Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Minister, collega's, vooreerst mijn allerbeste wensen.
Mijn vraag dateert van een tijdje geleden, maar ze krijgt de aandacht van mij als stedeling, en gaat meer bepaald over de rol van tuinen in de waterhuishouding.
Je zou kunnen zeggen dat het een rare vraag is, maar als je ziet dat in het totaal de tuinen een grote oppervlakte innemen en ziet wat ze realiseren, denk ik dat juiste cijfers heel belangrijk zijn in het kader van de waterhuishouding en het ruimtebeslag.
Door de hevige regenval van de voorbije weken en maanden wordt het steeds duidelijker: Vlaanderen is dichtbebouwd, wat duurzaam waterbeheer bemoeilijkt. Voldoende onbebouwde gronden zijn nodig om de waterhuishouding op natuurlijke wijze te reguleren. Het burgeronderzoek CurieuzeNeuzen in de Tuin, een netwerk van 5000 meetpunten in Vlaamse tuinen om de hitte en droogte in kaart te brengen, toonde aan dat tuinen een belangrijke rol kunnen spelen in dit proces omdat ze als sponzen water opnemen en zo de gevolgen van extreem nat en droog weer kunnen afzwakken. Privétuinen nemen 12 procent in van de oppervlakte van Vlaanderen. Van 1 mei tot 30 september 2021 hebben deze tuinen 533 miljard liter water verwerkt, gemiddeld 60 procent van al het hemelwater. Dat gemiddelde verbergt echter grote verschillen, aangezien uit het onderzoek bleek dat de ene tuin veel meer water opvangt dan de andere. Tuinen in de stad krijgen verhoudingsgewijs meer water te verwerken dan op het platteland, omdat er meer verharding is en er dus meer water wordt afgevoerd naar de weinige stukjes tuin. Ook de samenstelling van de bodem heeft een invloed: zandbodems kunnen sneller en meer water verwerken dan kleibodems vooraleer ze verzadigen. Lager gelegen tuinen krijgen veel meer water te verwerken, omdat water via heuvelruggen afstroomt naar de valleien. Bomen en andere vegetatie zorgen ervoor dat water trager insijpelt.
Minister, deelt u deze visie? Is het correct om tuinen mee te nemen in de berekening van het ruimtebeslag? Indien het niet als beslag wordt ingericht, kan de bouwshift misschien een beter resultaat opleveren, niet alleen wegens de cijfers maar ook omdat het beleid zich zo beter kan richten op de opdracht, namelijk de steden leefbaar houden.
Minister, u weet dat ik schepen ben van het Openbaar Domein in de derde stad van Vlaanderen. Ik zet er heel wat acties op poten. We zien ook dat de aanleg van terrassen en opritten van een bepaalde oppervlakte vergunningsplichtig is. Er zijn heel wat regels voor verharding. Dat verschilt naargelang het lokaal bestuur en de bouwverordening. Wat doet u als Vlaams minister om de lokale besturen te ondersteunen in de ontharding?
Hoe staat het met het onderzoek naar een gewestelijke verordening over verharding in tuinen en voortuinen om het beleid te stroomlijnen? Ik vraag dat omdat ik niet zou willen hebben dat ik naar een gemeenteraad ga met allerlei nieuwe zaken in het kader van een gemeentelijke verordening en dat u dan bijvoorbeeld veertien dagen of een maand later met een gewestelijke verordening komt. Dan is het misschien beter dat we alles stroomlijnen, wat het allemaal gemakkelijker maakt voor de inwoners. Hetzelfde geldt voor kleine vergunningen of vrijstellingen. De mensen moeten eerst de Vlaamse wetgeving en dan nog eens de lokale wetgeving nagaan. Het is niet altijd duidelijk wanneer u met communicatie komt en dat er dan ook nog eens lokale communicatie komt. In die zin vind ik het nuttig om te weten of en hoe u dat zult afronden.
Bent u van plan om een gedetailleerde kaart op te maken met de gebieden in Vlaanderen die het meest geschikt zijn om als ‘spons’ te fungeren, zodat we prioritair kunnen inzetten op de tuinen en andere onbebouwde gronden die in deze gebieden gelegen zijn?
