Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Minister, in het voorjaar verklaarde u in de commissie dat de contactopsporing afgelopen zomer geëvalueerd zou worden en dat er gekeken zou moeten worden of, en zo ja, in welke vorm, de contactopsporing zou worden verdergezet. Ondertussen zijn we enkele weken voor de gunning van de opdracht en er was tot vorige week nog niets geweten over hoe Vlaanderen de toekomst van de contactopsporing ziet.
Een blik op de verslagen van de stuurgroep contactopsporing leert dat de contactopsporing voor het eerst sinds haar ontstaan vijftien maand geleden, enigszins waar voor haar geld lijkt te bieden. Want alhoewel elke callcenter agent nog steeds 400 euro per dag kost, is er sinds de zomer een capaciteitsbenutting van om en bij 80 procent, waar die eerder vrij consequent onder 40 procent zat. Waar Vlaanderen vroeger betaalde om technisch werkloze call agents en call agents die permanent in opleiding zaten aan de slag te houden, betaalt het vandaag voor call agents die werken. De laatste weken werkt men zelfs aan nagenoeg 100 procent van de beschikbare capaciteit. Die evolutie is positief.
En daarbij is ook belangrijk dat de kwaliteit zo goed als ongewijzigd is tegenover de periode waarin slechts één op drie call agents iets te doen had volgens de werklastmonitoring.
Tegelijkertijd moeten we erkennen dat de opdrachten van de contactopsporing zijn uitgebreid. Zo leert het verslag van 24 september dat de contactopsporing nu ook de centra voor leerlingenbegeleiding (CLB’s) ondersteunt bij het verzamelen van hoogrisicocontacten, dat zij actiever het testbeleid opvolgt, en dat ook teruggekeerde reizigers met een risicoprofiel nu daadwerkelijk gecontacteerd worden.
Het consortium wees er ook op dat in onze buurlanden al is beslist om de contactopsporing verder te zetten tot na de winter. Recent las ik dat ook Vlaanderen dat zinnens zou zijn.
Hoe evalueert de Vlaamse Regering de contactopsporing tijdens de coronapandemie? Hoe effectief werd de contactopsporing bevonden? Hoe werd de kostprijs en het aantal ingezette vte beoordeeld? Hoe wordt de performantie van het bronnenonderzoek geëvalueerd?
Bent u van mening dat contactopsporing een meerwaarde was en blijft in de strijd tegen het coronavirus?
Welke beslissing is er vrijdag genomen omtrent het verderzetten of stopzetten van de huidige gunning van de contactopsporing aan het consortium?
Voor welke groepen personen of voor welke risicosituaties acht u contactopsporing wenselijk de komende maanden? Hoe zal de capaciteit hiervoor desgevallend berekend en voorzien worden?
Welke rol zullen de lokale overheden en de CLB's spelen in dit verband?
Minister Beke heeft het woord.
Ik vind het een beetje jammer dat u in uw vraag opnieuw de dooddoener oproept van Netflixende contactracers die met hun vingers zitten te draaien. In deze commissie hebben we al meermaals een debat omtrent het contactonderzoek gevoerd. Daarbij is consequent naar voor gekomen dat de centrale contactopsporing in ijltempo is moeten starten. Dat heeft dus inderdaad opstartproblemen gekend, maar levert intussen wel goed werk in een moeilijke context van steeds wijzigende omstandigheden. We verwachten van de bevolking dat ze meewerkt aan het contactonderzoek, en miscommunicatie door leden van dit parlement draagt daar niet toe bij.
De permanente verbetering van het contactonderzoek sinds de start vertaalt zich in de cijfers. Er werden door het callcenter al meer dan een half miljoen unieke indexen bereikt vanaf de aanvang tot eind september 2021, hetgeen resulteerde in het bellen van bijna 100.000 collectiviteiten en meer dan 800.000 risicocontacten. Daarnaast werden in totaal meer dan 90.000 huisbezoeken uitgevoerd.
Contacttracing komt in essentie neer op het bereiken en informeren van een zo groot mogelijk deel van de besmette patiënten, om vervolgens de risicocontacten van deze patiënten te identificeren en snel te contacteren, zodat zij zich kunnen laten testen en afzonderen. Het alternatief is het virus de vrije loop laten. Met dit doel in het achterhoofd worden een aantal kern-KPI’s (key performance indicatoren) met betrekking tot bereik, snelheid en contactendeling continu gemonitord door het consortium, het agentschap Zorg en Gezondheid en de Vlaamse stuurgroep.
