Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
Mevrouw Jans heeft het woord.
De afgelopen jaren is het besef sterk gegroeid dat we zullen moeten komen tot een heel integrale benadering van de zorg, waarbij we echt vertrekken van de zorgvraag van de persoon die voor ons staat, en we echt heel concreet moeten kijken naar diens individuele zorg- en ondersteuningsvraag. We spreken hier vaak over de nood aan ontkokering en een meer geïntegreerde zorg. Dat is natuurlijk van toepassing op alle leeftijdsgroepen, maar vandaag wil ik het specifiek hebben over de doelgroep ouderen. Wanneer mensen ouder worden, komen ook de typische geriatrische gezondheidsproblemen naar voren, eigen aan de leeftijd. Daarnaast kunnen oudere mensen ook andere problematieken met zich meedragen, zoals handicap, verslaving, depressie enzovoort.
De Vlaamse Ouderenraad kaartte in dat kader een lacune aan in de psychiatrische hulpverlening voor ouderen. In het reguliere of gewone psychiatrische zorgaanbod is niet altijd de geriatrische hulpverlening gegarandeerd, waardoor ouderen met fysieke problemen daar moeilijk terechtkunnen. In de residentiële ouderenzorg, waar we wel heel goed kunnen inspelen op die fysieke zorgnoden, ontbreekt dan weer vaker de expertise op het vlak van psychiatrische hulpverlening.
De Ouderenraad verwees naar twee good practices op dit vlak. Enerzijds was dat woonzorgcentrum Roosendaelveld, waar ouderen met een psychiatrische problematiek sinds begin dit jaar in een aparte afdeling verblijven, waar ze de nodige zorgen krijgen. Ze worden er niet zomaar langer samen geplaatst met bewoners met dementie. En anderzijds was er het Algemeen Ziekenhuis Delta. Daar werd een aparte geriatrische afdeling opgericht specifiek voor ouderen met psychische aandoeningen.
Minister, ik heb in deze commissie eerder al een aantal keer de problematiek of de vraag voorgelegd dat heel wat mensen op leeftijd – mensen die thuis wonen maar ook mensen die residentieel opgevangen worden – kampen met verslaving. Dat gaat dan vaak over medicatie of alcohol. Alcohol zien we heel vaak in het thuismilieu, en medicatie gaat dan vaak over psychofarmaca in de woonzorgcentra.
Het is ons Vlaams expertisecentrum voor Alcohol en andere Drugs (VAD) dat aangegeven heeft dat ongeveer acht op de tien bewoners van woonzorgcentra langdurig psychofarmaca gebruiken, acht op de tien. Een andere studie van de Christelijke Mutualiteit stelde enkele jaren geleden vast dat het psychofarmacagebruik in woonzorgcentra inderdaad heel erg hoog ligt. Er zijn de laatste jaren ook echt inspanningen geleverd om bewuster om te gaan met het gebruik van psychofarmaca, en we zetten ook steeds meer in op het mentaal welzijn, ook bij de doelgroep ouderen. In dat kader vind ik de uitbreiding van de terugbetaling van de psychologische hulp naar de doelgroep ouderen sinds vorig jaar een belangrijke stap naar gelijkwaardige psychologische hulpverlening. U herinnert zich misschien dat die terugbetaling oorspronkelijk enkel voorzien was voor mensen tussen de 18 en de 65.
Toch blijft de toegang tot gepaste hulp voor ouderen met een psychische problematiek een ware uitdaging. Daarover had ik u graag een aantal vragen gesteld.
Tijdens de coronacrisis ontvingen de centra voor geestelijke gezondheidszorg (CGG’s) extra middelen om hun diensten en expertise via mobiele teams psychologische hulp aan te bieden aan het personeel in de woonzorgcentra. Nu is het mij niet helemaal duidelijk of er destijds ook de mogelijkheid was om die hulpverlening ook te voorzien voor de bewoners. Of ziet u daar eventuele mogelijkheden naar de toekomst toe?
Ouderen die thuis wonen, zien vaak verschillende hulpverleners over de vloer komen. We kennen de tendens vandaag de dag dat steeds meer mensen kiezen voor een vrij intense thuiszorg, thuisverpleging. Er komen verschillende mensen over de vloer. Denk aan oppas, thuisverpleging, noem maar op. De vraag is in welke mate die mensen alert zijn en opgeleid zijn om bepaalde tekenen van psychische problematieken te detecteren. En hoe verwijzen zij door? Het zijn die mensen die dagdagelijks bij de ouderen over de vloer komen die veel horen en zien. Beschikken zij over de capaciteiten en de mogelijkheden om daarin ook gericht door te verwijzen?
Hoe kijkt u naar de piste om binnen woonzorgcentra in te zetten op aparte afdelingen, specifiek voor ouderen met een psychiatrische zorgnood?
