Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Bex heeft het woord.
Minister, we hebben het al vaker over dit thema gehad. U zegt zelf dat het eigenlijk niet uitmaakt voor een fietser of die nu rijdt op een fietspad dat is aangelegd door de gemeente, provincie of De Waterweg, maar dat een fietser gewoon een goed fietspad wil.
Vandaag slaken de provincies een alarmkreet. Zij hebben de afgelopen jaren samen met de gemeentebesturen in het kader van het Fietsfonds heel wat projecten in de steigers gezet. Die zijn klaar voor uitvoering en zijn dit jaar zelfs al gedeeltelijk uitgevoerd. Er is de regeling waarbij Vlaanderen na het voorschieten van de gemeentelijke kosten – die 5 procent – voor de provincies, de provincies compenseert voor die bijdrage. Maar de daarvoor voorziene middelen zijn onvoldoende. U antwoordt dat die middelen al zijn gestegen van 10 miljoen euro per jaar naar 15 miljoen euro per jaar maar in 2021 bedroeg de vraag van de provincies aan Vlaanderen maar liefst 25 miljoen euro om die projecten te ondersteunen. Wanneer die middelen niet volgen, zullen ook de komende jaren projecten die in de pijplijn zitten en waar gemeentebesturen op wachten, on hold moeten worden gezet.
Dat lijkt mij, in het licht van uw ambities om van Vlaanderen een regio te maken met een zeer goede fietsinfrastructuur, toch wat absurd. U hebt per jaar een bedrag van ongeveer 300 miljoen euro om in te zetten voor fietsinfrastructuur. We weten dat u goed uw best moet doen om die middelen ook effectief besteed te krijgen. Er zijn evenwel een pak projecten die klaarliggen, die uitgevoerd moeten worden of die dit jaar uitgevoerd zijn, waarvoor de middelen ontbreken.
Ik ben zelf niet de grootste fan van het provinciale niveau, maar ik ben wel een grote fan van fietspaden. Ik denk dat we er met de middelen die de Vlaamse overheid ter beschikking heeft gesteld en stelt, voor moeten zorgen dat daar zoveel mogelijk mee kan gebeuren.
Ik heb die vraag eerder al aan u gesteld, minister. U zei toen: "We moeten eens bekijken of er middelen van het Kopenhagenplan" – u weet wel: die 150 miljoen euro in de Vlaamse begroting – "misschien niet benut zullen worden." Uit het antwoord van minister Somers op een schriftelijke vraag die ik stelde in oktober, bleek ook dat er op 3 november 25 gemeenten met in totaal 41 projecten aangemeld waren voor subsidies. In totaal zouden die projecten goed zijn voor de heraanleg van 29 kilometer fietspaden en de aanleg van 22 kilometer nieuwe fietspaden. De doelstellingen van het Kopenhagenplan om 946 kilometer fietspaden te vernieuwen en 71 kilometer nieuwe fietspaden aan te leggen lijken daarmee nog veraf. De deadline voor lokale besturen om projecten aan te melden is september 2022. Op basis van onder meer adviesvragen van lokale besturen, zouden er voorlopig 44 potentiële projecten bijkomend aangemeld worden. Het lijkt er dus op dat niet alle middelen uit dat Kopenhagenfonds besteed zullen worden.
Ik wil u daarom de volgende vragen stellen, minister.
Hoeveel geld is er op dit moment nog beschikbaar in het Fietsfonds?
Voor welk bedrag werden er door de provincies reeds projecten ingediend in 2021? Misschien is het gemakkelijk als u dat opsplitst per provincie.
Hoe verloopt het overleg met de provincies over het optrekken van de middelen uit het Fietsfonds om de realisatie van fietspaden te versnellen? Ik heb begrepen dat dat overleg al verschillende keren werd afgezegd door uw kabinet.
Hoe wilt u voorkomen dat provincies en lokale besturen sommige fietsprojecten on hold moeten zetten door een beperkt Fietsfondsbudget?
