Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
Mevrouw Lambrecht heeft het woord.
Minister, het Europees Parlement maakte recent een rapport op met aanbevelingen voor verkeersveiligheid in het licht van de Vision Zero-doelstelling om tegen 2050 in de EU tot nul verkeersdoden te komen. Naast een nultolerantie voor alcohol en drugs pleit het Europees Parlement ook voor het invoeren van een algemeen geldende snelheidsbeperking van 30 kilometer per uur in alle woonwijken en op plaatsen waar veel fietsers en voetgangers zich verplaatsen. Het Europees Parlement zegt de mogelijkheid te willen behouden om hogere snelheidslimieten te handhaven op belangrijke verbindingswegen, maar alleen als kwetsbare weggebruikers voldoende worden beschermd. Het pleit hiervoor omdat overdreven snelheid een belangrijke factor is bij 30 procent van de dodelijke ongevallen. Daarnaast stelt het ook vast dat steden en landen die een algemene snelheidslimiet van 30 kilometer per uur toepassen, een enorme daling van het aantal verkeersslachtoffers zagen. Hetzelfde effect zien we ook in Vlaanderen, bijvoorbeeld in Brugge, Gent en Brussel, waar de zone 30 redelijk veralgemeend is.
We hebben samen met Groen – mijn goede collega, zoals de heer Keulen het zou zeggen, luistert mee – al een plan op tafel gelegd om van de bebouwde kom standaard een zone 30 te maken als het niet verkeersveilig zou zijn om verschillend verkeer tussen elkaar te hebben. De bebouwde kom bestaat doorgaans vooral uit woonwijken en plaatsen waar veel voetgangers en fietsers zich verplaatsen.
Minister, u was daar geen voorstander van, maar u zult lokale besturen wel een kader aanbieden dat moet helpen om een onderbouwde beslissing te nemen om in bepaalde straten een zone 30 in te voeren. Vorige maand werd voor dit afwegingskader op input gewacht van mobiliteitsexperten, hebt u ons verteld.
Steunt u de aanbevelingen van het Europees Parlement? Welke mogelijkheden ziet u om van 30 kilometer per uur de algemene snelheidslimiet te maken binnen dorpskernen en woonwijken in Vlaanderen? Hoever staat u met het charter dat werd aangekondigd in het Verkeersveiligheidsplan Vlaanderen? Kan het afwegingskader ook met ons worden gedeeld?
Minister Peeters heeft het woord.
Mevrouw Lambrecht, dank u wel voor uw vragen. We hebben het al vaker hierover gehad in de commissie. De aanleiding is nu de aanbevelingen van het Europees Parlement. Ik denk dat u ons standpunt voldoende kent. Ik denk dat specifiek de aanbeveling van een snelheidsbeperking van 30 kilometer per uur in alle woonwijken en op locaties waar veel fietsers en voetgangers zich verplaatsen, een zinvolle aanbeveling is. Dat hebben wij telkens ook gezegd, maar we zeggen ook wel telkens dat het aan de lokale besturen is om te bepalen waar zij vinden dat er een zone 30 moet worden ingevoerd. U weet ook dat een bebouwde kom niet alleen bestaat uit woonwijken en plaatsen waar veel fietsers komen. Daarnaast, zeker in de buitengebieden, bevinden er zich vaak ook belangrijke verkeersaders en verkeersgebieden in de bebouwde kom. Wat ons betreft, is een weloverwogen keuze voor een gepast snelheidsregime dan ook van groot belang.
Wat die aanbeveling van het Europees Parlement betreft om de snelheidslimieten af te stemmen op het ontwerp en de vormgeving van de weg, dat is alleszins iets dat wij ook mee hebben opgenomen in ons verkeersveiligheidsplan. Dat wordt ook aanbevolen conform de ‘safe system approach’, die mee is opgenomen in ons verkeersveiligheidsplan. Kortom, het Agentschap Wegen en Verkeer (AWV) werkt daar al mee, in die zin dat het al werk maakt van de vergevingsgezindheid van de weg. In die zin worden de aanbevelingen van het Europees Parlement dan ook ter harte genomen.
