Verslag vergadering Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking en Toerisme
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Minister-president, het is uiteraard niet de eerste keer dat u hierover wordt ondervraagd en ik weet dat u en uw kabinet daar ook al heel wat inspanningen voor hebben gedaan.
Recent werden wij hier nogmaals van op de hoogte gebracht. Op 26 oktober 2021 bracht de diplomatiek vertegenwoordiger van Vlaanderen bij de EU, Axel Buyse, verslag uit in de Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking en Toerisme over de Europese Raad van 21 en 22 oktober. Zoals u weet, minister-president, zijn dit soort verslagmomenten voor ons als parlementsleden bijzonder interessant en kwalitatief hoogstaand. Er wordt zeer veel informatie gegeven, ondanks het feit dat onze Vlaamse diplomaat slechts kan terugkoppelen op basis van informatie die hij uit de tweede hand bekomt, omdat het federale niveau, zoals in het verleden ook al meermaals gebeurde, ook deze keer weigerde om hem op te nemen in de Belgische delegatie voor de Europese Raad. Blijkbaar wordt die weigering nu verantwoord op basis van de covidmaatregelen die zouden bepalen dat de delegaties beperkt in aantal dienen te zijn.
Tijdens de commissievergadering sprak ik hierover mijn verontwaardiging uit, net zoals meerdere andere collega’s in deze commissie. Vlaanderen is een volwaardige deelstaat. Wij hebben een exclusieve wetgevende bevoegdheid, ook op het vlak van Europees beleid. Ik moet u daar niet van overtuigen, u weet dat waarschijnlijk zelfs beter dan ikzelf. In foro interno in foro externo is immers een fundamenteel principe van het Belgisch grondwettelijk bestel. Vlaanderen heeft dus recht op een plaats aan de Europese tafel. Dit geldt des te meer voor de vergaderingen van de Europese Raad, die steeds aan belang toenemen. Als we even kijken en ook rekening houden met de terugkoppeling van diplomaat Buyse, dan blijkt dat er op de Europese Raad van 21 en 22 oktober debatten en conclusies aan bod kwamen over migratie, digitalisering – iets wat voor deze Vlaamse Regering enorm van belang is –, cyberveiligheid, de stijgende energieprijzen – ook al een thema voor deze Vlaamse Regering – en uiteraard ook vaccinatie. Dat leert dat het niet alleen wenselijk, maar ook fundamenteel noodzakelijk is dat Vlaanderen hier rechtstreeks en zelfstandig vertegenwoordigd is.
Als lid van het Federaal adviescomité voor Europese Aangelegenheden ondervroeg ik op 9 november 2011 federaal premier Alexander De Croo tijdens een vergadering van het Federaal adviescomité voor Europese Aangelegenheden over deze situatie. Tussen haakjes kan ik ook zeggen dat de terugkoppeling die wij van onze Vlaamse diplomaat krijgen altijd beter en meer geïnformeerd is dan de terugkoppeling die we eigenlijk krijgen in het Federaal adviescomité voor Europese Aangelegenheden. Misschien is de ene ambtelijk en de andere politiek, maar als parlementslid heb ik toch wel de indruk dat wij meer informatie krijgen als er een terugkoppeling is door onze Vlaamse diplomaat.
Premier De Croo verwees naar het feit dat de Vlaamse vertegenwoordiging wel betrokken is bij de voorbereiding en de Belgische standpuntbepaling. Dat is natuurlijk een non-argument, aangezien Vlaanderen over geen enkel controlemechanisme beschikt tijdens de Europese Raad zelf. Daarenboven is het opmerkelijk dat de Federale Regering, die in haar eigen regeerakkoord meermaals verwijst naar samenwerkingsfederalisme, ook in de context van het Europees en buitenlands beleid, weigert om de deelstaten als volwaardige partners te beschouwen. Ditmaal waren haar argumenten gerelateerd aan covid, maar vroeger waren er andere argumenten zoals beperkte plaatsen en dergelijke meer. Op die manier miskent de Federale Regering de exclusieve bevoegdheden van de deelstaten.
