Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Vraag om uitleg over de gevolgen voor land-, tuin- en bosbouwers van de erkenning van nationale en landschapsparken
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Minister, in april van dit jaar kondigde u een oproep voor nationale parken en landschapsparken aan. Kandidaturen moesten ingediend zijn tegen september. We hebben ondertussen uit een andere vraagstelling in de commissie Toerisme begrepen dat kandidaten en kandidaturen volop onderzocht worden door een internationale jury van experten, onder voorzitterschap van de heer Geert Noels.
Van bij het begin van de procedure hebben wij steeds aangegeven dat het parkenverhaal een verbindend verhaal kan zijn, maar dat het dan cruciaal is dat dit ook een gedragen verhaal is, een verhaal dat van onderuit kan groeien. Ook cruciaal is dat er een duidelijk en rechtszeker kader is, zodat mensen goed weten op welke manier ze met elkaar aan de tafel zitten en welke verbintenissen ze wel en welke ze niet aangaan, en dat met andere woorden heel duidelijk is wat de doelstellingen en afspraken zijn en in welk wettelijk kader ze zich bewegen.
Bij de projectoproep heb ik meermaals gevraagd naar het decretale kader voor de nationale parken en landschapsparken. Ik heb moeten vaststellen dat het kader tot op vandaag nog ontbreekt. U hebt in de commissie Toerisme aangegeven dat u zult werken aan een decretaal kader tegen 2023.
Minister, ik heb toen ook een aantal vragen gesteld maar u gaf aan dat die vragen eerder aansloten bij de ruimtelijke context en dus eerder bij de commissie Omgeving. Ik wil u dan ook opnieuw een aantal vragen voorleggen.
Wat het draagvlak betreft, moet ik vaststellen dat er een aantal kandidaturen zijn ingediend waarbij bepaalde gemeenten een kandidatuur hebben ingediend over het grondgebied heen dat niet meer tot hun eigen gemeente behoort. Met andere woorden, er zijn gemeenten ingesloten in een gebied waar de specifieke gemeente zelf niet mee de kandidatuur heeft ingediend.
U gaf zelf aan dat het engagement van de gemeenten een cruciaal element is en dat het lokaal draagvlak belangrijk is. Blijft u erbij dat het effectief de eigen gemeenten zijn die bepalen wat er op hun grondgebied gebeurt? Blijft u dat een cruciaal element vinden in de beoordeling van de dossiers?
Er zijn kandidaten die nog een aantal voorwaarden hebben voor ze willen instappen. Zij vinden een parkenverhaal interessant maar vragen aandacht voor nog een aantal voorwaarden of bijzonderheden, naast een aantal doelstellingen die vanuit Vlaanderen zijn vooropgesteld. In welke mate kunnen er vanuit Vlaanderen expliciete voorwaarden opgelegd worden aan een gebied waaraan men moet voldoen? Heeft de gebiedscoalitie dan nog steeds de ruimte om aan te geven of ze er wel of niet in meestapt? Is dat een beoordelingscriterium bij de jury? Hoe wordt omgegaan met criteria die de gemeenten ook zelf aangeven?
Er zijn gesprekken geweest met de administratie waarbij onder andere vanuit het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) het signaal kwam dat de middelen voor kwaliteitsvolle gebieden die vandaag worden gefinancierd en in het natuurbeheer een belangrijke rol spelen, mogelijk worden ingetrokken als zij niet zouden deelnemen aan gebiedscoalities. Ik ben daarvan geschrokken. Hoe kijkt u daar beleidsmatig naar? Ik had alvast niet begrepen dat dit de bedoeling zou zijn. Er werd aangegeven dat de financiering volledig op de parken gericht zou worden en dat de andere financiering van het beheer van gebieden zou worden afgebouwd. Is dat effectief uw bedoeling of hoe zult u garanderen dat dit zeker niet zal gebeuren, namelijk dat de financiering van gebieden die vandaag niet meestappen in een bepaald landschapspark of natuurpark maar die wel een duidelijk natuurbeheer hebben dat in het verleden ook belangrijk is gebleken, wordt ingetrokken omdat ze niet onder een parkenverhaal vallen?