De aanleg van nieuwe verharding vermijden is één zijde van de medaille, maar ook bestaande verhardingen in tuinen zo veel mogelijk reduceren is een prioriteit. U kondigde vorige zomer ook Operatie Steenbreek aan. Er waren ook andere namen, zoals ‘tegelwippen’. Dat werd zelfs mee geclaimd als het favoriete woord van 2021. U zult particulieren via een onthardingspremie stimuleren tot ontharding of andere waterdoorlatende alternatieven. Hoe evalueert u dat project? Ik zag dat men in Gent eigenlijk het omgekeerde doet en verharding aan een belasting zal onderwerpen. Ik ben er veeleer een voorstander van om de mensen zo veel mogelijk te stimuleren en hun uit te leggen waarom ze moeten uitbreken, zoals u het noemt, en die verharding moeten verminderen. Hoeveel vierkante meters verharding zijn er als gevolg van het project al verdwenen? Welk budget hebt u daar jaarlijks voor gereserveerd? Hoeveel van dat budget wordt ook werkelijk opgebruikt?
Ik haalde daarnet het voorbeeldje van Gent aan: er zijn nogal veel verplichtingen en verboden om de Blue Deal in praktijk te brengen. Ik had graag geweten hoe u daartegenover staat in het kader van het Vlaamse beleid. Dan gaat het bijvoorbeeld over een maximaal aantal verharde vierkante meters, of een verplicht aantal bomen, wat ook aangenaam kan zijn om tot een leefbare stad of omgeving te komen. Ook gaat het over een verbod op niet-waterdoorlatende materialen in tuinen. Als al die maatregelen van kracht zouden worden, kan er misschien in de definitie van ruimtebeslag ook een grotere rol worden toebedeeld aan de functie van tuinen, waardoor er misschien ook minder budgettaire impact is bij de bouwshift.
Minister Demir heeft het woord.
Collega’s, ik zal proberen de zes vragen zo goed mogelijk te beantwoorden. We hebben de discussie meermaals gehad in deze commissie, maar ik heb hier ook meermaals herhaald dat ik de definitie van ruimtebeslag moeilijk kan aanpassen, aangezien die de vertaling is van de Europese definitie van ‘land take’. Het gaat om ruimte die wordt ingenomen door de mens voor andere doelen dan landbouw, natuur of bos. In die zin zijn tuinen ruimtebeslag, net als voetbalvelden, golfterreinen of stadsparken. Collega, u verwijst nu immers naar tuinen, maar uw logica kan, denk ik, ook gelden voor stadsparken, voetbalvelden of golfterreinen. We zitten dus met die definitie.
Sinds 2013 meten we in Vlaanderen ruimtebeslag driejaarlijks op dezelfde manier, waardoor we ook de evoluties kunnen monitoren. Ook om die reden is een aanpassing van de definitie niet aan de orde. Wat we wel doen, is differentiëren binnen die meting. We weten dus hoeveel extra ruimtebeslag betrekking heeft op verharding, op bebouwing of vertuining. Dat biedt ook mogelijkheden om een gedifferentieerd beleid te voeren ten opzichte van elke vorm van ruimtebeslag.
Uw tweede vraag gaat over de vergunningsplicht van verhardingen, terrassen en opritten. Op Vlaams niveau geldt een algemene vergunningsplicht voor verhardingen. Bepaalde kleinere vormen van verharding zijn vrijgesteld, zoals u weet, zoals de noodzakelijke toegang en oprit tot de woning, of een beperkt terras. Het klopt dat gemeenten bijkomende regels kunnen invoeren en ook hiervoor bepaalde extra vergunningsplichten kunnen invoeren. Dat zorgt inderdaad voor heel wat verschillen tussen gemeenten, wat het voor de burger niet altijd evident maakt en leidt tot extra planlast en regeltjes. Ik wil het overal in Vlaanderen gelijktrekken van de vergunningsverplichtingen wel bekijken. Ik zal dat ook samen met de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) doen, in het kader van de bijsturing van het decreet inzake de omgevingsvergunning waarmee we vandaag bezig zijn. Ik wil dat dus in dat kader meenemen.
Voor het afleveren van vergunningen voor kleine verhardingen is en blijft de gemeente natuurlijk de vergunningverlenende overheid. Gemeenten hebben de mogelijkheid om extra verharding te weigeren indien ze dat wensen.
