Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
De heer Veys heeft het woord.
Door de coronacrisis beslisten veel scholen om tijdelijk warme maaltijden te schrappen. Maar nu het opnieuw mag, kiezen ineens tientallen scholen voor een definitieve stop. Dat is uiteraard zeer jammer. Iedereen erkent immers het belang van een gezonde warme maaltijd op school.
Professor Wim Van Lancker gaf in De Morgen van 17 september aan dat die warme maaltijden op school vooral belangrijk en zelfs noodzakelijk zijn voor kinderen in kansarmoede. Als die maaltijden worden geschrapt, vermindert meteen hun toegang tot gezond en gevarieerd voedsel. Daar komt bij dat wie met een lege maag in de les zit, zich moeilijk kan concentreren. Op die manier krijg je dus op langere termijn negatieve effecten op bijvoorbeeld de leerprestaties.
Nu mogen we van scholen niet verwachten dat ze de organisatie en het aanbod van schoolmaaltijden helemaal zelf kunnen bolwerken. Het aanbieden van maaltijden vraagt een logistieke keten en de nodige infrastructuur. Vanuit Vlaanderen is er weinig tot geen ondersteuning voorzien. Daarom is het ook niet verwonderlijk dat veel scholen afstappen van maaltijden op school. Die komen nu vaak ten laste van de werkingsmiddelen van de school.
… (onverstaanbaar) … voor verder onderzoek. We hebben twee meerderheidsfracties gehoord bij onze vorige vraag die ook wat meer vroegen, en ik denk dat dit dan ook een terechte zaak is.
Een belangrijke partner voor scholen bij het opzetten van deze projecten, zijn de lokale besturen. Volgens minister Weyts moet de regierol hiervoor volledig bij de OCMW’s liggen en dat zijn uiteraard ook de lokale besturen.
Professor Van Lancker stelde een maand geleden in de krant voor dat lokale besturen samenwerkingsverbanden zouden organiseren en helpen maaltijden te bestellen en te verdelen om zo de last voor de scholen wat te verminderen en ervoor te zorgen dat voor zoveel mogelijk kinderen een warme maaltijd op school beschikbaar is.
Er bestaan vandaag al zulke projecten, zoals het project Smakelijke School in Antwerpen of het project rond duurzame voeding in Gent. Heel wat lokale besturen lopen echter tegen drempels om zulke projecten op poten te zetten. De ondersteuning vanuit Vlaanderen zou zich dus niet alleen op scholen moeten richten, maar ook op de lokale besturen. Die zijn immers vaak de eerste lijn waarmee de scholen in contact komen.
Minister, erkent u dat het aanbieden van minstens één gezonde warme maaltijd per dag op school de gezondheid en het welzijn van onze kinderen en jongeren kan bevorderen?
Zult u lokale besturen financieel ondersteunen bij het opzetten van projecten om leerlingen gezonde en betaalbare maaltijden op school aan te bieden?
Op welke andere manier zult u lokale initiatieven hieromtrent ondersteunen?
Minister Somers heeft het woord.
Mijnheer Veys, ik dank u voor uw vraag. Ik moet wel zeggen dat de verbinding niet ideaal was, een beetje suboptimaal, maar ik denk wel dat ik uw vraag heb begrepen en ook het punt dat u hebt willen maken.
Uit een studie van de Universiteit van Maastricht uit 2020 blijkt dat een gezonde warme maaltijd per dag op school de gezondheid en het welzijn van onze kinderen en jongeren kan bevorderen. Ik ben samen met u verontwaardigd dat er in Vlaanderen soms kinderen naar school gaan met een lege brooddoos. Dat is iets dat ons aangrijpt en waar we het moeilijk mee hebben.
Uit een studie van de Koning Boudewijnstichting uit 2018 blijkt dat het aanbieden van gezonde maaltijden op school ook een rol kan spelen in de aanpak van kinderarmoede op korte termijn. Ook de strijd tegen kinderarmoede ligt mij na aan het hart.
