Verslag vergadering Commissie voor Wonen en Onroerend Erfgoed
Vraag om uitleg over de beperkte toekenning van de budgetten waarin voorzien voor sociale woningbouw
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
De heer Veys heeft het woord.
Collega’s, deze vraag stellen wij uit bezorgdheid, want de Vooruitfractie is bezorgd. Iedereen wist al dat we in Vlaanderen een heel laag aantal sociale woningen hebben, en ik denk dat bijna alle fracties hier er ook van overtuigd zijn dat we er meer en sneller van nodig hebben.
Minister, in de begrotingskas voor de bouw en renovatie van sociale woningen zal dit jaar hoogstwaarschijnlijk meer dan 1 miljard euro blijven liggen. Het is niet de eerste keer dat we hierover tussenkomen in de commissie, natuurlijk. Uit de antwoorden die we van u schriftelijk hebben gekregen, hebben we vastgesteld dat er in de eerste negen maanden van dit jaar amper 450 miljoen euro is uitgegeven. Dat is ongeveer 25 procent. Het ziet ernaar uit dat dat in de volgende drie maanden niet zal worden ingehaald, tenzij u straks iets anders kunt aantonen. Dat is toch een drama voor die duizenden kandidaat-huurders met een laag inkomen, die nog langer moeten wachten op een betaalbare huurwoning. Ik wijs de collega's er ook nog even op dat we met de langste wachtlijst ooit zitten: 170.000 gezinnen staan daarop.
Een hoofdreden voor de vertraging in de bouw en de renovatie is bekend: dat is de beleidsbeslissing van deze meerderheid om onze sociale huisvestingsmaatschappijen (SHM’s) en sociale verhuurkantoren (SVK’s) een grote fusieoperatie op te leggen. Die fusieoperatie heeft onder meer tot gevolg dat deze maatschappijen terughoudend zijn om te investeren in projecten op plaatsen waar ze nog niet zeker van weten of ze er actief zullen kunnen blijven. Ik denk dat dat ook begrijpelijk is, collega's. Het bouwen van een project in de gemeente vraagt toch een engagement om een toewijzing aan te gaan via de Vlaamse Regering. En die over 33 jaar terugbetalen, dat doe je niet zomaar als je onzeker bent over de activiteiten op middellange en eigenlijk zelfs op korte termijn.
De bouw en renovatie vallen daardoor voor een groot deel stil. Met andere woorden: deze regering heeft zelf op de rem gestaan voor de bouw van bijkomende sociale woningen. Dat kunnen we nog altijd zeer moeilijk vatten, maar goed, die keuze is nu gemaakt. Maar wat erger is, is dat er huisvestingsmaatschappijen zijn die als gevolg van dit fusieproces ook hun sociale woningen dreigen te verkopen, in plaats van ze te renoveren of over te dragen aan een andere maatschappij. In artikel 260 van het uitvoeringsbesluit van 15 oktober is daarom een moratorium opgenomen inzake de vrijwillige verkoop buiten de huursector van sociale woningen tot 1 januari 2028. We hebben ook al in de pers gelezen dat er huisvestingsmaatschappijen zijn die sterk overwegen om woningen te verkopen.
Hoe wilt u ervoor zorgen dat er in 2022 meer budget wordt toegewezen voor de bouw en renovatie van sociale woningen dan dit jaar? Hoe gaat u ervoor zorgen dat dat groot budget voor investeringen daadwerkelijk geïnvesteerd wordt en omgezet wordt in woningen? Welke maatregelen zult u nemen? Hoeveel budget wilt u in 2022 toewijzen, wat is daar de ambitie?
Wat gaat u doen met dat potentiële miljard euro dat dit jaar niet toegewezen is? Zou u het mogelijk maken dat dit ook kan worden overgezet naar 2023? Vandaag is het zo dat middelen kunnen worden overgezet naar volgend jaar, naar x+1. We hebben het daar al over gehad, en toen was het nog wat te vroeg. Maar gaat u die beslissing nu nemen om dat ook naar jaar x+2 te kunnen overdragen?
Wat is uw boodschap aan bouwmaatschappijen die van deze fusieoperatie gebruikmaken om een deel van hun patrimonium privaat te verkopen?
Vreest u dat deze hervorming tot één woonmaatschappij aan het leiden is tot een uitverkoop van sociale woningen? Hoe kan dat vermeden worden? Zult u bijkomende stappen nemen om dat te vermijden? Ik denk dat we, na een recordjaar van onderbenutting van het budget, ten stelligste moeten vermijden dat er een recordjaar komt van woningen die uit het patrimonium verdwijnen, die verkocht worden.
