Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Beckers heeft het woord.
Minister, op donderdag 14 oktober maakte u bekend op welke concrete uitgaven de door de regering aangekondigde recurrente besparing van 112,5 miljoen euro binnen het domein onderwijs zou geschieden. U had daartoe eerder de onderwijspartners bevraagd om suggesties te geven inzake deze besparingen, maar werd op het overleg door hen wandelen gestuurd en moest dus zelf bekijken waar u het benodigde bedrag zou afromen. Zowel de onderwijsverstrekkers, de sociale partners als het brede onderwijsveld waren na uw bekendmaking van de concrete besparingsposten nog altijd faliekant tegen deze besparingen.
Bij elke vorm van deze besparingen zijn dan ook vragen en kanttekeningen te maken.
Een groot deel van de nodige inspanningen – 46 miljoen euro, of ongeveer 40 procent van de totale besparing – komt van het schrappen of uitstellen van geplande uitgaven. Zo waren er in 2022, 2023 en 2024 nieuwe beleidsstimulansen gepland ter waarde van in totaal ongeveer 100 miljoen euro. De verwachting was dat het merendeel van die middelen zou dienen voor nieuwe injecties in het proces van het lerarenpact om het lerarenberoep aantrekkelijker te maken. U wijst hierbij naar de gedane financiële inspanning in het kader van cao XII, maar natuurlijk weet iedereen dat dit enkel op zichzelf niet de toverformule zal zijn om de bloedarmoede in ons onderwijs te doen stoppen. Iedereen binnen het onderwijsveld ziet de noden om nog tijdens deze legislatuur extra investeringen te doen in de kwaliteit van ons onderwijs en vooral in de mensen die dit onderwijs tot stand brengen. Met deze besparing heeft de regering dus de toekomstige slagkracht sterk verminderd.
Hoe evalueert u dit gegeven? Heeft de regering, maar ook u, op deze manier niet de handen geboeid om in de toekomst nog extra inspanningen te doen in het kader van de meest urgente onderwijsproblemen in decennia, namelijk het lerarentekort en de hiermee gepaard gaande dalende onderwijskwaliteit?
Welke concrete plannen die in uw langetermijnkoker of in de beleidsnota zaten, zullen door deze besparing niet uitgevoerd worden?
Minister, er wordt ook tweemaal 28 miljoen euro bespaard op de aanleg van het fonds Digisprong. Ik heb in deze commissie al meermaals de nood aangehaald van een structurele verankering en dus financiering van de aanzet die gemaakt is met Digisprong. Een kwaliteitsvol digitaliseringsbeleid is niet zomaar laptops geven, maar bestaat erin om scholen een structureel digitaliseringsplan te doen opzetten, met de nodige constante professionalisering en een verhoogde inzet van onze ICT-coördinatoren. Het is dus heel belangrijk dat er bij de Digisprong-operatie voldoende recurrente middelen volgen. Deze besparing doet echter weinig goeds vermoeden inzake deze opzet. Ik maakte me eerst al zorgen over de komende legislaturen, maar eigenlijk moeten we ons deze legislatuur al zorgen maken.
Minister, kunt u verduidelijken welk effect deze besparing van tweemaal 28 miljoen zal hebben? Welke exacte onderdelen van de verankering van Digisprong zullen hierdoor geaffecteerd worden?
De geplande hervorming van de financiering van de graduaten in het hoger onderwijs wordt versneld, wat een grote besparing moet opleveren. Nu valt de financiering nog onder het systeem zoals dat van het leerplichtonderwijs met onbeperkte groei. Maar vanaf september 2022 wordt dat afgetopt op 2 procent per jaar. Die aanpassing zou normaal gezien pas in 2023 doorgevoerd worden, maar wordt nu vervroegd naar september 2022.
Welke gevolgen zal deze snellere aftopping hebben voor de hogeronderwijsinstellingen met betrekking tot de graduaatstudenten die dit jaar ingeschreven zijn en zich volgend jaar zullen inschrijven? De meeste graduaten tellen 120 studiepunten, dat is dus een normale looptijd van 2 jaar. Een dergelijke onverwacht snellere implementatie van de aftopping van hun groei is misschien heel nadelig voor bepaalde hogescholen die recent meer inschrijvingen hadden en komend jaar zullen kennen als gevolg van een te verwachten grotere vraag van de studienoden ten gevolge van de weer aantrekkende economie en de almaar evoluerende innovatie binnen bepaalde sectoren.