Zoals eerder gezegd, is de situatie niet nieuw. U en de Vlaamse Regering zijn zich hier ten volle van bewust. In het regeerakkoord staat heel uitdrukkelijk dat er wordt geijverd voor “de structurele opname van de Algemene Afgevaardigde van de Vlaamse Regering bij de EU in de Belgische delegatie van de Europese Raad”.
Die doelstelling van het regeerakkoord onderschrijf ik ten volle, maar ik stel jammer genoeg vast dat het federale niveau keer op keer de Europese rol van Vlaanderen met diverse argumenten minimaliseert en tenietdoet. Ik heb het altijd geapprecieerd dat u ook bij vorige vragen telkens in de pen bent gekropen om dit aan te kaarten bij de Federale Regering.
Als gevolg van dit laatste incident heb ik een aantal vragen voor u.
Wat is uw reactie op deze nieuwe weigering van het federale niveau om onze diplomatiek vertegenwoordiger bij de EU in de Belgische delegatie van 21 en 22 oktober op te nemen, wetende dat het om belangrijke thema's ging die Vlaanderen aanbelangen? Zult u dit opnieuw aankaarten bij uw federale collega’s, meer bepaald bij de eerste minister en de minister van Buitenlandse Zaken, mevrouw Wilmès, die daar misschien toch enige rol in te spelen heeft?
Welke stappen ondernam de Vlaamse Regering om haar eigen doelstelling van de structurele opname van de diplomatiek vertegenwoordiger van Vlaanderen bij de EU in de Belgische delegatie van de Europese Raad definitief te realiseren?
Welke stappen zult u nemen om dit probleem in de toekomst te vermijden? Kunt u garanderen dat dit in de toekomst niet meer gebeurt en kunnen we erop rekenen dat Vlaanderen via zijn diplomaten toch aanwezig kan zijn?
Is er overleg geweest met de collega’s van andere deelstaten in België om met verenigde stem dit probleem aan te kaarten? Ik neem aan dat ook de Waalse Regering het daar moeilijk mee heeft. Hoe staan zij tegen de terugkerende weigering?
Kunt u een inschatting maken van de impact van deze weigering op de belangenbehartiging van onze standpunten tijdens deze Raad van 21 en 22 oktober? Ik verwijs naar de discussie over de vaccinatie en naar de beslissingen die daar zijn genomen, onder meer over digitalisering en cyberveiligheid.
Kunt u een stand van zaken geven over de doelstelling van een snelle herziening van het samenwerkingsakkoord van 1994? Kan een herziening van dat akkoord aangewend worden om de structurele opname van onze vertegenwoordiger te garanderen?
Minister-president Jambon heeft het woord.
Mijnheer Vanlouwe, het is inderdaad de logica zelve dat onze Vlaamse vertegenwoordiger bij de EU moet kunnen aansluiten bij de Belgische delegatie tijdens Europese Raden. Mijn medewerkers en ikzelf hebben hiervoor ook al meermaals contact gehad met de eerste minister en zijn diensten, zowel met de huidige als de vorige.
Premier De Croo verzekerde mij dat er geen principiële bezwaren zijn, maar zoals u in uw vraag al aangaf, is deelname van onze vertegenwoordiger volgens het kabinet van de premier momenteel niet meer mogelijk gezien de beperkingen die de Raad wegens de covidpandemie oplegt aan de grootte van de delegaties. We hopen dat hier zo snel mogelijk verandering in komt.
Al in 2020 stelde mijn kabinet de vraag aan het kabinet van de premier om de diplomatiek vertegenwoordiger van Vlaanderen bij de EU in de Belgische delegatie op te nemen. Het kabinet van de premier bevestigde toen mondeling dat met de premier een structurele oplossing voor toekomstige Europese Raden wordt gezocht. Mijn kabinet heeft in de marge van de intrafederale vergadering ter voorbereiding van de Europese Raad van oktober de vraag nog eens herhaald, maar zoals gesteld hangt momenteel alles af van wat de Raad toelaat inzake fysieke aanwezigheid. Ik noteer alvast de bereidwilligheid in woorden bij het kabinet van de premier om dit engagement na te komen zodra de beperkingen op de grootte van de delegaties worden opgeheven.