Dat leidt tot mijn vijfde vraag: zal het moratorium tijdig in werking treden om de dreigende verkoop van sociale woningen te vermijden?
De laatste vraag gaat over de taskforce. U hebt ernaar verwezen. Die werd opgericht om de onderbenutting van dat budget tegen te gaan, om dat te verbeteren. Wanneer werd beslist tot die oprichting? Wie maakt daar allemaal deel van uit? Hoeveel keer en wanneer kwam die taskforce reeds samen? Wat mogen we daarvan verwachten, en op welke termijn?
Mevrouw Jans heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, minister, ik sluit me daar graag bij aan. Minister, we kennen de cijfers. Er is dit jaar 1,7 miljard euro beschikbaar voor het bouwen en verbouwen van sociale woningen. Daarvan is tot op heden maar een kwart uitgegeven. We hebben deze discussie al vaker gevoerd in deze commissie. U weet dat het een bekommernis is van mij dat ervoor wordt gezorgd dat het tempo, het ritme van het bouwen en verbouwen van die broodnodige sociale woningen goed wordt aangehouden, ook al doen we binnen de sector een grote bestuurlijke hervorming. We zien nu ook dat de doorlooptijd van de procedures een probleem is. We stellen vast dat te veel van die voorziene middelen waarvoor is geknokt, blijven liggen.
Minister, u hebt recent een taskforce opgericht om de oorzaken van deze achterstand te achterhalen. Daarnaast zijn er maatregelen genomen om de doorlooptijd te verkorten, zoals een permanente beschikbaarheid van de beoordelingscommissie. U hebt bij eerdere vragen of debatten hieromtrent ook verwezen naar een aantal instrumenten die in de steigers staan voor een uitrol volgend jaar, zoals D&B (Design and Build) en CBO+ (constructieve benadering overheidsopdrachten).
Minister, op welke termijn verwacht u dat de taskforce met resultaten zal komen? Hoe zullen we daarmee omgaan? Welke verwachting hebt u voor de toekenning van projecten tot het einde van dit jaar? Bij een eerdere vraag naar de verwachte effecten van de initiatieven die ik net noemde, D&B en CBO+, kon u op dat moment nog geen antwoord geven, behalve dat de algemene doelstelling is om zo veel mogelijk drempels te verlagen. Kunt u ondertussen een inschatting geven van de verwachte grootteorde?
Minister Diependaele heeft het woord.
Ik dank de beide vraagstellers. Voor ik op de concrete vragen inga, mijnheer Veys: er is één punt waarover we absoluut heel grondig van mening verschillen, denk ik. Ik wil altijd zeer mild zijn ten aanzien van de sociale huisvestingsmaatschappijen. We hebben hun zeer veel gevraagd, of vragen hun op dit moment heel veel, dus stel ik me mild op tegenover hen. Ik denk dat de transitie die ze moeten doormaken, heel moeilijk is. U zegt echter dat het begrijpelijk is dat de sociale huisvestingsmaatschappijen niet meer bouwen in gebieden waarover ze onzeker zijn. Ik ben het daar niet mee eens. Ik heb daar minder begrip voor, in die zin dat men dan zijn sociale opdracht uit het oog verliest. Dan focust men blijkbaar meer op een of ander commercieel oogpunt of wat dan ook, maar het bouwen van woningen is de sociale opdracht van een huisvestingsmaatschappij. Als men dat nu niet meer gaat doen omdat men onzeker is over wat er met die woning gaat gebeuren, of men die al dan niet in eigendom zal houden, dan vind ik dat men blijkbaar andere aspecten voorrang laat hebben op de sociale opdracht. Dat vind ik jammer. Zou iemand het aanvaarden dat leerkrachten geen les meer geven als we een onderwijshervorming doorvoeren? Zou iemand het verdragen dat dokters niet meer opereren als we iets veranderen aan de sociale zekerheid? Als we dat doen bij de subsidieregeling voor armoedebestrijding, zou men het dan aanvaarden dat de armoedewerkers hun werk niet meer doen? Ik denk van niet.
Ik wil dus zeer mild zijn ten aanzien van die sociale huisvestingsmaatschappijen, maar als u stelt begrip te hebben voor het feit dat men geen bouwprojecten meer opstart omdat men niet zeker is of men die bouwprojecten ook zelf zal kunnen ‘uitbaten’, dan ben ik het daar niet mee eens. Dan laat men daadwerkelijk andere zaken voorrang hebben op de sociale opdracht, en dat betreur ik ten zeerste. Nogmaals, ik heb het grootste begrip voor de moeilijkheid of het traject dat we hun vragen af te leggen, maar dan nog, die sociale opdracht is voor mij primordiaal. Ik vind het dan jammer dat men die toch wat uit het oog verliest. Maar goed, u staat als voorzitter van een sociale huisvestingsmaatschappij op het terrein en ziet dat misschien anders.
