Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Minister, dit is een vraag die mij heel na aan het hart ligt, omdat ze gaat over de mooiste streek in Vlaanderen, de Westhoek. Eind vorig jaar ontving u een motie van het burgemeestersoverleg in de Westhoek over hun bezorgdheden omtrent het volwassenenonderwijs in onze regio. Uit recent onderzoek in opdracht van POM West-Vlaanderen (provinciale ontwikkelingsmaatschappij) blijkt dat slechts 8,78 procent van de actieve bevolking in de Westhoek opleidingen en bijscholingen via het volwassenenonderwijs volgt, terwijl dat in Vlaanderen toch 11,9 procent is en men Europees zelfs naar 15 procent streeft.
Diverse regionale actoren, zoals POM West-Vlaanderen, maar ook Ligo en de centra voor volwassenenonderwijs (CVO’s), zetten zich dagelijks in om deze deelname de hoogte in te krijgen en het actieve aanbod van onderwijs en opleiding te vrijwaren, maar zij stellen steeds vaker vast dat het kader waarin ze moeten opereren, geen evidentie is. Jammer genoeg stellen ze al meerdere jaren een daling in het aanbod en de participatiegraad vast. Concreet verwijzen ze enerzijds naar het specifieke plattelandskarakter van de regio, met een lagere bevolkingsdichtheid, de toenemende vergrijzing, de moeilijkheden rond mobiliteit enzovoort, maar anderzijds ook naar het huidige normenkader, dat ervoor zorgt dat het levenslang leren een krimp in plaats van een groei kent. De onderwijspartners verwijzen in hun motie alvast naar de gedeeltelijke oplossing die in de maak is met de bevriezing van het aantal lesuren cursist en de toepassing van de 0,8 procent groeimarge, maar toch zijn er volgens hen nog steeds een aantal heel specifieke knelpunten. Zo is er de stelling dat de weging van de factor bevolkingsdichtheid binnen de barema’s van maximale financiering onvoldoende is voor een landelijke regio als de Westhoek. Ze wijzen ook op het feit dat de rationalisatienorm in het huidige decreet is verhoogd, maar dat dit meteen ook de fusiedruk voor lokale aanbieders doet toenemen. Een fusie is echter geen garantie op een zeer divers lokaal aanbod in landelijk gebied. Ook de afbouw van de financiering van diverse vormen van levensbreed leren, zoals het wegvallen van opleidingscheques voor hooggeschoolden, zet deelname aan onderwijs voor de vrije tijd onder druk. Levensbreed leren is immers van groot belang voor het stimuleren van de leercultuur. Tot slot kaart men ook een tekort aan kwalitatieve opleidingsinfrastructuur en -accommodatie aan.
Tegelijkertijd doet het Westhoekoverleg ook een aantal suggesties voor oplossingen. De belangrijkste maatregel is volgens hen alvast dat men de parameter bevolkingsdichtheid meer zou laten doorwegen. Het is in landelijke gebieden immers onmogelijk om dezelfde klasaantallen te halen als in meer verstedelijkte gebieden. Verder pleit men ook voor een verlaging van de rationalisatienorm voor onderwijspartners actief in de regio, en de mogelijkheid om snel en flexibel in te spelen op lokale noden.
Tot slot vraagt men specifiek huursubsidies voor de Westhoek of stimulansen voor onderwijspartners die infrastructuur delen of partners die infrastructuur ter beschikking stellen. Rond deze problematiek of thematiek heb ik volgende vragen.
Erkent u de specifieke situatie rond het volwassenenonderwijs in landelijke gebieden als de Westhoek?
Hoe ervaart u of evalueert u de suggesties tot oplossing die het Westhoekoverleg u voorlegt in de motie?
Welke maatregelen zult u treffen om tegemoet te komen aan de vragen van het Westhoekoverleg?
Minister Weyts heeft het woord.
