Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Coenegrachts heeft het woord.
Minister, ik heb een vraag over de thema-audit Omgevingsvergunningen die Audit Vlaanderen tussen juli 2020 en september 2021 heeft uitgevoerd bij vijftien lokale besturen. De resultaten werden gebundeld in een globaal rapport.
De algemene vaststelling is dat lokale besturen de wettelijke termijnen alvast voldoende halen. Maar er zijn natuurlijk, en gelukkig maar, ook aanbevelingen om het proces nog te verbeteren, en een efficiëntere en integere, meer kwaliteitsvolle aanpak te garanderen. Er wordt bijvoorbeeld onvoldoende gebruikgemaakt van ondersteunende instrumenten, nuttige informatie wordt te beperkt gedeeld en hergebruikt, de kwaliteitscontroles zijn voor verbetering vatbaar, er wordt niet genoeg gemonitord. Ook rond digitalisering is er zeker nog wat werk, maar dat hebben we vorige week ook besproken in uw beleidsnota. Verder zou de onafhankelijke positie van de stedenbouwkundig ambtenaar kunnen verbeteren, en zou kennis en expertise beter verankerd en gestructureerd moeten worden.
Audit Vlaanderen definieerde ook zestien goede praktijken die inspiratie kunnen bieden voor andere lokale besturen, en ik zou u willen vragen, minister, hoe u zelf deze audit evalueert.
In welke mate, rekening houdend met die conclusies, zou u die belemmeringen op het omgevingsvergunningsproces kunnen aanpakken? Welke initiatieven kunt u hiervoor nemen?
Voorziet u in een aanpak over de verschillende bestuursniveaus heen?
Hoe kunnen we de goede praktijken die ook uit dat onderzoek kwamen – dat mogen we niet vergeten – delen met de andere lokale besturen over Vlaanderen heen?
Minister Demir heeft het woord.
Er zijn inderdaad zeker ook positieve punten aan deze audit, zoals u ook benadrukt hebt. Over het algemeen verloopt het vergunningsproces consequent, worden de wettelijke termijnen gerespecteerd, en is er ruimte voor overleg. Men is ook volledig overgeschakeld op een digitale werking.
Maar Audit Vlaanderen stelt ook een aantal verbeterpunten op, en het is natuurlijk altijd interessant om daarnaar te kijken. Het gaat onder andere over het opstellen en werken volgens een deontologische code, om het beschermen van de onafhankelijke positie van de omgevingsambtenaar, en het inschakelen van voldoende personeel en competenties.
Audit Vlaanderen wijst er ook op dat in sommige besturen onvoldoende gebruikgemaakt wordt van ondersteunende elementen, zoals checklists, een stappenplan voor elke procedurestap, enzovoort. Er is ook weinig ruimte voor interne optimalisatie van het proces, door te veel focus op het dossier zelf, en er is weinig ruimte voor kwaliteitscontrole.
Belangrijk vind ik ook en vooral de aandachtspunten voor de interbestuurlijke aanpak die de audit aan het licht brengt. Zo is er onvoldoende kennisdeling en gegevensuitwisseling tussen de bestuursniveaus, is er nood aan bijsturing van de advisering vanuit Vlaanderen, en is er te weinig hergebruik van informatie en data uit het Omgevingsloket. Enkele van deze elementen komen ook aan bod in de evaluatiestudie van het Omgevingsvergunningsdecreet, die ik ook aan het parlement heb overgemaakt. Ik zal beide dan ook aan elkaar koppelen, en de komende weken ook een aantal voorstellen brengen aan de Vlaamse Regering om het vergunningsproces beter te maken, aan de hand van deze evaluatiestudie. Ik zal dan uiteraard ook de bevindingen uit de audit meenemen.
Bij belangrijke aanpassingen aan de regelgeving als gevolg van deze evaluatie en audit, moeten we ook tijdig inzetten op communicatie en ondersteuning. Kennisdeling van het departement met andere overheden is essentieel. Hierbij kan gedacht worden aan webinars, dynamische handleidingen, kennisnetwerken, richtlijnen, enzovoort. De atriawerking moet opnieuw hét centrale punt worden voor overleg en kennisdeling tussen de bestuursniveaus die bij het vergunningsproces betrokken zijn. Daar ben ik het dus heel fel eens met wat uit die audit aan het licht is gekomen, over gegevensuitwisseling tussen de bestuursniveaus in. We gaan daaromtrent dus een aantal voorstellen doen.
Ik kom tot uw vierde vraag. Audit Vlaanderen heeft deze goede praktijken reeds op hun website gepubliceerd. De gemeenten kunnen hiermee reeds aan de slag. Het Departement Omgeving bekijkt hoe deze goede praktijken kunnen worden opgenomen in de lokale atriawerking. Een aantal documenten en sjablonen staan reeds op de website van het Omgevingsloket. We zullen nagaan of deze moeten worden aangevuld of bijgesteld, en we zullen de lokale besturen hierop attent maken. Belangrijk hierbij is wel dat deze informatie natuurlijk up-to-date blijft bij latere wijzigingen. Want dat is ook niet altijd het geval.
