Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Vraag om uitleg over de herschikking van de schoolvakanties en de bevraging daarover door de minister
Vraag om uitleg over de aanpassing van de zomervakantie
Verslag
Minister, collega’s, welkom, en ook hartelijk welkom aan alle YOUCA-studenten. Fijn dat jullie vandaag de commissie Onderwijs volgen.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Ook namens onze fractie heet ik graag alle YOUCA-leerlingen welkom. Het is altijd mooi om te zien dat er zoveel engagement is. Misschien zijn jullie ook wel geïnteresseerd in onze vragen over de reorganisatie van het schooljaar.
Minister, via de pers vernamen we dat u advies hebt gevraagd aan het onderwijsveld en de sociale partners over de eventuele reorganisatie van de indeling van het schooljaar. Over het inkorten van de zomervakantie wordt al enkele jaren gediscussieerd. Dat flakkerde dit voorjaar even op, toen het Franstalig onderwijs besliste om de schoolkalender te wijzigen. U gaf toen echter aan dat het niet aangewezen was om in coronatijden voortijdige beslissingen te nemen.
Ondertussen is duidelijk geworden dat u zicht wilt krijgen op het draagvlak binnen het brede onderwijsveld en op de kritische randvoorwaarden voor deze ingreep. Bepaalde onderwijsexperts zijn het erover eens dat de zomervakantie in Vlaanderen nu te lang duurt, maar het is onduidelijk op welk Vlaams wetenschappelijk onderzoek zij zich baseren om die uitspraken te doen. De Vlaamse Onderwijsraad (Vlor) zal alvast tegen het einde van het schooljaar een advies uitbrengen waarin wordt vertrokken vanuit het onderwijskundig perspectief. De raad zal ook een inschatting maken van de invloed van een mogelijke herindeling op andere groepen in de samenleving, zoals de jeugdverenigingen, de kinderopvang en de studenten. Mogelijk in het spoor van uw adviesvraag aan de Vlor is er nu ook de ouderenquête via de ouderkoepel van het vrij onderwijs, de Vlaamse Confederatie van Ouders en Ouderverenigingen (VCOV). Ook de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) werd om een advies gevraagd, dat we in januari of februari mogen verwachten. Los van de vraag of er een maatschappelijk draagvlak voor zou zijn, lijkt het mij alvast ook nuttig om objectieve elementen te kunnen voorleggen waaruit duidelijk wordt hoe zomerverlies zich ontwikkelt en of het inkorten van de zomervakantie dat verlies dan betekenisvol zou reduceren of zelfs minimaliseren.
Minister, in dat kader heb ik de volgende vragen voor u. Zult u nog bijkomend advies vragen aan andere organisaties, zoals bijvoorbeeld de Vlaamse Raad voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin (WVG) of de Strategische Adviesraad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media (SARC)? Zult u in het kader van de verdere verkenning van dit thema ook de opdracht geven tot nieuw wetenschappelijk Vlaams onderzoek dat onder meer kan objectiveren hoe zomerverlies zich ontwikkelt en of het inkorten van de zomervakantie dat verlies dan betekenisvol zou reduceren of zelfs minimaliseren?
Mevrouw Meuleman, ik zal eerst de heer Daniëls het woord geven, dan kunt u rustig plaatsnemen.
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, minister, YOUCA-studenten, mijn vraag gaat over hetzelfde thema. In onze commissievergadering van 27 mei discussieerden wij over de aanpassing van de zomervakantie. Aanleiding was inderdaad die aanpassing door de minister van Onderwijs van de Franse Gemeenschap. Op dat moment zaten we echter in het midden van de coronacrisis en hebben we allemaal samen geoordeeld dat het toen niet aangewezen was om de hele boel overhoop te halen. Daarnaast, en toch niet onbelangrijk, een schoolvakantie is in Vlaanderen natuurlijk meer dan een moment waarop er geen les en geen school is. Daar hangt namelijk heel veel aan. Daar hangen jeugdbewegingen aan, daar hangen sportkampen aan, daar hangen zomerscholen aan. De arbeidsmarkt hangt daaraan vast. Ook bij het openbaar vervoer is er een invloed van de vraag of het al dan niet schoolvakantie is. Het toerisme, al dan niet buitenlands, hangt daaraan vast, net als de vraag of het laag- of hoogseizoen is. Er zijn dus eigenlijk toch wel heel wat zaken die met die schoolvakantie verbonden zijn. Minister, wij van de N-VA-fractie vonden het inderdaad dan ook wijs om dat niet met een vingerknip te doen. We stelden ook vast dat men in Franstalig België vanuit al die sectoren liet horen dat men daar kennis van nam, maar dat men de impact daarvan op dat moment toch moeilijk kon inschatten.
