Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
De heer Janssens heeft het woord.
Voorzitter, dit is eens te meer een opvolgingsvraag, want ik heb eerder dit jaar, op 28 april 2021 en op 22 juni 2021, telkens geïnformeerd naar de stand van zaken met betrekking tot de regiovorming die, als ik me niet vergis, momenteel slechts in vier van de vijf provincies rond is. In juni 2021 wachtten we al acht weken op een beslissing van de Vlaamse Regering. Voor zover ik weet, is er nu, vier maanden later, nog niets veranderd.
Minister, in uw vorig antwoord hebt u verklaard dat een mediastilstand geen stilstand in het dossier hoeft te impliceren. Een beslissing blijft nu echter wel erg lang uit. U hebt eerder dit jaar verklaard dat in de loop van de komende weken of in elk geval op relatief korte termijn ook voor Limburg duidelijkheid zou komen. Volgens mijn informatie is daarvan tot nu toe niets in huis gekomen.
U weet wat het standpunt van het Vlaams Belang is. We worden daarin bijgetreden door heel wat burgemeesters, namelijk 36 van de 42 burgemeesters, en door een breed middenveld dat vindt dat de structuren op Limburgs niveau goed werken en dat dit in de toekomst ook zo moet blijven. Wat mij betreft, bestaat de enige manier om dit te verzekeren erin Limburg nog steeds als een regio te behouden. Daarover bestaat zowel binnen onze provinciegrenzen als bij een aantal partijen in het Vlaams Parlement grote eensgezindheid.
Aangezien we nu al enige maanden op een beslissing wachten, zou ik u willen vragen of u sinds mijn laatste vraag om uitleg hierover nog overleg met de Limburgse burgemeesters, de Limburgse gouverneur of andere betrokkenen hebt gehad. Zo ja, wat was de conclusie? Zo neen, zult u hiertoe nog een initiatief nemen?
Werd het dossier nog geagendeerd of besproken worden op de ministerraad van de Vlaamse Regering? Want daar moet het uiteraard beslist worden. Zo ja, wanneer en wat was de conclusie? Zo niet, wanneer plant u dat te doen?
Welke eventuele andere initiatieven hebt u in dit dossier nog genomen?
Minister Somers heeft het woord.
Mijnheer Janssens, het is inderdaad een opvolgvraag van u. U hebt mij daar op 28 april en 22 juni in deze commissie ook vragen over gesteld, en ik heb daar ook alle begrip voor. Want op dit moment is de regioafbakening voltooid in vier van de vijf provincies, maar is de knoop nog niet ontward of doorgehakt in Limburg. Er is nog geen finale beslissing. Ik hoop dat we dat de volgende weken en maanden kunnen rondkrijgen, hoe sneller, hoe liever. Het is een complexe politieke knoop die moeten worden doorgehakt. Ik denk dat ondertussen iedereen begrijpt dat dat geen eenvoudige oefening is.
Dat remt me nochtans niet af in het verdere traject. Inmiddels heb ik de voorbereidingen opgestart voor een nieuwe wijziging van het decreet over het lokaal bestuur. Via dat decreet zullen we onder meer de indeling in referentieregio’s en de leidende principes van de regiovorming verankeren wat de intergemeentelijke samenwerking betreft. Die krijgen dus een decretale basis.
Welke initiatieven heb ik genomen en zal ik nog nemen? U weet dat de doelstelling van de regiovorming drieledig is: de bestuurskracht van de lokale besturen versterken; meer transparantie en meer democratische inspraak; werken aan minder structuren en minder mandaten.
Zoals ik de vorige keer al aangaf, is het afbakeningsproces voltooid in vier Vlaamse provincies. We gaan die regiowerking maximaal ondersteunen. Eén aspect daarvan zijn de regionale doorbraken van het Labo Regiovorming, dat binnen de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) is opgericht met financiering vanuit Vlaanderen.
