Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
De heer Janssens heeft het woord.
Minister, ik herinner mij nog de regeerverklaringen van de minister-president die, enkele maanden na de verkiezingen van mei 2019, zei: ‘We hebben het signaal van de kiezer gevat.’ Dat signaal van de kiezer duidde dan op die mooie overwinning, die verdrievoudiging van het resultaat van het Vlaams Belang, bij de meest recente parlementaire stembusgang. Alleen is achteraf, bij een wat diepgaandere lezing van dat regeerakkoord, gebleken dat het voornamelijk bij symboliek is gebleven, en dat er uit dat signaal van de kiezer uiteindelijk weinig concrete initiatieven in het regeerakkoord terecht zijn gekomen.
Een van de zaken die de minister-president op dat moment ongetwijfeld bedoelde als zijnde het capteren van dat signaal van de kiezer, is een bescheiden bijdrage vragen aan de inburgeraars voor het doorlopen van hun inburgeringstraject. Volgens de Vlaamse Regering zelf kost zo’n inburgeringstraject, indien de immigrant dat volledig doorloopt, inclusief cursussen, examens, en dergelijke meer, om en bij de 4.500 tot 4.600 euro per persoon. Dat volledige bedrag werd in het verleden, in elk geval tot op heden, altijd opgehoest door de Vlaamse belastingbetaler. Daar zou deze regering verandering in brengen. Een zeer bescheiden verandering weliswaar, want er zal voortaan door die inburgeraar voor cursussen en examens vier keer 90 euro , of in totaal 360 euro betaald moeten worden. Dat is dus eigenlijk nog geen 10 procent van het volledige bedrag dat zij aan de samenleving, aan de belastingbetaler, kosten. Het is eigenlijk een absolute peulschil die nu als bijdrage gevraagd wordt aan de inburgeraars.
En toch zien we dat een aantal steden en gemeenten zelfs dat nog te veel vinden, en zelf initiatieven gaan ontwikkelen om dat bedrag nog altijd door te rekenen aan die Vlaamse belastingbetaler. Zo is er in Gent het voorbeeld van het bijzonder comité voor de sociale dienst (BCSD), dat zegt dat het zeer waarschijnlijk is dat er voor verplichte inburgeraars een financiële tussenkomst zal moeten worden voorzien voor het hele traject of een deel ervan. Intussen vernemen we van onze lokale mensen en vertegenwoordigers in Herentals dat daar ook al voorbereidingen worden getroffen. Er zijn documenten ter inzage waaruit blijkt dat het bedrag van 360 euro van het inburgeringstraject dat de inburgeraar in de toekomst zou moeten betalen, ook al weer voor de helft, of volledig, door de stad zelf gedragen zou worden.
Als je dan cijfers van de administratie bekijkt, dan zie je dat 16 procent van alle nieuwkomers die een inburgeringstraject afsluiten, afhankelijk is van een leefloon. U zei daarover in het verleden ook al dat inburgeraars die het financieel moeilijk hebben, in principe gewoon terechtkunnen bij het Sociaal Huis. Ik denk toch dat dat allemaal een aantal signalen zijn die helemaal afstand doen van hetgeen men eigenlijk wilde, met name rechten en plichten van inburgeraars nauwer op elkaar afstemmen.
Tijdens de plenaire vergadering van 21 april 2021 gaf u aan dat u samen met de lokale besturen een systeem wou uitwerken waarbij inburgeraars maatschappelijk zinvol werk kunnen doen om zo hun bijdrage te leveren. Een voorbeeld daarvan was het lokale vrijwilligerswerk. Zo zouden inburgeraars die het financieel moeilijker hebben, eventueel hun schuld kunnen betalen.
Minister, hebt u weet, behalve de voorbeelden die ik intussen heb genoemd over Gent en Herentals, van nog andere lokale besturen die al systemen uitwerken om de volledige kost of een deel van de kost van het inburgeringstraject dat aan de inburgeraar zou worden doorgerekend op zich te nemen? Zo ja, is dit volgens u dan niet strijdig met het verhaal van rechten en plichten van de inburgeraar, dat over dit thema al uitvoerig aan bod kwam in deze commissie?
Hebt u het eerder vernoemde systeem met de lokale besturen al uitgewerkt? Zo ja, kunt u daar wat meer uitleg over geven?