Minister, u hebt daarop aan de Vlaamse Onderwijsraad en de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen gevraagd om het draagvlak voor een mogelijke aanpassing van de schoolkalender te onderzoeken. Ook ouders werden bevraagd door de VCOV, met het oog op de voorbereiding van het debat van de Vlor. Door die bevraging komt dit debat natuurlijk opnieuw naar voren in de publieke ruimte. Een aantal ouders stellen zich ook de vraag waarom zij niet bevraagd worden en dergelijke meer.
Daarom heb ik de volgende vragen, minister. Zullen de aangeschreven organisaties dezelfde schoolkalender als de Franse Gemeenschap onderzoeken? Want aanpassen is natuurlijk één zaak. De Franse Gemeenschap heeft de grote vakantie, in juli en augustus, een beetje ingekort, maar de andere vakanties wel verlengd, waardoor er de facto even veel schoolvakantiedagen blijven. Alleen is de kans op iets meer stormig weer in die vakanties wat groter dan nu het geval is in juli en augustus. Of zijn er ook nog andere kalenders die worden voorgelegd? Met andere woorden, hoe ziet die bevraging eruit? Wat wordt er bevraagd?
Zal er in de bevraging ook gekeken worden naar andere sectoren, buiten het onderwijs? De Vlaamse Onderwijsraad is natuurlijk vooral onderwijsgericht. De Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen is iets meer economisch gericht. Maar we hebben natuurlijk ook kinderopvang, jeugdwerking, toerisme, sport, cultuur. Worden die al dan niet rechtstreeks betrokken? Op welke manier worden zij betrokken?
Zullen ook kinderen en jongeren rechtstreeks bevraagd worden over het al dan niet aanpassen van de zomervakantie?
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
YOUCA-student Dalaa Sharafedin zal voor mij het woord nemen en de vraag voorlezen.
Het inkorten van de zomervakantie staat sinds de coronacrisis weer hoger op de agenda. Geconfronteerd met substantiële leerachterstand bij leerlingen, werden in allerijl zomerscholen geopend. Dat riep opnieuw de vraag op of onze zomervakantie niet te lang is. Zo is er het fenomeen van de ‘summer learning loss’. Kinderen die zo lang weg zijn van de schoolbanken, verliezen veel kennis en dat maakt de heropstart in september moeilijker. Dat fenomeen treedt des te meer op bij kinderen uit lagere sociaaleconomische klassen, omdat daar minder stimulans van thuis uit is, evenals bij kinderen die thuis geen Nederlands spreken. Leerverlies is groter bij hen. Een kortere zomervakantie zal daarom ook de ongelijkheid bestrijden.
Nu heeft de Franstalige Gemeenschap beslist om de zomervakantie in te korten met twee weken en de herfst- en krokusvakantie te verlengen. In totaal blijft de onderwijstijd gelijk, maar gebeurt er een betere spreiding doorheen het jaar.
De minister van Onderwijs heeft advies gevraagd aan het onderwijsveld en de sociale partners en zette een bevraging op om de ouders te horen. Later verwachten we ook nog een advies van de Vlor.
De maatschappelijke impact van zo’n herschikking zou algeheel zijn. Denk aan de toeristische sector, de horeca of de jeugdkampen. Daarom komen er ook adviezen, zo vernemen we, van de SERV. En we mogen niet uit het oog verliezen dat kinderen en jongeren niet enkel schools lerende personen zijn. Ook andere aspecten – sociale en welzijnsaspecten – zijn belangrijk.
We hebben deze vragen voor de minister. Hoe is de bevraging van de ouders in dezen opgezet? Wie kreeg de vraag? Welke groep? Welke criteria werden gebruikt om de groep bevraagden te selecteren? Worden ook andere groepen bevraagd? Welke vraag werd precies gesteld? Wat vindt de minister van de sociale en welzijnsargumenten die naar voren worden geschoven door heel wat experts? De minister zei dat hij het draagvlak wil inschatten. Als een beslissing nodig is, hoeveel draagvlak wil de minister dan?