Op 7 oktober selecteerde het labo zeven regionale doorbraakprojecten, die elk een subsidie van 25.000 euro krijgen. Indieners van de doorbraakprojecten zijn regio’s of subregio’s. Zij willen een doorbraak realiseren in een specifieke maatschappelijke uitdaging voor de regio. Ik licht de zeven regio’s of subregio’s even toe. Er is de regio Westhoek, die werkt rond de activering van kansengroepen in een plattelandsregio; zij gaan daar regionaal op samenwerken. Op die manier tonen ze aan de andere regio's hoe je rond dat thema regionaal kunt samenwerken. De regio Zuid-West-Vlaanderen werkt rond energiegemeenschappen, de regio Midwest rond regionale sportinfrastructuur. De regio Gent zet in op erfgoed en cultuur, de regio Rivierenland op geestelijke gezondheidszorg. De regio Kempen werkt rond buurtgerichte mobiliteit, en de subregio Neteland werkt rond rechtspositieregeling en interne arbeidsmarkt.
Samen met de Vlaamse en federale overheidsinstanties pakken we de hinderpalen aan waarop de regio’s botsen bij de projectuitvoering. Dus telkens wanneer een van deze regio’s of subregio’s botst op een regelgeving die bijvoorbeeld ontmoedigt of verhindert dat men op bovenlokaal belang samenwerkt, gaan we die regelgeving ook aanpassen. Als men bijvoorbeeld samenwerkt, krijgt men nu drie keer subsidies, omdat men met drie gemeentes samenwerkt. Als die drie gemeentes zeggen dat ze vanaf nu regionaal gaan samenwerken, dan krijgen ze maar één keer die subsidie of maar één keer die betoelaging. Dat remt natuurlijk op een onnatuurlijke manier die samenwerking af. Daar gaan we dus proberen om telkens die hinderpalen in beeld te brengen en te doorbreken – niet alleen voor de regio maar meteen voor heel Vlaanderen.
Vorige keer haalde ik aan dat ik bij mijn bezoeken aan de burgemeestersoverleggen gemerkt heb dat er een dynamiek op gang getrokken is die we structureel willen versterken. Ervaringen en goede praktijken delen we met de andere regio’s en subregio’s, ik verwijs daarvoor onder meer naar de pagina ‘Regio’s aan het woord’ op de website van het Labo Regiovorming. We organiseerden ook al verschillende leermomenten en webinars.
Een belangrijke doelstelling van de regiovorming is de verrommeling op het intermediaire niveau aanpakken en komen tot minder tussenstructuren en minder mandaten. Uit de ronde van de regio’s hebben we geleerd dat een aantal regio’s reeds een plan vereenvoudiging hebben opgemaakt en deels uitgevoerd. Midwest gaat van 183 naar 39 samenwerkingsverbanden, de Westhoek van 45 naar 26 samenwerkingsverbanden, en Zuid-West-Vlaanderen van 137 naar 44 samenwerkingsverbanden. In totaal gaat het om een vermindering van 256 samenwerkingsverbanden en vele daarmee samenhangende mandaten. Er is dus een veelvoud van die 256 samenwerkingsverbanden die verdwijnen.
We stimuleren en ondersteunen ook andere regio’s en subregio’s om een dergelijk plan op te stellen; sommige zijn daar al mee bezig. Wat staat er op de planning? Vanaf dit najaar zal het Labo Regiovorming regio’s en subregio’s begeleiden die willen komen tot een transparanter samenwerkingslandschap, via de opstart van een lerend netwerk inzake verrommeling, de opmaak van een stappenplan voor het saneren van samenwerkingsverbanden, bestemd voor regio’s en subregio’s en voor individuele lokale besturen, en de begeleiding van regio’s op basis van het stappenplan. Er is dus veel in beweging in de regio’s zelf.
Tegelijkertijd zijn mijn collega-ministers in de Vlaamse Regering ook bezig met de voorbereiding van de afstemming van hun regionale afbakeningen, regelgeving en goede praktijken. Een aantal eerste stappen zijn inmiddels gezet.
Collega Diependaele is volop bezig met de vorming van woonmaatschappijen. Lokale besturen hebben tot 31 oktober om een voorstel van werkingsgebied te formuleren. Een van de criteria is dat de werkingsgebieden in overeenstemming moeten zijn met de referentieregio’s. Op basis van alle voorstellen zal minister Diependaele met een afbakeningsvoorstel naar de Vlaamse Regering trekken.