Hoe beoordeelt u het feit dat lokale besturen die de kosten voor de inburgeringscursussen opnieuw aan de belastingbetaler zullen verrekenen de intentie van deze, hoewel erg beperkte, bijdrage van inburgeraars onderuithalen?
Minister Somers heeft het woord.
Mijnheer Janssens, het betalend aspect van het nieuwe Inburgeringsdecreet is inderdaad een van de onderdelen van de vernieuwing van heel het inburgeringsbeleid. En wij hebben inderdaad in de schoot van de regering afgesproken dat wij viermaal 90 euro vragen, tweemaal bij het begin van de cursus maatschappelijke oriëntatie en Nederlands tweede taal (NT2) en tweemaal op het moment dat men examineert. Wij vonden dat een billijk bedrag, omdat er een evenwicht moet worden gezocht tussen het vragen van een bijdrage en het vermijden dat mensen, vaak met een kleiner inkomen, bij het OCMW of het Sociaal Huis langsgaan om die financiële middelen te vinden.
U mag niet vergeten dat er naast die viermaal 90 euro ook nog boetes bestaan voor mensen die de cursussen niet volgen. Die boetes kunnen oplopen tot duizenden euro’s wanneer men pertinent blijft weigeren om die cursussen te volgen. Wie niet slaagt voor het examen NT2 of maatschappelijke oriëntatie, moet opnieuw die bijdrage van 90 euro betalen.
Het Sociaal Huis heeft het recht en zelfs de plicht om mensen die in financieel moeilijke situaties zitten te ondersteunen, maar het louter vergoeden van die kosten door dat Sociaal Huis is volgens mij geen goede weg om te bewandelen. Al een jaar geleden heb ik contact gezocht met een aantal gemeentebesturen om met hen af te toetsen of het geen zinvol traject zou kunnen zijn om mensen die het moeilijk hebben of die niet in staat zijn om die bijdrage te betalen, aan te bieden om op basis van vrijwilligerswerk, met de vrijwilligersvergoeding die we kennen als principe, dat geld te verdienen. Ik denk dan aan helpen in een rustoord, aan de vaak lokale vraag naar klaar-overs aan het begin en het einde van een schoolperiode, aan het onderhoud van parken. Er zijn verschillende zaken denkbaar, waarbij ik ook een beroep doe op de creativiteit en de innovatiekracht van de lokale besturen om dat zinvol in te vullen. Op die manier blijft het rechten- en plichtenverhaal, waar ik ook sterk in geloof, overeind en hellen we niet over naar een situatie waarbij men bij het Sociaal Huis langsgaat om die kosten in te vullen.
Ik heb op dit moment geen weet van een lokaal bestuur dat ter zake al beslissingen heeft genomen. Dat zou trouwens ook bizar zijn aangezien het nieuwe Inburgeringsdecreet nog in werking moet treden. Op dit moment denken een aantal gemeentebesturen wel na over hoe ze daarmee zullen omgaan. Het is alleszins mijn bedoeling om hier een heel concrete richting te geven aan die lokale besturen die zich afvragen wat ze moeten doen met mensen die in een dergelijk inburgeringstraject stappen en die niet de middelen hebben om die relatief bescheiden kost, die voor kansarme gezinnen toch een grote kost kan zijn, te betalen.
Daarom heb ik de opdracht gegeven om een actieonderzoek te starten over maatschappelijk zinvolle acties in de lokale gemeenschap in ruil voor een financiële incentive. Het doel van het onderzoek is inventariseren welke systemen er in Vlaanderen en het buitenland bestaan, welke meerwaarde deze systemen hebben of zouden kunnen hebben voor inburgeraars die een inburgeringstraject starten in Vlaanderen of Brussel en dit te laten ontsluiten naar de lokale besturen.
In de loop van de volgende weken en maanden, wanneer het decreet in werking treedt, ben ik van plan om aan de lokale besturen heel degelijke informatie te geven, waarbij ik hen zal afraden – maar ik kan het hen niet verbieden – om de vier maal 90 euro te betalen via het Sociaal Huis. Wanneer er al mensen zijn die bij hen komen aankloppen omdat zij een financiële nood hebben, kunnen zij die mensen vragen een zinvolle inspanning te doen ten bate van de gemeenschap, om op die manier dat bedrag te verdienen. Op die manier blijft het rechten- en plichtenverhaal, dat voor mij essentieel is, overeind en meer nog, zorgen we ervoor dat deze mensen zich vanaf het begin maatschappelijk nuttig inschakelen in onze maatschappij en misschien zelfs een positief netwerk opbouwen door die arbeid en door die inspanningen in Vlaanderen.