Het bereik schommelt voor zowel indexpatiënten als risicocontacten rond de 90 tot 95 procent. Daarnaast worden ongeveer 80 procent van de indexpatiënten en 85 procent van de risicocontacten binnen vierentwintig uur na aanmaak van het ticket succesvol bereikt en deelt 90 procent van de indexen contacten. Dit zijn zeer hoge cijfers, die opnieuw aantonen dat de contracttracing effectief is.
Naast contactopsporing of de ‘forward contacttracing’ is ook brononderzoek of ‘backward contacttracing’ een beheersmaatregel in de strijd tegen COVID-19. Daarbij wordt ook navraag gedaan naar waar de besmette personen vermoedelijk besmet geraakt zijn. Meer specifiek en diepgaand brononderzoek vereist dat voor iedere nieuw besmette burger wordt bevraagd waar hij/zij geweest is tot tien dagen vóór de eerste symptomen. Dit proces is bijzonder arbeidsintensief en kan bijgevolg enkel exhaustief uitgevoerd worden bij een zeer lage incidentiegraad. Dit niveau hebben we helaas in Vlaanderen nog niet bereikt sinds het begin van de crisis. Daarom werd dit exhaustief brononderzoek tot op heden alleen gericht ingezet in het kader van nieuw opduikende varianten.
Wat het aantal in te zetten vte betreft, werd een systeem van capaciteitsmonitoring opgezet dat toelaat om op- en af te schalen wanneer dit noodzakelijk geacht wordt. Beslissingen inzake op- of afschaling worden door de experten binnen de Vlaamse stuurgroep steeds beoordeeld in het licht van de heersende onzekerheden en de stand van zaken van de pandemie.
Reservecapaciteit oogt misschien inefficiënt in uw ogen, toch is het in de praktijk de enige manier om te kunnen anticiperen en gelijke tred met het virus te houden. Zo kan de 60 procent reservecapaciteit, die u aanhaalt, veel lijken, maar vorige week zaten we aan 100 procent benuttingsgraad. Dat is te vergelijken met brandweermannen. Als je pas begint te rekruteren als het huis in brand staat, dan komen de brandweermannen te laat.
Dit is een epidemie die in het verleden verdubbelingstijden liet optekenen van niet meer dan zeven dagen. Daarom is het in mijn ogen correcter om deze reservecapaciteit te zien als een buffer die toelaat te anticiperen en bijgevolg mensenlevens te redden. De hoge vaccinatiegraad laat ons vandaag toe om een wat lagere reservecapaciteit na te streven, en zoals u terecht opmerkt, gebeurt dit ook.
Wat betreft de kostprijs per vte is al verschillende keren aangetoond dat deze concurrentieel en conform de gangbare prijzen is. De werkelijke uitgaven per maand zijn aanzienlijk lager dan wat initieel vooropgesteld werd. Het initiële budget voor zeven maanden kon dankzij het proactief monitoren en op- en afschalen van de capaciteit voor een duurtijd van meer dan dertien maanden worden aangewend. Het budget voor zeven maanden is dus gedurende dertien maanden aangewend, bijna tweemaal zo lang. Voor de bijkomende verlenging vanaf juni 2021 tot en met november 2021 werden, zoals u weet, veel kleinere budgetten vrijgemaakt. Op basis van deze elementen ben ik van oordeel dat er zorgvuldig met de ter beschikking gestelde middelen wordt omgegaan.
Het opsporen van contacten en het vermijden dat deze personen, als ze besmet zijn, de infectie verderzetten, is primordiaal voor het inperken van de verspreiding van dit virus. De contactopsporing heeft er mee toe bijgedragen dat het virus zich trager verspreidde, dat ziekteleed werd voorkomen en dat mensenlevens werden gered. Het is daarom ook in alle ons omringende landen een wapen, dat ingezet wordt.
Niet alleen de contactopsporing is belangrijk, ook de contactmaatregelen zijn dat, en het is belangrijk de tienduizenden mensen te bedanken die de maatregelen inzake isolatie en quarantaine hebben opgevolgd. Ook al is dat vaak allesbehalve gemakkelijk – ik besef dat heel goed –, toch heeft het een nog grotere virusverspreiding, zieken, hospitalisaties en overlijdens voorkomen.
De Vlaamse Regering heeft vorige vrijdag beslist om het contactonderzoek tot minstens na de winter voort te zetten. Zoals u weet, is de winter het seizoen waarin ook andere respiratoire infecties, griep bijvoorbeeld, veelvuldig kunnen optreden. Ook het nog steeds hoge en recent weer sterk toegenomen niveau van viruscirculatie in de samenleving maakt dat we waakzaam moeten blijven.