U hebt duidelijk gesteld dat er geen bestemmingswijzigingen plaatsvinden wanneer een gebied deel uitmaakt van een landschapspark of nationaal park. Ik bedoel daarmee dat het toekennen van een kandidatuur of titel landschapspark of natuurpark op zich geen bestemmingswijzigingen inhoudt. Maar we moeten wel vaststellen dat het vergunningenbeleid vandaag niet alleen wordt bepaald door de ruimtelijke bestemming. Zo is er ook sectorale wetgeving en kan in de vergunningenverlening ook rekening worden gehouden met beleidsmatig gewenste ontwikkelingen. Voor de landschapsparken zijn er enerzijds de doelstellingen opgenomen in het draaiboek en anderzijds de extra voorwaarden en doelstellingen aan gebiedscoalities. Hoe zult u een impact op het vergunningenbeleid vermijden en ook vermijden dat de doelstellingen en voorwaarden inzake landschapsparken in de vergunningverlening kunnen doorwerken als beleidsmatig gewenste ontwikkelingen? Hoe zult u het nodige flankerende beleid garanderen?
De heer Verheyden heeft het woord.
Minister, in het voorjaar van dit jaar ging u samen met Vlaams minister van Onroerend Erfgoed Diependaele op zoek naar kandidaten voor drie extra nationale parken. Lokale overheden, natuurverenigingen en landbouworganisaties werden opgeroepen om samen een kandidatuur in te dienen. Ondertussen zijn dertien Vlaamse gebieden kandidaat voor een erkenning als landschapspark, tien andere dingen naar de titel van Nationaal Park Vlaanderen.
Vlaanderen telt vandaag officieus een nationaal park, namelijk het Nationaal Park Hoge Kempen in het oosten van Limburg. U wilt de internationaal gekende kwaliteitsmerken landschapspark en nationaal park op een eenduidige manier invullen. In een landschapspark gaan landschapsontwikkeling, recreatie, natuur, erfgoed, landbouw, wonen, bedrijvigheid en toerisme hand in hand. Een Nationaal Park Vlaanderen zet meer in op natuur en biodiversiteit, met op langere termijn een natuurkern van 10.000 hectare. De regels hiervoor zijn strenger, maar de internationale uitstraling is wel groter.
Volgens u toont de grote respons aan dat het enthousiasme op het terrein groot is om de potentie van de natuur, de prachtige landschappen en het erfgoed voluit te benutten. Nog volgens u kunnen nationale parken ook uitgroeien tot een rendabel economisch product en de motor zijn van streekontwikkeling.
U juicht tevens de samenwerking toe tussen de lokale besturen, het middenveld, private eigenaars en Vlaanderen. Maar er zijn kandidaten die niet zo gelukkig zijn. In meerdere potentiële nationale parken protesteren onder meer landbouwers en grondeigenaars tegen de plannen. Zij beweren dat bepaalde kandidaturen als nationaal park en landschapspark werden ingediend zonder overleg met de land- en tuinbouwers. Veel vragen werden niet beantwoord en zorgen voor onzekerheid bij deze land- en tuinbouwers.
In eerst instantie zal een gebied worden afgebakend van 5000 hectare groot dat binnen de tien jaar naar 10.000 hectare moet groeien. Ook landbouwgronden zal men daarvoor nodig hebben. Het is dan ook niet verwonderlijk dat onze landbouwers zich zorgen maken over de toekomst van de lokale bedrijven. Zij vrezen dat de broodwinning van heel wat gezinnen in het gedrang komt. Men vreest eveneens dat men in het nationaal park niets meer op de eigen gronden zal kunnen doen. Een aantal gemeenten hebben intussen beslist dat ze niet bereid zijn om mee te gaan in het verhaal van een nationaal park zolang er aan de landbouwers geen duidelijkheid is verschaft.
Minister, wanneer zult u duidelijkheid verschaffen op de vragen van alle betrokkenen?
Wat zullen de gevolgen zijn voor land- en tuinbouwers, voor grondeigenaars, mensen die aan bosbouw doen en meer, die plots in het afgebakende gebied van aanvankelijk 5000 hectare maar later 10.000 hectare zullen komen te liggen?
