Verslag vergadering Commissie voor Brussel en de Vlaamse Rand en Dierenwelzijn
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
Mevrouw Tavernier heeft het woord.
Naar aanleiding van het relanceplan Vlaamse Veerkracht werd er een investeringsenveloppe van maar liefst 10 miljoen euro voor het beleidsdomein Brussel voorzien. De Vlaamse Regering keurde daartoe op 21 mei 2021 het algemeen bestedingskader van de relancemiddelen voor gemeenschapsinfrastructuur in Brussel goed.
Het doel van de infrastructuurinvesteringen is om organisaties de nodige faciliteiten te geven om hun werking uit te breiden of hun dienstverlening te garanderen en te optimaliseren. De investeringen gebeuren ten dienste van Vlaamse actoren die zich inspannen voor een goede band tussen de grootstedelijke realiteit van Brussel, zijn bewoners en de Vlaming die er woont of er komt werken of ontspannen.
Het algemeen bestedingskader verdeelt de relancemiddelen over twee inhoudelijke pijlers: digitalisering en hefboomdossiers voor Vlaamse gemeenschapsinfrastructuur. Aan de eerste pijler werd een bedrag van 800.000 euro toegewezen, waarover we reeds eerder in de commissie van gedachten hebben gewisseld en aan de tweede pijler een bedrag van 9,2 miljoen euro. De middelen voor de tweede pijler werden op hun beurt verdeeld over twee specifieke focussen waarbij 3 miljoen euro werd geoormerkt voor de infrastructuur van het deeltijds kunstonderwijs (dko) in Brussel en 2 miljoen euro werd geoormerkt voor de oproep ‘Gemeenschapsinfrastructuur als broedplek’. Dat komt neer op een verschil van 4,2 miljoen euro dat binnen pijler twee nog niet geoormerkt werd. In verhouding tot de totale investeringsenveloppe is dat een aanzienlijk bedrag, waarmee heel wat infrastructurele noden gelenigd kunnen worden
Minister, waaraan zult u de resterende middelen voor de tweede pijler besteden? Zijn hieromtrent bepaalde bijkomende krijtlijnen bepaald? Wanneer denkt u een definitieve oormerking van de resterende middelen te kunnen voorleggen?
Minister Dalle heeft het woord.
Mevrouw Tavernier, we hebben het in deze commissie vaak over de stelling ‘Vlaanderen laat Brussel niet los’. Dat is niet alleen de visie van deze Vlaamse Regering, maar ook wat we elke dag in daden omzetten. We doen dat in alle beleidsdomeinen, in alle gemeenschapsbevoegdheden, maar we doen dat ook extra via het Brusselbeleid. Wat we hier doen in het kader van de Vlaamse relance, is kenschetsend voor het beleid dat we willen voeren. We hebben 10 miljoen euro extra voorzien voor impulsen in het kader van Vlaamse gemeenschapsinfrastructuur in Brussel. Dat geeft uiting aan het sterke engagement van onze regering.
We hebben daadwerkelijk al twee grote blokken vastgelegd, één deel voor het deeltijds kunstonderwijs, in zeer goed overleg met Collegelid Sven Gatz en een tweede voor de Broedplekken, waar we ook uitvoerig in contact zijn geweest met de Vlaamse Gemeenschapscommissie.
De tweede pijler verwijst inderdaad naar zogenaamde hefboomdossiers Vlaamse gemeenschapsinfrastructuur. Deze vallen – en dat is belangrijk om op te merken – integraal onder het richtlijnenkader voor investeringen via het Vlaams Brusselfonds, zoals goedgekeurd door de Vlaamse Regering op 21 mei 2021. U weet dat we in deze legislatuur een grondige evaluatie en een hertekening hebben gedaan van de richtlijnenkaders, zowel voor het Vlaams Brusselfonds als voor de subsidies die uiting geven aan de band Vlaanderen-Brussel, wat wij ‘Polsslag Brussel’ zijn gaan noemen. Het richtlijnenkader voor het Vlaams Brusselfonds is integraal toepasselijk. Het is raadpleegbaar via de website van de coördinatie Brussel binnen het Agentschap Binnenlands Bestuur, maar ik breng de voornaamste beleidsdoelstellingen nog even kort in herinnering.