Wat zal er gebeuren met de middelen voorzien voor de trekkingsrechten van gemeenten die geen projecten indienen of die projecten indienen voor minder dan het trekkingsrecht dat er voorzien is in het Kopenhagenplan?
Hoe ver staat u met het overleg dat u hebt aangekondigd met minister Somers om de overblijvende middelen uit het Kopenhagenplan in te zetten voor het Fietsfonds?
Overweegt u om de middelen voor het Fietsfonds op een andere manier te verhogen?
Minister Peeters heeft het woord.
Dank u wel, mijnheer Bex, voor uw vraag. Dat geeft mij onmiddellijk de gelegenheid om mee te geven dat ik zelf – en ik denk iedereen hier in deze commissie – een pleitbezorger ben van goede fietsinfrastructuur. Ik denk dat dat heel duidelijk blijkt uit de vele middelen die we uittrekken voor fietsinfrastructuur. Verder geeft dit mij gelijktijdig ook de gelegenheid om heel duidelijk mee te geven dat ik onder geen enkele fietsinvestering een bom wil leggen, zoals sommige gedeputeerden het noemen. Integendeel, ik wil zoveel mogelijk fietsinfrastructuur gerealiseerd zien.
Ik wil ook nog even verwijzen naar wat ik een tijd geleden beslist heb en hier ook gecommuniceerd heb. We hebben enerzijds het verhaal gehad van het slechte fietsrapport, het rapport over de fietspaden langs onze gewestwegen. We kregen daarin slechts 4,5 op 10. Iedereen in deze commissie was het erover eens dat we heel snel moesten zorgen dat onze fietsinfrastructuur een pak veiliger en comfortabeler werden.
Het betekent dat we heel wat fietsprojecten hebben vooropgesteld. Voor 2021 zijn het er meer dan 445 en een soortgelijk aantal voor 2022 is opgenomen in het geïntegreerd investeringsprogramma (GIP). We investeren dus volop in fietsinfrastructuur. Het gaat dan zowel over fietspaden langs gewestwegen, waar het Agentschap Wegen en Verkeer (AWV) bevoegd is, als over andere fietspaden en fietssnelwegen. Ik denk aan alle fietspaden langs de waterwegen, waar De Vlaamse Waterweg een belangrijke rol speelt en deze voor 100 procent financiert. Ook De Werkvennootschap van Lantis legt heel wat fietssnelwegen aan. Kortom, het is ons wel degelijk menens met de fietsinfrastructuur.
Tegelijkertijd wil ik ook meegeven dat het amper een jaar geleden is dat ik heb aangekondigd dat ik het budget voor het Fietsfonds met 50 procent verhoog, van 10 miljoen euro naar 15 miljoen euro. Als men in het kader van een subsidieregeling extra middelen op tafel legt, dan zou ik denken dat daar enige dankbaarheid voor zou zijn. Maar vandaag lees ik in de krant dat ik als het ware een bom leg onder de fietsinvesteringen.
Mijnheer Bex, u vraagt wat het huidige saldo is voor het Fietsfonds 21. Ik had een bedrag van 15 miljoen euro voorzien. Er zijn aanvragen ingediend voor een bedrag van 14,5 miljoen euro. Er is dus nog een half miljoen euro beschikbaar.
