Verslag vergadering Commissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, de voorbije zomerperiode heb ik me extra verdiept in een aantal thematieken van het platteland. Ik wil het vandaag met u en de collega's hebben over plattelandsarmoede. Wat in de eerste plaats opvalt, is dat er over armoede en over de impact op het platteland en de situatie aldaar, zeer weinig documentatie is. Veel accurate en recente cijfers over armoede vinden we niet terug.
Bepaalde zaken weten we wel: armoede komt zowel in de stad als op het platteland voor, maar de zichtbaarheid ervan is heel verschillend. In stedelijke gebieden is er vaak meer zichtbare armoede, zoals daklozen in het straatbeeld. Onder onze kerktorens zien we dat veel minder. Er wordt niet gebedeld aan de verkeerslichten, als die er al zouden zijn. In mijn gemeente is er maar één kruispunt met verkeerslichten. Op veel plaatsen is dat niet het geval. De armoede op het platteland bevindt zich vaak achter gesloten deuren. Ze wordt bedekt met een schaamtegevoel, meer dan in andere gebieden.
Een recent onderzoek van Decenniumdoelen toont een opmerkelijk verschil in aanpak van armoede tussen de grotere steden en de kleinere gemeenten. Daar waar alle steden een gericht armoedebeleid voeren, is het beeld in de kleinere gemeenten veel diffuser. Ik wil niet het beeld ophangen dat geen enkel lokaal bestuur in landelijk gebied een armoedebeleid voert, want dat klopt helemaal niet. Sommige doen het heel goed, maar op sommige plaatsen blijkt een armoedebeleid zowat onbestaande.
Zo haalt het rapport enkele opmerkelijke cijfers aan. In geen enkel van de bevraagde plattelandsgemeenten haalde het thema armoede de agenda van de gemeenteraad. Het is herkenbaar voor velen onder ons dat armoede permanent niet hoog staat op de agenda van de OCMW-raad die aansluit op de gemeenteraad.
Amper een op de vijf van de bevraagde gemeenten heeft een armoedebestrijdingsplan. Er was in geen van deze gevallen overleg met de lokale mensen in armoede. Het Referentiebudget voor een Menswaardig Inkomen (REMI), een geschikt middel om heel gericht armoede te bestrijden, wordt slechts in 10 procent van de plattelandsgemeenten ingezet. Dat zou natuurlijk geen probleem zijn mochten we geen armoede vaststellen op het platteland. Maar zoals gezegd: uit eerdere onderzoeken en cijfers blijkt dat er daar wel degelijk armoede is.
Minister, hoe kijkt u naar het recente onderzoek van Decenniumdoelen, meer bepaald wat het lokale beleid rond armoedebestrijding betreft in plattelandsgemeentes? Beschikt u over accurate cijfers over armoede op het platteland? Hoe wordt dit gemonitord? Erkent u dat er een groot onderscheid is tussen stedelijke en plattelandsarmoede en dat er dus ook een andere, gerichte aanpak voor nodig is? Zijn de kleinere gemeenten op het platteland voldoende gewapend om een accuraat armoedebeleid te voeren, zowel inzake personeelsinzet als inzake knowhow? Hoe wilt u hen daar eventueel in versterken in overleg met uw collega’s?
Minister Demir heeft het woord.
Collega, het recente onderzoek van Decenniumdoelen heb ik diagonaal gelezen. Het is heel treffend. Ik ben wel bevoegd voor het platteland, maar sta me toe dat ik met de paar miljoen euro die ik daarvoor heb, het probleem helaas niet zal kunnen oplossen.
U hebt heel veel vragen gesteld.
