Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
De heer Ronse heeft het woord.
Ik hoop dat ik opnieuw op mijn sidekick Tom Ongena mag rekenen. Uiteraard willen we sidekick van de minister zijn, maar ik weet niet of onze soft skills daarvoor geschikt zijn.
We hebben het in deze commissie heel vaak, en zeker ikzelf als West-Vlaming, over arbeidsmobiliteit. In Kortrijk of Waregem zien we vaak Franse nummerplaten bij bedrijven. Als we met zaakvoerders spreken, zeggen ze altijd dat het veel gemakkelijker is om Noord-Fransen aan te trekken dan mensen uit Henegouwen. Dat is een discussie die we voeren, ten gronde voeren, en dat is goed.
Maar wat we ook zien is dat de arbeidsmobiliteit – en dan moeten we in eigen boezem kijken – in Vlaanderen vrij laag is binnen de provincies. Waar zijn de Limburgers in West-Vlaanderen? We hebben zeer veel vacatures in West-Vlaanderen. Ongetwijfeld, mits wat omscholing, kunnen we wel iets aanvangen met Limburgers – en omgekeerd uiteraard ook, mevrouw Claes. Zelfs misschien met Antwerpenaren, mits een serieuze cursus, kunnen we ook iets aanvangen in West-Vlaanderen, uiteraard ook met mensen uit Vlaams-Brabant. Oost-Vlamingen zijn eigenlijk al gekoloniseerd. Dat betekent dat we daar serieus moeten naar kijken.
De Unie van Zelfstandige Ondernemers (UNIZO) berekende dat van alle werkenden in West-Vlaanderen amper 1,2 procent in Henegouwen woont, voor de provincie Antwerpen is dat 1,5 procent. Dat betekent dat er zeer weinig volk uit andere provincies naar West-Vlaanderen trekt, waar er zoveel mooie openstaande vacatures zijn. In Amerika is dat bon ton. Daar legt men gigantische afstanden af als men een nieuwe job kan vinden en verhuist men ook snel. West-Vlaanderen is zo mooi. Waarom doet men dat hier niet zo snel? Ik denk dat we daar nog veel werk hebben. Nu we een West-Vlaamse minister van Werk hebben, is het echt het moment om die bal in doel te koppen.
Wat kan VDAB doen om de arbeidsmobiliteit in Vlaanderen zelf te versterken? Wat zijn de kansen en aandachtspunten? Waar hangt het laaghangend fruit? Hoe kan dat worden aangepakt? Hoe kunnen meer werkzoekenden beter worden toegeleid naar vacatures in een andere provincie?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega Ronse, dank u voor de interessante interprovinciale vraag.
Wat zijn de mogelijkheden? Vandaag speelt de krapte in alle provincies. De spanningsindicator meet de krapte op de arbeidsmarkt. In de provincie West-Vlaanderen is de spanningsindicator het laagst. Dat is geen goed nieuws, want het betekent dat de krapte daar het hoogst is. We tellen daar slechts 2,18 werkzoekenden per openstaande vacature. Ook in het naburige Oost-Vlaanderen noteren we een lage spanningsindicator, van 3,10. In Limburg bedraagt de indicator 3,26, in Vlaams-Brabant 3,89 en in Antwerpen 4,10. Er werden ontzettend veel vacatures ontvangen, meer dan 326.000 voor alle regio’s gedurende de periode oktober 2020-september 2021, terwijl er maar 158.000 werkzoekenden zonder werk in bemiddeling zijn ingeschreven bij VDAB op maandbasis. Er doet zich dus geen situatie voor waarbij grote reserves van werkzoekenden binnen een provincie kunnen worden toegeleid naar een andere provincie. Het is overal in Vlaanderen alle hens aan dek.
Specifiek wat West-Vlaanderen betreft, weten we, op basis van berekeningen van het Steunpunt Werk, dat 86,6 procent van de 15- tot 64-jarige loontrekkenden die wonen in West-Vlaanderen, daar ook effectief werken. Een heel belangrijk deel van de arbeidsplaatsen in West-Vlaanderen wordt dus ingenomen door bewoners uit de eigen provincie. Voorzitter, daarnaast waren er ook 24.552 pendelaars uit Oost-Vlaanderen. Het is niet zo dat alle West-Vlamingen naar Gent trekken. Er zijn er dus ook die van Oost-Vlaanderen naar West-Vlaanderen gaan. Er waren 6430 pendelaars vanuit Henegouwen. Ook vanuit de andere provincies waren er pendelaars richting West-Vlaanderen, maar dat is altijd minder dan 1 procent.
In de andere Vlaamse provincies is er eigenlijk ook weinig inkomende pendel. Collega Ronse, het is wel interessant om dat zo eens te bekijken, naar aanleiding van uw vraag. Van de loontrekkenden die actief zijn in Limburg, woont 86,2 procent in de provincie. Voor Oost-Vlaanderen is dat 82,7 procent, voor Antwerpen 80,6 procent, maar voor Vlaams-Brabant gaat het maar over 59 procent. U kent wellicht ook wel de redenen.