Collega Beke heeft dit voorjaar reeds een ronde gedaan van de acht eerstelijnszones die geïmpacteerd zijn door de regiovorming. Er zijn er acht die zich moeten aanpassen. We bekijken hoe ze zo goed mogelijk kunnen worden aangepast aan de kaart van de regiovorming.
Collega Demir heeft in het Energiebesluit ingeschreven dat de Energiehuizen vanaf 1 januari 2026, met de start van hun zesjarenplan, in overeenstemming moeten zijn met de referentieregio’s.
Op initiatief van collega Jambon heeft de Vlaamse Regering een addendum bij de beheersovereenkomst van OP/TIL goedgekeurd, het vroegere Steunpunt Bovenlokale Cultuur. OP/TIL zal de cultuurregio’s informeren en begeleiden op het vlak van regiovorming.
Tot slot een woordje over een van de bevoegdheden van collega Dalle. Ik was deze middag samen met hem te gast op het toonmoment van Bataljong over regionaal samenwerken rond jeugdbeleid. Bataljong is de ledenorganisatie van steden en gemeenten voor hun jeugdbeleid. De organisatie heeft de ambitie om in elke referentieregio een intergemeentelijke samenwerking bovenlokaal jeugdbeleid op te starten.
Het Agentschap Binnenlands Bestuur (ABB) werkte een aantal ondersteunende tools uit voor de regio’s en hun contactpersonen. De eerste tool is de regionieuwsbrief. Eind augustus verstuurde ABB een eerste editie naar de contactpersonen in de regio’s. De volgende editie, die begin november zal worden verstuurd, wordt een digizine naar een breder doelpubliek.
Een tweede tool is de regiomonitor. De website van de Gemeente-Stadsmonitor zal worden uitgebreid met een themapagina over regio’s. Vanaf begin volgende maand wordt het mogelijk om je gemeente te vergelijken met de andere gemeenten in de regio. Er is een regiobenchmark voor registerindicatoren, en een minimum en maximum binnen de regio voor surveyresultaten. En via de website zullen we ook een synthese per regio aanbieden.
ABB start dit najaar met een Vlaamse impactanalyse en zal de voortgang van de aanpak van de vastgestelde drempels permanent monitoren. In december zal ik hierover een eerste maal rapporteren aan de Vlaamse Regering. Ook het Steunpunt Bestuurlijke Vernieuwing werkt ondersteunende tools uit voor de regio’s. Eerstdaags wordt een nota opgeleverd die een verkennende en beschrijvende analyse maakt van een zestal burgemeestersoverleggen. Dat gaat onder meer over samenstelling en voorzitterschap, frequentie van het overleg, de agenda, de terugkoppeling naar de lokale besturen, en de betrokkenheid van streekparlementsleden. De aandachtspunten uit de nota kunnen inspirerend zijn voor een startend of beginnend burgemeestersoverleg. We gaan hiermee alleszins ook aan de slag via onder meer toelichtingen en webinars.
U ziet dus dat wij op tal van vlakken stappen vooruit aan het zetten zijn, dat dat toch wel een agenda is. Het zal een paar jaar duren, het is heel nieuw. Maar ik denk echt dat, als we aan dit tempo blijven verder werken, de regiovorming en de referteregio's een echte realiteit zullen zijn, en dat we er echt in gaan slagen om honderden structuren af te schaffen, daar maak ik mij echt sterk in – ik ga niet zeggen duizenden, maar toch honderden. En zo hebben we duizenden minder mandaten in Vlaanderen naar die bovenlokale verrommeling. We zullen een goede methodologie hebben op het regionale vlak van samenwerking tussen burgemeesters, en het versterken van het lokale beleidsniveau. Dat is de ambitie, en er zijn heel veel sporen die vandaag zinvol werken.
Ik geef met u toe dat het een kiezel in de schoen is dat de knoop in Limburg niet is doorgehakt. Ik moet daar niet flauw over doen, ik wou dat dat al gebeurd was. Maar ik hoop dat we dat binnen een paar weken kunnen doen. Dat kan misschien ook iets langer duren, vrees ik. Maar ik denk dat we daar ook niet eindeloos mogen mee wachten.
De heer Janssens heeft het woord.
Inderdaad, de deadline voor de beslissing inzake Limburg was eerst Pasen 2021. Als ik u nu hoor zeggen dat we nog een aantal weken of maanden nodig hebben om een beslissing te nemen, dan gaat u zelfs Kerstmis 2021 niet halen.