Ik kom tot uw eerste vraag. Om de budgetten maximaal te benutten en vertragingen in de realisatie van projecten tegen te gaan, heb ik intussen al een aantal maatregelen genomen. Om het interne proces van programmering te versnellen, heb ik ervoor gezorgd dat de opname van verrichtingen in de meerjarenplanning en de opname van verrichtingen in de kortetermijnplanning nu wekelijks gebeuren in plaats van drie keer per jaar.
Daarnaast heb ik een nieuwe oproep voor woonbeleidsconvenanten gelanceerd voor die gemeenten die wel hun bindend sociaal objectief (BSO) hebben bereikt maar nog niet aan 15 procent sociale woningen zitten.
Verder is er een actualisatie van de projectenlijst en de meerjarenplanning bezig zodat we een duidelijk zicht krijgen op de projecten die niet vlot doorstromen.
Ook heb ik de opdracht gegeven om, naast de al bestaande, een aantal nieuwe groepsaanbestedingen te ontwikkelen, waarvan er intussen al één gelanceerd is, met name de Design & Build voor appartementen.
Om projecten sneller te laten gaan en bijkomende projecten te realiseren, heb ik gevraagd om de reglementering die sociale woningbouwprojecten mogelijk maakt – dus de programmatie en de financiering – aan te passen. Deze aanpassingen moeten tevens een antwoord bieden op een extra probleem voor de bouw van sociale woningen, met name de hoge prijzen bij aanbestedingen. Door de onzekerheid van de leveringen in het postcoronatijdperk stijgen de bouwprijzen tot een stuk boven de maxima van de simulatietabel uit. De SHM’s, die het gedeelte boven het FS3-leningplafond (Financieringssysteem 3) met marktconforme leningen moeten financieren, overwegen dan ook steeds vaker niet toe te wijzen en opnieuw aan te besteden. Zo vermindert de benutting van de kredieten nog meer. De aanpassingen van deze besluiten zijn in voorbereiding.
Ik heb ook een taskforce projecten opgericht, die bestaat uit leden van de sociale huisvestingssector en de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen (VMSW). Zij zoeken verder uit welke maatregelen we nog bijkomend kunnen ontwikkelen om de onderbenutting van de budgetten tegen te gaan.
Ik ga ook samenzitten met de koepels van de bouw, met het oog op concrete voorstellen tot verbetering van bestaande groepsaanbestedingen en mogelijk nieuwe procedures.
Ten slotte heb ik ook de bedoeling om proefprojecten, eventueel binnen een regelluwe zone, voor duurzame energie te laten initiëren. U hebt misschien vanmorgen daarover nog het artikel in De Tijd gelezen dat er in de bouw ook een gigantische innovatie is. Ik was gisteren op dat event aanwezig. Het is heel indrukwekkend op welke korte tijdspanne men echt energetische renovaties kan doen die heel ver doorgedreven zijn. De prijs is nu natuurlijk nog hoog, het zit nog in een experimentele fase, maar op lange termijn wil men die prijs naar beneden halen. Wij houden dat voortdurend in de gaten om te kijken wanneer we daar enerzijds in kunnen ondersteunen en anderzijds aan kunnen deelnemen.
Met al die aanpassingen wil ik ervoor zorgen dat het budget in 2022 en in de volgende jaren veel beter wordt benut dan in 2021.
Ik kom tot uw tweede vraag. Met de hierboven beschreven maatregelen ben ik van mening dat de VMSW volgend jaar een veel groter volume zal kunnen toewijzen, waardoor een mogelijke overdracht van middelen voor 2021 naar 2023 hopelijk niet overwogen zal moeten worden.
Uw vragen 3, 4 en 5 neem ik samen, mijnheer Veys. In de nota’s aan de Vlaamse Regering heb ik herhaaldelijk geschreven dat het socialewoningpatrimonium maximaal moet worden gevrijwaard in de huidige fusieoperatie. En de Vlaamse Regering is me hierin gevolgd. U verwijst zelf naar artikel 260 van het ontwerpbesluit van 15 oktober waarin een moratorium tot begin 2028 op de vrijwillige verkoop van sociale woningen buiten de huursector is opgenomen. Ik denk dus wel dat mijn boodschap duidelijk is op dat vlak. Daarnaast bekijk ik of eventueel een omzendbrief aan de orde zou zijn.