Uiteraard moet handhaving daar ook aan gekoppeld worden, maar daar hebben we het zojuist al over gehad. Handhaving moet natuurlijk ook mogelijk zijn.
Ik moet eens te meer benadrukken dat ik niet tegen een zone 30 als dusdanig ben, absoluut niet, maar ik ben er geen voorstander van om zonder meer in alle bebouwde kommen de snelheidslimiet op 30 kilometer per uur te leggen, enerzijds vanwege het issue van de handhaving, en anderzijds gezien de grote diversiteit aan bebouwde kommen als we over heel Vlaanderen kijken. Een stedelijke context is heel anders dan onze meer rurale gebieden. Maar het staat lokale besturen vrij om een snelheidslimiet van 30 kilometer per uur in te voeren, in de volledige bebouwde kom of in welbepaalde straten. Dat laat ik aan hen over, want zij hebben de meeste kennis van hun eigen gebied.
Dan kom ik bij het charter van het verkeersveiligheidsplan. We zijn dat afwegingskader volop aan het uitwerken. Eind oktober is er een afstemmingsmoment voorzien met een aantal gemeenten en met de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG). Ik hoop dat ik tegen het einde van de maand, of toch zeker begin volgende maand, dat afwegingskader kan afkloppen en het zodoende ter beschikking kan stellen van eenieder die er gebruik van wil maken.
Mevrouw Lambrecht heeft het woord.
Het is heel goed dat dat charter en dat kader er komen. U zegt dat u het een zinvolle aanbeveling vindt van de Europese Unie. Dat brengt ons een beetje vooruit. Maar dan zegt u dat de bebouwde kom veel te groot is, dat er ook buitengebieden zijn en dat zo’n algemene zone 30 dus niet gaat. Daar ben ik het niet mee eens. Ik blijf herhalen dat het gaat om een zone 30, waar uitzonderingen mogelijk zijn. Natuurlijk kan het dan in die buitengebieden 50 kilometer per uur blijven. Het is een beetje jammer dat we moeten blijven herhalen dat als de verkeersveiligheid gegarandeerd is, het niet 30 kilometer per uur moet zijn. Ik hoop echt dat het op een bepaalde dag toch duidelijk is, want het is niet op flessen te trekken dat het allemaal 30 kilometer per uur is.
Voor de rest kijk ik heel erg uit naar hoe dat charter eruit zal zien. Ik ga me wagen aan een kleine voorspelling, namelijk dat we deze discussie over tien jaar niet meer zullen hebben. Ik zie overal de geesten rijpen. Het heeft tijd nodig. Het is aan ons om te zeggen dat het niet zomaar overal zone 30 in de bebouwde kom is. Als het veilig kan, dan kan 50 kilometer per uur.
De heer Bex heeft het woord.
Ik dank de goede collega voor haar vraag. Minister, het zal u niet verbazen dat wij op die nagel zullen blijven kloppen. Die aanbeveling van het Europees Parlement is geen toeval, want alle verkeersdeskundigen zeggen dat dat superbelangrijk is voor de verkeersveiligheid. Ik zie u als een zeer intelligente vrouw, maar het is mij echt een raadsel waarom u en ook de collega’s van de meerderheid blijven zeggen dat de gemeenten het best geplaatst zijn en dat het dus fout zou zijn om te zeggen dat we de regel van 30 kilometer per uur in de bebouwde kom gaan invoeren, met de uitzondering van 50 kilometer per uur. De gemeenten behouden dan immers evenveel autonomie als vandaag. Hun beslissing is gewoon omgekeerd: in plaats van te beslissen waar het 30 kilometer per uur wordt, zullen ze moeten beslissen waar 50 kilometer per uur kan. Maar op zich blijft die autonomie behouden. Bon, dat is een debat waarover we het vandaag waarschijnlijk niet eens zullen raken.