Goed, een van de doelstellingen van die regiovorming is om meer transparantie te geven. Wel, dan vraag ik om eens transparantie te geven. Wat is er aan de hand, waarom kan die beslissing niet genomen worden wat Limburg betreft? Want de hinderpaal, het struikelblok zit niet in Limburg, waar zowat alle burgemeesters en zowat alle politieke partijen het erover eens zijn, en waar het brede middenveld, onderwijs, welzijnsorganisaties, culturele organisaties enzovoort allemaal zeggen dat Limburg, om goed te blijven functioneren, eigenlijk gewoon één regio moet blijven.
U had het ook over de woonmaatschappijen. In Limburg is er al beslist dat het gewoon één huisvestingsmaatschappij voor de hele provincie wordt. Waarom kan dat dan niet binnen de regiovorming, waarom kan daarover niet dezelfde beslissing genomen worden? Die knoop ligt inderdaad niet in Limburg, die moet blijkbaar in de Vlaamse Regering worden ontward. Daarover vraag ik van u toch enige transparantie. Wat zijn de struikelblokken? Welke puzzelstukken heeft de Vlaamse Regering nog nodig om uiteindelijk die beslissing te nemen? Want alle stappen die u nu hebt opgesomd en die in de andere provincies worden gezet, daar zal Limburg weer met enige achterstand aan moeten beginnen.
En dan is er iets dat ik me afvraag. U hebt gezegd dat u tegen het einde van de legislatuur een duidelijke en stevig ingebedde regiowerking wilt hebben. Hoe garandeert u dat voor Limburg diezelfde oefening nog op een efficiënte wijze kan gebeuren, gezien de achterstand die u hebt in het nemen van een uiteindelijke beslissing over de regiovorming?
De heer Brouns heeft het woord.
Collega Janssens, u hoeft zich geen zorgen te maken wat die achterstand betreft. Limburg kan een heel snelle inhaalbeweging maken en meteen een voorsprong nemen. Want als we de voorbije weken en maanden iets hebben getoond, dan is het inderdaad dat wij op Limburgs niveau heel goed kunnen samenwerken. Want we hebben inderdaad inmiddels wat de woonmaatschappij betreft, beslist dat we naar één woonmaatschappij voor Limburg gaan.
Wat die werkingsgebieden betreft, dat die de referentieregels moeten omvatten, is het antwoord volgens mij dus duidelijk, minister. Dat zal inderdaad Limburg zijn. We worden in één sprong de grootste woonmaatschappij van Vlaanderen, met 23.000 woningen. We fuseren negentien maatschappijen. Dat is een huzarenstukje: we zijn er met alle politieke partijen opnieuw in geslaagd zijn om naar één groot Limburgs verhaal te gaan. En volledig in de logica zoals u die hebt uitgetekend voor de nieuwe regiovorming, minister, is het dan inderdaad met een grote en sterke referentieregio, maar natuurlijk ook met subcomités, subregio's, zoals we altijd hebben vooropgesteld. Wat betreft het decreet rond de werkingsgebieden die in overeenstemming moeten zijn met de referentieregio's steunt minister Diependaele dat verhaal zoals het in Limburg van onderuit is opgebouwd.
Minister, mijn bijkomende vraag luidt: gaat u mee in die logica om, naar analogie met het nieuwe werkingsgebied, voor de woonmaatschappijen de referentieregio Limburg te aanvaarden? Dank u wel.
De heer De Loor heeft het woord.
Voorzitter, collega's, minister, in maart van dit jaar werd de regio-indeling voor vier van de vijf provincies met grote en luide trom aangekondigd. Maar gezien de specifieke situatie in Limburg, lijkt het mij niet goed om dat verder te blijven uitstellen. Ondertussen doen er zich een aantal tendensen voor. Enerzijds zorgt het getreuzel ervoor dat de lokale besturen proberen om de regiovorming voor te zijn en op die manier voldongen feiten te creëren. Want hoe langer men wacht om knopen door te hakken, hoe meer men de regiovorming moet afstemmen op reeds bestaande samenwerkingsverbanden. En anderzijds, collega's, is er de tendens dat lokale besturen wachten om knopen door te hakken rond samenwerking tot ze er duidelijkheid over hebben tot welke regio ze zullen behoren. Ik denk dan bijvoorbeeld aan Bocholt, dat wacht om te beslissen om dan te kunnen kiezen in welke politiezone het wil instappen.