Hebt u een zicht op de nood aan residentiële psychiatrische zorg voor deze doelgroep?
Minister, aan welke andere pistes denkt u om het zorgaanbod voor ouderen met een psychische aandoening te verbeteren?
Minister Beke heeft het woord.
Het project mobiele support dat door de CGG’s werd uitgevoerd, was exclusief gericht op het personeel in de residentiële zorg- en welzijnsvoorzieningen. Dit project was een van de acties binnen het actieplan ‘Zorgen voor morgen’, waarmee we als Vlaamse Regering mee de psychosociale gevolgen van de coronacrisis in de eerste fase hebben willen opvangen.
Daarnaast wil ik u graag ook onder de aandacht brengen dat er ook voor de doelgroep ouderen zowel binnen het actieplan ‘Zorgen voor morgen’ als daarbuiten een aantal initiatieven bestaan. Ik geef u een aantal voorbeelden. Ten eerste is er een luisterend oor voor bewoners van voorzieningen. Bewoners in residentiële voorzieningen kunnen in bepaalde omstandigheden meer nood hebben aan een luisterend oor. Ze kunnen daarvoor niet altijd terecht bij hun familie, vrienden en begeleiders. Soms kan het hen helpen om met iemand van een externe dienst te praten, die hun een luisterend oor biedt. Dit externe aanbod wordt mooi weergegeven in een beknopte en overzichtelijke flyer die voorzieningen kunnen gebruiken en verspreiden in hun eigen communicatiekanalen. Zo wordt het aanbod van Tele-Onthaal, het centrum algemeen welzijnswerk (CAW) en de ziekenhuizen in bereik gebracht.
Een tweede voorbeeld is het versterken van het aanbod psychosociale bijstand op de eerste lijn. Naar aanleiding van de COVID-19-pandemie kende de Vlaamse Regering op 17 juli vorig jaar anderhalf miljoen euro extra toe aan de CAW’s voor de versterking van hun aanbod aan psychosociale bijstand op de eerste lijn, en dit voor de periode 1 juli 2020 tot en met 31 december 2020. Vanaf 1 januari werden deze middelen regulier toegekend. Met de versterking van dit aanbod willen we inspelen op de noden en signalen die naar boven komen in het kader van psychosociale ondersteuning tijdens en na coronatijden. Iedereen, dus ook ouderen, kunnen namelijk gratis bij een CAW terecht met vragen en problemen rond welzijn.
Ten derde zijn er de eerstelijnspsychologen. Sinds maart 2019 zijn er in Vlaanderen zes pilootprojecten rond de eerstelijnspsychologische functie voor ouderen, aangezien het aanbod voor ouderen op dat moment nog onbestaande was. Deze projecten werden toegekend aan zes eerstelijnszones. Intussen heeft collega Vandenbroucke beslist om de terugbetaling van psychologische zorg open te stellen voor alle leeftijden en hiervoor ook een hoger budget te voorzien. Het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (RIZIV) heeft daartoe in de zomer een nieuwe conventietekst goedgekeurd en de voorbereiding van de implementatie daarvan is volop aan de gang.
De verschillende thuiszorgactoren zoals de huisarts, de thuisverpleging en de diensten voor gezinszorg hebben vaak een holistisch beeld van de persoon met een zorgnood.
Door hun polyvalente brede inzet en soms langdurige aanwezigheid in het natuurlijke thuismilieu van de cliënt maken deze thuiszorgactoren mee de realisatie van laagdrempelige zorg- en ondersteuning waar. Ze hebben een overzicht over de achtergrond en de omgeving van de thuiswonende oudere. Ze hebben regelmatig contact met de oudere en kunnen tijdens hun zorgtaken tijd maken voor een gesprek. Dit vormt een belangrijke hefboom om snel noden te detecteren en gericht te kunnen doorverwijzen waar nodig. Hiertoe wordt er ook ingezet op de vorming en opleiding van de verschillende thuiszorgactoren.
De RIZIV-conventie rond de terugbetaling van psychologische zorg heeft een geïntegreerd zorgmodel voor ogen. Als dat in de praktijk goed werkt, zullen laagdrempelige diensten of aanspreekpunten zoals de huisarts of thuiszorgdiensten ook vlot kunnen doorverwijzen naar een psycholoog voor hulp bij lichte of matige psychische problemen.
De CGG’s ten slotte nemen naast hun specifieke zorgaanbod voor ouderen soms ook een ondersteunende rol op en zetten in op de versterking van de eerstelijnszorg met een aanbod specifiek gericht naar bijvoorbeeld woonzorgcentra.
Ik kom tot uw derde vraag. Bij de bewoners van een woonzorgcentrum kan een diversiteit van somatische, cognitieve en andere psychische kenmerken worden vastgesteld, wat een gezamenlijke en multi- dan wel interdisciplinaire aanpak vereist.