Minister Weyts heeft het woord.
Goeiemiddag aan de oude en nieuwe leden van de commissie.
Het debat over de aanpassing van de organisatie van het schooljaar is een monster van Loch Ness dat geregeld opduikt, vervolgens weer onderduikt en met tussenpozen weer naar boven komt. Naar aanleiding van de beslissing van de Franse Gemeenschap hebben we ter zake natuurlijk ook opnieuw verschillende vragen gekregen. Ik ben altijd bereid om elk debat te voeren. Anderzijds ben ik wel de mening toegedaan dat we in deze tijden wel andere preoccupaties of prioriteiten hebben en andere katten te geselen. Maar goed, ik wil geen debat uit de weg gaan, maar dan wel, als het even kan, goed onderbouwd en niet overhaast.
Want het is natuurlijk niet zomaar enkele weken afpitsen van de zomervakantie. Dat heeft natuurlijk ook immense consequenties voor het onderwijs zelf, maar ook voor de rest van de samenleving.
Vanuit dat oogpunt leek het mij raadzaam om daaromtrent toch advies te vragen, niet alleen van de Vlor, maar ook, gelet op de heel brede maatschappelijke impact, aan de SERV. Zij kunnen natuurlijk ook verder adviezen opvragen of studiewerk verrichten. De Vlor heeft aangekondigd voor het einde van het schooljaar een advies te willen opleveren, waarin de raad niet alleen het onderwijskundig perspectief belicht, maar ook verder wil gaan en de ‘belendende percelen’ wil meenemen: wat met het vrijetijdsaanbod, de impact voor de studenten, de kinderopvang? Ik denk dat het verstandig is om dat vanuit een ruimer perspectief te bekijken. Het lijkt me dus niet nodig dat ik dan zelf ook nog eens die belendende percelen dubbelop moet bevragen.
Ik was echter evenzeer verrast door een artikel in de krant. Wat was de titel nu juist? ‘Weyts bevraagt ouders over de zomervakantie’. Weyts bevraagt de Vlor en de SERV, en verder helemaal niks. Wat er wél is gebeurd, is dat één organisatie binnen de Vlor, namelijk de VCOV, de koepel van ouderverenigingen in het katholiek onderwijs, het wijs heeft geacht de eigen leden te bevragen. De andere twee ouderkoepels, GO! ouders en de Koepel van Ouderverenigingen van het Officieel Gesubsidieerd Onderwijs (KOOGO), zullen samen trouwens hetzelfde doen. Ze willen die resultaten ook bekendmaken. Dat is dus gewoon in het kader van de adviesvraag die ik had gesteld aan de SERV en de Vlor. Die hebben dat besproken in hun respectieve vergaderingen, en sommige leden van de Vlor en/of de SERV hebben het idee gehad om daar hun leden over te bevragen. That’s it. Ik heb zelf niks daartoe georganiseerd, heb dat zelfs niet geïnitieerd.
Ook de scholieren willen natuurlijk hun zeg doen in het debat. Terecht. De leden van de Vlaamse Scholierenkoepel (VSK) kozen de reorganisatie van het schooljaar als een belangrijk topic om rond te werken in hun werkjaar 2022. VSK en de ouderkoepelverenigingen zullen de stem van scholieren en ouders dus vertegenwoordigen in heel dat debat binnen de Vlor. Ik verneem ook dat de vakbonden ook wel hun respectieve achterbannen hebben geconsulteerd. Ik heb bijvoorbeeld de cijfers van de Algemene Centrale der Openbare Diensten (ACOD) gekregen. 57 procent van de ACOD-leden is voorstander van een status quo. 43 procent wil een andere organisatie van het schooljaar, maar ik heb begrepen dat de meningen dan wel uiteenlopen over hoe anders dat dan wel moet worden georganiseerd. Er zijn immers natuurlijk verschillende mogelijkheden om de vakantieperiodes te herbekijken.
De Vlor en de SERV zijn toch de meest relevante actoren en gesprekspartners in dezen, denk ik. Zij vertegenwoordigen ook een heel breed veld. Gelet daarop, en ook gelet op de grote dynamiek van spontane bevragingen die nu al is ontstaan, denk ik niet dat ik daarbovenop ook nog eens allerhande bevragingen moet organiseren.
