Verslag vergadering Commissie voor Wonen en Onroerend Erfgoed
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, op 7 december vond er een bijzonder interessante webinar plaats over het rapport ‘Studentenhuisvesting: een verkenning van buitenlandse praktijkvoorbeelden’ van het Steunpunt Wonen.
Men heeft naar een aantal buitenlandse praktijkvoorbeelden gekeken, zijnde Groningen, Hamburg, Manchester, Kopenhagen en Lille. Men onderzocht de situatie, startend met de kot-ratio, de aard van de studentenhuisvesting en de plaats die de studentenhuisvesting inneemt in de bredere omgeving. Daarna geeft men de visie weer die ontwikkeld werd om de problemen en uitdagingen waarmee men in die steden geconfronteerd werd, aan te pakken en geeft men enkele voorbeelden van beleidsmaatregelen die ingevoerd werden om die visie te ondersteunen.
Zoals enigszins te verwachten valt, zorgen uiteenlopende uitgangsposities voor uiteenlopende beleidsmaatregelen. In Groningen en Manchester tracht men via een vrij streng vergunningsbeleid overlast van studenten tegen te gaan en de kwaliteit van de studentenvoorzieningen omhoog te krikken. In Kopenhagen daarentegen tracht men net door lossere kwaliteitsvoorwaarden buurten te dynamiseren met de aanwezigheid van studenten. Ook de mate waarin steden zelf via publieke of sociale huisvesting voorzien in studentenhuisvesting of vooral regulerend optreden voor de private markt, verschilt sterk.
Naast de fundamentele keuzes die in de studentensteden werden gemaakt, werden ook enkele heel concrete voorbeelden aangehaald. In Groningen betrekt men studenten bouwkunde bij het controleren van de woningkwaliteitsnormen. In Kopenhagen gaat men werken met het invullen van een overaanbod aan ouderenwoningen en in Lille gaat men woningen via intergenerationeel samenwonen goedkoper aanbieden. Ook de algemene tendens richting studentenhotels werd aangehaald.
Ook in Vlaanderen hebben onze studentensteden een uiteenlopend karakter. In Leuven ligt de kot-ratio bijvoorbeeld op 80 procent, terwijl het gemiddelde voor Vlaanderen 20 procent is. Ook wat het aanbod van eigen en betaalbare studentenkamers betreft, verschillen onze instellingen van hoger onderwijs behoorlijk onder elkaar.
Het is duidelijk dat met deze verkenning nu verder aan de slag moet worden gegaan. De voorspellingen zijn immers dat er tegen 2030 80.000 studenten meer zullen zijn, waarvan een groot deel een vorm van studentenhuisvesting nodig zal hebben, onder meer omdat een groot deel van die stijging bij de internationale studenten zal plaatsvinden.
Minister, wat is het vervolgtraject voor het beleid rond studentenhuisvesting? En meer in het bijzonder, hoe zullen de bezorgdheden over de studiekansen van sociaaleconomisch zwakkere studenten hierin worden meegenomen? In het webinar vormde dit toch wel een rode draad in de vragen voor kansen voor iedereen in ons sterk onderwijs.
Zijn er bepaalde keuzes voor studentenhuisvesting die u op basis van de voorbeelden uit de studie al wenst te maken? Vooral de derde pijler van het visievormingstraject dat in de studie over Gent naar voren kwam, om studenten enkel in voorziene studentenhuisvesting toe te laten, lijkt een vrij fundamentele keuze die mogelijk grote gevolgen kan hebben.
Hoe staat u tegenover een aantal van de concrete voorstellen zoals het betrekken van studenten bouwkunde, studentenhotels of aparte contracten inzake intergenerationeel wonen om de problemen rond studentenhuisvesting op te vangen?
Minister Diependaele heeft het woord.
Zoals ik altijd heb beklemtoond, ligt de verantwoordelijkheid voor het aanbodbeleid inzake studentenhuisvesting bij de onderwijsinstellingen en de studentensteden. Het blijkt uit uw vraagstelling dat het ook internationaal zo is. U verwijst meermaals naar andere steden, Manchester, Kopenhagen. Het gaat dan over steden die daarvoor bevoegd zijn.
Wij bieden vanuit de Vlaamse overheid zo veel mogelijk ondersteuning via het Overlegplatform Private Huur-Studentenhuisvesting en sinds kort ook via wetenschappelijk onderzoek rond studentenhuisvesting. Het aanbodbeleid wordt door de onderwijsinstellingen en de studentensteden naar voren geschoven als de grootste prioriteit en ik wil daar dan uiteraard ook rekening mee houden. Binnen het overlegplatform zal daarrond worden gewerkt en ik plan ook verder wetenschappelijk onderzoek rond dit thema.
Voldoende studentenhuisvesting betekent niet alleen dat er evenveel studentenverblijven zijn als dat er vraag naar is, maar ook dat er voldoende betaalbare studentenhuisvesting is. Dat is dus een belangrijk element binnen het aanbodbeleid, waaraan steeds aandacht zal moeten worden besteed in het traject dat ik zonet in antwoord op uw eerste vraag heb geschetst.
Zoals gezegd, bieden we vanuit de Vlaamse overheid zoveel mogelijk ondersteuning aan onderwijsinstellingen en studentensteden. We maken zelf geen keuzes daarin. Ik steun ten volle dat op lokaal niveau aan visievorming wordt gedaan. Deze visievorming kan dan volop rekening houden met de lokale context.
Opnieuw lijken deze voorstellen mij interessante pistes, die op lokaal niveau kunnen worden meegenomen bij de uitwerking van het aanbodbeleid. Het is niet aan mij om te bepalen of deze pistes wel of niet moeten worden meegenomen in het lokale beleid. Daar zijn de lokale besturen volwassen genoeg voor.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord.