De heer Janssens heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik neem er akte van dat u de lokale besturen die de, wat mij betreft verkeerde, gedachte zouden hebben om de slachtofferrol van immigranten te bevestigen door alles voor hen te laten betalen door de belastingbetaler, zult afraden om dat te doen.
U hebt nog geen kennis van concrete gevallen. Ik heb een aantal gevallen willen signaleren die ik hoor van onze lokale gemeenteraadsleden, die zich daar ook zorgen over maken. Ik zal dit voortaan samen met u opvolgen.
Ik ben uiteraard van mening dat wanneer een immigrant zelfs de schamele kost van viermaal 90 euro niet kan ophoesten, we ons zeer ernstige vragen moeten stellen bij de kansarmoede die we uiteindelijk aan het importeren zijn. 360 euro, of ocharme 8 procent van de volledige kostprijs van een volledig inburgeringstraject wordt aan hen gevraagd en de andere 92 procent wordt, zonder het aan die hardwerkende Vlaming te vragen, gewoon opgedrongen aan de belastingbetaler.
Minister, ik volg dit verder op, maar ik hoop dat u samen met ons in de gaten houdt dat het niet kan dat het via het Sociaal Huis, via de lokale besturen, nog altijd de belastingbetaler zal zijn die opdraait voor de inburgeringskosten die, wat ons betreft, volledig door de immigrant zelf zouden moeten worden betaald.
In persberichten of in eerdere antwoorden op parlementaire vragen is ook al aangegeven dat in Duitsland en Denemarken een drievoud van het bedrag dat in Vlaanderen zal worden gevraagd, wordt gevraagd aan immigranten. Daar gaat het over bedragen van meer dan 1100 euro. Dat is wat ons betreft een stap in de betere richting. U weet dat voor ons het gratisbeleid of het bijna-gratisbeleid voor immigranten op de schop moet, net zoals dat ook voor onze eigen mensen niet bestaat.
Mevrouw Sminate heeft het woord.
Het is niet de eerste keer dat we dit thema in dit parlement bespreken, maar voor mij is de vernieuwing van het inburgeringstraject een van de belangrijkste ambities van het regeerakkoord. Het is inderdaad de eerste keer dat er een bijdrage wordt gevraagd van de inburgeraars zelf. Minister, ik ben het met u eens wanneer u zegt dat het niet de bedoeling is dat de lokale besturen moeten opdraaien voor de kost. U hebt ook aangegeven dat u op zoek bent naar alternatieve pistes. Ik denk dat dat goed. Maar het is natuurlijk ook aan de lokale besturen om de handvatten die zij vandaag al hebben, te gebruiken om die inburgeraars te responsabiliseren, bijvoorbeeld om het rechten- en plichtenverhaal in te bouwen in het geïndividualiseerd project voor maatschappelijke integratie (GPMI). Dat kunnen ze vandaag al doen. Ik zie trouwens ook de meerwaarde niet, collega, voor een lokaal bestuur om die kosten zomaar zonder tegenprestatie te betalen. Ik denk dat iedereen het erover eens is dat het de bedoeling is om inburgeraars zelfredzaam te maken, om hen niet afhankelijk te maken van de steun die de overheid te bieden heeft. Ik denk dat we daar wel op één lijn zitten, dat we de lokale besturen duidelijk moeten maken dat zij die mensen moeten responsabiliseren.
Mevrouw Partyka heeft het woord.
Minister, u zegt dat u een onderzoek laat voeren naar zinvolle acties die kunnen worden gedaan. Ik vind dat een bijzonder goed idee, maar ik zou toch ook willen suggereren om daar ook de knowhow van de lokale besturen voor in te schakelen. Zoals u weet, zullen zij daar rechtstreeks mee te maken krijgen en leggen zij ook vaak een grote creativiteit aan de dag. Het lijkt me belangrijk de knowhow van de lokale besturen daarin mee te nemen.
