Verslag vergadering Commissie voor Wonen en Onroerend Erfgoed
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Vooreerst mijn beste wensen aan de collega’s van de commissie en aan de minister voor het nieuwe jaar. Laat ons hopen op opnieuw een vruchtbare samenwerking.
De heer D’haeseleer heeft het woord.
Op mijn beurt bied ik ook mijn beste wensen aan.
De Vlaamse overheid heeft verschillende sociale voorzieningen waarbij het niet bezitten van een onroerende eigendom als voorwaarde tot toekenning gesteld wordt. De Vlaamse huursubsidie, de huurpremie, de huurwaarborglening en de Vlaamse woonlening zijn tegemoetkomingen aan sociaal behoevende Vlamingen waar eveneens de voorwaarde geldt dat de aanvrager of diegene die ervan geniet geen eigenaar is van een onroerend goed. Bij sociale koopwoningen geldt dezelfde eigendomsvoorwaarde.
Uit de eerste onderzoeken van de raamcontracten blijkt dat 25% van de onderzoeken die al uitgevoerd werden een positieve uitkomst hadden. We kunnen er dan ook van uitgaan dat soortgelijke fraude ook bij andere sociale tegemoetkomingen teruggevonden kan worden. Toen ik dit eerder aankaartte in de Commissie Wonen van 22 april 2021, gaf de minister aan dat onderzoek naar fraude of vermoedens van fraude bij deze voorzieningen minder evident is dan controle op buitenlandse eigendommen bij sociale kandidaat-huurders. De minister gaf wel aan dat hij zou onderzoeken of de informatiedoorstroming vanuit de sociale huisvestingsmaatschappijen (SHM’s) naar de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen (VMSW) beter zou kunnen verlopen. Ik citeer: “Het komt erop neer dat we te weten zouden komen of iemand die vanwege een eigendom in het buitenland zijn huurcontract verliest of uit zijn woning wordt gezet, daarvoor ook een andere sociale tegemoetkoming heeft gekregen die we dan kunnen terugvorderen”, aldus de minister.
Ik heb volgende vragen. Hebt u inmiddels met uw kabinet en uw administratie bekeken op welke manier die informatiedoorstroming tussen de SHM’s en de VMSW gerealiseerd kan worden? Wat waren de conclusies en de mogelijke obstakels voor deze noodzakelijke informatiedoorstroming? Op welke manier kunnen de eventuele obstakels weggewerkt worden? Hebt u bijkomende maatregelen voor ogen om fraude met buitenlandse eigendommen in het kader van andere sociale tegemoetkomingen op te sporen?
Minister Diependaele heeft het woord.
Ik behandel uw twee eerste vragen samen. Huurders bij een sociale huisvestingsmaatschappij betalen een sociale huurprijs. Dat is de markthuurprijs waarop een sociale korting wordt toegekend in functie van de betaalbaarheid. Deze huurders hebben uiteraard enkel recht op de sociale korting als ze voldoen aan de voorwaarden om sociaal te huren. Wie onroerend bezit heeft in het binnen- of buitenland, voldoet niet aan de voorwaarden om sociaal te huren en de SHM moet dan ook de sociale korting terugvorderen. Het is de SHM die de sociale korting toekent via de sociale huurprijs, dus het is ook de SHM die de sociale korting moet terugvorderen. De beschikbare informatie en de actiemogelijkheden zitten bij dezelfde instantie. Dus op dit vlak is er geen probleem van informatiedoorstroming. Dat is ook de vraag niet maar ik licht het wel toe. In het draaiboek onderzoek buitenlandse onroerende goederen dat de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen (VMSW) en het agentschap Wonen-Vlaanderen samen opstelden en dat SHM’s kunnen raadplegen via Woonnet, wordt dieper ingegaan op hoe SHM’s de sociale korting kunnen terugvorderen.