Minister, u hebt zich in maart tijd gekocht voor het afkloppen van de regiovorming in Limburg. Ondertussen zijn we bijna november en zijn we nog geen stap verder. Daarom heb ik een aantal concrete vragen. U hebt daarnet weer verwezen naar een algemene timing. Maar kunnen we ook een concrete timing krijgen van u over wanneer u de situatie en de regiovorming in Limburg definitief wenst af te kloppen? Dat is mijn eerste vraag. En mijn tweede vraag luidt: wat zegt u tegen gemeenten, zoals bijvoorbeeld Bocholt, die nog altijd wachten op een doorbraak over de regiovorming, om zelf de knopen te kunnen doorhakken? Want u hebt daarnet zowel de reeds genomen als de volgende stappen toegelicht. En wij vrezen dat er op den duur een regiovorming met verschillende snelheden zal worden gecreëerd door die onenigheid die er is binnen de Vlaamse Regering.
De heer Warnez heeft het woord.
Voorzitter, ik was niet van plan om tussen te komen in Limburgse materies. Maar, minister, u bent zelf een beetje buiten Limburg gestapt. Dat is ook goed. En u hebt gewezen op de dynamiek die er bestaat in andere regio's. En daarover heb ik een vraag. Er is inderdaad een sterke dynamiek, en die dynamiek zal er alleen maar zijn als de gemeenten zelf er hun schouders onder zetten.
Als u kijkt naar de dynamiek die er vandaag ontstaat en de lessen daar, hoe kijkt u dan naar de band die die regio's vandaag aan het ontwikkelen zijn met de burgers zelf, met de inwoners van de gemeenten en met de gemeenteraden?
Ik verklaar mij nader. Eén, hoe ziet u de profilering van die regio's richting die burgers? Als er activiteiten rond van alles en nog wat worden ontwikkeld binnen die regio’s, zullen er dan nieuwe aanspreekpunten ontstaan voor die burgers? Zal men straks bijvoorbeeld naar Rivierenland moeten gaan voor bepaalde activiteiten in plaats van naar Mechelen? En twee, hoe ziet u de band met de gemeenteraden? U hebt gelijk: er zullen veel minder mandaten zijn, en dat is goed. Maar natuurlijk blijven de gemeenteraden de grondstenen van onze democratie en ook wel van het beleid, dat bottom-up moet gebeuren. Op welke manier ziet u daar op dit moment een terugkoppeling gebeuren?
Minister Somers heeft het woord.
Er werden een paar interessante vragen gesteld. Eerst en vooral wil ik zeggen dat ik veel respect heb voor de historische opbouw in Limburg, om op het niveau van heel Limburg structuur uit te bouwen. Dat maakt van Limburg een unicum in het hele verhaal, omdat Limburg, in tegenstelling tot vele andere provincies, in een aantal elementen of bovenlokale samenwerkingsverbanden heeft gekozen voor het Limburgse niveau, meer dan welke andere provincie ook.
Natuurlijk past bijvoorbeeld één huisvestingsmaatschappij voor heel Limburg zowel in een concept waarbij er één regio zou zijn in Limburg als in een concept waarbij er drie regio's zijn, want die drie regio's kunnen samenwerken op supraregionaal niveau. Dat staat er ook heel duidelijk in. U weet – ik zal eerlijk zijn – dat de discussie voor mij soms een zekere graad van semantiek heeft. Zijn het nu drie regio's die samen een supraregio vormen of is het een regio met drie subregio's? Dat zijn vaak – ik zal niet rond de pot draaien – politiek de moeilijkste discussies. De symboliek is vaak het moeilijkst om mee om te gaan. Dat is in het menselijke leven ook zo: dat zijn vaak de gevoeligste en moeilijkste dossiers om door te geraken.