Veel studenten volgen ook graduaten als zijinstromer of als werkstudent in het kader van een herscholing of verdere professionalisering. Nochtans wil de regering meer inzetten op levenslang leren en kondigde ze dit jaar af als ‘het jaar van de opleiding’. Hoe valt deze besparing te rijmen met dit voornemen?
In het infrastructuurbudget zal verder ook een oproep voor huursubsidies overgeslagen worden. Hiermee zou 5 miljoen euro bespaard worden. Minister, in hoeverre valt dit te rijmen met de capaciteitsnood die veel scholen, vooral in Brussel en de Vlaamse centrumsteden, kennen? Bepaalde scholen hebben immers als gevolg van de snelle groei van hun huidige en toekomstige leerlingenaantallen deze huursubsidies broodnodig gezien een structurele capaciteitsuitbreiding vaak veel voeten in de aarde heeft. In de evaluerende nota over de eerste vier oproepen werden deze huursubsidies dan ook positief geëvalueerd als een doeltreffende tijdelijke oplossing.
Minister, ik weet dat de begrotingsbespreking eraan komt, maar ik denk dat de onrust op het veld groot genoeg is om deze discussie nu al te voeren.
Minister Weyts heeft het woord.
Bij de begrotingsopmaak 2022 werd duidelijk dat de Vlaamse Regering een klein miljard moet besparen tegen 2024. We moeten ervoor zorgen dat toekomstige generaties niet worden gehypothekeerd door keuzes die we vandaag maken. Het is goed dat we een degelijk coronabeleid hebben gevoerd maar dat brengt ook een kost met zich mee. We moeten erover waken dat de rekeningen op orde worden overgelaten aan een volgende generatie. Zo niet, is dat schuldig verzuim. We moeten dus iets doen en vandaar de beslissing om een besparing van een miljard euro door te voeren.
Als Onderwijs goed is voor ongeveer 30 procent van het hele Vlaamse budget en maar 10 procent van de besparingsoefening moet doen, is dat niet zo onredelijk. Mijn opdracht is ervoor te zorgen dat dit zo pijnloos mogelijk gebeurt, in samenspraak met de onderwijspartners. U verwijst naar één vergadering maar er zijn er nog andere geweest met minder ruchtbaarheid.
Het is niet leuk om die oefening te doen maar ook dat is verantwoordelijkheid dragen, keuzes maken, besturen. Als ik die opdracht moet opnemen, zal ik die besparing doorvoeren zonder te raken aan de onderwijskwaliteit, en aan de inspanningen die we doen voor de aantrekkelijkheid van het lerarenberoep en de reguliere werking. Zo kunnen we in de loop van een schooljaar niet tegen directies zeggen dat ze minder middelen krijgen dan waartoe wij ons hadden geëngageerd. Dat waren voor mij drie criteria voor toetsing, ik heb u die al eens gegeven tijdens de plenaire vergadering. Velen onder u zeiden toen dat dit onmogelijk is. Wat hier voorligt, beantwoordt nochtans wel degelijk aan die criteria.
Wanneer het gaat over een besparing van 100 miljoen euro, moet eerst worden bekeken wat voorheen extra is gegeven ten voordele van onderwijs en dat is toch een historisch hoog bedrag. Aan het einde van de rit moet dan de netto eindafrekening worden gemaakt.
Er gaan extra middelen naar de cao, goed voor een investering van 188 miljoen euro in het aantrekkelijk maken van het beroep en in onderwijskwaliteit. Dat was dus niet voorzien.