Dan is er nog uw zesde vraag en de eerste vraag van mevrouw Jans. De beslissing om een taskforce op te richten werd door mij genomen op 10 september jongstleden. Deze taskforce vertegenwoordigt de socialehuisvestingssector en bestaat uit de VMSW, de koepelvereniging Vereniging van Vlaamse Huisvestingsmaatschappijen (VVH) en een aantal SHM’s zoals Mijn Huis Harelbeke, Woonanker Waas, Ons Dak Maaseik, Woonhaven Antwerpen, De Gewestelijke Maatschappij voor Huisvesting Beveren en Dijledal Leuven. Deze taskforce projecten kwam al één keer samen op 22 oktober, en de volgende vergadering is gepland op 30 november.
Tijdens de eerste vergadering heeft de taskforce al een aantal voorstellen gedaan. Zo werd er gevraagd om voor het afsluiten van woonbeleidsconvenanten in een meer continu systeem te voorzien in plaats van telkens te moeten wachten op een oproep. Ik bekijk op welke manier we hieraan tegemoet kunnen komen.
Er werd ook gewezen op het feit dat het resultaat van de aanbestedingen de laatste maanden vaak boven de simulatietabel uitkomt door de sterke postcoronaprijsverhogingen, dat er zich heel wat problemen met de bouwvergunningen voordoen en dat de capaciteit binnen de sector beperkt is, waarbij het voor de SHM’s moeilijk is om personeel met een technisch profiel aan te trekken. De vertegenwoordigers van de SHM’s hebben gepleit voor de ontwikkeling van een typebestek voor een Design & Build-procedure die de SHM zelf kan lanceren. Hiervoor heb ik al opdracht gegeven om die te ontwikkelen. Ik verwacht die ter beschikking te kunnen stellen in het voorjaar van 2022. Ik bekijk ook op welke manier we de bouw- en renovatiecapaciteit van de sector kunnen verhogen.
Dan kom ik tot uw tweede vraag, mevrouw Jans. Het is moeilijk om dit correct te voorspellen. Momenteel is er dit jaar – dat is dus tot 10 november, vorige week woensdag – voor 543,3 miljoen euro toegewezen. Als we die lijn doortrekken, mocht dat een goede manier van rekenen zijn, verwachten we een toegewezen volume van rond de 650 miljoen euro in 2021.
Wat de derde vraag van mevrouw Jans betreft: de eerste fase van D&B+ voor appartementen is nog maar pas gelanceerd. Het is te vroeg om hier al een grootteorde van te kunnen geven. CBO+ is nog in ontwikkeling. Zoals ook vermeld werd tijdens de vergadering van de taskforce, kunnen groepsaanbestedingen in bepaalde gevallen vlot worden toegepast, maar in andere situaties is de lokale situatie heel specifiek zodat SHM’s er niet op kunnen inspelen. Voor de gewone CBO en de nieuwe CBO+ hangt veel af van de bereidheid van de private sector om hierop in te spelen.
De heer Veys heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw antwoorden. Wij kijken heel nieuwsgierig uit naar het vervolgtraject van die taskforce en hopen ook dat de doelstelling wordt bereikt, namelijk meer toewijzingen FS3 volgend jaar en een betere manier van besturen, een effectieve inzet van de budgetten.
Versta me niet verkeerd: voor Vooruit is het absoluut de kerntaak van sociale huisvestingsmaatschappijen om samen met gemeenten, onder auspiciën van Vlaanderen, te zorgen dat er meer en betere sociale woningen worden gebouwd. Laat dat heel duidelijk zijn. Die sociale huisvestingsmaatschappijen zijn natuurlijk ook ondernemingen. Dat zijn geen Vlaamse agentschappen. Die vallen onder toezicht van Vlaanderen maar opereren met een eigen bedrijfsvoering. Ze hebben ook wel de verantwoordelijkheid van een goed bestuur om bij de exploitatie rekening te houden met projecten. In die zin kan ik wel begrijpen dat een bouwmaatschappij – en ik neem aan dat dat ook besproken wordt in die taskforce –, wetende dat er een lange doorlooptijd is voor projecten om sociale woningen te bouwen, wil vermijden dat projecten leeg komen te staan na het doorvoeren van die fusie. Ik kan daar wel inkomen. Wat zou er gebeuren indien men nu zou beginnen aan een project in een gemeente waarvan men nu al weet dat die gemeente niet wil dat die woonactor daar nog actief is? U hebt ondertussen, op 31 oktober, de beslissingen van die gemeenteraden ontvangen. Als er nu gestart wordt met een project, zou dat misschien pas binnen anderhalf jaar, gelet op die doorlooptijden, effectief van start kunnen gaan. Dat weten we niet, dat is soms koffiedik kijken, het zijn aannames. Die woningen zouden dan leegstaan. Wat zouden we dan moeten zeggen: ‘Dat bouwproject staat leeg want we moesten fusioneren maar we zijn er toch nog snel aan begonnen’? Ik denk dat het vooral belangrijk is in dit traject dat er duidelijkheid komt. Er moet ook duidelijkheid komen over de manier waarop die overdracht gebeurt, en dat heb ik van u te weinig gehoord in uw antwoord. Ik ben daar niet echt in gerustgesteld.