De noodzakelijke capaciteit hangt van een aantal factoren af. De viruscirculatie is uiteraard een sterk bepalende factor. Hoe meer mensen besmet geraken, des te groter de benodigde capaciteit is. Daarnaast moet worden vertrokken vanuit een inschatting van de impact van het contactonderzoek op de effectieve beheersing van de epidemie. Met de hulp van interne en externe experts is een prioriteringsoefening aan de gang.
Het is duidelijk dat de CLB’s een belangrijke rol blijven spelen in de risicoanalyse van wie naar aanleiding van een besmetting in een klas een hoogrisicocontact is. De CLB’s contacteren de hoogrisicocontacten sinds enige tijd niet meer zelf. Dit gebeurt door de centrale contactopsporing, waardoor voor de CLB’s tijd vrijkomt om ander werk uit te voeren.
In het begin van de zomer van 2020 hebben de zorgraden een eerste maal bijkomende opdrachten en een bijkomende financiering gekregen. Op 10 september 2020 heeft de Vlaamse Regering vervolgens beslist de zorgraden bijkomend te versterken. Op 15 oktober heeft de Vlaamse Regering beslist de zorgraden nog wat langer te ondersteunen. Om in een medische expertise in de vorm van een medisch single point of contact (MSPOC) te voorzien, loopt die verlenging tot 31 december 2021. Tot 30 november 2021 wordt de ondersteuning van de zorgraden ook verlengd voor het bron- en clusteronderzoek en voor het case- en uitbraakmanagement. Dat gebeurt in afstemming en overleg met en in mogelijke onderaanneming door de lokale besturen.
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Minister, ik heb nog een aantal opmerkingen. Ik vind het een beetje flauw dat u over verkeerde communicatie spreekt. Wij blijven benadrukken dat de 380 vte’s nu een betere hulp bieden dan de 611 vte’s in maart 2021 hebben gedaan. We moeten dat kunnen zeggen. U hebt vermeld dat dit moest worden opgestart. Ik snap dat, maar iets verbloemen, heeft nog nooit iets opgeleverd. We moeten kunnen stellen dat Vlaanderen maandenlang geen waar voor zijn geld heeft gekregen. Het was een immense uitgave en de output is lange tijd bedroevend geweest. Dat is geen verkeerde communicatie. We leggen de vinger op de zere wonde en we hopen dat de Vlaamse Regering hier in een steeds wijzigende context iets uit leert. Het is mijn opdracht u hierop te wijzen en ik hoop dat u begrijpt dat u me dat niet kunt verwijten. Het is mijn taak.
U hebt geantwoord dat de contacttracing effectief is en zal worden voortgezet. Dat is goed nieuws, maar in verband met het bronnenonderzoek bent u minder duidelijk geweest. Heb ik goed begrepen dat u dit in het geval van varianten nauwgezetter wilt doen? Hoe wilt u dat in de praktijk brengen? Welke indicatoren koppelt u hieraan? Betekent dit dat er geen indicator zal zijn om te checken in welke mate bronnen moeten worden onderzocht indien het niet om een gevaarlijke variant gaat? Betekent dat dat u dat enkel verwacht indien het om nieuwe varianten zoals de deltavariant gaat? Moeten we het dan wel en in andere gevallen niet doen of moet ik uw woorden anders interpreteren?
U hebt het over de call agents gehad. Volgens u is de prijs concurrentieel, maar ik blijf 400 euro persoon per dag veel geld vinden. We weten dat de call agent daar bruto 120 euro per dag voor ontvangt. Dat betekent dat het een vrij dure aangelegenheid blijft. Ik hoor u vaak stellen dat Vlaanderen zorgzaam met de budgetten tracht om te gaan. Als het werk van de call agents zinvol is, moeten we toch kunnen erkennen dat het veel geld lijkt in verhouding wat aan die call agents zelf wordt geboden.
De heer Parys heeft het woord.
Voorzitter, op 15 oktober 2021 heeft de Vlaamse Regering beslist de testing en de contactopsporing tot na de winter voort te zetten. Dat is redelijk congruent met wat we in onze conceptnota over de paraatheid in verband met de pandemie hebben verteld.
Minister, u hebt verklaard dat 100 procent van de capaciteit is ingenomen. Het laatste verslag dat ik heb gelezen, dateert van 24 september 2021. In dat verslag is nog sprake van een reservecapaciteit van 5 procent. Nu is de benutting 100 procent.
De vraag is waar de recente verslagen zijn. Kunnen we die benutting als Vlaams Parlement blijven opvolgen?