Er zijn ook veel bijkomende budgetten geïnvesteerd in onderwijs sinds de start van deze legislatuur. Wanneer we 2022 vergelijken met 2019, dan zien we dat er 1,6 miljard euro extra gaat naar uitgaven in de reguliere begroting. Een groot stuk daarvan is al gebruikt voor uitgevoerde beleidsimpulsen. Daarnaast zijn er volgend jaar ook nog de relanceplannen binnen onderwijs. Dat geld staat nu op een provisie bij Financiën en Begroting maar dat wordt tijdens het jaar herverdeeld. In 2022 voorzien we nog 227 miljoen euro voor relance-uitgaven. Er gaat 124 miljoen euro naar de Digisprong, dat is de tweede schijf. De eerste schijf hebben we al uitgegeven.
Voor het actieplan Van kwetsbaar naar weerbaar wordt 64 miljoen euro uitgetrokken, voor de Edusprong 38,5 miljoen euro en wat het Voorsprongfonds betreft, hangt het ervan af of de tweede ronde ook nog in 2021 kan vallen. Maar ook daar komen dus extra middelen.
Op grond van uw vraagstelling lees ik uw punten van kritiek. Ik zal ze eens overlopen.
Ja, er waren extra beleidsimpulsen voorzien, extra middelen. Bovenop al wat ik hier al heb gezegd, waren er nog extra middelen voorzien waarop ik inkort. Die middelen waren nog niet toegewezen, dus het is niet alsof er daar engagementen worden geschonden, integendeel. Daar lag nog niets vast. Dat is, als je het zo wil noemen, een besparing, maar een die niet bepaald raakt aan de onderwijskwaliteit, het lerarenberoep, de reguliere werking, want die middelen zijn niet eens toegekend.
In een tweede punt hebt u het over de Digisprong. Wel, ik denk dat ik daar een verstandige beslissing neem en dat we net tegemoetkomen aan de vraag die hier bij herhaling is gesteld. Hier is bij herhaling een kritische bemerking gemaakt ten aanzien van die Digisprong – en dat was dan misschien één kritische bemerking – namelijk dat het dan wel een gigantische investering is van in totaliteit 385 miljoen euro, maar quid daarna? Want een groot deel van de middelen – niet alle – zijn voorzien voor hardware, maar je moet toch ook voorzien dat de volgende regering die Digisprong kan herhalen?
Stel dat je een afschrijvingstermijn van pakweg vijf jaar neemt. Omdat we die in twee schijven geven, moet je eigenlijk beginnen te tellen vanaf 2022. Het is misschien verstandig dat we voor die volgende regering al een soort van financiële buffer, financiële sokkel aanleggen. Dat is wat we hier doen, dat is net wat ik wil doen. In 2021 en 2022 doen we een forse investering van die 375 miljoen euro in de digitale infrastructuur van scholen en in ICT-toestellen. Die moet natuurlijk eerst zelf uitgegeven geraken, maar nadien voorzien we middelen in een fonds om die oefening in de toekomst te kunnen herhalen. En in 2021 spijzen we dat fonds al met 33 miljoen euro, in 2022 en 2023 met 5 miljoen euro en vanaf 2024 weer met 33 miljoen euro. Zo is er in 2025 voor een volgende regering al meer dan 100 miljoen euro ter beschikking. We moeten dus voorzichtig en volgens een goed huisvaderschap plannen voor diegenen die na ons komen. We moeten ervoor zorgen dat ook zij financiële middelen hebben om die Digisprong te herhalen.
In een derde punt hebt u het over de graduaten. Waar zit de besparing daar? De afspraak was dat de graduaten, aangezien ze overgaan naar het hoger onderwijs, ook zouden inkantelen in de financiering van het hoger onderwijs. Dat is toch wel een ijzeren logica, zou ik denken. Alleen trekken we dat een jaar naar voren. Het was oorspronkelijk voorzien in 2023 en we doen dat in 2022. En dat levert inderdaad een besparing op. Dat wil dus zeggen dat de graduaten, zoals in de financiering van het hoger onderwijs geldt voor de hogeronderwijsinstellingen, groeien, maar dat er een plafond is van 2 procent. Niet alle budgetten kunnen zeggen dat ze een groei van 2 procent in het vooruitzicht kunnen stellen. Dat is gewoon de ratio wat dat betreft.