Dan was er uw derde vraag. In het kader van de Blue Deal zijn we met de VVSG een voorstel van aanpak voor de ontharding van voortuinen aan het uitwerken. Het voorstel omvat zowel sensibiliserende en stimulerende als corrigerende acties voor overheden, burgers en bedrijven. De bedoeling is het bewustzijn te vergroten, ervoor te zorgen dat er op het terrein daadwerkelijk wordt onthard en op te treden tegen niet-vergunde verhardingen of nieuwe verhardingen te vermijden. Daarnaast werd in de beleidsverkenning ‘Kiemen voor een toekomstig tuinenbeleid’ onderzocht hoe het instrument van stedenbouwkundige vergunningen, samen met andere instrumenten, kan worden verbeterd om de bijdrage van private tuinen aan ecosystemen te vergroten. Om het beleid te stroomlijnen, werkt het Departement Omgeving in het kader van een lopend project in samenwerking met de gemeenten een ruimtelijk beleid uit waarvan het aspect ontharding een belangrijke pijler vormt. Het Departement Omgeving zal hiervoor ook samenwerking zoeken met de provincies en de intercommunales.
Ik kom tot uw vierde vraag. Op basis van topografie en hydrologie is het mogelijk om voldoende gedetailleerd te identificeren waar zich het grootste natuurlijke potentieel bevindt om water te infiltreren en vast te houden. Dergelijke watersysteemkaarten zijn reeds beschikbaar per gemeente, per stroombekken en op schaal van Vlaanderen. Dit maakt het mogelijk om beleidsdoelstellingen op het vlak van duurzaam waterbeheer ook meer gebiedsgericht te bepalen en gebieden af te bakenen die van strategisch belang zijn.
Wat uw vijfde vraag betreft: om de problematiek ten gronde aan te pakken, is er inderdaad een breed beleid nodig, zoals u ook suggereerde. Net daarom verwijst de Blue Deal ook expliciet naar de inspanningen die we als overheid leveren, maar ook industrie, landbouw en burgers worden actief betrokken. Zoals ik heb gezegd, wil ik doelgericht maatregelen nemen en de subsidies dus ook veel beter inzetten. Daarom werd in een eerste fase gekozen voor het inzetten op diverse andere acties die een groter effect hebben, zoals de oproepen richting lokale besturen.
Wat uw laatste vraag betreft, kan ik meegeven dat ik het Departement Omgeving zal laten onderzoeken welk kader of extra regelgeving er nodig is. Ik vind uw suggestie wel terecht.
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoorden. U bent dus met de VVSG bezig met het uitwerken van een kader voor voortuinen. Dat vind ik een goede zaak, maar mijn vraag aan u is dan vooral wanneer u daarmee klaar denkt te zijn. Zoals ik zei: wij zitten immers soms ook met initiatieven. Soms gebeurt het bij initiatieven dat u daar een subsidiëring aan koppelt. Vaak is het dan zo dat een stad die eigenlijk een voorloper was, een beetje wordt gestraft. Men kocht bijvoorbeeld een stuk grond aan, maar mocht dat eigenlijk nog niet hebben aangekocht om een subsidie te kunnen verkrijgen. Ook in dit geval overweeg ik te wachten tot u met een aantal initiatieven komt, zodat ik daar gemakkelijk op kunt intekenen en ik niet het slachtoffer word omdat ik niet meer aan de voorwaarden voldoe. Dat geldt zowel voor mijn vraag omtrent het uitbreken als met betrekking tot uw antwoord omtrent het kader dat u aan het opmaken bent in het kader van de Blue Deal.
Verder zou ik nog een bijkomende vraag willen stellen over die Europese definitie, die volgens mij toch niet altijd meer met de realiteit strookt. U zegt dat het gaat over alles wat niet vrije natuur en bos is. Ook over de definitie van ‘bos’ is er echter niet zo’n eenduidigheid. Wat is een bos? Dat moet dan aan drie kenmerken voldoen. Als stad kan men beslissen meer bomen te planten, maar als dat dan niet als bos wordt gedefinieerd ...