Ten eerste gaat het over het faciliteren en stimuleren van intersectorale samenwerking. Daar zie ik trouwens de grootste toegevoegde waarde van het Vlaams Brusselbeleid, dat we over de muurtjes van de sectoren heen kunnen kijken. Dat doen we zeker ook met deze extra middelen. Ten tweede gaat het over het verankeren in een Brusselse buurt. Ten derde is het de bedoeling om leegstand te bestrijden. Ten vierde is het een antwoord op een vastgesteld tekort in het aanbod van Vlaamse gemeenschapsvoorzieningen. Vervolgens is er het innovatief werken en het optimaliseren van de werking. En tot slot zijn ook duurzaamheid en toegankelijkheid belangrijke beleidsdoelstellingen in het richtlijnenkader. Boven op dat richtlijnenkader, specifiek voor die 10 miljoen euro, hebben we geen extra richtlijnen bepaald.
De bestedingen van die 10 miljoen euro zullen de gemaakte afspraken rond relancedossiers volgen. Ze zullen ten laatste in 2022 vastgelegd worden en ten laatste in 2026 vereffend moeten zijn. Rekening houdend met deze timing en de timing van de te doorlopen administratieve en formele procedures, streef ik ernaar om tegen september 2022 een definitieve bestedingstabel te hebben voor de relancemiddelen toegekend vanuit het Vlaams Brusselfonds.
Mevrouw Tavernier heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Die 10 miljoen euro is inderdaad een aardige financiële injectie en dat kunnen we alleen maar toejuichen als fractie. Inderdaad, Vlaanderen laat Brussel niet los. Dat is duidelijk.
Mits deze middelen op een goede manier worden geïnvesteerd, kunnen ze wel een wezenlijk verschil maken voor de Vlaamse Gemeenschap in de hoofdstad. Het is tot op de dag van vandaag een uitdaging om voldoende plaats, gebouwen en andere ruimtelijke aangelegenheden te vinden voor de verdere ontwikkeling van de Vlaamse Gemeenschap in Brussel.En u weet, minister, investeringen zijn nodig en ook niet onbelangrijk. Zo'n investeringen zijn ook zichtbaar. Ze maken dat de band tussen Vlaanderen en zijn hoofdstad ook zichtbaar worden in het straatbeeld. Ze nemen een plaats in in de leefwereld van de Brusselaar.
Ik was dan ook heel enthousiast over de eerste bestedingen in het dko in Brussel. De noden waren en zijn waarschijnlijk nog steeds enorm hoog. Ik vind dat we met die focus inderdaad kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van de artistieke creativiteit van de vele Brusselse ketjes, in wat voor discipline ook. De coronacrisis heeft ons geleerd dat jongeren, en zeker kinderen, altijd een uitlaatklep nodig hebben. Sport is in Brussel vaak een probleem, dankzij nalatige Brusselse gemeentebesturen soms. Maar ook kunst en cultuur kunnen een toevluchtsoord zijn voor velen. Daarom moeten we dit beleidsdomein zeker blijven ondersteunen.
U zegt mij dat ik binnen een jaar de vraag nog eens opnieuw moet stellen. Ik zou een lans willen breken om toch zeker te bekijken of er geen verhoging van de middelen voor het dko overwogen kan worden vanuit die resterende middelen, van die ruim 4 miljoen euro. De infrastructuurnood is in dit domein, zoals al aangegeven, enorm hoog. Ik denk werkelijk dat we met deze investeringen een echte bijdrage kunnen leveren aan het welzijn en plezier van de Brusselse jongeren, iets wat u vanuit uw andere beleidsdomein Jeugd zeker nauw aan het hart moet liggen.