Ik bekijk even de schatting van het kabinet van het patrimonium dat verkocht zou worden. In het uitvoeringsbesluit staat dat er 4882 woningen niet via herstructureringen overgedragen kunnen worden. Dat is wat jullie vooropstellen. Die zullen misschien verkocht moeten worden. Het merendeel daarvan – 2188 woningen – komt van de lokale besturen, 1084 van de Vlaamse overheid en 1610 van sociale huisvestingsmaatschappijen. Volgens een schatting van VVH, gepubliceerd in Fundamenten, zou het evenwel gaan om 20.832 woningen. In Gent alleen zou de Volkshaard, volgens een artikel in Apache, ongeveer 3000 woningen verkopen. Daarom heb ik ook deze vraag gesteld. Wat is uw boodschap aan die SHM’s? U zou dat niet doen. Er is een moratorium ingevoerd. Zal dat tijdig gebeuren? U overweegt een circulaire, hebt u daarnet geantwoord. Maar hoe komt het dat die schattingen zo uiteenlopen? De inschattingen van de totale overdracht die u maakt, bedragen evenveel als het geschatte aantal overdrachten dat alleen al in de stad Antwerpen zal moeten gebeuren, waar VVH geredeneerd heeft dat de grootste maatschappij er blijft en dat die overdracht moet gebeuren vanuit de kleinere maatschappijen. Ik lees bijvoorbeeld ook dat de heer Heyse, directeur van de Volkshaard, zegt: ‘Wij krijgen het bedrijfsmatig niet uitgelegd als we die woningen zouden overdragen en een participatie nemen in de nieuwe woonmaatschappij in Gent, waarin wij niet meer actief mogen zijn. Onze raad van bestuur heeft een andere keuze gemaakt.’ Hoe gaat u daaraan tegemoetkomen? Want de Vlaamse overheid heeft natuurlijk zelf die keuze gemaakt om zelf geen participatie te nemen, om die woningen niet via aandelen over te dragen maar om die te verkopen. Vanwaar deze verschillende benaderingen voor beide overdrachten? De Vooruitfractie is dus wel bezorgd. Het zou toch wel erg zijn als we volgend jaar woningen zullen verliezen die verkocht zullen worden. Hoe gaan we dat oplossen? Zult u daarvoor stappen zetten? Werd dat besproken in de stuurgroep? Daar had ik graag antwoorden op gekregen.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Dank u wel voor uw antwoorden, minister. U hebt in uw antwoord verschillende initiatieven genoemd die u gaat nemen. U hebt een heel aantal zaken genoemd waarvan u zegt dat de aanpassing van de besluiten nu in voorbereiding is. Mag ik dan vermoeden dat het over een heel korte periode gaat waarin dat gefinaliseerd zal worden? Gaat dat over weken? Ik ga daarvan uit.
U hebt ook verteld dat u in september de taskforce hebt opgericht, dat die bijeenkomt, dat die voorstellen formuleert en dat u daarmee aan de slag gaat. Ik denk dat dat een manier van werken is die aangewezen is in dezen, om er inderdaad voor te zorgen – zoals u ook heel helder als ambitie naar voren schuift – dat het budget in 2022 veel beter benut zal worden dan dit jaar.
Ik vernam ook van u dat u samenzit met de koepels van de bouw, omdat de huidige bouwprijzen inderdaad een probleem zijn en een probleem zullen blijven vormen. En ik zie nog niet meteen een snelle verbetering.
U zult in mijn vraagstelling gemerkt hebben dat ik samen met u ook benieuwd blijf naar de te verwachten effecten van D&B+. Ik weet dat de appartementen er nu zijn, maar ook de CBO+. We zullen later zeker nog de gelegenheid krijgen om u daar verdere vragen over te stellen.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Ik dank de collega's om de vraag te stellen.
Minister, bedankt voor uw antwoord. Ik denk dat we er met zijn allen werk van moeten maken en moeten kijken waar de knelpunten liggen en hoe we ze kunnen oplossen. Wat ik in het debat wil inbrengen en dat hier nog niet aan bod is gekomen, is de onzekerheid die er op het terrein leeft rond een aantal stedenbouwkundige plannen of mogelijkheden tot bouwen, dus op het vlak van ruimtelijke ordening. Ik heb het dan bijvoorbeeld over de woonuitbreidingsgebieden en woonreservegebieden. Ook daar merk ik dat er terughoudendheid is, omdat men niet goed weet wat er kan en wat er nog van hen verwacht wordt.