Er is trouwens nog een tweede, secundair voordeel van het aanbieden van warme maaltijden op school, vanuit het oogpunt van het activeringsbeleid. We vragen van ouders dat ze actief zijn op de arbeidsmarkt. We vragen dat van eenoudergezinnen. Van tweeoudergezinnen vragen we dat de twee partners actief zijn op de arbeidsmarkt. Wel, als een kind op school een warme maaltijd kan nuttigen, helpt dat om werk en gezin beter met elkaar te combineren. Men moet dan ’s avonds niet meer achter de kookpotten staan. Dat is een stuk ontzorgen en faciliteren van het meer actief worden op de arbeidsmarkt. Dat is tenslotte wat we vragen van mensen op die leeftijd. Ik betreur daarom de dalende trend dat er heel wat scholen geen warme maaltijden meer aanbieden. Dat blijkt uit de data van de indicatorenbevraging van het Vlaams Instituut Gezond Leven. Dat is volgens mij een negatieve tendens, die ik samen met u betreur.
Wat uw vraag betreft om daarin financiële ondersteuning op te zetten: de problematiek bevindt zich op het kruispunt van armoedebeleid, gezondheidsbeleid en onderwijsbeleid. Dat zijn de raakpunten. Lokale besturen moeten in alle autonomie hun eigen keuzes kunnen maken om te zien hoe ze een rol kunnen spelen in het vergroten van het welzijn van hun burgers. Zij doen dat vanuit hun eigen lokale situatie: hebben we een eigen onderwijsnetwerk of niet, hebben we een goede relatie met de scholen of niet, hoe groot is de noodzaak in onze gemeente, hebben we de middelen, hebben we de mogelijkheden om dat te doen? Er zijn heel wat factoren die meespelen. Zij moeten op de eerste plaats zelf die afwegingen maken. Maar ik zie in de praktijk – u hebt ernaar verwezen – dat er in heel wat steden en gemeenten interessante projecten lopen: Leuven, Antwerpen, Gent.
In Antwerpen heeft men voor het project Smakelijke School 40 miljoen euro uitgetrokken om gedurende de legislatuur projecten rond warme maaltijden te doen. Op dit moment is er een proefproject met negen basisscholen. In Gent zijn zes kleuterscholen een project ‘Lekkers op school’ begonnen. Op maat van de school wordt een aanbod uitgewerkt. Dat bestaat uit een gezond tienuurtje, groenten, yoghurt als aanvulling op de brooddoos. Men denkt daar complementair. Maatwerk is heel belangrijk. En ook in Leuven lopen er gelijkaardige projecten. Ook wat de betaalbaarheid betreft zie je diversiteit, maar vooral goede inspanningen. In Gent is men met kortingen gaan werken: 25 procent korting voor een laag inkomen, 80 procent korting voor mensen met een leefloon of een equivalent leefloon. Het sociaal steunpunt, in samenwerking met Onderwijs en het OCMW, richt zich op scholen van het niet-stedelijk onderwijs die ook aan die betaalbaarheid willen werken. Maar ook in kleinere gemeenten lopen er projecten, in Grobbendonk bijvoorbeeld. Die gemeente organiseert voor de intergemeentelijke basisscholen een soortgelijk initiatief in intergemeentelijk verband. En in Sint-Katelijne-Waver, een deelgemeente van collega Ongena, kan men gebruikmaken van de keuken van het OCMW-rustoord die maaltijden levert aan scholen. Lokale initiatieven gaan creatief aan de slag en nemen initiatieven, elk op eigen maat. Dat is belangrijk.