Wat het wetenschappelijk onderzoek betreft, ligt er al wel wat op tafel, ook van recente datum. Ik verwijs dienaangaande naar het recente onderzoek dat de Koning Boudewijnstichting heeft opgeleverd voor de Franse Gemeenschap. Ook in het recente onderzoek van Thomas More naar de zomerscholen wordt ingegaan op deze thematiek, op basis van een literatuurstudie, dus op basis van bestaand onderzoek. Er is dus al wel wat. Ondertussen gun ik de dynamiek die er nu in het veld is ontstaan, natuurlijk de tijd om te komen tot adviezen, om op basis daarvan verder aan de slag te gaan. Ik kijk daar met zeer veel belangstelling naar uit.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoorden. Het is duidelijk dat dit een debat is met een grote maatschappelijke impact. U noemde het in een andere uiteenzetting, in de plenaire vergadering, dacht ik, al het monster van Loch Ness. In elk geval, als we de voor- en tegenstanders van het inkorten van de vakantie horen, dan zijn er heel diverse redenen waarom we dat wel of niet zouden moeten doen.
Het is in elk geval goed dat u dit debat opent. Wij hadden het inderdaad zo begrepen dat, als u de vraag stelt aan de Vlor en de SERV, de partners dan inderdaad hun leden gaan bevragen. Dat lijkt me de normaalste zaak van de wereld. Het is ook een goede zaak dat ze hun adviezen ook baseren op wat er leeft bij hun leden. Als experten echter zeggen dat ze adviezen kunnen geven over het al dan niet inkorten van de vakantie, dan vraag ik mij echt af op welke onderzoeken ze zich dan baseren. De grootste expert die er is in het Vlaamse land, is de heer Verachtert. We hebben hem ook al aan het woord gehoord. Als men een evidencebased beleid wil voeren, is daar in Vlaanderen eigenlijk heel weinig onderzoek naar, zegt hij. Ik ben dus benieuwd naar het onderzoek waarop we ons kunnen baseren. Voor mij is het immers echt wel interessant om te weten wat het verschil zou zijn als de vakantie zes weken of negen weken of zeven weken duurt. Vanaf wanneer is er echt ook verlies? Ik denk dat dat toch wel iets is waarop we ons moeten baseren. Dat is dan een feit, en ik baseer beslissingen graag op objectieve feiten.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Minister, dank u wel. Een van de argumenten die voor ons het belangrijkst zijn en waarvoor wij toch wel gevoelig zijn, is het sociale argument, het argument van de ‘summer setback’. Ik zal niet beweren dat daar een consensus over is, maar we horen dat van heel wat experts toch heel vaak. Dat is het feit dat kinderen, vooral kinderen uit kansarme milieus, minder worden geprikkeld tijdens de vakantie, dat zij een achterstand opbouwen op het vlak van taal- en leesvaardigheid die ze daarna dan nog heel moeilijk kunnen inhalen. Ik denk dat dat een argument is waarvoor we zeker gevoelig moeten zijn, zeker omdat we weten dat er in ons Vlaamse onderwijs al een grote ongelijkheidskloof is. Dat is een van de grote problemen waarmee ons onderwijs kampt. We juichen alles toe, ook al zal het niet dé oplossing zijn, wat eventueel kan helpen om die kloof te verkleinen en ervoor te zorgen dat ons onderwijs die sociale gelijkheid veeleer bevordert in plaats van ze nog verder vergroot. Dat is dus toch wel iets waarvoor we echt wel gevoelig moeten zijn, en waarvoor wij in het bijzonder gevoelig zijn.
U kunt zeggen dat u daar een oplossing voor hebt, namelijk de zomerscholen, dat u op die manier probeert die achterstand wat in te perken en net die kinderen die het nodig hebben, bij te spijkeren. Mijn bezorgdheid wat dat betreft is echter, en u weet dat, want ik heb die al geuit, dat op dit moment niet iedereen toegang heeft tot die zomerscholen. Er is heel veel goodwill en enthousiasme, en op veel plaatsen worden die georganiseerd, maar er zijn ook nog plaatsen waar die niet worden georganiseerd. Je krijgt dus een beetje een onderwijsrecht dat ongelijk is. Met een herverdeling van de vakanties – want het is natuurlijk geen inkorten van de zomervakantie alleen, het is een herverdeling van de vakanties – zou men die ongelijkheid toch wel kunnen aanpakken.