Het is heel belangrijk om in de oefening die we maken van hoe we dat kunnen oplossen en waar de knelpunten liggen, ook daar aandacht voor te hebben en eens te kijken, samen met de woonmaatschappijen, maar ook met ruimtelijke ordening, hoe we daaraan tegemoet kunnen komen en duidelijke antwoorden kunnen geven aan het veld van wat er op dat vlak nog kan.
Mevrouw Smeyers heeft het woord.
Dank u wel voor uw duidelijke antwoord, minister, ook vanuit een realistische blik. De heer Veys stelt de vraag ook terecht. Wij kennen de problematiek ook. Het is eigenlijk een combinatie van de coronacrisis die wat onzekerheid in de bouw met zich heeft meegebracht, onzekerheid betreffende bepaalde realisaties inzake ruimtelijke ordening. Vanuit mijn lokale ervaring merk ik ook dat heel wat huisvestingsmaatschappijen – de collega's zullen dat weten, en de heer Veys in het bijzonder – te maken krijgen met procedures bij de Raad van State vanwege de, in mijn ogen, vermeende niet-wenselijkheid van sociale woningen in de buurt. En dan is er natuurlijk de gedrevenheid van de minister om door te zetten met de eenmaking van de woonactoren. Dat zijn verschillende aspecten die ervoor gezorgd hebben dat er enige vertraging is in de realisatie van sociale woningen.
Maar ik zou toch wel optimistisch willen blijven. De legislatuur is nog niet ten einde. De budgetten worden overgedragen. Volgens mij is het, om het in het mooi Vlaams te zeggen, nog altijd een kwestie van ‘reculer pour mieux sauter’. Ik hoop, samen met de collega’s van meerderheid en oppositie, op een snelle realisatie binnen de goed voorziene en gespijsde budgetten, zodat we tot een goede realisatie van sociale woningbouw kunnen komen.
Minister Diependaele heeft het woord.
Mijnheer Veys, ik heb zeker niet ... Ik denk ook niet dat u dat bedoelde. Uiteraard is het ons beider bedoeling om sociale woningen te bouwen. Daar verschillen we niet. Maar geef toe dat we wel een beetje in een vreemde situatie terechtgekomen zijn. U pleit voor het in de gaten houden van de economische belangen van de sociale huisvestingsmaatschappijen en het feit dat dat ondernemingen zijn en dat die zich dus ook gedragen als ondernemingen. En ik pleit nu vooral voor het in de gaten van het sociaal oogmerk, voor het feit dat sociale huisvestingsmaatschappijen, de woonmaatschappijen van de toekomst, niet zomaar ondernemingen zijn en in de eerste plaats een sociale doelstelling hebben en hen ertoe op te roepen om dát op de eerste plaats te zetten. Geef toe dat dat een beetje een vreemde ‘tables turn’ is. Maar ik ben er wel van overtuigd dat dat uitermate belangrijk is.
Wat die verkopen betreft, is er geen degelijk argument om niet via fusie en afsplitsing te gaan, tenzij je inderdaad eerder gaat voor winstmaximalisatie voor de onderneming en niet voor winstmaximalisatie voor de sociale huurder. En dat vind ik dan toch wel een belangrijk punt. Ik leg de nadruk op dat tweede. De winstmaximalisatie voor die sociale huurder en voor die kandidaat sociale huurder is trouwens de reden waarom we die hervorming doen.
U geeft een voorbeeld van die leegstaande projecten. Er is geen enkel, maar dan ook geen enkel voorbeeld dat u mij kunt geven waarbij een gemeente een project heeft goedgekeurd, daaraan heeft meegewerkt, alle plannen heeft doorgenomen en waarschijnlijk al jaren aan het werken is, en waarbij diezelfde gemeente, wanneer er een nieuwe huisvestingsmaatschappij komt die dat project moet overnemen, zegt: ‘Ja maar, dan moeten we het niet meer hebben, als het díé woonmaatschappij is en niet díé .’ (Opmerkingen van Maxim Veys)
Ja, dat hebt u gezegd. U zegt dat er dan leegstaande projecten zouden zijn. Dat hebt u letterlijk gezegd. Er is geen enkel voorbeeld dat u daarvan kunt geven. En dat is ook totaal onzinnig. Als een huisvestingsmaatschappij een project heeft opgestart in samenspraak met de gemeente, dan zal dat in voorkomend geval worden voortgezet door een andere huisvestingsmaatschappij, een andere woonmaatschappij. Maar dat zal evengoed doorgaan. Die nieuwe woonmaatschappij zal dat project overnemen en die gemeente zal zich daar evengoed achter zetten. Het is gewoon een drogreden.