Het is een open deur intrappen om te zeggen dat het volwassenenonderwijs een belangrijke rol speelt, en dat is zeker zo in de huidige tijden, waarin levenslang leren van essentieel belang is. Het is niet evident om dat georganiseerd te krijgen in landelijke gebieden zoals de Westhoek en daar ook een voldoende gevarieerd aanbod te realiseren. Maar bij de hervorming in de vorige regeerperiode heeft men daar net rekening mee gehouden. Men heeft rekening gehouden met de bevolkingsdichtheid, in die zin dat men de rationalisatienorm heeft verhoogd, maar er werd een lagere norm voorzien voor de centra voor volwassenonderwijs (CVO’s) in gebieden met een bevolkingsdichtheid van 300 of minder inwoners per vierkante kilometer. De norm voor cursusuren is met 360.000 lesurencursist bijna de helft lager dan de standaardnorm van 700.000 lesurencursist. Die rationalisatienormen zijn misschien wel wat technisch, maar ik moet – gelet op uw vraag – wel in ‘de plat’ duiken.
De lagere norm geldt voor het volledige centrum, dus niet alleen voor de vestigingsplaatsen die gelegen zijn in een dunbevolkt gebied. CVO Cervo – dat is een van de twee CVO’s die vermeld worden in de motie over de volwasseneneducatie in de Westhoek – is momenteel het enige centrum dat aan deze verlaagde norm van 360.000 lesurencursist moet voldoen. Het centrum waarvan sprake heeft ook vestigingsplaatsen in andere gebieden, waardoor de norm in de praktijk haalbaar blijkt. Op dit moment voldoet CVO Cervo met bijna 390.000 lesurencursist ruimschoots aan deze norm. De rationalisatienorm wordt immers toegepast op de lesurencursist van het volledige centrum.
CVO MIRAS moet voldoen aan de standaardnorm van 700.000 lesurencursist. Op dit moment beschikt CVO MIRAS over meer dan het dubbele van het vereiste lesurencursist. CBE Ligo Brugge-Oostende-Westhoek moet voldoen aan een rationalisatienorm van 60.000 lesurencursist en haalt op dit moment meer dan een viervoud van de benodigde lesurencursist. Alle centra vermeld in de motie voldoen momenteel ruimschoots aan de vooropgestelde rationalisatienormen.
Naast de rationalisatienorm verlagen vraagt men ook om de parameter bevolkingsdichtheid zwaarder te laten doorwegen bij de financiering van de centra. Het financieringssysteem voor het volwassenenonderwijs dat sinds de vorige beleidswijziging sinds 1 september 2019 van kracht is, voorziet verschillende wegingen van lesurencursist op basis van de centrum-, opleidings- en cursistkenmerken. De wegingen op centrumkenmerken en opleidingskenmerken tellen voor 90 procent mee. De wegingen op cursistenkenmerken voor 10 procent. Een van de zeven 7 centrum- en opleidingskenmerken gaat over de bevolkingsdichtheid. In een vestigingsplaats met driehonderd of minder inwoners per vierkante kilometer is de wegingscoëfficiënt 10 procent hoger dan elders. In de praktijk wil dat zeggen dat elke inschrijving in de Westhoek dus zwaarder doorweegt in de financiering, in verhouding tot andere centra.
Ook de wegingsfactor voor de gemiddelde klasgrootte in de dunbevolkte vestigingsplaatsen is voordeliger voor de financiering van de centra. De gemiddelde financierbare klasgrootte is decretaal vastgelegd en verschilt per studiegebied.
Op dit moment kan ik bevestigen dat uit het dashboard Beleidsrapport financiering VWO een positief effect vast te stellen is bij de drie centra waarvan sprake in de motie die u vermeldt. Dat dashboard is een nieuwe interactieve tool die alle centra toelaat om de eigen financiering volledig te ontleden en te vergelijken met de Vlaamse situatie. Maar ik kan me nu nog niet uitspreken over het al dan niet voldoende hoog zijn van de wegingsfactor voor dunbevolkte gebieden.
Bij de invoering van het nieuwe financieringssysteem is er ook een evaluatie voorzien met het oog op een eventuele bijsturing. De timing is voor het schooljaar 2023-2024. We hebben daarvoor intussen een monitor opgezet. Na de nulmeting in 2019 is mijn administratie nu de eerste evolutie van het kalenderjaar 2020 ten opzichte van 2019 in kaart aan het brengen. Het is nog een beetje te vroeg om daar al conclusies aan te verbinden. Maar er zal zeker de nodige aandacht worden besteed aan het criterium bevolkingsdichtheid.
