen. Dat zal nodig zijn.
Ik wil drie dingen aanstippen waarover we in het verleden al standpunten hebben ingenomen en waarvan ik hoop dat we er nog stappen in kunnen zetten die voor ons bijzonder belangrijk zijn. Dat is het geloof in renteloze renovatieleningen als oplossing voor mensen in armoede. Dat wordt in die studies opnieuw bevestigd. Dat is terecht niet groot. We moeten daarin verdere stappen durven te zetten richting een rollend fonds om dat samen met hen te gaan uitvoeren.
Wat ook overal terugkomt, bij alle experten en in alle teksten, is dat die lock-in, door nu op niveau D in te zetten, een gevaarlijk precedent is richting 2050 en dat we alles op alles moeten zetten om ervoor te zorgen dat mensen nu niet hun woning isoleren – de meest ingrijpende maatregel – tot op niveau D, maar dat ze die stap verder zetten, richting de doelstellingen van 2050.
Ten derde moeten we zeker ook verder durven te gaan voor de huurwoningen dan vandaag het geval is. Vandaag wordt er vooral naar het SVK verwezen: als ze hun woning via het SVK ter beschikking stellen, komen ze in aanmerking voor premies. Maar we mogen daarbij niet uit het oog verliezen dat heel veel eigenaars natuurlijk wel de renovatiekost betalen, maar niet de energiefactuur. Dat is een bijzonder belangrijke trigger om je eigen woning te renoveren die huureigenaars niet hebben. Maar tegelijkertijd kunnen wij het ons als maatschappij niet veroorloven dat we al die huurwoningen aan de kant laten staan en dat die niet gerenoveerd zouden worden. Daar lijken volgens ons toch echt nog extra inspanningen nodig te zijn om ook die verhuurders te betrekken.
Dat zullen zeker de elementen zijn die wij de komende weken en maanden in die klimaatcommissie op tafel willen blijven leggen.
Minister, u hebt er zelf al naar verwezen dat ik de voorbije 2 jaar niet 1 keer, maar al zo’n 25 keer in plenaire vergaderingen en commissievergaderingen deze opmerking gemaakt heb en deze vraag gesteld heb. Ik ben blij dat ze nu blijkbaar ook uit andere hoeken komt, want het is niet nuttig om alleen of te vroeg gelijk te hebben, het is pas nuttig als iedereen het begint in te zien.
Ik denk dat het probleem wel degelijk reëel is. En het is niet voorbij. Ik ben eens door het laatste uitvoeringsrapport van de Vlaamse begroting gegaan, voor december van vorig jaar. Daar blijkt dat ook in 2021 bijvoorbeeld voor de renovatiepremies 35 procent van het voorziene budget niet is opgenomen. En dat zijn dan alleen nog maar de renovatiepremies. Er is 46 miljoen euro uitgegeven van de 70 miljoen euro die voorzien was. Collega De Vroe wijst er bovendien terecht op dat die 46 miljoen euro die wel uitgegeven is, inderdaad niet noodzakelijk terechtkomt bij de mensen voor wie dat het verschil maakt tussen wel of niet renoveren en dat heel wat mensen het waarschijnlijk ook zonder die premie hadden gedaan.
Hoe dan ook is er voor het komende jaar meer budget voorzien voor de renovatiepremie. We hebben dat inderdaad gezien in de begrotingsbesprekingen. Maar als het huidige budget al niet uitgegeven raakt, vraag ik me toch opnieuw af hoe men erin gaat slagen om, zonder het systeem fundamenteel te herzien, die budgetten nu wel bij de juiste mensen te krijgen en te maken dat die ook besteed worden.
Ik denk dat we het er toch allemaal over eens zijn dat er inzake het klimaatbeleid geen grotere win-win is dan het renoveren en energiezuinig maken van woningen. Het is een win voor het klimaat. Het is een win voor het comfort van mensen. Het is een win voor de waarde van de huizen. Het is een win voor de jobs van de mensen die het kunnen doen. En het is een win voor het comfort van het huis waar je achteraf in gaat wonen en voor de energiekost die je bespaart. En die win wordt, zeker als het over energiekosten gaat, alleen maar groter als je kijkt naar de evolutie van de energieprijzen.
Het is en blijft schrijnend dat we er niet in slagen om de middelen die er daarvoor zijn – en die zijn misschien zelfs te laag, maar ze gaan omhoog en dat is goed – niet uitgegeven te krijgen en bij de juiste mensen te krijgen. Ik ga daarop blijven aandringen. Ik wou de gelegenheid toch niet laten voorbijgaan om ook de voorzitter van de commissie te bedanken voor het feit dat ze mee op de kar is gesprongen in die discussie. Ik reken op voortschrijdend inzicht bij iedereen, maar dus ook bij de minister.
Minister, als u vorig jaar al maar met moeite 60 procent van de 70 miljoen euro uitgegeven gekregen hebt, hoe gaat u er dan voor zorgen dat volgend jaar van het uitgebreidere budget meer uitgegeven raakt?
Minister Demir heeft het woord.
Dank u wel, collega’s. Ik heb altijd meegegeven dat ik het systeem van de premies wou bekijken en evalueren. Ik heb dat van bij het begin van de legislatuur aangegeven. Ik denk dat dat niet meer dan normaal is dat we een onderzoeksopdracht doen naar de effectiviteit van die middelen, en of we die niet beter kunnen inzetten.
Ik denk dat het goed is dat die renovatieverplichting er komt. Verschillende collega's hebben er tijdens de commissievergadering op gewezen dat dit er samen met de premies voor zal zorgen dat er veel meer een beroep zal worden gedaan op de premies. We geven ook veel hogere premies aan de laagste inkomensgroepen, tot 17.500 euro. Het was nodig om dit bedrag voor de laagste inkomensgroepen te verhogen.
Ook dat ene loket zal helpen als deel van de ontzorging. Ik heb aan mijn kabinet en mijn raadgevers gezegd dat ik het heel erg vind dat we voor het Noodkoopfonds 20 miljoen euro hebben voorzien in 2021 maar dat de gemeenten en OCMW’s daar nauwelijks een beroep op hebben gedaan. We weten nochtans heel goed dat heel veel mensen daar nood aan hebben. We zijn het geld niet kwijt: het geld van 2021 is overgezet naar 2022. We bekijken nu samen met de OCMW’s waarom men daar niet uit geput heeft. Heeft dit te maken met covid? Heeft men daar vooral op ingezet? Zo niet, moeten we dit dan aanpassen? Is het te ingewikkeld? In het kader van de relance wilde ik extra budget voor het Noodkoopfonds, maar dat geld moet natuurlijk gaan naar zij die daar recht op hebben. Die oefening is bezig. We zijn het geld niet kwijt, maar ik zou wel willen dat het vanaf dit jaar naar die doelgroep gaat.
Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Ik denk vooral dat het belangrijk is dat dit beleid, zeker na het onderzoekstraject dat zal worden uitgevoerd, op zeer regelmatige basis wordt geëvalueerd en bijgestuurd om dat klimaatneutraal woningpatrimonium te krijgen. Dit wordt dus vervolgd.
De vraag om uitleg is afgehandeld.