Ik kom tot uw vierde punt, over de huursubsidies. Daarin hebt u gelijk, dat is 5 miljoen euro, maar wel op een totaliteit in deze regeerperiode van investeringen in infrastructuur van 3 miljard euro. 3 miljard euro is 3000 miljoen euro. Dat is dus 5 miljoen euro ten opzichte van 3000 miljoen euro. Wat we daar doen, is gewoon de ratio. Ik weet niet meer uit het hoofd in welk jaar we die besparing voorzien, maar in datzelfde jaar is er de oproep voor het DPFM-programma (Design Build Finance Maintain) Scholen van Morgen. En dan willen we niet twee oproepen tegelijkertijd in de markt zetten. Daarom zou het een evidente en logische besparing zijn, want anders heb je twee concurrerende financieringskanalen die in de markt worden geplaatst.
En trouwens, ik heb ook een nieuwe subsidiëringspiste gelanceerd voor huursubsidies voor tijdelijke modulaire units, waar eigenlijk meer nood aan is en die onmiddellijk kunnen worden benut. Zij kunnen onmiddellijk beantwoorden aan een dringende nood. Er kunnen dus huursubsidies bekomen worden voor een uiterst dringende capaciteitsproblematiek.
Ik erken natuurlijk dat het niet leuk is om een besparing te moeten doorvoeren. Dat is niet fijn maar vervelend, maar is dat onmogelijk gebleken? Neen, dat denk ik niet. Ik denk dat we de oefening hebben kunnen doen, ook in ruggespraak met diverse partners – waarvoor dank – die ik ter zake heb gesproken. Door intens overleg hebben we ervoor kunnen zorgen dat we deze besparing pijnloos kunnen doorvoeren, zonder te raken aan onderwijskwaliteit, aan aantrekkelijkheid van het lerarenberoep en aan de reguliere werking.
Mevrouw Beckers heeft het woord.
Minister, ik ben het met u eens dat het van belang is voor toekomstige generaties om de begroting op orde te houden en dat er dus moest worden bespaard. Maar je kunt je natuurlijk wel de vraag stellen of dat dan effectief op onderwijs moest. Onderwijs is natuurlijk een grote uitgavenpost van de Vlaamse Regering, maar het is natuurlijk ook wel cruciaal voor het Vlaanderen van de toekomst, zeker even cruciaal als een begroting op orde. Daarom stel ik mij nog altijd vragen bij de wenselijkheid om te besparen op onderwijs, ook al moet er bespaard worden.
Ik ga niet mijn collega Van Rooy nadoen en alle subsidies die de Vlaamse Regering geeft opsommen. Ik zal u dat besparen, maar ik denk dat er toch andere pistes waren om te besparen, los van onderwijs.
Minister, u investeert in onderwijs en haalt dan de relancemiddelen aan, maar kenmerkend aan die relancemiddelen is dat ze eenmalig zijn. Dat is juist de kern van die relancemiddelen.
U zegt dat het geplande impulsen waren en dat er eigenlijk nergens aan wordt geraakt, maar u moet toch al een idee hebben gehad over wat u met dat geld zou doen. Er zal toch ergens in uw hoofd al een idee gerijpt hebben over wat u met zoveel geld zou hebben gedaan mocht het er wel geweest zijn. Waarschijnlijk was dat geld dan toch bedoeld voor een lerarenloopbaanpact of weet ik veel wat, iets om het lerarenberoep te versterken. Ik kan niet in uw hoofd kijken. Ik weet niet wat u ermee van plan was, maar het is toch ook een besparing op het aantrekkelijker maken van het beroep.
Dan kom ik tot de graduaten. 2 procent stijgen is niet niets, maar hogescholen die het goed doen en die snel stijgen, worden op die manier wel geraakt, worden wel geraakt in hun financiering. Ze zullen dat wel voelen. Dat is toch wel in tegenspraak met het idee van het jaar van de opleiding, investeren in levenslang leren en zo verder.
Bij die huursubsidies zegt u dat 5 miljoen eigenlijk een klein bedrag is op een heel groot bedrag. Ik zal dat erkennen, maar ik kan natuurlijk niet ontkennen dat er heel grote capaciteitsproblemen zijn. U zegt dat er geïnvesteerd zal worden in modulaire units. Dat is positief.