Het zal u ook niet verwonderen dat sinds het uitbreken van de coronacrisis we op zowat alle indicatoren een achteruitgang ten opzichte van 2019 vaststellen. Daarom is het nu vooral van belang om de impact van de coronacrisis met tijdelijke maatregelen op te vangen. We hebben daarvoor in het Corona-IV-decreet een afwijking op de rationalisatienormen van de CVO’s opgenomen voor het schooljaar 2021-2022. Ook in het Corona-VII-decreet hebben we een educatief overbruggingskrediet toegekend voor het huidige schooljaar voor de CVO’s en de CBE’s. Omdat intussen duidelijk is geworden dat de corona-impact op het volwassenenonderwijs nog altijd heel groot is, bereid ik ook voor de komende schooljaren maatregelen op vlak van rationalisatienormen voor de CVO’s en de financiering van de CBE’s en CVO’s voor.
Afsluitend: als het gaat over infrastructuur organiseert het Agentschap voor Infrastructuur in het Onderwijs (AGION) elk jaar een oproep voor huursubsidies waarbij men zich richt tot alle onderwijsinstellingen, inclusief het volwassenenonderwijs en dus ook de centra in de Westhoek kunnen dan een project indienen bij AGION. Voor dit schooljaar ontving CVO CREO 335.520 euro huursubsidie. De eerstvolgende oproep huursubsidies zal in juni 2022 worden gelanceerd.
Vergeef mij, minister, maar dit ligt mij echt wel heel nauw aan het hart. Ik denk dat u dat wel begrijpt. Het is inderdaad een zeer technische aangelegenheid. Het was een uitdaging om de mensen die absoluut niet bezig zijn voor onderwijs maar toch een groot hart hebben voor de Westhoek, wat wegwijs te maken in de wetgeving.
Over één iets zijn we het allemaal eens en dat is dat we er alles aan moeten doen om gelijk waar – of dat nu in een grootstedelijke context of in een context waar de bevolkingsdichtheid eerder laag is – iedereen de kans te geven om zich bij te scholen en om de leergoesting in de legislatuur van levenslang leren te doen ervaren. Dat is net het probleem, minister. In een regio waar het aanbod al minder is en ook het openbaar vervoer niet toeleidt, moeten we een mechanisme voorzien. Want we weten uit onderzoek dat mensen vanwege de nabijheid deelnemen aan het volwassenenonderwijs en het levenslang leren. De uitzondering voor de bevolkingsdichtheid die is voorzien in het decreet op het volwassenenonderwijs is er zo een. Maar ik merk dat de voorzieningen nu al aan de alarmbel trekken. De evaluatie voorzien in 2023-2024 is nog te veraf om af te wachten. Vandaar de uitdrukkelijke vraag, minister, om zeker de vinger aan de pols te houden en de cijfers die uit het dashboard komen, ook van heel nabij op te volgen. Want ik denk dat levenslang leren dat is opgebouwd rond het volwassenenonderwijs een lange weg is en dat je dat niet zomaar in een-twee-drie van de tafel mag vegen. We moeten dat koesteren.
Ik hoop in elk geval dat daar toch wat aan kan worden gesleuteld en dat we die evaluatie eventueel kunnen vervroegen, mocht blijken dat er problemen zijn. U verwijst naar het aanbod van basiseducatie Ligo regio Brugge-Oostende-Westhoek. U kent West-Vlaanderen wel een beetje. Je kunt de Westhoek, Brugge en Oostende echt niet met elkaar vergelijken. We halen inderdaad wel mooie cijfers, maar het is een echte uitdaging om het aanbod in de Westhoek staande te houden. Elke Vlaming heeft recht op kansen om zich bij te scholen.
Wat corona betreft, lijkt het mij inderdaad goed – en ik steun u daar volledig in – om die tijdelijke maatregelen verder ingang te laten vinden. Ik apprecieer ten zeerste dat daarvoor middelen worden vrijgemaakt. Er is ook de mogelijkheid om in te tekenen op de huursubsidies. Vanuit de Westhoek zullen we daar zeker het nodige voor doen. Maar, minister, het lijkt mij echt nodig om de vinger aan de pols te houden en het van zeer nabij op te volgen, zodat, als er moet worden gesleuteld, dat ook mogelijk is.
Mevrouw Tavernier heeft het woord.
Voorzitter, ik dank u voor uw vraag. Ik heb zeker begrip voor de verzuchtingen van de onderwijspartners in de Westhoek. Het is natuurlijk geen gemakkelijke materie: ze is zeer technisch van aard.
