Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, net zoals in de reguliere economie was de coronaperiode 2020-2021 voor de sector van de sociale economie geen eenvoudig jaar. De sector ondervond vanaf maart 2020 een grote sociaal-economische impact van de coronacrisis. De gepaste ondersteuningsmaatregelen en de extra beschermingsmaatregelen om een veilige heropstart mogelijk te maken, zorgden wel voor een geleidelijke heropstart.
Het Departement Werk en Sociale Economie (WSE) gaf aan dat eind 2020 heel wat doelgroepwerknemers opnieuw aan de slag konden en de sector voldoende tewerkstelling kon blijven realiseren voor kwetsbare personen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. De tewerkstellingsgraad binnen de maatwerkbedrijven en LDE-organisaties (lokale diensteneconomie) evolueerde stilaan weer naar het normale precoronaniveau van 85 à 95 procent invullingsgraad van het wettelijk toegekende contingent, net zoals de graad van tijdelijke werkloosheid, al verschilt dat uiteraard van onderneming tot onderneming, want het type bedrijfsactiviteiten dat een sociale economie onderneming realiseert, speelt natuurlijk ook een rol.
Ondertussen horen we vooral vanuit de provincies West-Vlaanderen en Limburg heel andere signalen. Net zoals in het normale economische circuit (NEC) heerst er ook binnen de sociale economie een krapte op de arbeidsmarkt, zodat bepaalde sociale-economiebedrijven hun openstaande vacatures slechts zeer moeizaam of niet ingevuld krijgen. Dat geldt zowel voor de aanwerving van doelgroepmedewerkers als van begeleiders of omkadering.
In de VDAB-databanken zouden enerzijds wel voldoende werkzoekende mensen voor LDE-ondernemingen of collectief maatwerk geregistreerd moeten zijn, maar toch merken maatwerkbedrijven en LDE-ondernemingen dat onbenutte plaatsen binnen het wettelijk toegekende contingent zeer langzaam of niet ingevuld raken.
Minister, wat zijn volgens u de oorzaken van dit onevenwicht? Is hier, net zoals in het NEC, bijvoorbeeld ook sprake van een inhoudelijke mismatch tussen vraag en aanbod? Of worden er te hoge eisen gesteld aan de doelgroepmedewerkers?
Welke acties plant u om het evenwicht te herstellen op korte en op lange termijn, om ervoor te zorgen dat het beschikbare toegekende contingent wel degelijk wordt ingevuld?
Welke acties voorziet u om openstaande vacatures voor begeleidings- en omkaderingspersoneel sneller ingevuld te krijgen?
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u wel, collega. Dit is sowieso een actuele vraag. Ten eerste stellen we vast dat in de groep van personen met een recht of een advies ‘sociale economie’ er een aanzienlijke groep werkzoekenden zit die al lange tijd een recht of advies heeft, maar in de praktijk niet doorstroomt naar de sociale economie. We zien dat een deel van de werkzoekenden met zo’n advies ondertussen een nieuw, meer recent advies heeft gekregen, dat aangeeft dat een betaalde tewerkstelling binnen de sociale economie toch niet langer de meest gepaste optie is. In dat geval moet er een nieuw advies komen. Dat blijft dan voor vijf jaar geldig.
Ten tweede zien we dat in bepaalde vacatures in de sociale economie bepaalde functieverwachtingen worden opgenomen die, eerlijkheidshalve, zeer nauw aanleunen bij functievereisten die we evengoed terugvinden in normale vacatures. Men verwacht een zekere mate van zelfstandigheid. We merken dat er binnen bepaalde vacatures in de sociale economie soms zware fysieke vereisten of een grote flexibiliteit rond werkuren verwacht wordt. Ook mobiliteit is een aanzienlijke drempel. Het is dus niet zo dat de sociale economie altijd de zachte landingspiste is.
Ten derde stellen we vast dat werkgevers vragen naar specifieke financiële ondersteuningspakketten. Ik zie dat een beetje als subsidieoptimalisatie. Zo zien we dat bij sommige maatwerkbedrijven de nadruk gelegd wordt op het aanwerven van doelgroepwerknemers met een recht op het hoogste werkondersteuningspakket.
Dat is natuurlijk lastig. Ik betreur dat, wetende dat de SINE-regelgeving (sociale inschakelingseconomie) wordt hervormd en ingekanteld in het nieuwe beleidskader van individueel maatwerk. Nog een argument voor dat individuele maatwerk, dus. Ik pleit hier dus ook voor een beetje verantwoordelijkheidszin.
En ten vierde kampt ook de sociale economie met de algemene arbeidskrapte en een mismatch tussen vraag en aanbod. Er zijn ook heel grote regionale verschillen. Zo is de krapte in West-Vlaanderen meer aanwezig dan in Antwerpen, collega Vandromme. Dat had u natuurlijk al gedacht.