U vraagt voor welk bedrag er projecten zijn ingediend, opgedeeld per provincie. Ik kan u zeggen dat er in de eerste oproep in Antwerpen voor een bedrag van 2,9 miljoen euro werd ingediend, in Limburg voor 498.000 euro, in Oost-Vlaanderen – het hoogste bedrag – voor 3.300.971 euro, in Vlaams-Brabant voor 2,9 miljoen euro, in West-Vlaanderen voor 627.000 euro en in Torhout voor 720.000 euro. U kunt vaststellen dat bij deze eerste ronde onmiddellijk bleek dat Limburg en West-Vlaanderen een zeer laag bedrag hadden ingediend. U weet ook dat er vijf provincies zijn en dat in het kader van een evenredige verdeling werd gevraagd om er bij de tweede oproep rekening mee te houden, zodat er een evenredige verdeling zou kunnen volgen. Vandaar dat er nadien dan ook voor Limburg en West-Vlaanderen extra projecten werden ingediend. Het betekent dat een aantal provincies boven de 3 miljoen euro komen, maar dat de meeste onder hun aandeel van een vijfde, zijnde 3 miljoen euro, zitten.
We hadden 15 miljoen euro ter beschikking. Dat wisten ze. Dat er nu finaal voor 14,5 miljoen euro aan projecten in 2021 kan worden uitbetaald, is nog altijd iets minder dan de 15 miljoen euro.
Voor het Kopenhagenplan hebben we via trekkingsrechten een bedrag van ongeveer 150 miljoen euro ter beschikking gesteld van de lokale besturen, onder supervisie van collega Somers. Lokale besturen kunnen in dat Kopenhagenplan nog tot eind september 2022 subsidieaanvragen indienen. Er is dus nog tijd om aanvragen in te dienen.
U geeft zelf aan dat minister Somers in het kader van een aantal vragen heeft gezegd dat er op dit ogenblik nog niet zoveel aanvragen zullen zijn. Nu, we zullen dat verder moeten evalueren in het derde kwartaal en het vierde kwartaal van 2022, om te kijken of er al dan niet budgetten over zijn, en om te kijken of een heroriëntering al dan niet mogelijk is. Vandaag de dag is dat alleszins voorbarig, omdat we niet weten hoeveel lokale besturen finaal nog aanvragen zullen indienen.
Dat weten ook de provinciale entiteiten. Zij hebben mij zelf ook gevraagd of we niet kunnen kijken richting dat Kopenhagenplan om meer middelen vrij te maken. Ik heb daaromtrent een overleg gehad met het kabinet Somers, maar daar is duidelijk uit gekomen dat we dat ten vroegste pas na september 2022 kunnen beoordelen. We hebben daar op dit ogenblik dus geen duidelijk zicht op.
U vraagt ook of we andere middelen hebben om het Fietsfonds op een andere manier te verhogen. U geeft aan dat het voor jullie zeer moeilijk is om de voorziene middelen voor fietsinfrastructuur uitgegeven te krijgen. Wel, de verschillende entiteiten binnen Mobiliteit en Openbare Werken (MOW) hebben veel vragen van lokale besturen voor fietsinfrastructuur. We proberen die maximaal te honoreren, maar u zult ook begrijpen dat we een euro maar één keer kunnen uitgeven. Daarom honoreren we zeker maximaal de vragen van de lokale besturen, en zitten wij met hen samen om te kijken welke prioriteiten er zijn inzake fietsinfrastructuur. Dat is ook wat we vragen aan de provinciale entiteiten: geef ons het overzicht van wat finaal jullie prioriteiten zijn.
Als ik kijk naar de voorgaande jaren, naar de cijfers die telkens zijn ingediend aan projecten, dan gaat dat over een totaalbedrag van 3 miljoen euro in 2014, 7,3 miljoen euro in 2017, 9,2 miljoen euro in 2020, en 14,5 miljoen euro in 2021. Ik heb vorig jaar het engagement genomen om het Fietsfonds op te trekken van 10 naar 15 miljoen euro. Voor 2021 is daar 14,5 miljoen euro aan projecten voor vastgelegd, en die zullen ook zo snel mogelijk uitbetaald moeten worden. Daar is onze administratie mee bezig. En voor 2022 is er dan opnieuw een bedrag van 15 miljoen euro voorhanden in het Fietsfonds. Daar kunnen onze provinciale entiteiten opnieuw projecten voor indienen. Bedankt.
De heer Bex heeft het woord.