Welke stappen zal ik nemen om dat in de toekomst te vermijden? Zoals aangegeven hebben ik en mijn diensten hier al sinds het begin van de legislatuur systematisch op gehamerd. Momenteel wordt gewezen naar de impact van de covidrestricties. Zodra deze beperkingen wegvallen, ga ik ervan uit dat de eerdere principiële toezeggingen in de praktijk kunnen worden gebracht. Garanties over de samenstelling van de delegatie voor de Europese Raad kan ik u echter niet geven totdat Vlaanderen daar zelf aan tafel zit.
De verschillende deelstaten zitten over deze kwestie op dezelfde lijn: de afwezigheid van de deelstaten in de Belgische delegatie in de Europese Raad is niet meer te verantwoorden. De Europese Raad zet immers de algemene politieke prioriteiten en beleidslijnen uit, die vaak rechtstreeks behoren tot of raken aan deelstaatbevoegdheden.
Wat een inschatting van de impact betreft: mijn kabinet en de administratie zijn consequent aanwezig op de intrafederale vergaderingen ter voorbereiding van de Europese Raden. In die zin worden de belangen van de Vlaamse Regering bij de voorafgaande coördinatie steeds ingebracht in de Belgische positie. Maar tijdens de gesprekken kunnen we uiteraard niet wegen, aangezien we geen actuele informatie krijgen over het verloop ervan.
Zoals u weet kunnen de nationale delegaties de gesprekken tijdens de Europese Raad niet volgen. Het belang van aanwezigheid ter plekke zit hem eerder in de mogelijkheid om bij eventuele problemen zo snel mogelijk te kunnen afstemmen. Daarnaast is zo’n Europese Raad natuurlijk ook een gelegenheid om in de marge nuttige contacten te leggen.
Ik kom tot de herziening van de samenwerkingsakkoorden. In een recent onderhoud met de premier heb ik nogmaals de noodzaak van een herziening aangekaart. De bal ligt in het kamp van de bevoegde minister Wilmès. Ik zal de oproep en het engagement tot herziening van de samenwerkingsakkoorden ook aankaarten op de volgende Interministeriële Conferentie Buitenlands Beleid, zodat we hier eindelijk werk van kunnen beginnen maken en de gesprekken kunnen starten. Nog deze maand, als ik mij niet vergis in de week van 20 december, heb ik opnieuw mijn maandelijks onderhoud met de eerste minister en dan zal dat ook weer aangekaart worden en zal ik hem erop wijzen dat er toch heel weinig schot in die zaak zit, hoewel we het consequent, maand na maand, opnieuw aankaarten.
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Ik stel vast dat u inderdaad maand na maand de nodige inspanningen doet, wat alvast mijn fractie ten zeerste apprecieert. Ik heb dus ook goed genoteerd dat u dat binnen twee weken bij de eerste minister zult aankaarten en dat u het opnieuw op de agenda zet van de Interministeriële Conferentie Buitenlands Beleid. Ik hoop echt dat daar een start mee gemaakt kan worden. Iedereen weet dat die samenwerkingsakkoorden niet in overeenstemming zijn met de huidige institutionele instelling. Die zijn eigenlijk bijna de facto ongrondwettelijk, op de manier waarop die delegaties zijn samengesteld. Ik ben ervan overtuigd dat u daarop zult blijven wegen en de nodige initiatieven zult nemen.