Wat gebeurt er nu de benutting 100 procent is? Welke mechanismen worden geactiveerd? Er wordt gedacht aan een vorm van selfservice, zodat mensen zelf meldingen en contacten kunnen doorgeven. Er wordt ingezet op contacten met sms. Ik vind dat de corona-app een grote rol zou kunnen spelen, maar we zien dat het gebruik van die app eigenlijk is gekelderd. Hebt u recente cijfers over het aantal mensen die de app nog gebruiken? Welke rol kan de app spelen om het contactopsporingsonderzoek gemakkelijker te maken? Wat is de effectiviteit van sms’en in de contactopsporing? Kunnen we nog verdere stappen zetten om dat te optimaliseren?
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Voorzitter, de problematiek wordt hier terecht aangekaart. Zoals iedereen in deze commissie zijn wij voorstanders van en believers in de grote meerwaarde van de contactopsporing om een crisis van de orde van deze pandemie te beheersen.
Minister, u stelt het graag voor als negativiteit en als onnodige kritiek, maar we stellen ons nog steeds vragen bij de effectiviteit van wat we nu doen. Wat me op dit moment het meest interesseert, is de stand van zaken tijdens de voorbije week. Ik denk dat iedereen wel mensen kent die op dit moment positief hebben getest of zijn besmet. Uit alle verhalen die ik hoor, blijkt dat die mensen niet binnen 24 uur worden gecontacteerd, laat staan dat hun hoogrisicocontacten op korte termijn worden gecontacteerd. Dat betekent dat de meerwaarde van de contactopsporing de facto zeer beperkt is.
Ik heb slechts één blijvende vraag. Veel experts hebben de voorbije maanden verklaard dat we in verband met het contactonderzoek een omslag nodig hebben. Voor de zomer hebben we in ons eigen voorstel van resolutie ook aangegeven dat het veel meer op maat van de lokale gemeenschap moet gebeuren. U wilt aanhouden wat we zijn gestart. Bent u van plan ooit een fundamentele evaluatie te maken en na te gaan of andere vormen van contact- en bronopsporing op lange termijn misschien effectiever zouden zijn?
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Voorzitter, een grondige evaluatie zal vooral belangrijk zijn om de oefening te maken tegen dat er zich nog pandemieën zouden aanbieden. Dit zal de laatste niet zijn. We moeten de vraag stellen en een visie ontwikkelen op hoe we dit in de toekomst willen organiseren. Willen we dit centraal of decentraal doen? Met welke mensen willen we dit in de toekomst doen? Wat zijn de randvoorwaarden, bijvoorbeeld op het vlak van ICT en scripts, die we in de toekomst op punt moeten zetten?
Ik stel me ook vragen over de afgelopen weken. Ik zie in de praktijk duidelijk dat het aantal testen dat de huisartsen moeten afnemen, boomt. Ze verzuipen in het werk. Daarenboven hoor ik ook dat mensen die telefonisch vernemen dat ze in quarantaine moeten en zich moeten lasten testen, zich niet laten testen. Hebt u daar cijfers over? Hoeveel mensen laten zich uiteindelijk ook echt testen?
Minister Beke heeft het woord.
Het is geen enkel probleem dat Vlaamse volksvertegenwoordigers hier vragen om uitleg stellen. Dat is de opdracht van het Vlaams Parlement, en het is mijn opdracht die vragen om uitleg te beantwoorden.
Er is hier gevraagd of de contactopsporing efficiënt en effectief is en een meerwaarde heeft.
Ik zou eigenlijk de vergelijking willen maken met de tweede golf vorig jaar. De contactopsporing heeft in het begin, doordat het in de kinderschoenen stond, wat problemen gehad toen het opgestart moest worden. Dat heeft nooit iemand ontkend, ikzelf al zeker niet. Dat we daar snel lering uit getrokken hebben, staat wat mij betreft toch ook wel buiten kijf.
Als we bijvoorbeeld kijken naar de tweede golf, is het duidelijk geworden dat de contactopsporing in Vlaanderen kon blijven rechtstaan, terwijl die in Wallonië door een te late opschaling door het ijs is gezakt. We hebben gezien dat als we de periode nemen van begin oktober tot december vorig jaar, we in vergelijking met Wallonië de helft minder besmettingen hebben gehad, een derde minder overlijdens, de helft minder ziekenhuisopnames en 37 procent minder ICU’s. Heeft dat alleen te maken gehad met de contactopsporing? Neen. Maar ik denk wel dat de contactopsporing daar een belangrijke bijdrage toe heeft geleverd. Het zal niet alleen zijn omdat de Vlamingen in die tweede golf gedweeër de maatregelen hebben opgevolgd van het Overlegcomité, en dat de Franstalige vrienden dat minder zouden hebben gedaan. Ik denk dat dat iets te kort door de bocht is. Ik geef dit maar als voorbeeld om aan te geven dat die contactopsporing in het vertragen van de viruscirculatie toch een belangrijke rol speelt. Neemt het die volledig weg? Neen. Maar we moeten wel evalueren. En we doen dat ook constant. Er zijn voortdurend bij-aktes gemaakt, bijvoorbeeld bij die centrale contactopsporing.