Niemand zal ontkennen, ook uw onderwijspartners niet, dat u het zo pijnloos mogelijk probeert te doen, maar het is wel degelijk een besparing op een moment dat er net nog extra zou moeten worden geïnvesteerd in onderwijs.
De heer Danen heeft het woord.
Ik weet dat we de discussie ten gronde zullen voeren bij de begrotingsbesprekingen, maar misschien toch nog dit, minister: ik vond uw initiële demarche waarin u zei dat we aan de onderwijspartners zouden vragen waar er bespaard moest worden, een nogal oneigenlijk gebruik van een verdeel-en-heersstrategie. U zegt dat u met wat mensen hebt gesproken en dat de ene van de andere zegt dat er misschien daar kan worden bespaard. Ik vind dat een rare manier van werken. Als u mij vraagt waar we zouden kunnen besparen, dan zal ik misschien zeggen dat u daar eens kunt gaan kijken, bij die of bij die, maar bij mezelf waarschijnlijk niet. Ik vind de manier waarop nogal kwalijk.
U zegt steeds dat u de onderwijskwaliteit en de aantrekkelijkheid van het lerarenberoep niet wilt aantasten en dat er niet aan gemorreld zal worden. Ik twijfel daar eerlijk gezegd aan. U blijft nu een beetje vaag, maar ik had ook begrepen dat u de zijinstromers wou uitbreiden en het interessanter wou maken op het vlak van vakken, alsook inzake jaren anciënniteit. Ik begrijp dat alleen maar overblijft dat het aantal vakken wordt uitgebreid, maar niet het aantal jaren anciënniteit dat kan worden meegenomen. Met het geld dat u nu bespaart of met een fractie ervan, had u op dat vlak heel veel kunnen doen.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Ik herhaal heel graag mijn pleidooi voor transparantie en duidelijkheid want er zijn nog heel wat vragen. Er zijn twee concrete vragen die me bereiken vanuit het onderwijsveld. De eerste gaat over de besparing op de subsidies. Een aantal organisaties dat mooie subsidies vanuit Onderwijs krijgt, vraagt zich hoe ze kunnen weten of ze ook getroffen zullen worden in de besparingsronde. Een tweede vraag is wat de impact van de besparingen zal zijn op de langetermijnbegroting van de onderwijsinstellingen, zeker wat bijvoorbeeld de meerjarenplanning van het hoger onderwijs betreft. Het hoger onderwijs moet namelijk een meerjarenplanning indienen waar de regeringscommissaris ook zijn oordeel over velt. Daarover zijn er ook heel veel vragen. Het is in ieders belang dat we daar zo snel mogelijk duidelijkheid over krijgen. Dat waren twee concrete voorbeelden.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Ik heb eerst een algemene bemerking. Natuurlijk moet een overheid ervoor zorgen dat haar rekeningen in orde zijn, maar de timing is alles. We zijn er echt van overtuigd dat het te vroeg is na de grootste economische en gezondheidscrisis van de laatste jaren om nu al opnieuw het mes te zetten in de overheidsuitgaven. We denken dat je daarmee de relance ondergraaft. Sowieso vinden we besparen op onderwijs altijd een slecht idee omdat het bij uitstek een domein is waarbij investeringen renderen. Dat neemt niet weg dat we bereid zijn om de discussie aan te gaan over hoe het onderwijsbudget efficiënter kan worden ingezet, maar op dit moment wordt het mes er nogal bot ingezet en daar kunnen we ons natuurlijk niet in vinden.
Tegelijkertijd blijft er nog heel veel onduidelijkheid over waar er nu precies wordt bespaard. We hebben een aantal grote richtlijnen gekregen. Ik vind het wel raar om de discussie hier nu al te beginnen voeren voorafgaand aan de begrotingsbesprekingen, maar ik probeer ook om nog wat dieper te graven. Uiteindelijk heeft de minister zelf de knopen doorgehakt na zijn enigszins wrange poging om eerst te proberen om de onderwijspartners het onder elkaar te laten uitvechten.