Wat zullen de gevolgen zijn voor het bemesten en besproeien van de gronden, voor de bomenkap en het plaatsen van nieuwe gebouwen in het afgebakende gebied voor land- en tuinbouwers?
Minister Demir heeft het woord.
Het is fijn dat er op het terrein altijd veel enthousiasme is voor het project, gezien de vele aanvragen die er nu zijn. Zoals u weet, laat ik me niet voor de kar spannen van de een of andere organisatie maar zet ik verder in op het realiseren van die Vlaamse parken.
Algemeen wil ik stellen dat er in de aanloop van de oproep en tijdens de oproep heel wat informatie ter beschikking is gesteld. Ik verwijs onder andere naar de webinars georganiseerd door mijn administratie in april dit jaar, allemaal te bekijken online, en een uitgebreid document met vragen en antwoorden te vinden op de website van het ANB en de Vlaamse Landmaatschappij (VLM). Ik kan er natuurlijk niets aan doen wanneer een bepaalde landbouworganisatie bewust verkeerde informatie geeft en campagne voert tegen die Vlaamse parken. We hebben dit met zijn allen kunnen waarnemen in de media. Boerenbond wil deze Vlaamse parken gewoon niet en heeft daar ook al tegen gedemonstreerd. Dat is ingegeven vanuit hun eigen belang maar ik denk dat er een hoger belang is dat we moeten dienen.
Onze administraties hebben altijd geprobeerd om correcte informatie te geven. Ik kan hier in de commissie wekelijks vragen daarover beantwoorden en ik vind dat ook niet erg. Uiteraard zijn de lokale besturen daarbij de gewenste partner. Als ik een project zie, zijn daar vaak lokale besturen bij betrokken maar ze zijn natuurlijk niet noodzakelijk. Ik kan me bijvoorbeeld inbeelden dat, wanneer partners – overheden, organisaties of private eigenaars – gezamenlijk voldoende eigen gronden in eigendom of beheer kunnen inbrengen in een park, hiervoor geen goedkeuring nodig is van het lokale bestuur. Uiteraard hoop ik wel dat elk lokaal bestuur zich mee kan scharen achter een kandidatuur op zijn grondgebied gelet op de voordelen voor inwoners en ondernemers.
In de oproepreglementen staan duidelijk de Vlaamse doelstellingen voor respectievelijk de nationale parken en de landschapsparken vermeld. Ze staan ook in het regeerakkoord, dus de partijen die het opeens niet leuk meer vinden, mogen me dat altijd zeggen.
Nadat de kandidaten geselecteerd zijn om deel te nemen aan de planfase wordt verwacht dat ze tegen maart 2023 een masterplan opmaken waarin ze hun visie en ambities voor hun gebied als park weergeven. In dit masterplan moeten ze dan ook aangeven hoe ze in hun gebied invulling kunnen geven van de Vlaamse doelstellingen voor landschapsparken of nationale parken. In een operationeel plan zal de gebiedscoalitie moeten aangeven hoe ze voor de eerste vijf jaar concreet uitvoering zal geven aan deze ambities en de Vlaamse doelstellingen zal waarmaken op het terrein.
Het masterplan en het operationeel plan zullen worden beoordeeld aan de hand van beoordelingscriteria waarbij invulling geven aan de Vlaamse doelstellingen voor de landschapsparken of nationale parken essentieel is.
Het parkenbeleid wordt gefinancierd met deels nieuwe middelen en deels middelen uit de reguliere middelen vanuit de budgetten van het ANB, de VLM, het Departement Omgeving, Toerisme Vlaanderen en het agentschap Onroerend Erfgoed. Ongeveer 15 procent van de totale kosten van dit nieuwe beleid komt van de reguliere middelen van het ANB. Dit betekent dat een beperkte heroriëntering inderdaad nodig zal zijn. Dit betekent echter niet dat waardevolle initiatieven in de toekomst niet meer zullen worden ondersteund. Dat hebben we nooit gezegd.
