Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Minister, wie een school voor buitengewoon onderwijs wil oprichten, kan dat voortaan doen voor één bepaalde doelgroep van leerlingen. Tot nu toe moest elke school voor buitengewoon onderwijs zich op minstens twee van de acht verschillende doelgroepen richten. Nieuwe scholen voor leerlingen met een ernstige mentale beperking – type 2 – of voor leerlingen met gedragsproblemen of emotionele problemen – type 3 –, kunnen worden opgericht in alle regio’s met een capaciteitstekort voor die types. Voor de andere types geldt dat zo’n school kan worden opgericht als daarvoor binnen een straal van 25 kilometer nog geen aanbod is.
Tijdens de bespreking van de conceptnota rond het nieuwe decreet Leersteun in de commissie Onderwijs, werd nog eens verwezen naar het toekomstbeeld van ons algemeen onderwijssysteem, waarbij de grenzen tussen gewoon en buitengewoon onderwijs vervagen. Minister, in de plenaire vergadering van 6 oktober gebruikte u het beeld van een dubbele deur tussen gewoon en buitengewoon onderwijs. Onze fractie voegde er een eigen beeld aan toe, namelijk dat waarbij er tussen gewoon en buitengewoon onderwijs geen klinken of deuren meer zijn.
Hierbij heb ik de volgende vragen, minister.
Hoe zult u verder werk maken van het algemeen toekomstbeeld van ons onderwijssysteem waarbij zowel buitengewoon als gewoon onderwijs – dat is voor ons allemaal regulier onderwijs – op één campus aangeboden worden?
Welke maatregelen zult u treffen om scholen voor gewoon onderwijs verder te ondersteunen in hun beleid rond inclusief onderwijs?
Minister Weyts heeft het woord.
Ik zal het kort te houden en zal proberen me enigszins te houden aan het voorbereide antwoord. Vandaag is het al mogelijk voor scholen voor buitengewoon onderwijs om een vestigingsplaats op te richten op een campus van een school voor gewoon onderwijs. Ik heb inderdaad het beeld gebruikt om ervoor te zorgen dat er aan weerszijden een klink staat op de deur die er kan zijn tussen gewoon en buitengewoon onderwijs. Ik bedoelde daarmee ook dat je sneller de overstap kunt maken van gewoon onderwijs naar buitengewoon onderwijs, maar ook van buitengewoon onderwijs naar gewoon onderwijs. We onderzoeken in het kader van de capaciteitsproblemen voor leerlingen met een verslag op welke wijze we scholen voor gewoon en buitengewoon onderwijs nog bijkomende mogelijkheden kunnen geven. Je weet ook dat de financiering voor een leerling in het buitengewoon onderwijs ongeveer driemaal hoger ligt dan voor een leerling in het gewoon onderwijs. Je moet er dus voor zorgen dat je geen aanleiding geeft tot ‘engineering’ en creativiteit op dat vlak.
In de conceptnota Leersteun hebben we doelstellingen opgenomen rond het versterken van de scholen in hun beleid voor leerlingenbegeleiding. Voor de scholen maakt hun beleid voor inclusief onderwijs deel uit van hun beleid inzake leerlingenbegeleiding. In de conceptnota zijn twee doelstellingen expliciet hierop van toepassing.
Ten eerste: alle scholen realiseren een doeltreffend beleid op leerlingenbegeleiding. In de conceptnota staat het volgende. Het schoolteam beschikt over de nodige competenties om dit te realiseren. Voor deze doelstelling zal de overheid bijkomend investeren in professionalisering van de leraren en de scholen van gewoon onderwijs. Dat brengen we nu al in de praktijk, onder andere via de pedagogische begeleidingsdiensten.
Ten tweede: de pedagogische begeleidingsdiensten en centra voor leerlingenbegeleiding zetten versterkt in op leerlingenbegeleiding met effect op de klasvloer. Ze geven verhoogde aandacht aan scholen die achterblijven. We voorzien hiervoor gekleurde middelen voor de pedagogische begeleidingsdiensten om gericht in te zetten op fase 0 en fase 1, namelijk op de basiszorg en op de verhoogde zorg. Ook voor de CLB’s voorzien we extra middelen om ze te professionaliseren in de begeleiding van de scholen op dat vlak.