Voor de beperkingen die er nu zijn in het kader van covid, zou ik enigszins begrip kunnen hebben, maar u weet natuurlijk dat er in het verleden andere argumenten werden aangewend om ook de aanwezigheid van een Vlaamse diplomatieke vertegenwoordiger niet toe te laten. Ik zou zeggen: beperk het aantal Belgische diplomaten, en in het belang van Vlaanderen kan er aangedrongen worden op de aanwezigheid van Vlaamse en eventueel ook Waalse diplomaten, zeker met betrekking tot die bevoegdheden die exclusief ons aangaan.
Tot slot heb ik nog één bedenking. We zitten inderdaad niet aan tafel, de Vlaamse diplomatie is daar dan ook niet bij als ‘shared partner’. Maar in deze tijden van digitalisering, waar er op allerhande manieren heel gemakkelijk digitaal en online contact gemaakt kan worden, zou dat toch een oplossing kunnen zijn om de beperking van die diplomaten op te lossen. Misschien is dat een oplossing. Ik denk dan eerder aan een oplossing in het kader van de covidbeperkingen om de Belgische federale diplomaten er niet als ‘shared partner’ te laten zijn, maar wel die van de deelstaten, en om toch in nauw contact met elkaar te blijven.
Maar alleszins apprecieer ik ten zeerste dat u dat op de agenda blijft zetten. Ik heb er alle vertrouwen in dat de Vlaamse Regering er alles zal aan doen om die samenwerkingsakkoorden te herzien.
De heer Deckmyn heeft het woord.
Ik heb er wat minder vertrouwen in dan collega Vanlouwe. Over onze Vlaamse diplomatieke vertegenwoordiger bij de EU hebben zowel collega Vanlouwe als ikzelf in het verleden ook al vragen gesteld. Het is niet de eerste keer dat men vanuit de Belgische delegatie bij de Europese Raad de Vlaamse vertegenwoordiging niet toelaat bij de beraadslaging. Neem mij niet kwalijk, maar het corona-excuus is eigenlijk te zot om los te lopen. Hiermee wordt de belangrijkste deelstaat uitgesloten. In het verleden zijn daarvoor andere excuses gebruikt. Ik begrijp het niet meer. Er zijn andere oplossingen mogelijk. Bijvoorbeeld zou een Belgische vertegenwoordiger vervangen kunnen worden door de Vlaamse vertegenwoordiger. Maar blijkbaar kan dat niet. Men kan blijkbaar geen alternatieve oplossingen vinden. Men wil zelfs niet een soort online oplossing mogelijk maken. Eerlijk gezegd, vind ik dat meer onwil dan een probleem.
Wij hebben dat hier al heel vaak aangekaart en het blijft maar zo. Ik vind dat het echt tijd is, minister-president, om op tafel te kloppen. Vlaanderen op die wijze uitsluiten kan toch echt niet. Ondanks eerdere klachten en ondanks onze eerdere vragen verandert er dus niets. Ik hoor graag collega Vanlouwe deze kwestie koppelen aan de samenwerkingsakkoorden van 1994. Dat akkoord is meer dan een kwarteeuw oud. De minister-president heeft in het verleden ook toegegeven dat het niet meer van deze tijd is om op die manier te werken. Maar ook hier zit alles muurvast.
Ik hoor het de minister-president graag zeggen dat de bal in het kamp van federaal minister Wilmès ligt. Maar ik vrees dat die bal daar nog lang zal liggen. Er is manifeste onwil en er verandert niets. Ik denk dat wij volgend jaar, en binnen 2 jaar, en misschien binnen 5 jaar nog altijd hetzelfde discours gaan voeren. Men wil het houden op een status-quo. Men wil blijkbaar niet verder gaan dan dit, en alle mogelijke initiatieven van de minister-president botsen daardoor op een muur. Daarom vind ik uw antwoord toch een beetje teleurstellend. Er zijn meermaals contacten geweest met de federale overheid, maar toch verandert er niks. Men blijft maar onderzoeken. U zegt dat er in woorden bereidwilligheid is. Maar in daden zie ik niets veranderen. Wij zitten met de broek op onze enkels. Het begint erop te lijken dat men ons in het gezicht aan het spugen is en dat men van ons verwacht dat we zeggen dat het regent. Sorry, ik kan daar niet mee leven. Het is nog maar eens wachten op een volgend gesprek. Wij weten nu al dat wij na enige tijd weer dezelfde vragen zullen moeten stellen.