Voor huurders van een sociaal verhuurkantoor (SVK) verloopt het natuurlijk anders. Daar wordt de betaalbaarheid van de huurprijs grotendeels gerealiseerd door de huursubsidie van het agentschap Wonen-Vlaanderen. Wanneer een SVK vaststelt dat een sociale huurder onroerend bezit in het binnen- of buitenland heeft, zal het SVK de huurovereenkomst opzeggen of er de ontbinding van vragen bij de rechter, maar het SVK kan de huursubsidie niet terugvorderen. Het SVK is immers niet de instantie die de huursubsidie geeft. Hiervoor is dus wél informatiedoorstroming vanuit het SVK naar het agentschap Wonen-Vlaanderen nodig.
U weet ook dat het doorgeven van informatie onderworpen is aan de Algemene Verordening Gegevensbescherming en dat er voor elke doorgifte van informatie een wettelijke of decretale basis nodig is. Mijn administratie stelde vast dat die decretale basis ontbrak voor de gegevensstroom van SVK's naar het agentschap Wonen-Vlaanderen. Dat hebben we decretaal aangepakt. Het parlement heeft dat goedgekeurd in het Programmadecreet van 23 december 2021. Daarin is artikel 6.3/1 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 gewijzigd en daardoor is het dus sinds 1 januari van dit jaar mogelijk dat SVK’s het agentschap Wonen-Vlaanderen op de hoogte stellen dat één van hun huurders onroerend bezit in het binnen- of buitenland heeft. Daardoor kan het agentschap de huursubsidie terugvorderen.
Dus die informatiedoorstroming is decretaal al geregeld met het programmadecreet. Misschien moest ik daarop gewezen hebben bij de voorstelling. Maar goed, het komt nu aan bod. Ook daarover staat in het draaiboek ‘onderzoek buitenlandse onroerende goederen’ de nodige informatie voor de SVK’s. Zij vinden daarin alle ondersteuning die ze nodig hebben.
Daarnaast vraagt u of ik bijkomende maatregelen voor ogen heb om fraude met buitenlandse eigendommen in het kader van andere sociale tegemoetkomingen op te sporen. Ik verwijs naar mijn antwoord op uw eerdere vraag in deze commissie op 22 april 2021. Het is niet evident om bij andere instrumenten van het sociaal woonbeleid onderzoek te doen naar onroerend bezit in het binnen- of buitenland van de steungenieter. Er is daarvoor geen duurzame, contractuele relatie tussen overheid en steungenieter. Dat maakt het heel moeilijk om vermoedens te hebben dat er effectief onroerend bezit is. Dit neemt natuurlijk niet weg dat wanneer men op de hoogte is van onroerend bezit de steun zal worden geweigerd. Dat is evident.
Het grote probleem is – en dat is ook bij de SHM’s en de SVK’s zo – dat het onderzoek pas gestart wordt op een moment dat er al een vermoeden is. Niet elke van de 150.000 sociale huurders wordt daarop automatisch gecontroleerd. Het is onmogelijk om dat te doen. Maar hoe komt die aanwijzing, dat vermoeden naar boven? Dat kan bijvoorbeeld door elektriciteitsfacturen die niet betaald worden, leegstand enzovoort. Maar die basis van vermoeden heb je niet bij wie een huursubsidie krijgt om op de private markt terecht te kunnen. Dat is dus nog een probleem. Maar als wij te weten komen dat er een vermoeden is, gaan wij natuurlijk reageren. Maar dergelijke vermoedens krijgen wij heel weinig.
De heer D’haeseleer heeft het woord.
Wat de SVK’s betreft, is er inderdaad een oplossing gevonden voor informatiedoorstroming via artikel 5 van het Programmadecreet van vorig jaar. U noemt dat een mogelijkheid van terugvordering. Ik had toch liever gezien dat als er een vaststelling wordt gedaan van sociale fraude de SVK's verplicht worden tot terugvordering over te gaan. Dat mag niet vrijblijvend zijn. Dat zou er automatisch aan gekoppeld moeten worden. Daarover had ik toch graag wat meer duidelijkheid. Hebben de SVK’s de volle autonomie om te beslissen of ze overgaan tot terugvordering of tot het doorgeven van informatie. In mijn opinie moet dat een verplichting zijn. Ik denk dat het hoe dan ook belangrijk is dat als er fraude wordt vastgesteld, er alles aan gedaan wordt om premies, tegemoetkomingen, subsidies terug te vorderen van fraudeurs, en dat niet alleen om financiële redenen maar ook om principiële redenen. Fraude in het algemeen en sociale fraude in het bijzonder moet aangepakt worden. Wij mogen toch niet het signaal geven dat fraudeurs de dans kunnen ontspringen.