De vraagstellers hebben gelijk dat het beter zou zijn dat we die knoop zo snel mogelijk doorhakken. Mijnheer Brouns, u verwees naar de casus Bocholt. Die toont aan dat het inderdaad zinvol is om die beslissing zo snel mogelijk te nemen. Ik ben het ermee eens dat we dat moeten doen. Het is echter geen beslissing van een individuele minister, maar van de hele regering.
Maar ik heb ook proberen aan te tonen dat het voorlopig uitblijven van deze beslissing geen impact heeft op de dynamiek die we voltrekken en op het beslissingsproces dat de Vlaamse Regering aan het volgen is op het terrein. Hoewel we nog een keuze moeten maken over die vijfde provincie, hindert dat ons niet om vandaag voortgang te boeken op het terrein.
Er is iets dat heel duidelijk moet zijn. U weet dat dit geen nieuwe bestuurslaag is. We zullen dus niet weer nieuwe structuren creëren op het regionale niveau. Dat is het antwoord op de vraag van de heer Warnez. Het zijn lokale besturen die de handen in elkaar slaan om een bovenlokale samenwerking mogelijk te maken. Ik denk dat de aanspreekpunten in hoofdzaak de lokale besturen, de lokale administraties zelf zullen blijven. Ik geef het voorbeeld van een intercommunale samenwerking die vandaag bestaat, zoals de huisvuilophaling. Die communiceert vaak vanuit die intercommunale structuur. Dat zal in de toekomst ook zo blijven. Ik heb niet het gevoel dat er door de regiovorming nu plots heel veel nieuwe bovenlokale aanspreekpunten zijn. Maar als die hier en daar ontstaan, dan zal dat ook gebeuren omdat gemeentebesturen zeggen dat ze daar een efficiëntiewinst mee kunnen boeken, omdat het voor hen zinvol is om gezamenlijk te communiceren over een aantal zaken of een gemeenschappelijk aanspreekpunt te hebben rond een aantal punten.
Ik geef een voorbeeld vanuit mijn eigen regio. De geestelijke gezondheidszorg was in sommige gemeenten sterk aanwezig, in andere gemeenten minder of niet. We hebben nu gezegd dat we daar bovenlokaal rond zouden samenwerken. Dat is een van de doorbraakdossiers. Dat zorgt ervoor dat sommige lokale besturen die vandaag geen aanbod hebben, nu wél een aanbod zullen krijgen en dat de hele regio ter zake een degelijk aanbod zal krijgen op het vlak van geestelijke gezondheidszorg. Dat vind ik een grote stap vooruit. Dat betekent dat gemeentebesturen die met een dergelijke problematiek worden geconfronteerd, weten waar ze terechtkunnen. Die informatie zal nu misschien op regionaal vlak worden verspreid. Dat is een keuze die de gemeentebesturen nog moeten maken.
Minister Dalle werkt hard aan Bataljong en wil in elke regio een bovenlokale samenwerking met betrekking tot het jeugdwerk creëren. In kleinere gemeenten is de jeugdwerking vaak een eenmansverhaal en niet altijd goed uitgewerkt. Door regionaal de handen in elkaar te slaan, kunnen ze elkaar versterken, misschien een zekere specialisatie nastreven en misschien zelfs infrastructuur creëren op een niveau dat de gemeenten op eigen kracht niet aankunnen. Op bovenlokaal vlak wordt dat dan wel haalbaar en mogelijk. Dat zijn de stappen die we ondersteunen.
Wat de bibliotheekwerking betreft, geef ik als voorbeeld een aantal gemeenten in de Kempen die samen een bibliotheekwerking willen uitbouwen. Dat is knap en leidt voor de lokale besturen tot meer kwaliteit en een veel sterker aanbod.
Niet alles zal regionaal gebeuren. Sommige gemeenten zullen alles langs hun kanalen laten lopen omdat zij dicht bij de burger staan. Voor andere structuren en problemen zullen zij dan beslissen dat het interessant is om dat bovenlokaal aan te pakken. Een bovenlokale organisatie van en communicatie over de huisvuilophaling kan een zinvolle keuze zijn. Dat is de vrijheid van de gemeenten. De Vlaamse Regering zal niet interveniëren in wat de lokale besturen moeten doen. Het blijft een bovenlokaal samenwerkingsverband, waarbij de gemeenteraden en de colleges van burgemeester en schepenen de leiding hebben.
De vraag om uitleg is afgehandeld.