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Ik deel de frustratie van onze Vlaamse diplomatieke vertegenwoordiger. Hij kan niet meer aan de vergaderingen deelnemen hoewel dat voorheen wel het geval was. Sinds de coronapandemie is er vanuit Europa opgelegd dat de delegaties beperkt moeten worden. Dan versta ik dat de federale premier zegt dat hij zijn eigen sherpa, zijn eigen medewerker EU, de Belgische ambassadeur voor de EU meeneemt. Ook de vertegenwoordigers van de federale vicepremiers mogen niet meer mee. Het is echt een beperking die vanuit Europa komt. Misschien kan er bijvoorbeeld wel een Whatsapp-groepje gemaakt worden tussen al die mensen. Dat mogen zij gerust doen van mij. De intentieprocessen die door de laatste spreker zijn gemaakt, vind ik niet correct. Als de premier tegen onze minister-president zegt dat we dat zullen oplossen zodra het kan, dan gebeurt dat ook. Ik denk dat we daarvan mogen uitgaan.
Wat ik heb vernomen, minister-president, is dat er op 23 februari eindelijk een interministeriële conferentie (IMC) zal zijn met als belangrijkste agendapunt de herziening van de samenwerkingsakkoorden van 1994, en dat lijkt dan toch een eerste stap in de goede richting. Het lijkt mij interessant dat we het hier dan in afwachting van dit IMC daarover verder zullen hebben. In elk geval kunnen wij verdergaan. Ik kan mij voorstellen dat de heer Vanlouwe in de loop van december of januari opnieuw deze vraag kan stellen, want de pandemie is niet voorbij. Die delegaties zijn vanuit Europa beperkt. Daar kan niemand iets aan doen. Als zelfs de vertegenwoordigers van de vicepremiers er niet bij mogen zijn, dan moet er inderdaad worden gekozen. Ik snap dat je als premier voor je eigen kabinetsmedewerker kiest. Dat kan ík nu wel begrijpen.
Het blijft echter heel frustrerend en ik deel ook die frustratie. Ik heb dat al in het begin gezegd en ik heb dat ook altijd gezegd als de heer Buyse uitleg komt geven. We moeten echter ook niet doen alsof er totale onwil is vanuit de Federale Regering om daar, op termijn alleszins, een oplossing voor te zoeken. Integendeel, ik denk dat die bereidheid er wel is en wij zullen dat in elk geval steunen als het zo ver komt, maar nu is er de pandemie. Ik denk dat je daar niet buiten kunt.
Minister-president Jambon heeft het woord.
Er zijn eigenlijk geen nieuwe vragen gesteld, dus ik wil ook niets meer toevoegen. We werken er natuurlijk aan verder.
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Ik heb er alle vertrouwen in dat dit door het kabinet van de minister-president verder wordt opgevolgd. Ik heb iets minder vertrouwen, collega Brouwers, in de goodwill die er op federaal niveau bestaat. Ik denk, tot mijn grote spijt, dat corona nu wel wordt gebruikt als een argument, want toen er geen corona was, was er ook een probleem. We weten waar het probleem toen zat, namelijk bij het kabinet van voormalig minister van Buitenlandse Zaken, Didier Reynders. Nu zit het probleem bij het kabinet van de huidige minister van Buitenlandse Zaken, Sophie Wilmès. Ik denk niet dat er daar bereidheid is, maar ik heb er wel vertrouwen in dat deze voltallige Vlaamse Regering naar een oplossing wenst te zoeken en eigenlijk probeert om samenwerkingsakkoorden die achterhaald zijn, die eigenlijk niet meer wettig zijn, in overeenstemming te brengen met wat er in de Grondwet is opgenomen. Ik dank u.
De vraag om uitleg is afgehandeld.