Als bij de toewijzing van een sociale woning aan kandidaat-huurders blijkt dat zij onroerende eigendommen hebben in het buitenland en zij dan ook de woning niet krijgen, dan moet ook systematisch onderzocht worden welke premies of subsidies zij tot dan hebben gekregen. Het moet toch wel mogelijk zijn dat te achterhalen en dan over te gaan tot terugvordering. Het geld dat daardoor vrijkomt, kan dan besteed worden aan de mensen die er wel recht op hebben. Mijn bijkomende vraag is dus of er wordt nagegaan welke premies mensen die ten onrechte een sociale woning toegewezen hebben gekregen, voorafgaand hebben gekregen? Kunnen die inderdaad worden teruggevorderd? Als daarvoor de decretale basis ontbreekt, moeten wij dringend werk maken van een wetgevend initiatief. Hebt u in de nabije toekomst daartoe plannen, minister?
Minister Diependaele heeft het woord.
Wat de voorafgaande premies betreft, kan de SHM de informatie over vastgoedbezittingen in het buitenland doorgeven. Die decretale basis is er. Dat is op zich niet het probleem. Ik wil wel waarschuwen voor uw eerste punt, namelijk dat terugvorderen een verplichting zou worden. Wij moeten voorzichtig zijn. U stelt buitenlandse eigendom onmiddellijk gelijk aan fraude. Dat hoeft niet altijd zo te zijn. Bijvoorbeeld – en dat is ook voor het binnenland zo – als mensen door een erfenis een woning krijgen, zullen zij een bepaalde periode een eigendom hebben, maar dat hoeft daarom nog geen fraude te zijn. Als zij dan de moeite doen dat te verkopen of wat dan ook, is dat geen fraude. In die zin heeft de sociale woonactor de vrijheid om te onderzoeken of die eigendom kwaadwillig is of niet, en of de sociale korting al dan niet teruggevorderd moet worden. Het is inderdaad geen verplichting omdat er een zekere inschatting moet gebeuren.
De heer D’haeseleer heeft het woord.
Ik heb het inderdaad alleen over mensen die op het moment van hun inschrijving hebben verzwegen dat zij een eigendom hadden. Ik heb het uiteraard niet over mensen die een sociale woning huren en bijvoorbeeld 1/48 van een heel kleine woning hebben geërfd. Ik heb zo iemand op bezoek gekregen. De opbrengst kan in dat geval minder zijn dan de notariskosten om het weg te schenken. Het gaat mij dus niet om dergelijke gevallen. Het gaat om gevallen waarbij mensen bij hun inschrijving bewust hebben verzwegen dat zij eigenaar waren. Als dat blijkt, moet dat automatisch betekenen dat het als fraude wordt beschouwd. In een ver verleden was ik inspecteur bij de RVA en bij vaststelling dat er bepaalde zaken bij de inschrijving waren verzwegen, moest men de uitkering terugbetalen. Ik denk dat wij daar toch nog een tandje bij kunnen steken. Wij moeten een krachtig signaal geven vanuit de Vlaamse overheid en vanuit de administratie dat fraude in de sociale huisvesting, met meer dan 170.000 kandidaten op de wachtlijsten, echt niet wordt geduld en dat dergelijke fraude keihard wordt aangepakt. Ik zal dat blijven opvolgen. Waarschijnlijk zijn er binnen enkele maanden al meer cijfers bekend over het effect van die raamcontracten en hoeveel mensen er juist zijn betrapt op sociale fraude. Dan zal ik erop terugkomen om te zien in welke mate die maatregelen effect hebben gehad.
De vraag om uitleg is afgehandeld.