Ik herinner mij bijvoorbeeld vorig jaar in de zomer, toen wij uitdrukkelijk gevraagd hebben dat wij in de contactopsporing ook mee clusteronderzoek zouden gaan doen, om te kijken waar nu de bronnen van deze haard van besmettingen zitten. We hebben dan met het consortium afspraken gemaakt om bijvoorbeeld de field agents ook daar in te zetten. Wij hebben extra afspraken gemaakt om deze field agents mee in die eerste lijn in te zetten. Dat zijn maar twee voorbeelden om aan te geven dat we vertrokken zijn van een idee in het voorjaar van vorig jaar, en dat we intussen continu geleerd hebben, bijgestuurd hebben. De stuurgroep heeft daar ook voortdurend bijgestuurd, niet alleen in het opschalen en afschalen op basis van de prognoses die Lander Willem voor ons en voor de stuurgroep maakt, maar ook in de bredere aanpak van het hele verhaal van de contactopsporing.
Wat ook buiten kijf staat, en dat is algemeen geweten, is dat bij grote aantallen van besmettingen bronopsporing gewoon niet haalbaar is. Maar bronopsporing is wel interessant en uiterst relevant om te kijken waar er nieuwe varianten zijn, en hoe die in kaart moeten worden gebracht.
Stijgende aantallen betekent ook meer calls. En als die opschaling niet snel genoeg kan moeten we kijken waar we prioriteiten leggen. En dan kan bijvoorbeeld met een sms worden gewerkt. Het is beter om met een sms te werken dan het volledig los te laten.
Zo hebben we nu, bij deze golf, ook eens moeten overschakelen op sms. Dat was niet omdat we niet tijdig wilden opschalen, maar omdat de plaatsen voor mensen die het consortium daarvoor extra aan het zoeken was, moeilijk in te vullen zijn.
Wat de app betreft, collega Parys: ik zou ook ontzettend graag meer informatie daarover willen hebben. Het probleem is dat die app enkel gedownload kan worden, en dat we verder weinig instrumenten hebben om die te kunnen monitoren. De reden waarom heeft alles met privacy te maken. Ik heb in het parlement al een paar keer gezegd dat we eigenlijk bitter weinig informatie kunnen verkrijgen, net om die reden.
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Minister, ik schrik er een beetje van dat de bronopsporing enkel nog zou gebeuren bij de nieuwe varianten. Maar misschien heb ik u verkeerd begrepen.
Minister Beke heeft het woord.
Ik heb niet gezegd dat er geen bronopsporing tout court meer gebeurt, ik heb wel gezegd dat bronopsporing bij grote aantallen veel moeilijker is om te doen. En dan moeten er ook prioriteiten gekozen worden. Als het bijvoorbeeld gaat over nieuwe varianten – we zijn nu al toe aan de vierde variant, eind vorig jaar was er de eerste zogenaamde variant – is het wel belangrijk om daar ook de prioriteit bij te leggen, zodat we weten waar die variant ergens zit. Kan die ingedijkt of ingedamd worden, of is dat niet meer mogelijk? Dat is wat ik daarnet heb gezegd.
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Ik ben het zeker met u eens dat het snelle intrekken van eventuele nieuwe varianten belangrijk is, en dat men daar zeker extra op moet inzetten wanneer er keuzes moeten worden gemaakt. Maar u lijkt wel een deel van het hele concept bronopsporing te verlaten, in die zin dat u zegt dat we prioriteiten zullen moeten stellen als er veel besmettingen zijn. Dat is een gemiste kans, denk ik. Want die bronopsporing blijft toch wel erg belangrijk. Ik vraag mij ook af of de reden daarvoor eerder van financiële aard is, – mogelijk een krimpend budget –, dan wel of u daar een redenering op het vlak van welzijn en gezondheid voor kunt ontwikkelen. Ik zie in ieder geval niet de redenering op het vlak van welzijn en gezondheid en het indijken van de pandemie zelf.
De vraag om uitleg is afgehandeld.