Ook de vraag over de gevolgen voor het bemesten en besproeien van de gronden, voor de bomenkap en het plaatsen van nieuwe gebouwen in het afgebakende gebied voor land- en tuinbouwers is al uitvoerig beantwoord in de commissie. Ik stel voor dat we niet telkens dezelfde vragen stellen om de beperkte tijd zinvol in te vullen. Ik verwijs voor deze kwestie specifiek naar mijn antwoord van 4 mei 2021 in deze commissie.
Er zullen, zoals ik al meermaals heb gezegd, geen gevolgen zijn voor grondeigenaars binnen het afgebakende gebied die verder gaan dan de bestaande wetgeving. Dat is duidelijk zo opgenomen in elke communicatie en werd ook zo afgesproken binnen de Vlaamse Regering. Ik voer dit loyaal uit. Wel zal een gebiedscoalitie moeten aantonen dat het realiseren van de plannen in het masterplan realistisch is. En dat lijkt me onmogelijk door een groot aandeel gronden op te nemen in het areaal waar geen garanties kunnen worden geboden binnen de bestaande regelgeving.
Sommige antwoorden die ik heb gegeven waren een herhaling, mijn excuses daarvoor, maar wanneer de parlementsleden me telkens dezelfde vragen stellen, kan ik mijn antwoorden alleen herhalen. Er zijn eigenlijk heel veel kandidaten die wij niet allemaal gelukkig zullen kunnen maken. We zullen een grondige selectie moeten doen, maar ik ben ervan overtuigd dat we de landschapsparken en de nationale parken zullen kunnen selecteren, ondanks de tegenstand van sommigen.
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord.
Ik heb in dezen niet gesproken over tegenstand maar over de bezorgdheden die er zijn en over de vragen die leven op het terrein. Ik merk ook dat er wel animo is om die oefening te maken en dat mensen daar kansen in zien, maar omgekeerd zijn er ook heel wat vragen over. Ik weet dat er heel wat informatierondes en onlinesessies zijn geweest die ik allemaal heb gevolgd, maar ik heb ook gehoord welke vragen daar allemaal zijn gesteld en dat daar niet altijd een even duidelijk antwoord op is gegeven. In dezen is het dan wel mijn plicht om hier in deze commissie, als wetgevende macht, die voor de uitdaging staat om daar ooit een decreet over te stemmen, de violen gelijk te stemmen en vooral duidelijkheid te krijgen over de vooropgestelde doelstellingen. Het lijkt me dan ook zeer terecht om dit debat hier te voeren.
Wat de lokale besturen betreft, begrijp ik dat zij in het verleden als een cruciale partner werden gezien in het parkenverhaal. Maar wanneer ik uw antwoord hoor, tenzij ik het verkeerd heb begrepen, dan stelt u dat als een organisatie voldoende grond heeft om in te brengen, het lokaal bestuur helemaal niet nodig is. Dat lijkt me wel een totaal andere houding dan in het verleden toen heel duidelijk is gesteld dat de gemeente een cruciale partner is in het parkenverhaal.
Daar zou ik toch wel wat duidelijkheid over willen hebben. Je kunt inderdaad meemaken dat bepaalde organisaties of individuen bijzonder grote oppervlakten in eigendom hebben en daardoor eigenlijk die beslissing kunnen nemen over een grondgebied, terwijl een gemeente, die in dezen het algemeen belang nastreeft en moet beslissen over beleid, over ruimtelijke ordening en zo meer, eigenlijk niet meegaat in dat verhaal. Minister, ik had dus graag wat duidelijkheid in dezen: zijn de lokale besturen een cruciale, noodzakelijke partner om mee te doen aan die parken, ja of neen?