Minister, ik heb twee voorafgaandelijke bedenkingen. Ten eerste: ja, deze Vlaamse Regering doet veel voor fietsinfrastructuur, eindelijk. En dat is een goede zaak. Ten tweede heb ik vroeger ook al aangekaart dat ik het geen goede zaak vind, geen goed bestuur, dat die 150 miljoen euro van het Kopenhagenfonds op de een of andere manier onder de minister van Lokale Bestuur valt. Het zou veel logischer zijn mocht de minister van Mobiliteit daarvoor de verantwoordelijkheid hebben.
Sta mij toe om te zeggen dat minister Somers als een kip op zijn eieren zit, blijkbaar, en dat het toch duidelijk is dat niet alle gemeenten gebruik zullen maken van hun volledige trekkingsrecht. Daar is er toch een risico voor die middelen, die overwegend Europees geld zijn. We zullen toch moeten bekijken hoe we ervoor kunnen zorgen dat we op die Europese middelen aanspraak kunnen maken.
Maar ten gronde, over het Fietsfonds: u spreekt over 14,5 miljoen euro aan vragen in 2021. Dat klopt niet. Het gaat in totaal over een vraag van om en bij de 25 miljoen euro. En dat is een vraag die u niet honoreert, zo zegt u hier duidelijk vandaag. Want het blijft bij een bedrag van 14,5 miljoen euro.
Dat betekent dat de provincies 10 miljoen euro zullen moeten betalen of hebben betaald aan gemeentebesturen die zij niet zullen kunnen recupereren van de Vlaamse overheid, zoals dat nochtans is voorzien in het kader van het Fietsfonds. Dat is bijzonder jammer, want dat zal ervoor zorgen dat die provincies in de komende jaren op de rem moeten gaan staan in de projecten die ze samen met de lokale besturen ontwikkelen. Nochtans zit een vertegenwoordiger van de Vlaamse overheid mee aan tafel en is die perfect in staat is om u al ruim op voorhand het signaal te geven dat er een grotere vraag zal komen dan er werd begroot.
Ik vind dat een bijzonder jammere zaak, want op die manier zal de fietsinfrastructuur die klaar is om te worden uitgerold, niet worden uitgerold. Minister, kunt u daar eens naar kijken, daar iets aan doen en daarvoor effectief extra middelen voorzien? Want het lijkt mij dat u hier heel sterk met een ideologische antiprovinciebril naar kijkt in plaats van met de bril om zoveel mogelijk fietsinfrastructuur te realiseren.
Mevrouw Lambrecht heeft het woord.
Minister, ik volg mijn collega hierin. U en uw administratie zijn allang op de hoogte van de plannen van de provincie, want uw administratie zit mee aan de tafel. Ik vraag me iets af. Zeggen zij dan niet: "Stop, wij gaan niet betalen?" Ik begrijp echt niet dat je samen aan tafel zit en nadien zegt: "Wij betalen niet." Het is uw grootste partner om die kilometers fietspaden, waar we zo'n nood aan hebben, te realiseren, en die krijgt nu eigenlijk het deksel op de neus. Men heeft gezamenlijke projecten, men investeert en men hoort dan ineens dat Vlaanderen toch niet mee zal investeren in de projecten die overeengekomen zijn aan de tafel. Nochtans, minister – en dat is echt uw verdienste – hebt u 335 miljoen euro kunnen verkrijgen voor 2021. Een hele dikke pluim daarvoor. Maar daarvan kunt u toch wel die 25 miljoen euro vinden om de provincies te steunen in prachtige verwezenlijkingen die ook lokaal gerelateerd zijn. Dat gebeurt altijd in overleg.
Minister, klopt het dat er dit jaar nog maar 1,5 miljoen euro effectief werd uitbetaald? En waaraan ligt dat? Want tijdens de hoorzitting in januari 2021 werd het probleem van de lange doorlooptijden aangebracht. Is daar al iets aan gedaan? Of is er een tekort aan personeel om dat in orde te brengen?