De heer Coenegrachts heeft het woord.
Dank u wel, minister. Het is fijn dat u ook aan de slag wilt met die conclusies. Ik denk dat dat nodig is. Waar we het proces kunnen verbeteren, moeten we dat zeker doen. Waar we die kennis beter kunnen verankeren, moeten we dat doen. Waar we bestuursniveaus beter met elkaar kunnen laten samenwerken, moeten we dat absoluut doen.
Er zijn natuurlijk ook – maar dan zitten we opnieuw in de discussie van vorige week over uw beleidsnota – nog wel aanpassingen nodig aan de regelgeving zelf. Maar ook daar kijkt u naar vereenvoudigingen en naar het makkelijker toepasbaar maken voor de burger, en naar de burger begripvol maken voor die wetgeving. Ik denk dat we daar op het juiste traject zitten. Ik kijk uit naar de concrete voorstellen om aan deze audit tegemoet te komen.
De heer Pieters heeft het woord.
Ik moet ook deze keer collega Coenegrachts gelijk geven. Op het gebied van vergunningen zijn er de laatste jaren heel veel wijzigingen doorgevoerd. Ook naar de opleiding toe zijn er belangrijke stappen gezet, zowel in studieopleidingen als cursussen daarover naderhand. Maar we moeten toch vaststellen dat er bij verschillende lokale besturen een tekort is aan mensen die daartoe de mogelijkheid hebben of de studies daarvoor gedaan hebben. Waar kan er dus bijgestuurd worden zodat er op dat vlak toch zeker de nodige capaciteiten aanwezig zijn en lokale besturen daar gebruik van kunnen maken? Nogmaals, het is veel te belangrijk om dat los te laten.
U geeft ook terecht aan, minister, dat er verbeteringen in kunnen zijn, dat er altijd voldoende personeel moet zijn om deze zaken te kunnen begeleiden, de vergunningen uit te schrijven en naderhand de controle erop te doen, en om die dienst ruimtelijke ordening ook lokaal uit te breiden. We hebben ook gezien met de ontvoogding van de lokale besturen dat deze functies er moeten zijn. Dus ook qua beschikbaarheid van personeel is dat zeer belangrijk naar de lokale besturen toe.
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Ik wil kort even aansluiten en eerst en vooral de collega bedanken voor de vraagstelling en ten tweede de minister bedanken voor het engagement om met de audit aan de slag te gaan. Het is belangrijk dat we als hogere overheid ook kijken op welke manier we andere overheden kunnen ondersteunen bij hun besluitvorming, zeker met de kennis en de ervaring die bij de hogere overheden aanwezig is.
Minister, ik wil gewoon kort even de vraag in herinnering brengen die ik al een tijdje geleden gesteld heb, maar die daarnet onder andere bij het voorstel van resolutie opnieuw aan bod kwam. De adviesverlening moet natuurlijk heel duidelijk en eenduidig zijn. Maar bij adviesverlening rond bijvoorbeeld watergevoelige gebieden hebben we vastgesteld dat daar waar de Vlaamse overheid positieve adviezen gaf, er uiteindelijk door diezelfde Vlaamse overheid wel in beroep is gegaan wanneer de gemeente eenmaal een positieve besluitvorming had genomen.
U hebt toen aangegeven dat dat mogelijk op basis van meer recente informatie was. Maar het is natuurlijk heel moeilijk om op die manier rechtszeker enerzijds informatie te geven, want die lokale besturen geven ook informatie aan mensen die aanvragen indienen, en anderzijds een juiste besluitvorming te kunnen nemen. U zou daar ook actie voor ondernemen om dat opnieuw scherp te stellen of op één lijn te zetten. Ik weet niet in welke mate dat ondertussen is kunnen gebeuren. Maar ik wil dat toch even in herinnering brengen omdat het natuurlijk belangrijk is dat men moet kunnen rekenen op correcte adviesverlening.
Minister Demir heeft het woord.
Collega’s, dank u voor de tussenkomsten. Collega Pieters, het is natuurlijk aan de gemeenten om ook de juiste expertise in hun administratie te hebben. Vlaanderen legt geen diploma-eisen op, voor alle duidelijkheid. Ik wil echter wel nadenken over extra opleidingen op maat vanuit het Departement Omgeving. Dat lijkt me misschien niet slecht, ook met het oog op eenvormigheid. Dat zal ik dus zeker bekijken.
Collega Rombouts, ik ben het ermee eens dat advisering vanuit Vlaanderen eenduidig moet zijn. Dat klopt. Ik zie ook soms dat dat niet altijd het geval is. Ik wil dat zeker aanpakken. Ik ga daar echter nog niet op vooruitlopen. Ik wil eerst besprekingen houden met de diverse diensten over hoe we dat kunnen verbeteren, zodat ik daar dan op de juiste manier een antwoord op kan bieden.
De vraag om uitleg is afgehandeld.