Daarnaast focust de onderwijsinspectie tijdens de doorlichtingen ook op de kwaliteit van de leerlingenbegeleiding. We voorzien de mogelijkheid om een verplicht begeleidingstraject op te leggen aan scholen die geen permanente leerlingenbegeleiding organiseren.
Met de omvorming van het ondersteuningsmodel naar een leersteunmodel met leersteuncentra willen we ook scholen voor gewoon onderwijs optimaal ondersteunen bij de begeleiding van leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften. In plaats van te werken met honderden instellingen, gaan we werken met 36 of 38 leersteuncentra die een afdoende kritische massa bezitten zodat ze expertise kunnen leveren ten aanzien van alle – of toch zo veel mogelijk – typologieën, dit in samenwerking met het buitengewoon onderwijs, want daar zit toch nog altijd heel wat expertise en ervaring ter zake.
Dank u wel voor uw antwoord, minister. Inderdaad, ik denk dat er 36 ondersteuningscentra op stapel staan. Ik kijk alvast erg uit naar de manier waarop die ondersteuning geboden zal worden aan de scholen voor fase 0 en fase 1. Ik voel namelijk heel sterk aan dat de nodige ondersteuning geboden zal moeten worden om ervoor te zorgen dat alle jongeren, ook leerlingen met specifieke ondersteuningsnoden, ook nog in het gewoon onderwijs verder les kunnen blijven volgen.
Wat voorgesteld wordt, is een artikel uit het voorontwerp Diverse Maatregelen, dat op 17 december werd goedgekeurd. Is er al zicht op wanneer die nieuwe aanvragen ingediend kunnen worden? Of wordt er gewacht tot de effectieve goedkeuring van het decreet door het parlement, voordat die procedures kunnen worden opgestart? Is daar al zicht op?
Ik heb de vraag eigenlijk ook opgemaakt in het kader van de bespreking van de problematiek rond het leerlingenvervoer in het buitengewoon onderwijs. In de gezamenlijke commissievergadering met de commissie Mobiliteit werd ook afgesproken dat we de evaluatie van de projecten zouden bespreken. Naar ik hoor, gebeurde dat ook zopas in de commissie Mobiliteit, maar collega Krekels was daar aanwezig en zal daar wellicht verslag van kunnen geven. Ik dacht dat daar ook werd verwezen naar onze commissie, om hier de evaluatie te bespreken. Collega’s, ik zou dat dus ook graag ter harte nemen en uitvoeren.
De vragen zijn er op het terrein. Heel concreet, wanneer kunnen die vragen daadwerkelijk worden goedgekeurd? Wat is uw timing daarin?
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Collega Vandromme, dank u voor uw vraag. Ik zal straks ook wel even ingaan op wat in de commissie Mobiliteit aan bod is gekomen, maar ik wou toch ook namens onze fractie meegeven dat we uiteindelijk heel blij zijn met de maatregel waardoor het makkelijker zal zijn om scholen voor buitengewoon onderwijs in te richten door gewoon de mogelijkheid te geven zich te richten op één type leerlingen in plaats van op die twee types, zoals dat decennialang het geval is geweest. Daarnaast denk ik dat in het antwoord van de minister ook heel duidelijk naar voren is gekomen dat we wel verder blijven inzetten op de inclusiviteit van ons onderwijs. In het verleden zijn daarvoor diverse maatregelen genomen. Ook in de toekomst zullen er nog diverse maatregelen worden genomen om daar toch een goed evenwicht in te vinden.