Dat zijn dus argumenten waar wij gevoelig voor zijn. We willen u dus oproepen om dat inderdaad goed te laten bestuderen, om zeker rekening te houden met de impact op alle sectoren, maar toch ook wel ook oren te hebben voor dat sociale argument.
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, ik denk dat dit een debat is van de hoogst mogelijke filosofische overwegingen. ‘Elk voordeel heb zijn nadeel.’ Als het dan toch gaat over sociaal zwakkeren, dan hoor ik uit sectoren ook dat die nu met vakantie kunnen gaan, ook in eigen land, maar dat, als het toeristisch seizoen wordt beperkt, de prijzen omhooggaan, wat dan ook weer een weerslag heeft. Minister, ik denk dat het onderzoek dat u doet, inderdaad een zeer ruime staalkaart zal geven van wat daar allemaal mee samenhangt. Er zijn hier ook collega’s uit de commissie Jeugd. Die stellen daar vragen omdat er niet genoeg kampterreinen en niet genoeg tenten zijn voor de jeugdbewegingen. Knip twee of drie weken weg, en dan krijg je dat debat daar ook opnieuw.
Het zomerverlies is er inderdaad voor een aantal leerlingen. Dat klopt ook. We hebben de zomerscholen. We hebben ondertussen in het onderwijs ook de taaltrajecten, de taalscreening, die daar toch ook enig zicht op biedt.
Minister, onze fractie vindt de piste die u kiest dus een goede piste: alles in kaart brengen en niet, zoals men in Franstalig België heeft gedaan, de sprong maken en dan wel zien wat het allemaal teweegbrengt.
Iets waar men het hier nog niet over heeft gehad, maar wat ook niet onbelangrijk is, dat zijn de vakantieregelingen in bedrijven. Recent liet iemand me ook nog weten dat dat bij diensten zoals de politie en dergelijke ook allemaal moet worden bekeken. Men moet die diensten ook nog draaiende kunnen houden. Gezien de arbeidswetgeving die er is, moet een gezin in die periode van de zomervakantie een bepaalde hoeveelheid vakantiedagen samen kunnen doorbrengen. Het moet er ook allemaal nog in gaan.
Wij kijken dus samen met u uit naar wat daaruit zal komen, en dan zal dat debat hier allicht opnieuw moeten worden gevoerd. Dat enkel die ene groep echter sowieso de reden moet zijn waarom we de zomervakantie moeten inkorten en andere vakanties al dan niet moeten verlengen, dat is voor onze partij wat kort door de bocht.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Ik heb de discussie over de inkorting van de zomervakantie natuurlijk met veel interesse gevolgd, omdat wij in Brussel vanaf volgend schooljaar naar een systeem gaan waarbij in de Franstalige scholen kinderen inderdaad al op 29 augustus naar school zullen gaan en op 7 juli zullen stoppen, en in de Nederlandstalige scholen niet. Dit debat is in Brussel dus bijzonder actueel. Minister, ik vroeg me af of u sowieso ook van plan bent om daarover met uw Franstalige collega van gedachten te wisselen. Zij gaan daar nu immers mee beginnen, dus het lijkt mij goed om daar ook eens te horen op welke basis ze uiteindelijk die knoop hebben doorgehakt, wat de argumenten voor en tegen zijn, dus om die denkoefening zeker ook mee te nemen.
Wij van Vooruit vinden het op zich zeker een interessant idee om over na te denken, inderdaad vooral ook op basis van de argumentatie inzake ‘summer learning loss’. Ik hoor ook een expert als Dirk Van Damme toch zeggen dat een te lange zomervakantie echt een nefast effect heeft op het leren bij kinderen, omdat ze inderdaad thuis niet worden gestimuleerd, omdat ze te lang geen of niet genoeg Nederlands spreken. Dat vinden wij belangrijk. Daar moet men zeker rekening mee houden. We vinden het dus een goed idee dat die piste verder wordt bekeken.
Ik wil echter toch nog eens in de verf zetten, want dat is ook zo aan Franstalige kant, dat het inderdaad niet gaat om een inkorting van de zomervakantie, maar over een verschuiving van de vakanties, want de krokus- en de herfstvakantie worden daar natuurlijk ook met een weekje verlengd.