Ik heb verwezen naar de drie transversale thema's waar ik ga op inzetten in het plattelands- en omgevingsbeleid. Armoede valt onder een andere minister, dus het enige wat ik kan doen, is dit doornemen met de minister die bevoegd is voor de armoede. Ik heb al een schrijven gericht aan minister Beke met de vraag hoe hij naar dit onderzoek kijkt en welke initiatieven moeten worden genomen.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, ik begrijp aan de ene kant wel dat minister Beke bevoegd is voor het armoedebeleid in de Vlaamse Regering. Aan de andere kant hebben wij en u twee jaar geleden een zeer duidelijk pleidooi gehouden om te gaan voor een geïntegreerd plattelandsbeleid over heel wat domeinen heen. Daarom vind ik het relevant om u hierover in deze commissie te ondervragen. Ik ben blij dat u een schrijven hebt gericht aan minister Beke. Mijn belangrijkste vragen zijn dan ook: wanneer kunnen we daar een antwoord op verwachten? Wanneer plant u een overleg? Zal er zicht zijn op een plan van aanpak over deze thematiek?
Minister, het is niet evident om accurate en actuele cijfers te vinden over deze thematiek. Dat geldt voor heel veel zaken op het platteland. Bent u zelf van oordeel dat er initiatief moet worden genomen om meer onderzoek naar plattelandsthematieken te ondersteunen en daar meer middelen voor te voorzien, om zo meer zicht te krijgen op de situatie zoals ze vandaag bestaat op het Vlaamse platteland?
De heer Nachtergaele heeft het woord.
Minister, in veel plattelandsgemeenten is er een gebrek aan expertise om om te gaan met armoede. Dat blijft vaak een verdoken problematiek. Waar ik sterk in geloof, is het uitwisselen van best practices en het delen van expertise. Een kleine gemeente als de mijne kan onmogelijk een personeelslid aanwerven die zich specifiek met armoede bezighoudt, of iemand die daarin een scholing heeft gevolgd of er de nodige kennis voor heeft. Wat wel interessant kan zijn, is dat een dergelijke expertise via intercommunale samenwerkingsverbanden wordt gedeeld. We doen dat bijvoorbeeld op het vlak van klimaat, van woonbeleid en van energie, en dat werkt wel. Als gemeente moet je dan ook niet overinvesteren in expertise, maar kun je die delen.
Minister, in het Vlaams Actieplan Armoedebestrijding staat dat er medewerkers moeten kunnen worden uitgewisseld om lokale armoedeplannen uit te tekenen. Dat is natuurlijk een bevoegdheid die niet bij minister Beke zit en ook niet bij u, maar wel bij minister Somers. Als u een ‘outreach’ moet doen naar minister Beke, doet u dat het best ook naar minister Somers, want hij is verantwoordelijk voor de lokale besturen. Misschien kan ik die problematiek ook daar nog eens aankaarten, om te kijken of daarin stappen zijn gezet, want daar ligt de oplossing om de gemeenten te activeren en om actiever aan armoedebestrijding te doen.
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Platteland en armoede hebben een bijzonder complexe verhouding. Het is niet evident en het is niet altijd zichtbaar, dat merken we ook in onze regio met heel veel plattelandsgebieden. Onze stad is tamelijk verstedelijkt, maar er zijn heel wat gebieden onder de kerktoren waar niet alles even zichtbaar is. De lokale besturen hebben daar zeker een heel belangrijke rol in te spelen.
We doen al heel wat en de best practices kunnen worden gedeeld, zeker in de coronaperiode, toen het nog erger was dan voorheen, want heel wat mensen hebben hun job verloren, moesten hun zaak sluiten of werden langdurig ziek. Dan was het aan de lokale besturen om de vinger aan de pols te houden en bevragingen te organiseren. We hebben oudere mensen opgebeld en een mobiele werking in de buurgemeenten opgestart. Dat is natuurlijk niet allemaal onze bevoegdheid, maar het is wel belangrijk dat we weten wat er allemaal op het platteland bestaat.
Ook de brugfiguren en de scholen zijn heel belangrijk en ook met de REMI-formule zijn we aan de slag om mensen op een andere manier te belonen wanneer ze bepaalde inspanningen leveren. Ik sta daar helemaal voor open. Het zal een stap vooruit zijn om die andere groep kwetsbaren te bereiken en het leven op het platteland op een andere manier te omarmen.
Dat zal een taak zijn die niet alleen door de minister bevoegd voor het platteland moet worden aangepakt, maar door de verschillende ministers. Het is belangrijk dat we de hand reiken naar elkaar.
De heer Brouns heeft het woord.