Maar goed, waar ik het wel helemaal eens mee ben – en de snelheid waarmee we dit doen getuigt er ook van, daarover hebben we het vroeger al gehad en u hebt nu ook die oproep gedaan – is dat we snel duidelijkheid moeten krijgen. We zijn het daar allemaal over eens. Zo kunnen we het bouwritme weer omhoog krijgen, althans in de mate dat het hieraan vasthangt, want er spelen nog een paar andere zaken.
Daarmee sluit ik meteen aan bij de vraag van mevrouw Schauvliege. Ik ben het er helemaal mee eens, in die zin dat de regels rond ruimtelijke ordening zoals die vandaag bestaan duidelijk zijn. Maar inderdaad, welke projecten start je op? Voor een vergunningsaanvraag is er ook al een hele termijn. Enkele maanden ... Als binnen die periode de regelgeving zou veranderen ... Maar goed, dat is een veel ruimer debat dat we in Vlaanderen voeren en dat moet worden gevoerd.
Mevrouw Jans, we zitten inderdaad samen met heel wat verschillende groeperingen en ontwikkelaars, bijvoorbeeld rond die CBO-procedure, en ook met aannemers. Er is inderdaad een veelheid van problemen waarmee zij worden geconfronteerd. Zoals ik heb geschetst in mijn antwoord, zijn er zaken die wij kunnen aanpakken, zoals het vereenvoudigen van de procedures en eventueel het verruimen van de scope, zodat er meer mogelijk is binnen onze regelgeving. Dat proberen we te doen. We proberen dat wel degelijk aan te passen. Maar er zijn ook andere zaken, zoals onduidelijkheid over materiaalprijzen. Niemand weet hoe het daar zal lopen. U geeft aan dat het er niet naar uitziet dat dat meteen zal veranderen of dalen. Ik vrees dat inderdaad ook. Maar het is natuurlijk veel moeilijker om daar vanuit regelgevend standpunt op in te grijpen. In de mate dat we dat kunnen, doen we dat wel. Maar dat is niet zo evident.
De heer Veys heeft het woord.
Minister, we zijn beiden vertrouwd met debattechnieken. Een argumentatie van iemand anders wegzetten als een drogreden als het een hypothetisch voorbeeld is, is natuurlijk bon ton. Maar niet antwoorden op vragen ... Want u hebt niet geantwoord op de vraag waarom de inschattingen van het aantal overdrachten zo ver uiteen liggen. Waarom schat het kabinet dat vijf keer lager in dan VVH? Hoe komt dat?
U zegt hier dat die hervorming goed zal zijn voor kandidaat-huurder en huurder. Collega Smeyers zegt ‘reculer pour mieux sauter’. Maar wanneer gaan we springen? Wanneer zal dat gebeuren? Wanneer zal duidelijk zijn dat deze hervorming en de manier waarop die gebeurt, de manier waarop dit dossier wordt aangepakt, zal leiden tot meer sociale woningen? Dat is het allerbelangrijkste voor huurders en kandidaat-huurders, denk ik dan: dat we zo snel mogelijk bijbouwen.
U hebt beslist dat ze moeten fusioneren. Maar als ik dan vaststel dat u vijf keer lager inschat wat de mogelijke overdrachten zullen zijn, en dat u daar niet op antwoordt, dan moet ik concluderen met de vraag of dit dossier wel goed is voorbereid. Wordt het goed aangepakt? Heeft uw kabinet nog een goede grip op dit dossier? Want ik maak mij daar echt wel zorgen over.
We hebben daarnet de bespreking gehad van de Vlaamse Brede Heroverweging, en dan zie ik een van de toekomstige onderzoekslijnen: het optimaliseren van de fusie SHM’s en SVK’s voor het nieuwe regeerakkoord, de bundeling van alle betrokken financiële stromen tot een geconsolideerde financiering voor sociaal wonen en de nieuwe taakstelling van de woonmaatschappijen. Dan vraag ik mij vooral af waarom dat nog niet gebeurd is. Dat moet nog gebeuren. Ik zou toch verwachten dat, als een minister zegt dat men moet fusioneren, je dan toch eens nadenkt over wat ze dan gaan doen, want het zijn bedrijven.
Vlaanderen is verantwoordelijk voor het toezicht. Vlaanderen is ervoor verantwoordelijk om te zorgen dat die SHM’s goed werken. U spreekt van winstmaximalisering. Ik herinner u er even aan dat het verboden is om dividenden uit te keren, en dat dat ook niet gebeurt. U verwees naar winstmaximalisatie voor de kandidaat-huurder. Mijn vraag is wanneer we dat gaan zien. Wanneer gaan we voldoende bijbouwen? Ik heb nu eens niet verwezen naar Frankrijk en Nederland, maar het is dramatisch, het aantal sociale woningen in Vlaanderen.