Minister, wij hopen natuurlijk, samen met u, denk ik, dat dit nieuwe regelgevend initiatief ook aanleiding zal geven tot het realiseren van bijkomend aanbod in het buitengewoon onderwijs, zeker ook in de regio’s waar er nu eigenlijk nog weinig aanbod is. Dan komen we enigszins tot wat ook in de commissie Mobiliteit aan bod is gekomen. De vraag werd daar gesteld over de 11 miljoen euro die is ingezet en die nu zijn ontwikkeling heeft, en over hoe dat dan precies gebeurt. Daar heb ik natuurlijk ook aangestipt dat, indien er meer scholen zijn of het aanbod wat verbreedt, ook in de regio’s waar er weinig aanbod is, er natuurlijk ook mee wordt gewerkt aan het verkorten van die busritten. We hopen dat ook dat een neveneffect daarvan zal zijn, om de structurele aanpak van het leerlingenvervoer op lange termijn mee te ondersteunen. Wat de evaluatie van die proefprojecten betreft, is er wel verwezen naar deze commissie, maar vooral ook om het feit dat er natuurlijk een aantal maatregelen dubbel lopen. We hadden het erover hoe die 11 miljoen euro wordt ingezet. Die wordt vanuit Mobiliteit natuurlijk ingezet voor de bussen, voor de taxi’s, voor de eventuele kleinere busjes en dergelijke meer, maar een deel van die 11 miljoen euro, 3 miljoen euro, zit in de busbegeleiding. Dat is natuurlijk iets waarvoor wij van Onderwijs mee moeten zorgen, namelijk dat er voldoende busbegeleiders kunnen worden opgeleid en op die bussen zitten. De evaluatie van die proefprojecten zal wel worden meegenomen, maar daar is nu niet specifiek iets over gezegd. De minister zou ons daar wel van op de hoogte houden. Ik vermoed dus dat dat evengoed in deze commissie kan gebeuren.
Ik heb nog een bijkomende vraag, die eigenlijk een beetje aansluit bij de bijkomende vraag die collega Vandromme heeft gesteld: wanneer kunnen we het decreetgevend initiatief voor deze maatregel verwachten, en hoe zal dat zich dan verder ontplooien?
De heer Danen heeft het woord.
Ik wil eerst even ingaan op wat mevrouw Krekels zei over het busvervoer en de koppeling met die bijkomende scholen. Mevrouw Krekels, dat geldt natuurlijk alleen maar als je het bestaande aantal leerlingen wat beter spreidt binnen Vlaanderen. Als je dichterbij naar school kunt gaan en je met de bus moet gaan, dan zal dat busvervoer natuurlijk korter worden. U weet echter ook hoe het gaat als er bijkomende of nieuwe scholen komen. Iedere school wil natuurlijk leerlingen. Er gaan meer leerlingen in het buitengewoon onderwijs komen, en bijgevolg zullen de busritten globaal bekeken niet korter, maar langer worden. Ik hoop dat ik mij vergis, en ik hoop ook dat er bijkomende middelen zullen komen om dat busvervoer te verkorten, maar de redenering dat meer scholen zorgen voor kortere busritten, klopt gewoon niet. Dat klopt alleen maar als er geen leerlingen bij komen.
Nu echter mijn vraag aan de minister, want we zijn hier niet om elkaar te controleren en elkaar vragen te stellen. Minister, ik moet zeggen dat ik mij soms zorgen maak over de weg die u wilt bewandelen wat inclusief onderwijs betreft.
Mijn vraag aan u is dus eigenlijk heel simpel, het antwoord is misschien wat moeilijker. Wilt u stappen zetten richting meer inclusie, of weg van inclusie?
Minister Weyts heeft het woord.
Dank u wel. Mijnheer Danen, ik wil er gewoon voor zorgen dat kinderen op de juiste plaats terechtkomen en de juiste begeleiding krijgen. Dat is essentieel. Als u ideologische discussies wilt voeren over waar dat dan moge wezen … Ik stel enkel maar vast dat er ten gevolge van het M-decreet, dat – wat gechargeerd – als de steen des aanstoots wordt beschouwd, wel ongelooflijk veel extra middelen zijn geïnvesteerd en dat er eigenlijk amper iemand tevreden is. Dan moet je dus optreden, en dat doen we ook. De regering neemt haar verantwoordelijkheid ter zake. In de tussentijd ga ik echter al het mogelijke doen om te zorgen voor extra capaciteit in het buitengewoon onderwijs. Het buitengewoon onderwijs is prima, is kwalitatief hoogstaand. Net daar zit ook een groot deel van de expertise, zeker ten aanzien van specifieke typologieën. Dat moet je gewoon erkennen. Ik bekijk dat dan misschien een tikje minder ideologisch, maar veeleer pragmatisch, ten voordele van de kinderen.