De doelstellingen staan inderdaad heel duidelijk opgelijst in het draaiboek, maar die zijn ook niet allemaal even kwantitatief en even afgebakend. Ik merk toch wel dat er een aantal besturen zijn die vanuit die bezorgdheid ook een aantal voorwaarden hebben meegegeven: ze willen die doelstellingen nastreven, maar er zijn nog doelstellingen of voorwaarden die ze ook belangrijk vinden. Kan dat, of moet een lokaal bestuur zich scharen achter die doelstellingen en zijn het alleen die doelstellingen? Kan een lokaal bestuur zelf een aantal dingen aangeven die voor die regio minstens even belangrijk zijn en waarvan het vindt dat die daarmee op gelijke voet staan en ook moeten worden meegenomen? Of behoudt de jury en/of u zich het recht voor om te oordelen dat die doelstellingen en voorwaarden niet belangrijk zijn, dat die niet te rijmen zijn met de doelstellingen in het draaiboek en dus niet kunnen worden opgenomen? Daarbij aansluitend, wil dat dan ook zeggen dat besturen de kans hebben om te allen tijde uit het traject te stappen omdat Vlaanderen hun voorwaarden blijkbaar niet als belangrijk aanziet?
U stelt heel duidelijk dat de parken op zich geen bestemmingswijziging met zich meebrengen. Ik wil daar toch nog even bij stilstaan. U stelt ook dat er geen nieuwe instrumenten worden gecreëerd om eventueel beleid te voeren. We weten echter wel dat er een aantal doelstellingen worden vooropgesteld in het draaiboek. Als het gaat over een nationaal park, moet de natuurkern worden uitgebreid. U weet dus dat, door de erkenning van dat park, er bijvoorbeeld ruimtelijke uitvoeringsplannen zullen moeten worden doorgevoerd indien dit nog niet de bestemming is van een bepaald gebied. Een ruimtelijk uitvoeringsplan, dat is nog duidelijk, maar andere doelstellingen die in het draaiboek zijn opgenomen, bijvoorbeeld wat landschapsparken betreft, zijn wat minder duidelijk omschreven. Kunnen die doelstellingen worden gebruikt om in een vergunningenbeleid anders te sturen dan de sectorale en de ruimtelijke wetgeving die vandaag van tel is? Kunnen die sturend worden vanuit een voorzorgplicht, met het oog op vooropgestelde doelstellingen? Dat zijn de vragen die op het terrein leven.
De heer Verheyden heeft het woord.
De collega heeft al uitgebreid een aantal zaken opgenoemd. Minister, ik vind het natuurlijk jammer dat ik in herhaling moet vallen met die vragen, maar de onzekerheden in de boerenmiddens blijven toch wel: vandaar dat ik de vragen opnieuw moest stellen. Een tweetal weken geleden is er bij ons in de streek een infovergadering geweest. Daaruit is gebleken dat er bij boeren en tuinbouwers nog heel veel vragen en onzekerheden waren. Ik ben ervan overtuigd dat u via die infosessies en dergelijke meer inderdaad hebt getracht om hen erover gerust te stellen dat er geen significante wijzigingen zullen komen, maar blijkbaar zijn er toch zaken die hen nog niet overtuigd hebben. Ik denk dus dat het overleg toch nog alle kansen moet krijgen. De boeren vrezen toch wel een beetje dat ze met de komst van zo’n nationaal park zelf zowat een bezienswaardigheid zouden worden. Ze vrezen zo’n beetje dat ze als dieren in een dierenpark zullen worden gestopt. Dat is misschien een vrij crue uitspraak, maar het is toch wel wat er leeft bij die mensen. Ze hebben ook nog altijd twijfels over de mogelijkheden wat hun bedrijfscontinuïteit betreft. Ik denk dat het aan u is om die vrees verder weg te nemen, want nationale parken of landschapsparken kunnen inderdaad een mooi verhaal worden. Ondertussen deelt onze fractie echter toch wel die vragen en bedenkingen van onze boeren. Nogmaals, ik hoop dat u verder in overleg gaat met de boerenorganisaties: ze zijn wel de grootste grondgebruiker, maar we moeten ervoor zorgen dat ze niet de kleinste beslissingspartner zijn of worden in dit hele verhaal. Kunt u dus bevestigen dat er verder zal worden overlegd in dit dossier?
De heer Tobback heeft het woord.