Minister, nu volgt een cruciale vraag. Klopt het dat die provincies al bij het begin van de legislatuur hun plannen voor fietsinvesteringen aan u hebben voorgelegd en dat daaruit duidelijk bleek dat de middelen van het Fietsfonds onvoldoende zouden zijn om de plannen mee te financieren? Is dat duidelijk gecommuniceerd aan de provincies? Het Departement Mobiliteit en Openbare Werken (MOW) zit letterlijk mee aan de ontwerptafel bij elk project en vaak al jaren. Hoe kan het dan dat dat niet lukt?
Waarom gaat u niet in op de veelvuldige vragen tot overleg van de provincies? Zij delen ons mee dat zij bij u niet aan een afspraak geraken. Ik kan dat niet geloven, minister.
Bent u van plan om de middelen van het Fietsfonds te verhogen om minimaal gelijke tred te houden met de plannen van de lokale besturen en provincies voor fietsinfrastructuur op bovenlokaal functioneel fietsroutenetwerk (BFF)?
Ten slotte heb ik nog twee kleine vragen. In het huidige tempo van investeringen, wanneer zal het BFF volledig gerealiseerd zijn?
Staat u open voor de hervorming van dat Fietsfonds, zodat er een groter deel van Vlaanderen naar die provincies kan gaan?
Mevrouw Fournier heeft het woord.
Minister, ik dank u voor alle antwoorden die we hebben gekregen. Zoals collega Bex zei, is het niet de eerste keer dat dat hier in de commissie aan bod komt. Ikzelf heb het al verschillende keren aangekaart. Eigenlijk klinkt het toch wat contradictorisch. We hebben in 2021 meer dan 335 miljoen euro vanuit Vlaanderen, in 2022 hebben we ook meer dan 300 miljoen euro voor fietspaden vanuit Vlaanderen. En dan heb je de provincies, die enkele miljoenen meer vragen, maar daarvoor is er geen budget meer.
Minister, voor een fietser doet het er eigenlijk niet toe waar het budget vandaan komt. Of het nu van het Fietsfonds, van het Kopenhagenfonds, van het Agentschap Wegen en Verkeer of van de gemeenten komt, dat doet er niet toe, zolang er maar goede en veilige fietspaden zijn. Minister, vandaar mijn oproep: Keep it simple.
Volgend op wat de heer Bex zei, begreep ik ook niet goed waarom minister Somers opeens op de kar van de fietser sprong. Ik denk dat het beter is om alles te centraliseren binnen uw bevoegdheid. Ik heb de indruk dat er een bakfiets aan het rijden is, dat minister Somers in de bak zit en dat u mag fietsen tegen de wind in en alles mag opvangen van kritiek en opmerkingen.
Minister, mijn vraag of mijn opmerking is: laat het veel meer gecentraliseerd gebeuren, zodat er veel meer veilige fietspaden kunnen worden aangelegd.
De heer Meremans heeft het woord.
Ik ga niet in herhaling vallen, maar inderdaad, mevrouw Peeters, u gaat altijd de hele boel over uw hoofd krijgen. Dus ik vind ook dat u daarin het voortouw moet nemen. Want men gaat u als minister van Mobiliteit ook afrekenen op het fietsbeleid, en dan vind ik ook dat u ook over alle mogelijke middelen moet beschikken. En zoals mevrouw Fournier zegt, maakt u dat ook het best duidelijk aan uw collega.
Ik begrijp de vraag van de provincies. Natuurlijk heb ik ook respect voor het feit dat u zegt dat u een euro maar één keer kunt uitgeven, maar mits verschuivingen moet alles toch mogelijk zijn. Zoals gezegd door de collega’s, maakt het niet uit wie de financier is of waar het vandaan komt, als het maar aangelegd wordt. Het zou natuurlijk jammer zijn, mochten we er met de Vlaamse Regering voluit voor gaan en dan op vertragingen moeten stoten door bepaalde budgettaire verwikkelingen.