Ik heb dan ook twee bijkomende vragen. Wat is de stand van zaken met betrekking tot de aanbesteding van die 3 miljoen euro geoormerkte middelen voor het dko in Brussel? Hoe staat u tegenover een eventuele verhoging van het geoormerkte bedrag voor dko binnen dit relanceplan?
Minister Dalle heeft het woord.
Een stand van zaken in detail omtrent het dko kunnen we misschien toevoegen aan het verslag. Of hoe doen we dat? Ik heb niet alle info bij. Ik weet dat we rond Sint-Agatha-Berchem heel vergevorderd zijn bijvoorbeeld, maar dat volgt zijn verloop.
Wat uw bredere vraag betreft om meer middelen van de 10 miljoen euro toe te kennen aan het dko, wil ik het volgende opmerken. Deze middelen – en dat geldt eigenlijk voor heel wat van onze Vlaams-Brusselse middelen – mogen niet op zich gezien worden. Ze zijn een katalysator voor de mobilisatie van andere middelen. De 3 miljoen euro die we vanuit Vlaanderen inbrengen, zorgt voor mobilisatie van ongeveer 10 miljoen euro voor het deeltijds kunstonderwijs, onder meer dankzij een zeer aanzienlijke inspanning van de Vlaamse Gemeenschapscommissie maar ook doordat lokale besturen hun duit in het zakje doen. Dat is misschien minder dan we zouden willen, maar ze doen toch allemaal een inspanning. Dat was een van de voorwaarden die we hebben gesteld.
Die 3 miljoen euro zorgt dus eigenlijk voor een mobilisatie van 10 miljoen euro, wat ongezien is. Als je kijkt naar de investeringen in de laatste decennia in het deeltijds kunstonderwijs in Brussel, dan zul je zien dat dit veruit de grootste investering is, dat dit historisch is.
Dan puur praktisch. We zullen het masterplan dat door mijn voorganger is besteld en opgeleverd – de studie rond het dko – voor een zeer substantieel deel uitvoeren tijdens deze legislatuur. Ik hoop dat dit in de volgende legislatuur verdergezet kan worden, zodat we over twee beleidsperiodes de volledige studie kunnen omzetten in renovaties en in nieuwbouw of vernieuwbouw.
Het is wel zo dat dit heel veel vergt, niet alleen financieel maar ook naar opbouw, naar coördinatie, naar projectcoördinatie van de VGC, van Vlaanderen en vooral van de inrichtende machten. We zetten nu alles op alles om dit te kunnen realiseren. Dat is een enorm werk. Ik kan u zeggen dat het niet zomaar volstaat om daar nog 1 miljoen euro aan toe te voegen om dan ook deze legislatuur nog andere dossiers te realiseren. De inrichtende machten, de gemeenten, het gemeenschapsonderwijs, het vrij onderwijs moeten ook klaar zijn om dat te doen. In die zin denk ik niet dat het veel zou helpen om daar nu nog extra geld dan toe te voegen.
We hebben dat samen met collegelid Gatz zeer grondig bekeken en voorbereid. Dit is het pakket dat we deze legislatuur op tafel leggen. Als we hierin slagen, dan denk ik dat we een historische investering doen in het deeltijds kunstonderwijs in Brussel en dat we zo op twee legislaturen het masterplan kunnen realiseren.
Mevrouw Tavernier heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoorden. Ik heb al een aantal schriftelijke vragen gesteld over de investeringen in het dko. Ik zal misschien een nieuwe vraag stellen om de stand van zaken op te vragen.
Mijn vraag voor bijkomende investeringen in het dko wil ik toch even extra kaderen. Die 3 miljoen euro is al een mooi bedrag, maar de noden zijn geïdentificeerd op 20 miljoen euro. Dat is natuurlijk niet niets.
Ik zal dit uiteraard verder blijven opvolgen, want ik ben heel erg benieuwd waar die 4,2 miljoen euro effectief naartoe zal gaan. Dank u wel.
De vraag om uitleg is afgehandeld.