Voorzitter, ik herinner me dat er indertijd nog borden langs de velden stonden waarop het volgende te lezen stond: “Dit landschap wordt u gratis aangeboden door de landbouw.” Ondertussen hoor ik dat het blijkbaar gênant is als we komen kijken. Ik weet niet wat die visiewijziging tot stand heeft gebracht, maar het is in ieder geval heel duidelijk dat met name Boerenbond een gigantische propagandaoorlog aan het voeren is tegen deze nationale parken en landschapsparken. Blijkbaar acht Boerenbond iedere vorm van bescherming van landschap en natuur strijdig met de landbouwpraktijken. Dat zegt misschien veel over het soort landbouwpraktijken die Boerenbond promoot en bijzonder weinig over wat er in Vlaanderen zou moeten gebeuren. Minister, je merkt echter wel dat met name bij uw coalitiepartners en heel wat van hun burgemeesters die propagandaoorlog gretig mee wordt gevoerd, wat ook blijkt uit de vergadering vandaag. De simpele vraag is: is de Vlaamse Regering zelf in haar geheel in staat om een antwoord te bieden tegen die propagandaoorlog? Is ze bereid om u te steunen in deze kwestie? Is ze bereid om daarmee door te gaan? Simpel gezegd, hebt u daar een meerderheid voor? Als u daarvoor Vooruit nodig hebt, dan kunt u die steun krijgen, maar de vraag is of u daarvoor binnen uw regering nog steun hebt. (Opmerkingen)
De heer De Bruyn heeft het woord.
Minister, proficiat. Het zou eigenlijk een fait divers moeten zijn, maar proficiat voor het feit dat u een regeerakkoord uitvoert, dat u dat met enthousiasme doet en ook binnen het kader dat daarvoor is afgesproken. De afspraak is gemaakt dat het creëren van bijkomende natuur een prioriteit zou zijn en dat een van de middelen om natuur en natuurbeleving in Vlaanderen vooruit te stuwen het oprichten van nationale parken en landschapsparken zou zijn. Ik zie de collega’s daar heel hard om lachen. Dat is hen van harte gegund, maar ik kan alleen vaststellen dat de minister het regeerakkoord uitvoert en dat ze – daarvoor een tweede keer proficiat – daarbij een ongelooflijk groot geduld en didactisch vermogen aan de dag legt, waarvoor ik alleen maar respect kan opbrengen.
Collega’s, een deel van de bekommernissen waarnaar jullie verwijzen, zijn natuurlijk terechte bekommernissen. Daar hebben we het bij herhaling al over gehad in deze commissie. Daar is bij herhaling heel duidelijk op geantwoord door de minister. Wie het proces in zo’n gebiedscoalitie van wat dichterbij heeft kunnen meemaken, en ik heb dat geluk gehad, heeft gezien dat gaandeweg heel wat van die weerstand, van die aarzeling, van die onzekerheid kan worden weggenomen, maar daarvoor moet er natuurlijk een gezonde dosis goede wil aanwezig zijn. Ik stel inderdaad vast dat dat niet universeel het geval is op dit ogenblik. Dat is misschien eerbaar, maar ik vind het tegelijkertijd jammer dat op die manier de kans wordt gemist om natuur en natuurbeleving een stap vooruit te laten zetten.
Minister, ik heb een heel concrete vraag. Op dit ogenblik is het jureringsproces bezig. Ik ben even de timing kwijt. Ik weet dat ook dat al is gepubliceerd. Minister, als u daar even nog wat licht op kunt werpen, dan zou dat bijzonder fijn zijn.
De heer Coenegrachts heeft het woord.