Ik zou daar eigenlijk ook meer duidelijkheid over willen hebben. Als alles duidelijk is, zal er ook meer duidelijk zijn wat de definities inzake ruimtebeslag betreft, denk ik. Dan kunnen we ook meer mensen motiveren om zowel te ontharden als te vergroenen. Dat kan andere sectoren natuurlijk dan ook ten goede komen. Het kan ook interessant zijn voor het stikstofdossier en veel andere dossiers waarbij er telkens moet worden gemeten en er een soort balans moet worden gevonden. Dan denk ik dat de definities toch duidelijk moeten zijn. Dat zal ons helpen om tot rationele beslissingen te kunnen komen, die een draagvlak hebben.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Collega Van Volcem, dank u wel voor uw vraag. Vooreerst een gelukkig 2022 aan u allen. Hopelijk kunnen we hier samen wat steentjes in de rivier verleggen, want daarvoor zitten we hier, denk ik.
Minister, ik ben heel tevreden dat u de definitie van ruimtebeslag niet aanpast, dat u die aanhoudt. Dat lijkt me zeer belangrijk, ook voor de rapportage. Ik vind het een zeer goed idee dat u binnen die definitie een gedifferentieerd beleid probeert te voeren. Toch is onze opdracht nog heel groot. We moeten tegen 2050 8000 hectare ontharden, zegt het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen (BRV). Dat is dus ongeveer 250 à 300 hectare per jaar. Bent u van plan om daar jaarlijkse doelstellingen op te plakken, zodat we richting 2050 stilletjes aan naar die 8000 hectare evolueren?
Er is al heel vaak de vraag gesteld om een infiltratiebonus te lanceren om ontharding positief te stimuleren. Bent u ook met dat idee aan de slag, en hoever staat u daarmee?
Minister, ik heb het in het verleden ook al gezegd: er zijn heel wat lokale besturen, waaronder ook dat van mijn eigen gemeente, Kampenhout, die toch wel wat vooruitstrevende initiatieven hebben genomen wat ontharding en dergelijke betreft. Ik denk dat het interessant is om te bekijken wat er tot nu toe gebeurde bij die lokale besturen, om dat eens goed op te lijsten en de best practices te delen, of inderdaad eventueel initiatieven op Vlaams niveau te nemen wat dat betreft. Dat lijkt me een heel nuttige oefening, waaruit zeker kan worden geleerd.
Minister Demir heeft het woord.
Mevrouw Van Volcem, wat uw vraag over de timing betreft, over het tijdspad en het traject dat we daarvoor uitstippelen: ik zal dat moeten opvragen. Ik wacht op dit moment het voorstel van de VVSG af. Zoals ik ook eerder al zei, zal er daarna ook overleg met de gemeenten volgen. Ik begrijp ook wel dat dat belangrijk is voor u. Ik zal dat echter moeten navragen, als u mij toelaat om dat even na te gaan.
Wat de subsidies uit de Blue Deal betreft: daarvoor voorzien we ook voor lokale besturen in voldoende middelen. Dat is op basis van een call. Ik denk dat heel wat, eigenlijk heel veel lokale besturen daarop hebben ingetekend. Ik sta daar verbaasd van. Dat doet me bijzonder veel plezier. Dat geeft ons ook wel de gelegenheid, denk ik, om de juiste, de goede projecten daaruit te kiezen.
Collega Schauvliege, wat de bouwshift betreft, lijken de doelstellingen me duidelijk, namelijk een inname van 0 hectare tegen 2040. Ik denk dat we een tussentijdse doelstelling van 3 hectare tegen 2024 hadden. We zitten nu aan 5 hectare. Er is dus nog wat werk. Naast stikstof ben ik ook aan het werken aan dat bouwshiftdossier. We hebben nu dat rapport gekregen en zijn dat aan het bekijken met de collega’s in de Vlaamse Regering. We zullen de juiste keuzes maken, en vervolgens ook naar het parlement kunnen komen.
De praktische uitwerking van de infiltratiebonus is bijna klaar. Het is daarbij van belang om te focussen op waar we de winsten kunnen boeken. Ik denk bijvoorbeeld aan grote oppervlaktes, eerder dan aan versnippering. Daar is de timing dit voorjaar.
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Dank u. Ik zal de bijkomende vragen dan schriftelijk stellen om de antwoorden die nu ontbreken, te kunnen krijgen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.