Ik heb twee vragen. Eentje borduurt verder op het punt dat de heer Danen maakt over die zijinstromers. Voorlopig kunnen we niet meer doen dan afgaan op wat er in de krant stond. Maar daar is het duidelijk dat het potje voor het lerarentekort in de kast bleef en dat een groot deel van die 46 miljoen euro die u niet zult uitgeven aan beleid, bestemd was voor een uitbreiding van de zijinstromers. Hoe zit dat nu precies in elkaar? Ik heb u daar al eens over aangesproken, maar ik kom daar graag nog een keer op terug.
Wat ik nog niet heb gehoord, is de reden voor de besparing van 15 miljoen euro op de onderzoeksmiddelen voor het hoger onderwijs. In het verleden is heel vaak het punt gemaakt dat we extra moeten inzetten op het onderzoeksbudget van de hogeronderwjisinstellingen. Dat doet het Vlaamse onderwijslandschap excelleren. Waarom hebt u die keuze daar gemaakt? Hoe zult u de besparing van 15 miljoen euro concreet invullen? Was het niet verstandiger geweest om die middelen te verschuiven van onderzoeksmiddelen aan multinationals waarvan we weten dat de return on investment beperkt is in plaats van te besparen op de onderzoeksmiddelen voor het hoger onderwijs?
De heer Coel heeft het woord.
We hebben het debat deels al in de plenaire vergadering gevoerd toen de methodiek van het overleg met de partners in vraag werd gesteld. Ik heb toen gezegd dat, als er voor een andere methodiek zou zijn gekozen, namelijk het botweg opleggen vanuit de politiek, dezelfde fracties vooraan zouden staan om te zeggen dat het schandalig is dat er geen inspraak is. Nu is er voor een methodiek gekozen die we steunen. Ik heb toen gezegd dat we die zullen beoordelen als het resultaat bekend is. Dat is nu het geval.
De doelstelling om de besparingen zo ver mogelijk van de klasvloer weg te houden en om niet in te boeten op onderwijskwaliteit, is geslaagd. Het is nooit fijn om te besparen. Iedereen deelt liever extra geld uit en er zijn zeker in het onderwijs altijd uitdagingen waarvan we allemaal zeggen dat we dat zouden kunnen doen, mocht er daar nog geld voor zijn. Dit is een heel te verdedigen oefening. Mijn fractie feliciteert de minister met die oefening. De aanpak was de goede. Het resultaat mag gezien worden. We zullen bij de begrotingsbesprekingen nog meer in detail op de maatregelen ingaan. Als een eerste overzicht, is het goed werk.
De heer Daniëls heeft het woord.
Ik wil reageren op mevrouw Goeman. Ik vind het eerlijk dat u zegt dat de rekeningen op orde moeten zijn. Dat is eerlijk. Maar dan zegt u: ik zou dat nu niet doen. Ik stel echter vast dat het in dit land in het verleden, en zeker op het federale niveau, nooit het moment was om te besparen. Dan eindigen we waar we nu zijn: in een land dat in de rankings in de buurt staat van Italië, Portugal en andere landen die onder curatele komen te staan. Als het nooit het moment is, dan gebeurt er maar een ding: dan dikt de schuld aan.
U hebt wel een ding juist opgemerkt. De minister is inderdaad met een bot mes te werk gegaan, waardoor de besparing in het onderwijs miniem is. Er is niet diep gesneden in het onderwijs en helemaal niet in de spieren. Ik vind het dus een goede zaak, minister, dat er in het onderwijs een bot mes werd gehanteerd, waardoor het aandeel dat onderwijs moet inleveren minder is dan andere domeinen. Ik ben dus blij dat mevrouw Goeman dat namens Vooruit correct heeft opgemerkt.
Minister Weyts heeft het woord.
Mevrouw Goeman, ik zou met een kwinkslag kunnen zeggen: als we die besparingsoefening moeten uitstellen, tot wanneer dan? Tot wanneer de socialisten in de regering zitten? We weten niet wanneer dat weer het geval zal zijn. Anderzijds hebben jullie op dat vlak misschien ook niet de beste reputatie. Maar vooral: we kunnen het ons niet permitteren. Het voordeel is: hoe vroeger je die besparing doet – want het gaat over snijden in de recurrente uitgaven – hoe sneller ook die delta ontstaat. Dat werd, denk ik, ook toegelicht bij het centenboekje. Toen werd geïllustreerd dat een volgende regering, als die niets doet en gewoon het begrotingstraject laat voortgaan, die objectieven al bereikt. Dat komt net doordat je dat vroeg doet. Alle volgende begrotingsjaren bouwen namelijk verder op die basis van die recurrente besparing. Hoe vroeger je een inspanning doet, hoe groter de delta wordt in de volgende regeerperiode.