Dat heeft allemaal praktische implicaties, zelfs als je vakanties begint te verschuiven. Ik kan me voorstellen dat ouders enerzijds blij zijn dat ze in de zomer misschien wat minder moeten puzzelen en kampjes zoeken om die twee maanden overbrugd te krijgen, maar tegelijkertijd verschuift het probleem dan naar andere vakanties. Dan moet er immers vaak ook opvang worden gezocht als ouders moeten werken. Is er een afstemming met het academiejaar? Veel studenten moeten op dat moment immers naar de les en zijn misschien minder beschikbaar als monitor. Dat speelt allemaal mee. Men mag die beslissing inderdaad niet in zeven haasten nemen. Nog iets waaraan ik dacht: in de zomer is het warm en kunnen kinderen buiten spelen. In de herfst- en krokusvakantie is het minder warm, en moeten ze dus vaker binnen zitten. Dat is misschien toch ook niet altijd ideaal voor kinderen die kleinbehuisd zijn.
Ik denk dat iedereen door wat er aan Franstalige kant is gebeurd, nu is begonnen met het voor zichzelf maken van die denkoefening. Minister, wij vinden het dus ook goed dat u daar advies over inwint. Collega’s, ik meen echter ook dat wij hier in het parlement het debat moeten voeren. Ik stel dus voor dat, op het moment waarop die adviezen beschikbaar zijn, we de SERV en de Vlor hier in het parlement ook zouden uitnodigen voor een hoorzitting, om een gestoffeerd debat te voeren, zodat alle meningen daarin kunnen worden meegenomen.
Mevrouw Beckers heeft het woord.
Voorzitter, het is zo dat er eigenlijk geen echt wetenschappelijk onderzoek is voor onze Vlaamse context om te beoordelen in hoeverre dat ‘summer learning loss’ optreedt. We hebben gisteren heel het debat gehad over het lerarentekort, de werkdruk, ook voor de directeurs. Ik denk niet dat dit het moment is om ook nog te sleutelen aan die vakanties, om die regeling te veranderen. Zeker wie in het onderwijs heeft gestaan, weet dat de leerlingen negen weken vakantie hebben, maar dat de leerkrachten en zeker de directeurs dat niet hebben. Het is al een week uitlopen, de klas schilderen en zo verder. Ook als er grote hervormingen worden doorgevoerd, gebruiken de directeurs die lange vakantie echt wel voor die zaken. Ik verwijs ook naar de werkdruk en de burn-outs bij directeurs. We hebben gisteren heel dat debat gehad. Ik denk dus dat men in ons onderwijs op dit moment echt nood heeft aan rust, aan educatieve rust.
Ik sta ook open voor debat. We kunnen daarover reflecteren. Maar ik denk dat we de komende jaren echt zo veel mogelijk het onderwijs gewoon weer op de rails moeten krijgen, en niet van die grote dingen moeten veranderen.
Minister Weyts heeft het woord.
Het staat de Vlor en de SERV natuurlijk vrij om ook experten ter zake te consulteren, bijvoorbeeld over dat leerverlies. Wanneer ontstaat dat? Is dat een exponentiële curve, vanaf dag één van de vakantie, en dan in een rechte lijn? Waarschijnlijk niet. Vanaf welk moment ontstaat dan het leerverlies? Is dat al na drie weken, dan boek je natuurlijk weinig winst als je je vakantie inkort met drie weken, om te komen tot zes weken. Dan heb je nog altijd dat leerverlies. Die vragen kunnen zij absoluut voorleggen aan experten ter zake. En als zij zelf vragen hebben rond de organisatie van wetenschappelijk onderzoek of de financiering ervan – ik denk dat ze daar zelf ook wel wat budgetten voor hebben – dan kunnen zij dat ook doen of wil ik dat ook wel ondersteunen.
Wat betreft dat leerverlies: alles is relatief, natuurlijk. Ik heb begrepen dat in de Franse Gemeenschap het hoger onderwijs niet volgt. En in de rekening die men maakt, is het uiteindelijke resultaat ook dat er netto vakantiedagen bij komen. Dan is de vraag ook wat je dan gewonnen hebt op het vlak van het tegengaan van leerverlies. Maar goed, dat debat is nu gaande in de schoot van de Vlor en de SERV.