Nu, hoe kunnen we dat verder ondersteunen? Wel, ik denk dat het op de eerste plaats een samenspel is van verschillende spelers. Ouders hebben uiteraard een rol voor de maaltijd van hun kinderen. Maar als je naar de scholen kijkt, zijn het natuurlijk de inrichtende machten die daar een belangrijke rol in spelen en er is natuurlijk ook een rol voor de hele samenleving, maar ook voor de Vlaamse overheid. De lokale besturen kunnen faciliteren, hun netwerk uitbouwen en dergelijke meer. Collega Weyts gaf in de commissie Onderwijs op 30 september tijdens de behandeling van twee vragen om uitleg over hetzelfde thema ook al wat tips voor scholen. Hij nam het engagement om goede praktijken van scholen en scholengemeenschappen te delen. Wel, ik wil hetzelfde doen voor lokale besturen. Ik zou heel graag – en ik ben ook van plan dat te doen – een webinar organiseren met de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG), en het liefst met minister Weyts en minister Beke – de drie bevoegde ministers – samen. Desnoods doe ik het alleen, dan doe ik het vanuit het oogpunt van de lokale besturen. De webinar dient om de goede praktijken die nu al bestaan en die tussen en in lokale besturen zijn gerealiseerd, voor te stellen en aan te reiken aan andere gemeenten, om op die manier een awareness te creëren. Het uitdragen van de goede praktijken en het verder uitrollen van initiatieven kunnen inspelen op de nood voor nogal wat gezinnen om elke dag een warme maaltijd voor kinderen op de schoolbanken te kunnen hebben.
De heer Veys heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik ben blij dat u akkoord gaat dat een Vlaanderen met lege brooddozen niet het Vlaanderen is dat we willen. Op dat vlak zijn we dezelfde mening toegedaan. We zijn het ook eens dat de situatie op het terrein een slechte evolutie betekent. Ik ben er ook, net als u, van overtuigd dat de samenwerking met de lokale besturen een verschil kan maken en dat we misschien een stap verder moeten kunnen gaan dan louter wat richtlijnen en adviezen.
Ik ben heel blij dat u die webinar wilt organiseren. Ik merk wel op dat u daarbij zegt dat u dat desnoods alleen doet, maar ik hoop dat uw collega's uit de regering dit een even belangrijk thema vinden.
Ik wil nog eens terugkeren naar de vorige legislatuur, omdat we soms de neiging hebben om het warm water opnieuw uit te vinden. We hebben ook vaak de neiging om bij een nieuwe legislatuur een beetje de vorige uit het oog te verliezen. Ik weet dat de vorige minister die bevoegd was voor de armoede, sterk inzette op 1 euromaaltijden. Dat gebeurde via een proefproject voor de lokale besturen. Maar toen mochten die maaltijden niet op school worden verdeeld. Bent u bereid om dat te bekijken? Is daar een evaluatie van gemaakt? Zijn daar lessen uit getrokken? Is die oefening al gebeurd? Zo niet, bent u bereid die oefening te laten maken?
De heer Warnez heeft het woord.
Minister, dit is een thema dat ook onze fractie niet onberoerd laat. Het was collega Katrien Schryvers die dit ook in de commissie Onderwijs heeft aangekaart. Karig gevulde brooddozen zijn werkelijk aanwezig op school en elk kind verdient een warme maaltijd.
Het is een heel goed initiatief, minister, om dat ook samen met uw collega's aan te pakken, want kinderarmoede zullen we echt niet oplossen vanuit Onderwijs alleen, vanuit Welzijn alleen, vanuit de lokale besturen alleen. Enkel wanneer we allemaal samen, over partijen en niveaus heen, onze schouders daaronder zetten, zullen we daar stappen in zetten. Wij danken u voor het initiatief en kijken ernaar uit.
De heer Ongena heeft het woord.
Collega Veys, ik dank u om deze vraag ook hier te stellen. Ze is ook in de commissie Onderwijs aan bod gekomen. We moeten allemaal vaststellen dat het aantal scholen dat post corona een warme maaltijd aanbiedt, daalt, en dat is heel slecht nieuws. Er zijn drie facetten. Er is het verhaal van kinderarmoede, dat ons allemaal treft. Er is het verhaal van de werkende ouders die er in het verleden vaak op rekenden om de combinatie arbeid en gezin haalbaar te houden. En er is het verhaal van gezonde voeding, waarbij dergelijke maaltijden een belangrijke rol kunnen spelen en ervoor kunnen zorgen dat onze kinderen gezonde voeding krijgen. Ik denk dat de hoofdopdracht wel nog altijd bij Onderwijs zelf ligt en dat de minister van Onderwijs daar nog iets voluntaristischer zou mogen zijn om scholen te overtuigen om die maaltijden opnieuw aan te bieden. Minister, het is goed dat u samen met hem een initiatief wilt nemen.