In artikel 62, § 4, van een besluit van 29 juni 2019 en artikel 431 van het besluit van de Vlaamse Regering over de Vlaamse sociale bescherming (VSB) van 30 november 2020 wordt binnen de erkenningsvoorwaarden voor de rvt-erkenning (rust- en verzorgingstehuis) gesteld dat onder andere een licentiaat of master in de psychologie aangesteld moet worden binnen het contingent van 0,10 voltijdsequivalent revalidatiepersoneel per dertig bewoners. Bij deze erkenningsvoorwaarde is het de bedoeling om de psychologische ondersteuning aan alle bewoners te formaliseren.
Voor de personen met een sterkere psychische kwetsbaarheid bestaat er inderdaad een reëel risico dat zowel de fysieke als de sociale en organisatorische omgeving van het woonzorgcentrum het functioneren negatief beïnvloedt. Over het algemeen zijn deze bewoners meer gebaat bij een benadering die gericht is op het bevorderen van de eigenwaarde, controle en veiligheid in een omgeving waarin rollen en verantwoordelijkheden voorspelbaar zijn. Daarom biedt de organisatie van een aparte gerontopsychiatrische afdeling binnen bepaalde woonzorgcentra met gekwalificeerde medewerkers vanuit de geestelijke gezondheidszorg een meerwaarde binnen het zorglandschap. Er zijn reeds woonzorgcentra die dergelijke specifieke zorg aanbieden aan bewoners met een psychische kwetsbaarheid, onder andere de woonzorgcentra die zich in de buurt van de grote psychiatrische ziekenhuizen bevinden zoals het woonzorgcentrum Zuiderlicht in Gent.
Wat uw vierde vraag betreft: hier heb ik geen zicht op.
Ik kom tot uw vijfde vraag. De interministeriële conferentie (IMC) heeft in 2018 beslist om samen te werken aan een nieuw geestelijk gezondheidsbeleid voor ouderen. Hiertoe is een technische werkgroep ouderen opgericht. Deze werkgroep kan voorstellen doen aan de interkabinettenwerkgroep (IKW) geestelijke gezondheidszorg omtrent de invulling van het geestelijke gezondheidsbeleid voor ouderen. Momenteel zijn er nog verschillende subwerkgroepen actief en zijn er nog geen concrete voorstellen gedaan richting IKW.
Zoals u zelf hebt aangegeven, is er vanuit de federale overheid een stap gezet om de terugbetaling van de psychologische zorg uit te breiden naar de doelgroep ouderen. Ook de nieuwe conventie eerstelijnspsychologische zorg is er voor alle leeftijdsgroepen, inclusief ouderen. Ik ben ervan overtuigd dat er in de verdere invulling van de conventie in de verschillende regio’s extra aandacht zal zijn voor de doelgroep ouderen en dat hierin de opgedane ervaring vanuit de Vlaamse pilootprojecten een meerwaarde kan zijn.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw uitvoerig antwoord, waarin ik een overzicht heb gekregen van aan de ene kant de specifieke maatregelen, gericht op de doelgroep ouderen in zijn algemeenheid, maar ook op de mensen die al een psychiatrische problematiek hebben. Ik begrijp ook dat er inderdaad, door die eerstelijnspsychologische functie en de verschillende thuiszorgactoren, mogelijkheden zijn om snel hulp te vragen of in te roepen bij lichte of matige klachten of problemen die men vaststelt.
Ook de CGG’s zijn inderdaad beschikbaar. Het blijft een uitdaging om zoveel mogelijk mensen – hulpverleners, maar ook gewoon bewoners of oudere mensen thuis – daarvan op de hoogte te brengen.
Minister, u geeft duidelijk aan dat aparte afdelingen een meerwaarde kunnen zijn en dat zij reeds bestaan, vaak in de buurt van een groot psychiatrisch ziekenhuis. De vraag die ik stel, gaat heel breed: van de mensen die nog thuis wonen tot de zeer complexe situaties die we tegenkomen in de residentiële ouderenzorg. Maar ik denk ook dat, wanneer we kijken naar het begin van het spectrum, het hele verhaal, het hele project, het hele concept van de zorgzame buurten ... U hebt de CGG's genoemd, u hebt ook de CAW's genoemd, u hebt de huisarts genoemd en u hebt gesproken over de verschillende thuiszorgactoren. Ik deel uw mening dat die inderdaad vaak en veel aanwezig zijn, dat die veel overzicht en veel inzicht hebben. Ik denk dus ook dat zij misschien wel een belangrijke partner kunnen zijn om binnen die zorgzame buurten dit thema sterk naar voren te brengen.