Ik wil u nog een zeer concrete vraag stellen. U hebt altijd gezegd dat gemeentebesturen het terrein het best kennen en dat als zij 30 kilometer per uur willen invoeren, we dat moeten doen vanuit de Vlaamse overheid. Ik ken twee gemeentebesturen, het gemeentebestuur van Nijlen, een veeleer landelijke gemeente, en het gemeentebestuur van Leuven, waar de schepenen van Mobiliteit zeggen: ‘Wij stellen die vraag aan de Vlaamse overheid, maar men zegt ons ‘neen’.’ Dan stel ik mij wel de vraag waar dat riedeltje van de lokale autonomie toe leidt. Want blijkbaar is het niet zo dat, als men beslissingen wil nemen richting zone 30, men gelijk krijgt van de Vlaamse overheid. Ik hoop dat u contact opneemt met uw administratie en heel duidelijk maakt dat de gemeentelijke autonomie daar moet spelen en dat er effectief naar 30 kilometer per uur moet worden gegaan, in het belang van de verkeersveiligheid.
Mevrouw Moors heeft het woord.
Collega Lambrecht, collega Bex, verkeersveiligheid is een topprioriteit, niet alleen voor u, niet alleen voor de minister, maar voor alle leden van de commissie en voor alle lokale besturen. We hebben dat debat hier nu al herhaaldelijk gevoerd. Wij vinden vanuit de meerderheid dat de lokale besturen het best geplaatst zijn om al dan niet een zone 30 in te voeren. Wij blijven daarbij. Wij hebben onze standpunten daarover al duidelijk uiteengezet. De lokale bevoegdheid is wat ons betreft het best geplaatst om te bepalen waar welke snelheidsbeperking moet worden ingevoerd. Het debat is twee keer gevoerd, en nu een derde keer. Ik denk dat het nu wel welletjes geweest is.
Mevrouw Fournier heeft het woord.
Minister, het is inderdaad een interessant rapport. Het zijn ook twee interessante elementen die collega Lambrecht hier aanhaalt. Ik denk dat we de zone 30 in de bebouwde kom hier niet nog eens ter discussie moeten leggen. De standpunten van de verschillende partijen zijn duidelijk. Het is al genoeg besproken in de commissie, en ook in de plenaire vergadering werden de standpunten duidelijk naar voren gebracht.
Wat wel interessant is, is dat als er een snelheidsbeperking zou worden opgelegd, er beter moet worden afgestemd op het ontwerp en de vormgeving van de weg. Want wat voor zin heeft het om de snelheid te verlagen, als je een brede baan hebt en je maar 30 kilometer per uur mag rijden? Ik denk dat er nog heel veel ingrepen mogelijk zijn op het vlak van infrastructuur, om het gewoon gemakkelijker te maken om die snelheid af te remmen. Daarom is mijn vraag om, op het vlak van de wegindeling, als er wegversmallingen zijn, daar een uniformiteit in te steken.
Collega Lambrecht heeft het ook gehad over alcohol en drugs. Ik denk dat het momenteel niet echt zin heeft om een nultolerantie op te leggen, zolang er geen goede handhaving is. Ik rijd ondertussen al bijna veertig jaar met de auto, en ik ben twee keer gecontroleerd bij een BOB-controle. Ik denk dus dat er daar nog veel meer handhaving nodig is om de huidige promillelimieten toe te passen. De vraag is dus, minister, om aan uw federale collega te vragen om meer gerichte controles te doen in functie van de handhaving van drugs en alcohol.
Ik vraag mij ook af of er studies zijn die aangeven of er veel ongevallen gebeuren met chauffeurs die 0,1 of 0,5 promille in hun bloed hebben. Iedereen spreekt over die 0,5 promille, maar zijn er studies die aantonen dat 0,1 tot 0,5 promille in je bloed hebben als chauffeur, daadwerkelijk ook tot meer ongevallen leidt?
Minister Peeters heeft het woord.
Voor dat laatste moet ik verwijzen naar de statistieken van de federale overheid, mevrouw Fournier. Ik weet niet of zij daar ook de opdeling maken tussen 0,1 en 0,5 promille. Dat zou ik moeten navragen. Alleszins krijgen we wel die cijfers van de federale overheidsdiensten ter beschikking. Dat zullen we dus moeten nakijken.