Wat de zomerscholen betreft, mevrouw Meuleman, is het juist wat u zegt. Vooralsnog heeft niet iedereen daar toegang toe. Ik denk dat we nu zo'n 11.000 deelnemers hadden aan de zomerscholen. We zijn gestart van nul en zijn in twee jaar tijd naar 11.000 gegaan en we willen daar zelfs naar een verdubbeling gaan, samen met minister Somers, die ook heel concreet bepaalde doelstellingen oplegt aan lokale besturen. Als zij aanspraak willen maken op een additionele financiering, moeten ze wel bepaalde targets bereiken. En een van die taakstellingen is ook de organisatie van een zomerschool. Voor wat, hoort wat. Daarmee hopen we dat cijfer ook te kunnen opkrikken. Als de vakantie korter wordt, wordt het ook moeilijker om die zomerscholen te gaan organiseren. Maar goed, ik kijk uit naar het uiteindelijke advies dat de Vlor en de SERV zullen opleveren.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw antwoorden. Als men zegt dat er stapels van onderzoeken liggen, blijf ik mij afvragen wat die stapels dan zeggen. Als een expert zegt dat de vakantie te lang duurt, vraag ik mij inderdaad af wat te lang is en vanaf wanneer dat verlies effectief niet meer cumuleert. Want dat is eigenlijk de vraag die we ons moeten stellen.
De zomerscholen zijn inderdaad pas opgestart. Ik ben zeer benieuwd naar de evaluatie van de zomerscholen van de laatste zomervakantie. Sowieso denk ik dat de vraag ook is wat de impact van de onderwijstijd is op het verlies van leerlingen, leerlingen met gelijk welke sociaaleconomische kenmerken. Want als je in een kleiner huis woont, als je in de kerstvakantie niet kunt gaan skiën, dat heeft allemaal een impact op wie je bent en hoe je opgroeit. Er zijn zoveel zaken die impact hebben, dat we echt niet heel snel over deze beslissing mogen gaan.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Ik ben het ermee eens dat het iets is met heel veel kanten en aspecten aan, waarbij voor bijna elk argument een tegenargument kan worden gevonden. Mevrouw Beckers zegt dat de directeurs al langer werken en ook weer vroeger beginnen, en veel leerkrachten ook. Gaat die zomervakantie dan nog lang genoeg zijn? Anderzijds zijn er ook wel welzijnsargumenten die aangeven – en dat is ook beschreven in de Koning Boudewijnstudie – dat een vakantie van één week te kort is om echt een rustmoment te creëren en dat leerkrachten pas vanaf twee weken echt tot rust kunnen komen, terwijl de vakanties van één week zo voorbij zijn en men niet in staat is om de afschakeling te maken.
Dat verdere onderzoek zal inderdaad nodig zijn. Het zal ervan afhangen welke argumenten we laten doorwegen. Maar alleen al voor de afstemming met Brussel denk ik dat het nodig is dat we dit vrij spoedig bekijken en het niet op de lange baan schuiven. Daar ben ik ook geen voorstander van.
De heer Daniëls heeft het woord.
Op dat laatste punt, mevrouw Meuleman: wij moeten nu iets doen, omdat zij iets gedaan hebben? Laat het ons niet omdraaien. Zij hebben een keuze gemaakt en ze hebben ons die meegedeeld. Laat ons de boel nu niet omdraaien.
Het onderzoek loopt nu, met alle elementen daarin, met alle sectoren daarbij betrokken, de pro's en de contra's, de gevolgen die er zijn voor arbeidsmarkt, sociaal, opvang, jeugdbewegingsleven, verenigingsleven, alles op en aan, ook de schoolorganisatie, ook de kalender die zich eventueel voordoet in het hoger onderwijs. Het hangt allemaal samen, en ook eventueel onderzoek dat er is om het ene of het andere te doen, en de impact van de zomerscholen. Ik heb wel een belangrijke tip voor iedereen die zo hard bekommerd is om het Nederlands. Ik vind het fantastisch dat dat hier breed gedragen wordt in de commissie. Dan is stap één: spreek thuis Nederlands. Stap twee, als ouders: leer Nederlands. Stap drie: gebruik Nederlands. Dat is het beste wat we kunnen doen. Maar ik neem aan dat u allen, via alle kanalen die u ter beschikking hebt, dat ook zult echoën en dan ook met heel veel ijver de minister zult ondersteunen in het beleid dat we voeren om het Nederlands te versterken.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.