In eerste instantie probeer ik samen met de collega’s van de regering werk te maken van extra capaciteit, dan nog los van de hele vervoersproblematiek die daarmee ontstaat, want dat is een tweesnijdend zwaard. Enerzijds, als je dichter bij huis buitengewoon onderwijs organiseert, dan ga je natuurlijk de afstanden beperken. Dat is juist, maar anderzijds ga je ongetwijfeld ook meer busritten veroorzaken omdat je meer capaciteit creëert. Zo is dat nu eenmaal. Dat zijn dus twee effecten die daar spelen, in twee richtingen. Ondertussen wil ik wel zorgen voor extra capaciteit. We stellen extra infrastructuur ter beschikking. Er is de mobiele unit. Er is het tweede telmoment waarvoor ik heb gezorgd: in tegenstelling tot in ons regulier onderwijs is er een telmoment in februari én in oktober, zodat scholen voor buitengewoon onderwijs die extra capaciteit creëren, daarvoor ook financieel worden beloond. Dat is uitzonderlijk. We hebben dat nu twee jaar gedaan. Daarenboven maken we nu ook mogelijk dat, indien er extra capaciteit wordt gecreëerd en er nieuwe scholen worden opgericht, dat voortaan niet langer verplicht moet voor twee typologieën, dat dat zelfs mag voor één typologie. Heel specifiek gaat dat over de types 2 en 3, waar we toch een groot probleem hebben. Dan nog lees ik dat dat ook weer niet goed is. Dan zit je met de ideologische discussie inzake inclusie en wordt gesteld dat we verder weg van inclusie gaan. Ik stel maar vast dat dat wel concrete oplossingen betekent voor heel wat kinderen, los van ideologische visies ten aanzien van inclusie, dat dat wel werkt en een oplossing biedt voor diegenen die vandaag geen gedegen opvang hebben. Dat is echter misschien wat buiten deze actieradius.
Ik heb ook de vraag onthouden naar de timing aangaande het decreet Leersteun. Wat dat betreft, hebben we natuurlijk september van volgend jaar voor ogen. Ik denk dat ik ook altijd heb gezegd dat we willen dat dat dan in werking treedt. Het is natuurlijk ook opnieuw echt een fundamentele hervorming die we daar bewerkstelligen, ook voor de ondersteuners zelf. Dat is een wereld van verschil. Dat is dus de timing die we vooropstellen, maar ondertussen voorzien we toch ook wel in een professionalisering van de CLB’s, in het buitengewoon onderwijs, maar ook in het reguliere onderwijs. Zoals ik zei: we ondersteunen projecten, ook via de pedagogische begeleidingsdiensten, ten aanzien van de fases 0 en 1 in het regulier onderwijs. Wat de hoogbegaafden betreft, tot slot, zijn we voor het eerst ook gestart met een echt Vlaams beleid ter zake. We hebben ook de leeftijd afgeschaft waarop leerlingen hun getuigschrift kunnen behalen. Dat geef ik tussendoor even mee. Dat was ook een concrete vraag vanuit die hoek, om wat meer stimulansen, wat meer perspectief te kunnen bieden – maar dit volledig terzijde.
Minister, dank u. Ik denk dat we over dat laatste straks nog een vraag hebben van mevrouw Krekels. In de plenaire vergadering van 6 oktober 2021 hebben we zelf aangegeven dat we geen klinken of deuren meer willen plaatsen tussen het gewoon en het buitengewoon onderwijs. Dat is het toekomstbeeld dat wij naar voren willen schuiven. We willen er alles aan doen opdat kinderen de beste begeleiding zouden krijgen, waar ze ook schoollopen, of dat nu in het gewoon of in het buitengewoon onderwijs is. Men kan eigenlijk ook van elkaar leren. De expertise die er is binnen het buitengewoon onderwijs, kan zeker ook worden gedeeld in het gewoon onderwijs. Op die manier kunnen we daar voor die fasen 0 en 1 dan wat extra ondersteuning brengen. Ik weid niet verder uit. Ik denk dat we in de toekomst ook nog de evaluatie van de projecten inzake leerlingenvervoer zullen zien passeren. Ik kijk alvast uit naar de bespreking van het ontwerp van decreet inzake leersteun, waarmee we ons wellicht nog een tijdje zoet zullen kunnen houden.
De vraag om uitleg is afgehandeld.