Uit de studie blijkt dat op dit moment de juiste instrumenten en databronnen ontbreken om het exacte aanbod en de problematiek in kaart te brengen. Het is fijn om u te horen zeggen dat u verder wetenschappelijk onderzoek plant. Door de grote uitdagingen zal dat absoluut nodig zijn.
Ik vind het ook heel belangrijk om deze thematiek te bekijken, niet enkel en alleen voor studentenhuisvesting, maar ook voor de impact op de woonmarkt, zoals ook bleek uit het webinar en het onderzoek van Gent. In Gent zitten 60 procent van de studenten op kot waarvan een kwart in een opgedeelde gezinswoning of een appartement. Het gaat over 3700 wooneenheden in het centrum van Gent. Het lijkt me ook een tendens die zal toenemen.
Een gewoon kot kost gemiddeld 420 euro. Als je een modern nieuw kot van een ontwikkelaar huurt, dan is het duurder, maar dat is een eigen keuze. Als je een appartement deelt, dan kost het ongeveer hetzelfde als een gewoon kot. Als je een gezinswoning deelt, dan komt het gemiddeld op 380 euro. Op zich is het dus goedkoper om met een paar anderen een gezinswoning te delen. Als je kijkt naar de tevredenheid van de studenten over hun huisvesting, blijkt dat mensen die samen een huis delen, het meest tevreden zijn.
Het is dus belangrijk om te bekijken hoe we ervoor kunnen zorgen dat bijkomende studentenhuisvesting wordt gerealiseerd en gecreëerd, ook al omdat daardoor duizenden wooneenheden vrijkomen in centrumsteden waar een ongelooflijke krapte is.
Inderdaad, ik verwijs naar buitenlandse voorbeelden. Sommige steden hebben veel meer bevoegdheden. Dat is niet altijd goed te vergelijken. Maar ik vroeg me af of u me meer kunt vertellen over het exacte wetenschappelijk onderzoek dat u hebt ingesteld. Kent u daarvan al data, deadlines en precieze onderzoeksopdrachten?
Mevrouw Claes heeft het woord.
Alvast een eerste bedenking is dat het aanbodbeleid van de studentenhuisvesting een grote uitdaging is voor onze Vlaamse studentensteden en de Vlaamse woningmarkt. Ik haalde eerder al aan dat de onderwijsinstellingen en de lokale besturen net een belangrijke rol hebben om in te spelen op de vraag en de noden met betrekking tot de studentenhuisvesting. Uiteraard kan Vlaanderen hierin ondersteunen waar nodig of waar er eventueel problemen zouden kunnen opduiken. Dan is de betrokkenheid van het overlegplatform ideaal om dit te bespreken.
Ik heb het rapport doorgenomen en het Steunpunt Wonen beschreef inderdaad vijf buitenlandse cases van studentensteden. In de eerste plaats toont het rapport aan dat de vergelijking maken tussen landen en verschillende steden niet zo simpel is omdat er grote verschillen zijn met betrekking tot de woning- en de vastgoedmarkt.
Ik heb nog een paar vragen voor de minister op basis van het rapport. Zijn er al reacties gekomen vanuit het onderwijsveld of de onderwijsinstellingen omtrent dit rapport? Wordt dit binnenkort besproken op het overlegplatform? Op welke manier zou dat worden bekeken? Zijn er misschien elementen in het rapport die rechtstreeks aan uw bevoegdheid Wonen raken?
Minister Diependaele heeft het woord.
Dank u wel voor de bijkomende vragen. Wat betreft timing: het eerste rapport is er al. Daarover ging het webinar ook. Dat is ‘out in the open’. Ik denk dat jullie dat ook wel kunnen opvragen. Maar wat er dan volgt, daar ben ik niet helemaal van op de hoogte.
Natuurlijk zal dat worden besproken op het overlegplatform, mevrouw Claes. Dat zal daar zeker aan bod komen. Een rechtstreekse impact op de bevoegdheid Wonen zie ik niet direct, alleen al door het feit dat de lokale besturen bevoegd zijn. U bedoelt de bevoegdheid Wonen op Vlaams niveau. Die is er niet direct. Zoals gezegd in het antwoord, ondersteunen wij en begeleiden wij, ook met wetenschappelijk onderzoek. Maar wij kunnen niet in de plaats treden, dat blijft de lokale bevoegdheid.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Voorzitter, dank u wel. Mevrouw Claes, dank u voor de bijkomende vragen. Uit de studie van het Steunpunt Wonen over studentenhuisvesting, waar ook de studentensteden en de diensten studentenhuisvesting een zeer belangrijke bijdrage aan hebben geleverd, is inderdaad gebleken dat er veel uitdagingen zijn. Als ik dan alleen maar kijk naar de situatie in Gent waar er momenteel duizenden gezinswoningen en appartementen niet beschikbaar zijn omdat ze bewoond worden door studenten, die daar heel content zijn, wat ik volkomen snap, en die een gezinswoning delen, dan hebben we er alle baat bij om heel actief na te gaan hoe we samen met de lokale besturen en de onderwijsinstellingen deze problemen gaan oplossen. Dit zeker omdat ik heb aangetoond dat de tendens zal toenemen dat studenten voornamelijk kleine gezinswoningen gaan innemen. Ik begrijp hen daar ook in. Ze zijn daar heel content in. Die prijs valt ook goed mee. We hebben het hier vaak gehad over de huurprijs op de private markt en het aanbod dat er nodig is. Wetende hoe krap de woonmarkt is, denk ik dat we genoeg kapstokken hebben om te gaan kijken hoe we samen met de lokale besturen en onderwijsverstrekkers het probleem actiever kunnen aanpakken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.