Minister, hoe zijn intussen de krachtlijnen van het vernieuwde inburgeringsbeleid verduidelijkt bij de lokale besturen en is er voldoende actie om hen mee te nemen in dat traject? 1 januari is immers dichtbij. Veel zal inderdaad afhangen van de werkkracht van de lokale besturen. Zijn zij op dit moment voldoende betrokken bij dit hele traject?
Minister Somers heeft het woord.
Mevrouw Partyka, het is inderdaad de bedoeling van het onderzoek om net bij de lokale besturen te bekijken welke ideeën en pistes zij hebben. Ook in andere contexten wordt vaak creatief gewerkt, bijvoorbeeld wanneer het gaat over mensen met een bescheiden inkomen. Ik heb daar ook al met veel burgemeesters over gepraat.
U hebt gelijk dat er een belangrijke informatiecampagne moet komen voor onze lokale besturen. Ons agentschap is daar vandaag al mee bezig maar zal die de komende weken en maanden moeten versterken. Naar aanleiding van de inwerkingtreding van het decreet wordt het inderdaad een belangrijke opdracht om de gemeentebesturen goed te informeren over wat er op hen afkomt. U weet dat er nu al proefprojecten lopen rond buddy’s. Heel wat steden en gemeenten zijn daarmee bezig, en die projecten draaien heel goed. We zijn daar heel tevreden over en we leren daar ook veel uit.
Mevrouw Sminate is intussen weg, maar ik ben het volledig eens met haar betoog –misschien kan de heer Van Miert haar het antwoord overmaken – dat het door een lokaal bestuur laten betalen van die vergoeding strijdig is met het emancipatorisch idee. Ik vind het ook storend voor die mensen zelf die in onze samenleving terechtkomen. Wanneer men deel wordt van een samenleving, heeft men er alle belang bij om vanaf het begin de juiste signalen en de juiste context te krijgen over hoe onze samenleving werkt. Onze samenleving is geen samenleving waar mensen worden uitgenodigd om in een hangmat te liggen. Wij zijn een samenleving die mensen aanmoedigt en aanspoort om actief deel te nemen aan die samenleving, op eigen benen te staan en bij te dragen aan die samenleving. We moeten daarvoor kansen creëren, maar we moeten de mensen ook duidelijk maken dat ze die kansen ook moeten grijpen.
Wanneer een persoon legaal een samenleving binnenkomt en die samenleving wil die persoon de vaardigheden bijbrengen om goed te kunnen functioneren in die samenleving in ruil voor een vergoeding – een bescheiden vergoeding maar voor mensen met een laag inkomen ook een reële vergoeding –, dan is het de bedoeling dat die persoon die zelf betaalt. Wie die niet kan betalen, bijvoorbeeld politieke vluchtelingen die have en goed hebben moeten achterlaten, krijgt een alternatief traject aangeboden om dat te verdienen. Het gewoon betalen in de plaats van die mensen is voor mij een fout signaal. Ik wil daar ook heel duidelijk over zijn ten aanzien van de lokale besturen: zij die dit toch doen, geven volgens mij een verkeerd startsignaal aan nieuwkomers in onze samenleving.
We hebben al heel veel gediscussieerd over de bedragen. Nederland bijvoorbeeld vroeg een veel hoger bedrag, maar heeft herzien tot op niveau dat vergelijkbaar is met Vlaanderen. Ik ben zeker bereid om dat bedrag na een aantal jaar te evalueren. Ook in Duitsland heeft men dat al een paar keer gedaan. Maar het allerbelangrijkste is het signaal dat men niet gratis of vrijblijvend kan deelnemen aan die cursussen. Wij vragen een inspanning van die mensen en daartegenover staan een aantal hefbomen.
Ook in het nieuwe inburgeringstraject zit minder vrijblijvendheid. Zo zal men binnen de twee maanden naar VDAB moeten gaan. En wanneer men de cursus niveau A2 en het inburgeringstraject achter de rug heeft en men heeft de volgende twee jaar minder dan een halfjaar gewerkt, dan moet men opnieuw les volgen om een hoger niveau van Nederlands te leren waarvoor opnieuw een bijdrage moet worden betaald. Het inspanningenkader dat we vragen, is dus aangescherpt.
Dat is ook goed. Daartegenover staan ook meer kansen die we geven, meer hefbomen om sneller vooruit te gaan. Het samenspel van die twee is voor mij belangrijk.
De vraag om uitleg is afgehandeld.