Minister, dank u wel voor het antwoord. Collega Tobback, dank u voor de sollicitatie om dit mee goed te keuren met ons. (Gelach)
Voor alle duidelijkheid, collega De Bruyn heeft natuurlijk gelijk: de minister doet in dezen niets meer dan het regeerakkoord uitvoeren. We hebben dat hier afgesproken. We hebben dat regeerakkoord hier ook met volle ambitie goedgekeurd. Wij steunen het voornemen van de landschapsparken en de nationale parken dus ten volle. Er is natuurlijk de kwestie van de rechtszekerheid voor ondernemers in die gebieden, en dat is een begrijpelijke bezorgdheid. Minister, u hebt in de commissie Plattelandsbeleid of de commissie Toerisme gezegd dat u die bezorgdheid ook begrijpt. Er is ook nog geen decretale basis die dat kader schept, en daar hebben we toch wel nood aan, denk ik. Immers, zoals collega Rombouts aangaf, we moeten vermijden dat de voorwaarden die nu zijn geformuleerd, als een soort ‘soft law’ in de interpretatie van beroepen tegen vergunningen zou kunnen worden gebruikt. Ik doe dus toch de oproep om die rechtszekerheid te bieden en eventueel te kijken naar juridische betonneringen van wat we in het regeerakkoord inderdaad met heel veel enthousiasme hebben afgesproken.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Collega’s, dank u wel voor deze vraagstelling. Minister, er zijn dertien kandidaturen voor landschapsparken en Vlaamse parken, zo heb ik begrepen op basis van de website. Dat zijn er meer dan het budget dat u hebt uitgetrokken, en ook meer dan u beoogde. Ik denk dat dat op zich al een goed teken is dat er op het terrein toch wel wat enthousiasme is. Wij juichen alvast het idee om een Vlaams park of landschapspark te maken toe, natuurlijk op voorwaarde dat dit met zich meebrengt dat er meer natuurwaarden worden gecreëerd, dat dat ook een meerwaarde voor de streek betekent en dat errond kan worden samengewerkt vanuit de basis. Mijn vraag is heel concreet: aangezien er 23 kandidaturen zijn, overweegt u meer budget vrij te maken en dus meer kandidaturen goed te keuren of te laten jureren dan oorspronkelijk vooropgesteld?
Minister Demir heeft het woord.
Ik dank de collega’s die het project keihard steunen. Collega Rombouts, ik wil eerst en vooral en voor alle duidelijkheid zeggen dat bij diegenen die zich nu kandidaat hebben gesteld, de lokale besturen daar ook in zijn meegegaan. Dat gaat over alle 23. Men zegt me toch dat die mee zijn gedekt door lokale besturen. Lokale besturen zijn een belangrijke partner. Dat heb ik altijd gezegd. Ze zijn cruciaal, essentieel. Ik heb echter wel nooit gezegd dat ze strikt noodzakelijk zijn. Bij alle projecten die op dit moment zijn ingedeeld, zijn de lokale besturen grotendeels mee, hoewel het kan zijn dat dat hier en daar niet zo is. Ik hoop toch wel dat de gebiedscoalities zullen worden gesteund in plaats van geblokkeerd door een lokaal bestuur, want dat zou geen gezonde situatie zijn. De oproep is ook een vrijwillige oproep: wij hebben niemand gedwongen om daaraan mee te doen, voor alle duidelijkheid.
De criteria zijn duidelijk. Lokale besturen kunnen geen eigen criteria uitwerken. Dat zou ook iets raars zijn, denk ik. Alle kandidaten weten ook in welk geval er een groeiscenario wordt gevraagd en waar dat ook mogelijk is.
Ik kan me niet voorstellen dat lokale besturen vergunningen gaan verstrekken die hiermee in strijd zouden zijn. Ik ga me daar ook niet mee bemoeien. Dat is hun eigen bevoegdheid binnen een bestaande wetgeving.
Collega Verheyden, voor alle duidelijkheid, we hebben overleg gehad met de landbouwsector, met alle organisaties. We zullen dat natuurlijk ook wel nog blijven doen, want we staan nog maar aan het begin van het project. Ik vind het belangrijk dat Boerenbond zelf ook de juiste informatie geeft. Ze hebben wel betoogd tegen die nationale parken. Dat was heel duidelijk vanuit de organisatie zelf. Het is dus duidelijk dat ze dat eigenlijk niet steunen, maar goed, het regeerakkoord is duidelijk: de Vlaamse Regering realiseert nieuwe Vlaamse parken. Ik voer dat uit. Ik ga er dus ook van uit dat iedereen daar de schouders onder zet.
We selecteren dus de landschapsparken en de nationale parken om naar een volgende fase te gaan. Collega Schauvliege, ik heb eigenlijk maar budget voor hetgeen we hebben aangekondigd. Voor deze regering zal dat dus niet meer mogelijk zijn, maar wie weet. Ik stel toch vast dat heel veel Vlamingen meer natuur, meer bossen, meer biodiversiteit willen. Ik vind het dan ook niet meer dan normaal dat we dat realiseren. Dat vind ik belangrijk. Nu hebben we echter echt wel gefocust op de aantallen die we hadden vooropgesteld in het regeerakkoord.