Ik weet dat men dan vaak op praktische problemen botst. Men heeft geen helpende handen, men kan dat niet aan de leerkrachten vragen en moet dan vrijwilligers, al dan niet PWA-mensen (plaatselijk werkgelegenheidsagentschap) inschakelen. Daarom wil ik nog de suggestie doen om misschien ook minister Crevits hierbij te betrekken. Er moet geen grote interministeriële conferentie over dit onderwerp worden georganiseerd, maar ik denk dat het wel belangrijk is dat we PWA- of andere mensen die via VDAB worden begeleid, in beeld brengen om ervoor te zorgen dat we ook een antwoord bieden op de praktische problemen die scholen vaak opwerpen. Ik denk dat dat belangrijk is om eventueel een doorbraak te krijgen die goed zou zijn voor veel ouders en kinderen.
Namens de N-VA-fractie wil ik ook even tussenkomen. Normaal gezien zou collega Daniëls dat doen, maar die heeft andere werkzaamheden.
Ik denk dat deze vraag zeer correct is, alsook het antwoord van de minister. De tussenkomsten tonen het belang hiervan ook aan.
Collega Ongena, ik richt me heel even tot u omdat u zegt dat de focus moet liggen op het onderwijs. Ik denk dat dit juist een voorbeeld is van waar men heel breed moet gaan. De basis van onderwijs is natuurlijk nog altijd de leeromgeving, het lesgeven. Daarmee zeg ik niet dat dit niet belangrijk is, maar ik denk dat hier een gedeelde verantwoordelijkheid speelt. Gezonde voeding is ook belangrijk.
Ik hoorde deze week iets totaal anders over de maaltijden in ziekenhuizen. Men moest vaststellen dat die helemaal niet voldoen aan kwaliteitseisen. Ik stelde me daarbij de vraag hoe het dan in onze scholen zit. Je kunt je evengoed de vraag stellen hoe het thuis zit met de kwaliteit van de maaltijden, maar zo betuttelend wil ik niet worden. Ik denk dat dit een voorbeeld is waarbij we over de beleidsdomeinen heen moeten kijken naar wat mogelijk is.
We mogen niet onderschatten dat heel veel van onze scholen het infrastructureel ook niet aankunnen. Warme maaltijden aanbieden wil ook zeggen dat je dat op een kwaliteitsvolle manier kunt doen. Dat is een brede verantwoordelijkheid, denk maar aan volksgezondheid, besmettingsgevaar enzovoort. Dit kan dus niet alleen door het onderwijs worden gedragen, maar vraagt een breed spectrum. Ook de rol van lokale besturen is hierin heel belangrijk.
Minister Somers heeft het woord.
Ik wil alle collega’s eerst danken voor hun constructieve bijdrage. Kinderarmoede is een van de meest confronterende zaken in een hoog welvarende samenleving. Armoede is altijd confronterend, maar als het over kinderen gaat, is dat emotioneel en principieel veel zwaarder beladen. We mogen er als samenleving niet in berusten dat er zoveel kinderen in ons welvarend Vlaanderen in armoede groot moeten worden.
Ten tweede zal ook niemand tegenspreken dat armoede een heel complexe zaak is. Ik heb dat als burgemeester ontdekt. Ik was vroeger van oordeel dat er een silverbulletoplossing moest bestaan: als men werk heeft, is het allemaal opgelost. Maar vaak is het complexer, heeft het ook te maken met allerlei maatschappelijke, persoonlijke, psychologische, psychosociale problemen, gebrek aan netwerk, gezondheidsissues, omgeving en noem maar op. Het is een heel complex verhaal, en het vraagt soms een heel intensieve begeleiding en ondersteuning om mensen uit die armoedespiraal te krijgen. Dat is wat ik ook geloof.