Het is inderdaad geen evidentie om in plattelandsgebieden in een gepast en gevarieerd volwassenenonderwijs te voorzien. Daarom werd er – de minister heeft er ook al naar verwezen – in een vorige legislatuur beslist om rekening te houden met de bevolkingsdichtheid. De rationalisatienorm werd verhoogd, maar er werd beslist om in gebieden met een lagere bevolkingsdichtheid een lagere norm te voorzien. Uit het antwoord van de minister leid ik af dat alle centra die de motie indienden, aan deze normen voldoen.
Het is een goede zaak dat de administratie een evaluatie plant van het nieuwe financieringssysteem. Als ik het goed heb begrepen, zal er rekening worden gehouden met de effecten voor de centra in dunbevolkte gebieden. Dat lijkt mij een belangrijk signaal. Dat vind ik een goede zaak.
Voor een aantal andere verzuchtingen die vanuit het Westhoekoverleg naar voren zijn gekomen, biedt de Edusprong een gepast antwoord. Ik lees bijvoorbeeld de vraag om sneller en flexibeler te kunnen inspelen op lokale noden. Dat is een terechte vraag, die ook zal worden aangepakt via die Edusprong. Ik citeer even letterlijk uit uw visienota: “Een behoeftegerichte invulling van het opleidingsaanbod volwassenenonderwijs in afstemming met lokale partners op basis van een regioscan, vormt een sleutelelement. Tegelijkertijd maken we werk van vernieuwde toekomstgerichte beroepsopleidingen die we flexibel aanbieden.”
Daarnaast zal het aanbod van het volwassenenonderwijs nog meer in de kijker worden gezet, namelijk via een Vlaanderenbrede promotiecampagne. Dat zal uiteraard een impact hebben in dunbevolkte gebieden. Minister, wanneer zal die campagne van start gaan? En hoe zal die lopen?
Minister Weyts heeft het woord.
De communicatiestrategie zal in het voorjaar worden opgemaakt. Nadien wordt de opdracht uitbesteed, en in de tweede jaarhelft zal die campagne kunnen lopen. We zullen het veld daar uiteraard bij betrekken. Dat is de timing die we voor ogen hebben.
We zijn we nu volop bezig met de voorbereiding van het opleidingskompas. Vanaf april willen we een usabilityonderzoek uitvoeren, om dan in september te starten met de bouw van het kompas. We willen dat het een gedegen instrument is, dat u echt wegwijs maakt in het woud van de verschillende opleidingsmogelijkheden die er vandaag bestaan.
In januari van het volgend jaar zouden we de tweede fase willen ingaan met effectieve aanpassingen van de website. Ook bij de strategie voor de communicatiecampagne zullen we uiteraard rekening houden met de timing inzake de lancering van dat kompas, zodat dat toch enigszins gelijkloopt.
We kijken ook uit naar de resultaten van de regioscan. Die verwachten we volgende maand.
Minister, ik dank u. U gaat in op de extra vragen van collega Tavernier. Ik waardeer het dat er Vlaanderenbreed werk wordt gemaakt van een campagne. Maar ik herhaal nogmaals mijn vraag. En inderdaad, mevrouw Tavernier, Edusprong zal de lokale noden specifieker in beeld kunnen brengen, en via die regioscan zal er flexibeler op kunnen worden ingegaan. Maar in de Westhoek trekt men wel nú aan de alarmbel en merkt men dat er nú een verschraling is van het aanbod. Het is dát wat men aan de kaak wil stellen.
Trouwens, collega's, in het regeerakkoord hebben we goedgekeurd dat we voor het aanbod Nederlands willen inzetten op witte vlekken. Ook bij ons, in de verre Westhoek, is daar nood aan. We merken dat er net voor die mensen die al minder gemakkelijk de toegang vinden tot het volwassenenonderwijs, tot opleidingen, een verschraling is van het aanbod. Als we dan toch een kapstok zoeken, zullen we die daar vinden. We moeten ervoor zorgen dat het aanbod Vlaanderenbreed mogelijk wordt gemaakt en dat we die witte vlekken wegwerken. Ik blijf vragen om de vinger aan de pols te houden. Als er nu al alarmbellen afgaan, moeten we niet wachten tot 2023-2024 om die evaluatie af te werken. Waar mogelijk moeten we sneller schakelen. Ik hoop dat dat ook wordt meegenomen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.