Samen met VDAB en ons departement zetten we sterk in op het herstellen van al die onevenwichten. We hebben een aantal concrete actiepunten. Er is ook een werkgroep bemiddeling, die onderzoekt welke initiatieven kunnen worden genomen om de toeleiding te verfijnen en de mismatch weg te werken.
Tegelijk stimuleren we ook op allerhande manieren de instroom in de sociale economie en willen we ook dat de indicering zo vlot mogelijk verloopt.
We hebben bijkomende opleidingen, casusbesprekingen en intervisies, waardoor we ook inzetten op de professionalisering van de VDAB-bemiddelaars. En door de vereenvoudiging en de eenduidigheid van het nieuwe kader van AMA WSE (arbeidsmatige activiteiten), dat op 1 april operationeel werd, zorgen we er ook voor dat de maatregel AMA WSE efficiënt kan worden ingevuld, waardoor we meer mensen kunnen voorbereiden op een betaalde tewerkstelling op termijn. Anderzijds bouwen we vanuit die maatregel ook concreet aan een positieve instroom naar de sociale economie.
Op langere termijn is er naar aanleiding van de interne VDAB-audit ‘vacaturewerking sociale economie’ een werkgroep opgestart om de vacaturewerking sociale economie te versterken. We nemen de uitdagingen wat betreft de vacaturewerking en de toeleiding ook mee in de geplande evaluatie van collectief maatwerk in 2023.
In het zesde Vlaams Intersectoraal Akkoord (VIA 6) voor de maatwerksector en in het plan Vlaamse Veerkracht en het VESOC-akkoord (Vlaams Economisch Sociaal Overlegcomité) ‘Alle hens aan hek’ liggen ook heel wat sterke kansen naar groei, professionalisering en digitalisering voor ondernemingen in de sociale economie.
Er zijn dus heel wat knelpunten, maar tegelijk ook heel wat aanzetten tot oplossingen.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw antwoorden. Het is fijn om te zien dat er verwezen wordt naar Antwerpen en West-Vlaanderen, maar de regio's waar de noden het hoogst zijn, zijn inderdaad West-Vlaanderen en Limburg. Ik denk dat we vandaag inderdaad een belangrijke stap hebben gezet en dat het de uitdaging is om aan de slag te gaan met wat we vandaag goedgekeurd hebben. Het individuele maatwerk en ook AMA WSE zijn mooie opstappen.
Er zal zeker werk moeten worden gemaakt van bekendmaking, intervisie, het nog veel meer duidelijk maken, ook voor kleine kmo's, ook voor mensen die momenteel misschien nog heel ver afstaan van het idee dat iemand met een afstand tot de arbeidsmarkt zou kunnen meewerken in een bedrijf, in familiebedrijven enzovoort. Ik erken zeker het probleem van de eisen die gesteld worden ten aanzien van mensen, de vraag naar een bepaalde vorm van zelfstandigheid en flexibiliteit.
Sta mij toe, minister, om zeker ook de problematiek van de mobiliteit aan te kaarten. U weet waar ik woon. U weet dat daar soms wel eens vragen worden gesteld. Ik merk dat dat niet altijd zo evident is voor mensen om op hun werk te geraken. Maar ik zie ook heel veel creatieve voorbeelden van mensen die werknemers meenemen of ophalen. Dat zijn heel mooie voorbeelden. Ik zou die graag ook willen verspreiden en gedeeld zien. Het lijkt mij mooi om daar verder op in te zetten.
We hebben samen ook een mooi project bezocht bij Westvlees. Dat was een samenwerking met asielzoekers. Ik denk dat dat mooie projecten zijn, minister, die vanuit regionale noden en behoeften groeien en die er alle baat bij hebben om gedeeld te worden. Ik denk dat we alleen maar op die positieve punten kunnen werken om de kloof die er is, te dichten. Ik hoop dat die voorbeelden ook verder ondersteund kunnen worden.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Dit thema is daarnet ook al besproken bij het ontwerp van decreet over het individueel maatwerk. Op basis van mijn contacten bij de maatwerkbedrijven stel ik vast dat er heel vaak wordt aangegeven dat de profielen van die doelgroepwerknemers ook steeds moeilijker worden. Men erkent die complexe situaties, met multiproblematieken, met medische, mentale, psychische, psychiatrische en/of sociale problemen (MMPPS). Zeker in tijden van een krappe arbeidsmarkt is dat ook niet verwonderlijk. Werkgevers smeken op dit moment om arbeidskrachten. Dit vergt ook een meer specifieke en intensievere aanpak. Het lijkt me inderdaad belangrijk dat we de maatwerkbedrijven, maar ook de begeleiders hier voldoende op voorbereiden en er dan ook de nodige ondersteuning voor aanbieden.
Minister Crevits heeft het woord.
Er is veel werk aan de winkel. Daar ben ik het absoluut mee eens. Ik ga ook akkoord met de suggesties van de beide collega’s.
De vraag om uitleg is afgehandeld.