Ik sluit me daar graag bij aan. De context is belangrijk om met de instrumenten die zijn genoemd een goed en performant armoedebeleid te voeren. Daarnaast zijn er vandaag heel wat instrumenten die op het lokale niveau op het platteland wel worden gebruikt om een goed zicht te hebben op de problematiek. Misschien zijn het niet de klassieke instrumenten die in een stedelijke context worden gebruikt. Via de verenigingen, de scholen en de sociale dienst hebben we een heel nabij bestuur. In het kader van corona hebben we alle 65-plussers gebeld. Heel wat lokale besturen hebben via hun formele en informele netwerken een beter zicht dan men denkt. We moeten dus kijken hoe die lokale besturen dat doen. Hoe kunnen ze laten zien dat ze daar wel een zicht op hebben? Dat is niet onbelangrijk. Er is ook het voorbeeld van Sint-Vincentius, een vereniging waar zeer nauw mee wordt samengewerkt.
Ik deel de mening van collega Nachtergaele dat we ook voordelen hebben bij een intergemeentelijke samenwerking. Er werden er een aantal genoemd, zoals voor wonen. Armoede verdient ook wel zo'n intergemeentelijke samenwerking. Ik houd dan ook een pleidooi om samen met de bevoegde ministers te bekijken of er op dat vlak een ondersteuning kan komen op het platteland om de samenwerking daar te versterken voor een nog sterker armoedebeleid.
Minister Demir heeft het woord.
We hebben alle ministers van de Vlaamse Regering aangeschreven om deze problematiek onder de aandacht te brengen. Verschillende van jullie suggesties vind ik goed. Inderdaad, er zijn heel wat lokale besturen die daar enorm veel energie in steken. Het is niet slecht dat we kijken naar de best practices en die op de een of andere manier proberen te bundelen om ze via de vzw Dorpsbelangen te verspreiden.
Met Buurten op den Buiten ondersteunen we vanuit het plattelandsbeleid een verhoogd contact tussen inwoners op het platteland. Een onderdeel van armoede is toch ook wel eenzaamheid. Er waren heel veel projecten dit jaar die hebben meegedaan met Buurten op den Buiten. Door buren te kennen, komt men in een verhoogd sociaal vangnet. Want dat is ook heel belangrijk. Ik ga daar blijven op inzetten, alsook op de volkstuintjes. Dat is een ontmoetingsplaats voor heel wat mensen. Via het plattelandsbeleid zetten we vooral in op contacten en ontmoetingsplaatsen in dorpen om zo te proberen de eenzaamheid te doorbreken, zodat mensen hun buren leren kennen en op die manier een groter sociaal vangnet hebben.
Ik zal natuurlijk ook nagaan hoe we een aantal goede voorbeelden van verschillende lokale besturen kunnen uitwisselen. Ik zal meer accurate cijfers opvragen bij minister Somers. Ik weet niet of die er zijn, maar ik zal dat zeker bekijken, en dan deel ik dat ook mee.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, er is een gedragenheid in deze commissie om hier echt mee aan de slag te gaan. Los van de grote problematiek en het belang dat we daaraan moeten hechten, is het zeer goed dat u uw rol ziet als aanjager van uw collega's als het gaat over het plattelandsbeleid.
Ik verwacht inderdaad niet dat u alleen met eigen middelen alle problemen op het platteland probeert op te lossen, dat zou te gek voor woorden zijn. Maar ik vind het vooral van zeer groot belang dat u blijvend dat perspectief inbrengt, ook bij uw collega’s, want dat dreigt soms ‘en cours de route’ wat te vervagen. Dan lijkt het mij net aan de minister van plattelandsbeleid om de collega’s op tijd en stond opnieuw wakker te schudden en te zorgen dat deze focus niet verloren gaat.
Bedankt ook aan alle collega’s voor de suggesties. Ik denk dat er bijvoorbeeld in de intergemeentelijke samenwerking een heel grote meerwaarde kan zitten richting lokale besturen. Over het debat over de middelen rond armoedebeleid zullen we het een andere keer hebben, want dat is niet de specifieke focus van deze vraag.
De vraag om uitleg is afgehandeld.