Ik ben dus absoluut niet gerustgesteld. Ik hoop dat het snel vooruitgaat met uw fusietraject en dat we binnenkort die werkgebieden kunnen beslist zien. Maar ik maak mij echt wel fundamenteel zorgen, en we gaan het echt wat ernstiger moeten beginnen aan te pakken.
Vergeet ten slotte niet dat het de gemeenten zijn die besturen in die sociale huisvestingsmaatschappijen. Ik voel dat u hen een beetje wegzet alsof zij winst willen maximaliseren. Ik vind dat eigenlijk een beetje een gratuite beschuldiging. Dat is eigenlijk zeggen dat ook de lokale besturen dat aan het doen zijn. Daar zitten ook mensen van uw partij bij, bij die besturen. Ik denk toch dat we dit dossier iets ernstiger moeten aanpakken, dat we samen vooruit moeten willen gaan en dat we moeten werken aan wat echt nodig is. En dat is meer en sneller sociale woningen bouwen in Vlaanderen.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Ik denk dat het vooral van belang is om samen te blijven bekijken hoe we ervoor kunnen zorgen dat we de gemeenschappelijke ambitie kunnen waarmaken, hoe we die kunnen behalen.
Die bestuurlijke hervorming die wordt doorgevoerd zal op termijn ten goede komen van de kandidaat-huurder, en daarom was en blijf ik daar ook voorstander van. Ik denk dat het nodig is om dit te doen om ervoor te zorgen dat er in elke stad en gemeente één aanspreekpunt komt, waar elke huurder en kandidaat-huurder terecht kan met eender welke vraag over sociaal wonen. En dat dat kan in goed afgebakende werkingsgebieden zonder overlap, zonder zwarte punten. Ik denk dat dat een hervorming is waar we op termijn de vruchten van zullen plukken.
Dat neemt natuurlijk niet weg dat we al van in het begin onze bekommernis hebben geuit dat een mogelijk effect zou kunnen zijn dat het ritme van bouwen en verbouwen verstoord zou worden. Daarom lijkt het mij goed dat we er alles aan doen met de taskforce, met het overleg, met de wijziging van de besluiten, met monitoring, om echt kort op de bal te spelen. Zo kunnen we er inderdaad voor zorgen dat dat opnieuw omhooggaat en opnieuw aantrekt, en dat we in 2022 een groter stuk van dat budget zullen benutten, zullen toewijzen, zullen gebruiken dan dit jaar. En ik ben wat dat betreft tevreden met het antwoord van de minister. Ik denk dat daar voldoende kapstokken in zitten om dit samen verder op te volgen.
Voorzitter, ik heb niet de mogelijkheid om mijn handje op te steken, maar ik heb drie keer moeten horen dat ik niet wil antwoorden op de vraag. Krijg ik daar nog de kans toe?
Ik stel voor dat u dat straks ook kunt doen, en dat collega Veys bij de begrotingsbespreking de vraag nog eens herhaalt.
Ik denk dat mijnheer Veys er niets op tegen heeft om het debat aan te gaan, en dat siert hem ook. Maar ik wil alleen nog iets meegeven. Eerst en vooral, collega Veys, als het gaat over debattechnieken: u gebruikt een uitdrukking als ‘het kabinet heeft geen grip meer op het dossier’. Holler kan een kritiek niet zijn. U hebt zelf maanden geleden gevraagd dat we hier trager mee moesten gaan en dat we meer tijd moesten laten. We hebben gezegd dat we dat niet zouden doen, en we zitten ook nog altijd op schema. We zitten er nog altijd bovenop. Dus zo goed hebben we het in handen dat we wel degelijk de pas kunnen houden die we vooropgesteld hebben. U hebt het anders gevraagd, en u beweert dat het niet zou lukken.
Ten tweede, ik wil u zonder probleem de uitleg geven. Dat is exact de uitleg die ik heb gegeven op uw vraag. Winstmaximalisatie kan ook iets anders zijn dan centen. Dat kan ook gaan over gebiedsdekkend zijn. Dat kan ook het aantal woningen zijn. Dat hoeft niet altijd in centen te worden uitgedrukt. Dat is winstmaximalisatie om economische belangen, zoals u die ook vooropstelt. Ik ging uit van sociale winstmaximalisatie, en daar zit het verschil. Blijkbaar gaat VVH er ook van uit dat heel wat sociale huisvestingsmaatschappijen die economische winstmaximalisatie vooropstellen tegenover die sociale winstmaximalisatie, en daar zit het verschil in die berekeningen.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.