Mijnheer Danen, zo is het nooit goed. Ik consulteer het middenveld. Dat wordt me niet al te dikwijls verweten, dat ik te veel in dialoog treed met het middenveld, maar in dezen blijkbaar wel. Ik heb hen geconsulteerd en heb er ruggespraak gehad. Het is trouwens op grond van die ruggespraak dat ik die drie criteria heb gedestilleerd, namelijk ervoor zorgen dat de inspanningen die we doen niet raken aan de onderwijskwaliteit noch aan de aantrekkelijkheid van het lerarenberoep en evenmin interen op de reguliere werking. Ik heb dat altijd als toetssteen gebruikt om inspanningen te waarderen en uiteindelijk die keuzes te maken, en ook om te vermijden dat we in het vlees snijden. Daarom ben ik hen blijven consulteren, ook na die eerste communicatief boeiende vergadering. In stilte bereik je soms wat meer. Het is niet zo dat de sociale partners hier blij mee zijn of akkoord mee gaan. Dat heb ik ook nooit gevraagd, dat was nooit mijn uitgangspunt. Ik heb niet gezegd dat ik een akkoord wil of dat ik hen op een of andere manier in het bad wilde trekken. Ik wilde gewoon weten waar we die operatie pijnloos zouden kunnen doorvoeren.
Voor de zijinstromers was nog niets vastgelegd of gelibelleerd van die 46 miljoen euro. Maar we gaan er wel voor zorgen dat er extra middelen gaan naar de zijinstromers. Dat ben ik nu trouwens ook, in het kader van het lerarentekort, aan het bespreken. Maar dat zal in de eerste plaats inderdaad zijn voor de toekenning van anciënniteit voor de zijinstromers in knelpuntvakken.
Wat de transparantie betreft: ik heb open gecommuniceerd over waar er bespaard wordt. In geval van twijfel – wat ik natuurlijk niet bevroed – is er de begroting, die volledige transparantie biedt. Wat de subsidies betreft, mevrouw Vandromme, kan ik u al geruststellen: dat gaat over een besparing die we pas moeten doen in 2023, dus niet met onmiddellijke ingang.
Tot slot, en dat was wel een terechte vraag, die 15 miljoen euro voor het hoger onderwijs gaat over onderzoeksmiddelen. Ik heb daar opnieuw met enige ruggespraak die keuze gemaakt omdat dankzij de grote inspanningen die worden gedaan door mijn collega, minister Crevits, de onderzoeksbudgetten serieus zijn toegenomen. Dat bedrag wordt gecompenseerd door de grote vraag en nood aan infrastructuurmiddelen. De hogeronderwijsinstellingen waren sterk vragende partij om budgetten te kunnen krijgen en verschuiven – want voor hen is dat netto een ‘zero sum’-operatie – om tegemoet te komen aan de infrastructuurnoden. Het gaat over ongeveer 15 miljoen euro die weggaat uit die 3 miljard euro, wat dus relatief is.
Mevrouw Beckers heeft het woord.
Mijnheer Daniëls, als iemand u met een bot mes in de rug steekt, dan schrikt u ook en dan doet dat ook pijn, om nog even het mesmetafoor te gebruiken.
Minister, u kondigt besparingen aan op toekomstige beleidsimpulsen maar vorige week tijdens het actualiteitsdebat deed u allerlei suggesties die niet zijn doorgesproken met uw coalitiepartners, die ook niet zijn becijferd en waar dus ook nog geen middelen voor zijn uitgetrokken. Daarmee creëert u een soort van onrust in het onderwijs dat al in woelig vaarwater zit. Ik vind dat we dit te allen prijze moeten vermijden. Ik wil u vragen om mee te werken om die rust en zekerheid in het onderwijs terug te brengen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.