Collega’s, de aanbeveling van het Europees Parlement om de snelheidslimiet af te stemmen op het ontwerp en de vormgeving van de weg, is doorslaggevend. Ik blijf ook herhalen dat de subsidiariteit daar ten volle moet spelen. Ik geef u graag het voorbeeld van de stad Hasselt, de provinciehoofdstad in mijn regio. De stad Hasselt heeft beslist om binnen de kleine ring geen zone 30 in te voeren, maar er een woonerf van te maken en er dus zelfs een zone 20 in te voeren. Ik vind dat zij dat moeten kunnen. Zij zijn het best geplaatst om de afweging te maken tussen een zone 20, een zone 30 en een zone 50.
Mijnheer Bex, u zegt mij dat het Agentschap Wegen en Verkeer niet wil ingaan op welbepaalde vragen van lokale besturen. U mag mij dat altijd bezorgen via e-mail of eender hoe. Want wij zeggen natuurlijk ook tegen het Agentschap Wegen en Verkeer – ik zeg dat niet alleen hier in de commissie – dat lokale besturen hun grondgebied het best kennen en dat als zij de afweging maken dat her en der een zone 30, ook al is het op een gewestweg, het meest aangewezen is, we dat ook moeten honoreren.
Ik kan u verzekeren dat er heel wat gewestwegen zijn waar er een snelheidslimiet van 30 kilometer per uur is, en ik wil er zeker ook nog andere invoeren, als dat ter sprake komt. Nogmaals, ik ben niet tegen een zone 30 als dusdanig, maar ík ga niet bepalen dat de hele bebouwde kom overal een zone 30 moet zijn. Ik heb het al meermaals gezegd: de subsidiariteit geldt daar ten volle.
Mevrouw Fournier heeft ook al duidelijk gezegd dat alles staat of valt met handhaving, zowel inzake alcohol en drugs als inzake snelheid. Wat baat het dat we overal een snelheidslimiet van 30 kilometer per uur invoeren als de inrichting van de weg niet uitnodigt om die snelheidslimiet te respecteren en als er geen handhaving aan gekoppeld is? Dan zouden we eigenlijk in het ijle aan het werken zijn, en dat zou niet goed zijn.
Daarom werk ik volop aan dat afwegingskader. Ik verzeker u dat dat geen dik boek zal worden. Het zal geen enorme dienstorder of richtlijn worden. Het gaat om een beknopt afwegingskader aan de hand waarvan men kan beslissen of een bepaalde weg of inrichting al dan niet geschikt is voor een snelheidslimiet van 30 kilometer per uur. Het is dus eigenlijk een handig handvat. Het is ook mee gecheckt door een aantal mobiliteitsexperten. Ik hoop dat eenieder die het wil straks goed gebruik zal kunnen maken van dat afwegingskader om al dan niet een zone 30 of andere snelheidsbeperkende maatregelen, zoals fietsstraten, in te voeren.
Mevrouw Lambrecht heeft het woord.
Minister, bedankt voor alle antwoorden, maar vooral voor de zin: ‘Ik ben niet tegen zone 30; ik ben tegen een algemene zone 30 in de bebouwde kom.’ Ik herhaal dat het niet overal zone 30 moet zijn in de bebouwde kom. Als het verkeersveilig kan, dan is het 50 kilometer per uur. We zullen dat moeten blijven herhalen, maar ooit zal het wel lukken.
Tegen de collega die stelt dat het welletjes is geweest om zone 30 te vragen, wil ik zeggen dat het voor mij niet ‘welletjes’ is en dat het voor mij ook nooit ‘welletjes’ zal zijn zolang er verkeersslachtoffers vallen. Zolang de cijfers ons gelijk geven, zal het niet ‘welletjes’ zijn.
Deze vraag is dus wel degelijk actueel, want er was alweer een nieuw rapport van het Europees Parlement – toch niet de eerste de beste organisatie – waarin ook voor die zone 30 wordt gepleit. Wij gaan dus cijfers blijven verzamelen en wij gaan het dus blijven herhalen.
We zullen er samen nog eens een op kunnen drinken, denk ik. Niet-alcoholisch, wel te verstaan, want in tegenstelling tot wat de collega zegt, vind ik dat er een nultolerantie inzake drankgebruik moet zijn. Rijden en drinken gaan niet samen, maar dat is weer een ander debat.
De vraag om uitleg is afgehandeld.