Maar armoede is geen fataliteit. Dat is mijn derde punt. Je kuny mensen uit de armoede halen. Mensen kunnen zichzelf uit de armoede halen, in de mate dat ze daar voldoende hefbomen voor krijgen. In die brede context, mijnheer Veys, is dit geen silver bullet – dat hebt u zeker ook niet gezegd – maar het is wel een interessant instrument om jonge mensen die misschien in milieus groot worden waar men niet de capaciteit of de knowhow heeft, een degelijke maaltijd te geven. De school kan daarin een lacune invullen. Dat is het verbredende in het verhaal. Er zijn ook heel veel alleenstaande mensen van wie we vragen dat ze gaan werken. In gezinnen moeten man en vrouw of man en man of vrouw en vrouw gaan werken die, als ze gaan werken, ’s avonds niet altijd meer de energie hebben om nog eens achter de kookpotten te staan. Als hun kind overdag warm heeft kunnen eten en zij op het bedrijf hebben kunnen eten, dan is een deel van het probleem voor hen opgelost. Zo ga je faciliteren om meer mensen op de arbeidsmarkt te krijgen. Ik vind dat een grote uitdaging. We vinden dat allemaal, dus moeten we daarmee aan de slag.
Ik wil mijn initiatief nemen naar de lokale besturen, maar ik ga ook actief het contact opzoeken met mijn collega’s. Natuurlijk, wat de heer Ongena zegt is juist: ook minister Crevits kan daarbij betrokken worden. Eigenlijk heeft elke minister daarin een verantwoordelijkheid, want armoede is horizontaal. Het is de verantwoordelijkheid van collega Beke. Het is niet altijd gemakkelijk om een horizontale bevoegdheid te hebben, want dan moet je iedereen mobiliseren. Maar ik denk dat het belangrijk is dat we rond deze hele concrete problematiek van zorgen dat er meer scholen op meer plaatsen warme maaltijden aanbieden, samenzitten – collega Beke, collega Weyts en ikzelf – om te kijken wat mogelijk is, zonder de hemel op aarde te beloven. We moeten zien hoe we de handen in elkaar kunnen slaan. En ik nodig ook alle lokale besturen uit – want lokaal kan men het verschil maken – om zelf ook eens te kijken, samen met het onderwijsveld en andere partners, hoe zij dat in hun gemeente kunnen realiseren zonder zich overdreven in de kosten te steken. Want je weet: als je dat permanent aan alle kindjes geeft, is een kostenplaatje van 700 miljoen euro heel veel geld. Dat is meer dan een slok op de borrel.
De heer Veys heeft het slotwoord.
Ik stel vast dat er nog geen evaluatie is gebeurd van de 1 euromaaltijden, ik heb er toch nog niets rond gehoord.
Mijn excuses, ik moest daar nog op antwoorden, mijnheer Veys.
In 2017 zijn de projecten gestopt, u weet dat. Men heeft toen een evaluatie beloofd. Dat zit bij Welzijn. U moet daar collega Beke over bevragen. Dat weet ik niet. Ik zou voorstellen dat u de vraag daar stelt.
De excuses zijn aanvaard, minister.
De heer Veys heeft het woord.
Dank, minister, voor uw antwoord. Ik zal de vraag zo snel mogelijk overmaken ...
U mag uw slotwoord geven, mijnheer Veys. U kunt nog eens proberen, er waren technische problemen.
Dank voor uw antwoord, minister. Ik hoor hier verschillende geluiden. Niemand wil dat in Vlaanderen kinderen met een lege brooddoos naar school komen. Ik lees in het regeerakkoord dat armoedebestrijding tot alle beleidsdomeinen behoort, maar als we een concrete vraag stellen, dan wordt het stokje doorgegeven. Deze vraag is aan u gesteld vanwege de antwoorden van minister Weyts. Ik hoop dat dit een gezamenlijke, gecoördineerde inspanning wordt, maar vandaag zie ik dat nog niet. We zullen het verder opvolgen. Maar ik dank u alvast, minister, voor de initiatieven die u wilt nemen. Ik verwijs naar het initiatief met de VVSG en het actief opnemen met de collega-ministers. We zullen er ongetwijfeld nog op terugkomen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.