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Minister, dank u wel voor het bijkomende antwoord. Ik heb heel duidelijk van u gehoord dat lokale besturen een cruciale rol spelen in het hele verhaal. U geeft aan dat er in elke oproep ook lokale besturen zitten. Ik denk dat dat inderdaad wel klopt, dat er in elke oproep wel een aantal lokale besturen zitten, maar mijn stelling was dat er lokale besturen zijn die aanvragen hebben ingediend of steunen die ook grondgebied van andere gemeenten betreffen en dat die gemeenten niet altijd allemaal zijn meegegaan in het verhaal, dat ze een negatief of geen advies hebben gegeven of geen engagement zijn aangegaan.
Vandaar mijn vraag. Ik denk dat het lokale draagvlak echt cruciaal is, zoals u zelf ook hebt gesteld. Zo zijn we ook met het hele traject begonnen, met de stelling dat het belangrijk is dat dit van onderuit kan groeien, met een draagvlak, en dat de lokale besturen daarin een cruciale rol spelen. Dat hebt u echter duidelijk onderstreept.
Wat de doelstellingen betreft, er worden er een aantal duidelijk vooropgesteld, maar de rechtszekerheid in een gebied is ook heel belangrijk, voor eenieder. Dat gaat over de bedrijvigheid, over landbouwers, maar dat gaat eveneens over rechtszekerheid voor boseigenaars, voor private investeerders in andere economische activiteiten of eigendommen. Die moeten we ook kunnen garanderen. Minister, dat lijkt me nog wel een uitdaging, als men over kleurtjes spreekt die eventueel erbovenop worden gelegd. We weten hoe onze Vlaamse regelgeving werkt. Dat zal nog een uitdaging zijn in de toekomst, maar ik begrijp althans van u dat u dat eigenlijk ook een belangrijk element vindt. Ik hoop dus dat we ook bij de decretale omschrijving tot een goed, sluitend verhaal kunnen komen.
De heer Verheyden heeft het woord.
Minister, die lokale besturen spelen inderdaad een cruciale rol, want ze staan ook het dichtst bij de eigen boeren. Het lijkt me dus bijzonder belangrijk om dat draagvlak vanuit dat niveau te kunnen creëren.
Het is goed dat u nog in gesprek zult gaan met de boerenorganisaties. Dat is alvast nodig. Het wantrouwen van de mensen is natuurlijk ook wel te begrijpen. De jongste jaren hadden ze het al niet onder de markt door allerlei restricties: er is de mestproblematiek, het stikstofvraagstuk en dergelijke meer. De landbouw is wat dat betreft telkens toch wel een van de onderwerpen die ter sprake komen. Enkele weken terug had ik naar aanleiding van de Dag van de Landbouw de kans om een tuinbouwbedrijf te bezoeken. De onzekerheid bij die land- en tuinbouwers is dus inderdaad wel groot. Zij vrezen dus echt dat men de landbouw langzaam maar zeker aan het doodknijpen is. We weten nochtans allemaal dat die landbouwbedrijven bijzonder belangrijk zijn voor onze voedselvoorziening. De producten die die bedrijven hier lokaal afleveren, zijn toch wel van een bijzonder hoge kwaliteit. Als die bedrijven verdwijnen, dan denk ik dat we het er allemaal over eens zijn dat we nog nauwelijks echt vat zullen hebben op de kwaliteit van de producten die op ons bord terechtkomen. Die landbouw heeft dus zijn plaats, zal zijn plaats moeten hebben in die landschapsparken. Volgens mij zijn natuurbeleving en landbouw twee onderwerpen die hand in hand met elkaar kunnen gaan. Het is aan u, denk ik, om dat draagvlak te creëren. Ik weet dat het een grote uitdaging is. Er is inderdaad nog heel veel werk aan de winkel. We hopen dat u dat draagvlak toch wel kunt creëren.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.