Onze oproep is ook om in overleg te gaan met de provincies. Maar de centralisatie, zoals mevrouw Fournier zegt, is inderdaad echt wel nodig. U bent daarin de piloot. U moet het vliegtuig besturen.
Minister Peeters heeft het woord.
Collega’s, ik heb de voorbije twee jaar meermaals met de provincies aan tafel gezeten. Dat wil ik heel duidelijk stellen. We hebben dan ook altijd heel duidelijk de afspraken die gemaakt waren, op tafel gelegd. En goede afspraken maken goede vrienden. We hebben tijdens het overleg heel duidelijk meegedeeld dat we het bedrag van het Fietsfonds, waar in het verleden 10 miljoen euro voor was voorzien, een bedrag dat eigenlijk nooit overschreden is, zouden optrekken tot 15 miljoen euro en dat er dus voor 15 miljoen euro projecten konden worden ingediend. Dat wist men. En daar kon men vanaf dag één mee aan de slag. Finaal hebben we voor 2021 14,5 miljoen euro van die 15 miljoen euro ook effectief aan projecten toegekend.
Men zegt hier dat ik niet met de provinciebesturen aan tafel zit. Het klopt dat er een vergadering verschoven is. Die is verschoven naar januari. Gelet op het feit dat ze vragen of ze toch niet meer middelen kunnen hebben en of er niet kan worden gekeken naar het Kopenhagenplan, een vraag die ook de heer Bex zeer duidelijk stelde, heb ik zelf ook een overleg ingeboekt met het kabinet-Somers om te kijken of er op dat vlak mogelijkheden zijn.
Ik hoor hier een aantal collega's zeggen dat we die middelen gewoon even moeten verdelen. Maar ook in het kader van dat Kopenhagenplan, dat goedgekeurd is door de voltallige Vlaamse Regering, zijn er heel duidelijk afspraken gemaakt met de lokale besturen dat zij projecten kunnen indienen en dat zij trekkingsrechten hebben op dat Kopenhagenfonds, trekkingsrechten in verhouding tot het aantal inwoners in de gemeente.
Dat op dit ogenblik nog niet heel veel gemeenten daar gebruik van hebben gemaakt, zal voor een heel groot stuk ook te maken hebben met het verhaal van de budgetcontrole van de lokale besturen zelf. Als zij projecten willen voorzien, moeten zij een deel zelf financieren en kunnen ze voor een deel trekkingsrechten voorzien uit het Kopenhagenplan. Daarom zullen we ook kijken wat er straks aan saldo is van dat Kopenhagenplan, om dan te gaan kijken wat er eventueel kan met die middelen. Dat is altijd de duidelijke boodschap geweest. En eenieder wist dat ook.
Dus om nu te zeggen dat men projecten heeft van 25 miljoen euro en er maar 15 miljoen euro is? Jullie hebben allemaal inzage in ons GIP voor het jaar 2021 en voor het jaar 2022. Jullie hebben dat allemaal ter beschikking. Zeg mij dan maar tegen welke lokale besturen ik moet gaan zeggen dat ik hun project van 1 of 2 miljoen euro ga schrappen uit dat GIP, omdat men mij in de commissie vraagt om niet minder dan 10 miljoen euro extra door te schuiven naar de provincies. Ik denk dat dat gewoonweg niet gaat.