Ik dank u voor het overzicht en zal samen met u mee zoeken hoe we ervoor kunnen zorgen dat het brede zorgaanbod zoveel als mogelijk bekend is bij doorverwijzers, bij hulpverleners, bij mantelzorgers, bij patiënten en bij familie.
Voorzitter, ik heb geen bijkomende vragen.
Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
Voorzitter, minister, in deze vraagstelling en in het antwoord is het aspect van de medicatie niet aan bod gekomen. Ik wil daar toch wel de link met de psychische problemen leggen. Ik denk dat we in de commissie al eens hebben gesproken over het proefproject in het woonzorgcentrum De Vijvers in Ledeberg. Daar beslisten ze om de slaappillen en de antidepressiva van de mensen zoveel mogelijk te weren, met spectaculaire resultaten. Waar er oorspronkelijk zo'n 60 procent van de bewoners die middelen, antidepressiva en slaapmiddelen, namen, zagen ze dat dat na drie jaar slechts 30 procent was. Dat is dus een halvering.
Wanneer ze een woonzorgcentrum binnenkomen, nemen vele bewoners vaak al een uitgebreide medicatiecocktail. Vele mensen ontwikkelen een depressie of slaapproblemen als ze het thuis niet meer redden. Het woonzorgcentrum De Vijvers bekeek samen met de huisarts bij elke bewoner de mogelijkheid tot afbouw. Dat liep, zeker voor de slaapmedicatie. Het terugdringen van de antipsychotica bleek moeilijker. De medicatie werd ingeruild voor sessies bij de psycholoog en activiteiten op maat, zoals zwempartijtjes of een museumbezoek. Hierdoor zijn de bewoners veel actiever. En sommige mensen die in een rolstoel zaten, bleken zonder slaapmedicatie plots wel te kunnen stappen. Een dame die de hele dag sliep, wandelde plots rond, fier met rollator. Sommige bewoners konden zich minder goed aanpassen. En als de negatieve effecten te groot waren, werd de medicatie weer opgebouwd.
Minister, in hoeverre worden directies van woonzorgcentra gestimuleerd en begeleid in het uitwerken van een plan om slaapmiddelen en antidepressiva zoveel mogelijk te weren? Want dat is volgens mij toch ook een element dat moet worden gekoppeld aan de psychische zorg van ouderen.
De heer Parys heeft het woord.
Dit is interessante materie. Minister, ik ben er, samen met de collega's, van overtuigd dat daar inderdaad extra aandacht voor nodig is. Maar het is natuurlijk niet omdat je oud bent, dat je in een homogene groep terechtkomt wanneer het gaat over geestelijke gezondheidsproblemen. Het is niet de leeftijd die vaak het bepalend criterium is. Het kán de leeftijd zijn, maar dat is niet altijd het geval. En dat bleek trouwens ook uit de studie van het kenniscentrum van 2018.
Ik wil mij graag aansluiten bij wat collega De Martelaer zei. Ik vind het heel belangrijk, minister, dat we een zicht zouden krijgen op hoeveel ouderen effectief antidepressiva krijgen toegediend. Maar daarbij stel ik mij de vraag: hoeveel koppelen daar therapie aan? Want het allerbelangrijkste, zo hebben we altijd gezien in allerlei soorten studies, is dat antidepressiva zonder een of andere vorm van bijvoorbeeld cognitieve gedragstherapie die daaraan wordt gekoppeld, eigenlijk geen langetermijneffect hebben en niet duurzaam zijn. Het zou dus interessant zijn om te cijfers te kennen.
Minister, ik neem aan dat u die cijfers nu niet hebt. Maar de vraag is: zijn ze eigenlijk beschikbaar en kunnen we dat te weten komen? Want medicatie geven zonder daaraan therapie te koppelen, is in feite onzinnig, en daar zouden we toch een vuist tegen moeten maken.
Minister Beke heeft het woord.
Collega’s, ik heb er al naar verwezen in de vraag over antibioticagebruik. Het Vlaams Instituut Gezond Leven doet procesbegeleiding aan instellingen, voorzieningen, woonzorgcentra, rond deze thema’s en problematieken. Dat is belangrijk om uit te maken wie wel en wie niet wordt begeleid, en ook op welke manier. Daar ben ik het mee eens.
De bewoners en de huisarts, de CRA-arts, maken uit wat de policy is ter zake. We hebben de rol van de CRA-arts structureel versterkt in woonzorgcentra om toe te laten dat er een policy rond gevoerd kan worden. In het verleden was die veel minder gefinancierd. We hebben die met corona veel sterker gefinancierd. De bedoeling is om dat te blijven doen om het beleid in een voorziening te kunnen organiseren en voeren. Hij kan daarbij rekenen op de steun van het Vlaams Instituut Gezond Leven om aan traject- en procesbegeleiding te doen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.