Zoals ik daarstraks al zei, kan men een euro maar één keer uitgeven. Ik héb vandaag geen 25 of 30 miljoen euro, of hoeveel men ook zou willen. Ik heb vanaf het begin, een jaar geleden, heel duidelijk de boodschap gecommuniceerd dat we in 15 miljoen euro hebben voorzien voor ons Fietsfonds voor 2021 en dat ik ook voor 2022 15 miljoen euro heb uitgetrokken. Ik kan niet zomaar geld bijmaken of in extra geld voorzien. Als ik in plaats van 2 miljard euro aan investeringsmiddelen 4 miljard euro zou kunnen uitgeven, dan zou ik veel meer lokale besturen blij kunnen maken, dan zou ik veel meer regeltjes in mijn investeringsplan kunnen opnemen, maar opnieuw, ik kan een euro maar één keer uitgeven. Laat die boodschap alleszins heel duidelijk zijn.
Dat alles beter bij Mobiliteit zou zijn gecentraliseerd, en niet een deel bij de lokale besturen, ik denk dat ik daarover al duidelijk het volgende heb gezegd: we hebben daaromtrent vorig jaar binnen de Vlaamse Regering een aantal afspraken gemaakt. De opzet was onze lokale besturen ervan te overtuigen om extra in te zetten op fietspaden. Dat kunnen fietspaden zijn langs gemeentewegen. Dat kunnen eender welke fietspaden zijn waar lokale besturen op kunnen intekenen. Wij van Mobiliteit doen dat al voor een stuk via de schoolroutes, maar daarnaast doet collega Somers dat ook via de trekkingsrechten op het Kopenhagenfonds. Dat is beslist beleid van ruim een jaar geleden. Ik kan dat vandaag niet zonder meer herroepen. Zoals ik al zei, lokale besturen kunnen tot september 2022 daaromtrent aanvragen indienen. Ook wat dat betreft, kunnen we niet het vertrouwen van onze lokale besturen schaden door dat zonder meer on hold te zetten en dat budget richting de provincies te versassen.
Ik denk dat we op 18 januari opnieuw een vergadering hebben met de provincies. We zullen bekijken welke dossiers voor hen de meest prioritaire zijn, maar opnieuw, ik kan een euro maar één keer uitgeven, ik kan niet zonder meer geld bij creëren. Dan zou ik andere dingen moeten schrappen. Ik nodig jullie allemaal uit om mij te zeggen welke lijnen in het investeringsplan kunnen worden geschrapt, om die middelen dan vrij te maken voor de provinciebesturen. Al onze fietsprojecten zijn heel belangrijk. Ook voor 2022 heb ik ruim 450 projecten inzake fietsinfrastructuur opgenomen. Ik hoop dat we die uiteraard ook allemaal kunnen realiseren.
De heer Bex heeft het woord.
Ik wil graag met een citaat van collega Keulen beginnen: “Het maakt niet uit of de kat wit of zwart is, als ze maar muizen vangt.” Minister, in dezen geldt dat toch absoluut. We hebben daar mooie projecten, en die zouden moeten kunnen worden gerealiseerd. Of het nu de provincie, het Vlaamse Gewest of de gemeenten zijn die dat doen, dat maakt dan wat mij betreft en wat de fietser betreft echt niet veel uit. Het grote verschil tussen het Fietsfonds en het Kopenhagenplan is natuurlijk dat voor het Kopenhagenplan de gemeenten per euro die ze van het Vlaamse Gewest ontvangen, ook nog eens 2 euro moeten opleggen. We weten allemaal dat niet elk gemeentebestuur in staat zal zijn om dat te doen of interesse zal hebben om zijn trekkingsrecht daarbovenop te leggen. Daarom denk ik dat het nu al duidelijk is dat er van dat bedrag een som zal blijven liggen.
Zelfs los daarvan vind ik het volgende over die vraag van de provincies, die heel concreet is: het gaat om 10 miljoen euro van uw totale investeringsbudget. Tussen de regels door hoor ik toch ook de meerderheidspartners vragen om daar echt een oplossing voor te vinden. Als u de politieke wil hebt om die te vinden, dan zult u die vinden. Ik roep u er toch toe op om dat tegen 18 januari te doen, wanneer u in overleg gaat met de provincies.
De vraag om uitleg is afgehandeld.