Die grote krapte maakt dus dat er wat minder pendelbewegingen zijn.
In opdracht van de Provinciale Ontwikkelingsmaatschappij (POM) West-Vlaanderen heeft het Steunpunt Werk enkele maanden geleden een studie uitgebracht over het arbeidspotentieel in de provincie West-Vlaanderen. Ook heeft de POM samen met VDAB initiatieven opgezet om het niet-ontgonnen arbeidspotentieel in de provincie te mobiliseren. Het gaat dan vooral om deeltijdse arbeidskrachten die meer uren willen werken of voltijds werkenden die tijdelijk minder arbeidsuren presteren als gevolg van economische redenen. We hebben dus gezocht naar het wegwerken van drempels die de toegang belemmeren.
Er is een heel interessant project, genaamd ‘Boosting Human Capital in the 21st century’ (BHC21), dat innovatieve leermiddelen zoals serious gaming of augmented reality inzet om kortgeschoolden op te leiden voor een job in de maakindustrie. Er is ook het project ‘AB Réfugiés’, dat anderstaligen met een migratieachtergrond helpt om sneller en beter naar de arbeidsmarkt door te stromen. Er wordt ook een specifieke website ontwikkeld die vacatures uit de VDAB-databank op locatie visualiseert en verduidelijkt wat de mogelijke vervoeropties zijn.
Collega Ronse, VDAB werkt ook ‘digital first’. De eerste stap is digitale dienstverlening. Die biedt vacatures aan over heel Vlaanderen en is dus ook al provinciegrensoverschrijdend. Daarnaast is er ook persoonlijke dienstverlening. Die wordt administratief georganiseerd per provincie, maar beperkt zich niet tot de provinciegrens.
Wat VDAB wel doet, is zijn intensieve vacaturewerking vernieuwen om nog meer de focus te leggen op knelpuntvacatures en knelpuntberoepen. Werkgevers kunnen bij het plaatsen van een vacature voor een knelpuntberoep van de optie gebruikmaken om ‘gedeeld beheer’ aan te vragen. Daarmee verzekert de werkgever zich ook van een persoonlijke opvolging van knelpuntvacatures door VDAB-bemiddelaars. In ruil vraagt VDAB het engagement van de werkgever om zich dan open te stellen voor een heel grote diversiteit aan kandidaten.
Ter conclusie, wil dat zeggen dat mobiliteit in Vlaanderen geen probleem vormt? Integendeel, we zien dat mobiliteit een drempel is voor heel wat werkzoekenden. Zich kunnen verplaatsen is een hefboom om in te kunnen spelen op vacatures. We hebben in het kader van ‘Alle hens aan dek’ een project gelanceerd om werkzoekenden voor te bereiden op het behalen van een rijbewijs. Zo kan men deelnemen aan opleidingen waarvoor een rijbewijs nodig is, maar men kan zich dan ook makkelijker verplaatsen naar een sollicitatie en naar een concrete werkplek. Ik hoop dat op die manier velen ook de weg naar West-Vlaanderen zullen vinden, maar vooral willen we eigenlijk de mobiliteit in het algemeen ook wat vergroten, al zien we dat heel wat vacatures dus wel worden ingenomen door mensen die veeleer dichtbij wonen.
De heer Ronse heeft het woord.
Minister, dank u voor uw antwoord. Eerst een zeer concrete vraag. Een spanningsgraad van 2,18 werkzoekenden in West-Vlaanderen, dat is zot. Dat is eigenlijk bijna geen werkloosheid. Het zou interessant zijn, mochten we eens de spanningsgraad per provincie of streek definiëren op basis van onze nieuwe manier van denken, waarbij we dus niet enkel werkzoekenden opnemen in de spanningsgraad, maar ook mensen die langdurig ziek zijn, ook mensen die met pensioen zijn en nog willen werken. Dan zouden we per provincie misschien nog een ander beeld hebben. Dat zou wel interessant kunnen zijn, want door die spanningsgraad zo te definiëren, gaan we ook meteen mee in de semantiek van het nieuwe VDAB-decreet, namelijk dat niet enkel wordt gekeken naar uitkeringsgerechtigde werkzoekenden. Dat zou dus wel leuk zijn. Dat terzijde.
Ik bekijk het natuurlijk door een West-Vlaamse bril, net zoals u dat ongetwijfeld ook doet, of toch zeker vanuit uw hart. Wij proberen in Kortrijk, en trouwens ook in Waregem, een sterk cultureel aanbod te brengen, we proberen exposities te organiseren, zodat mensen over heel Vlaanderen kunnen zien hoe mooi het is bij ons en dat West-Vlaanderen geen provincie meer is van barbaren – dat is trouwens nooit zo geweest –, maar dat daar echt wel fantastische dingen te beleven zijn. Er zijn zoveel bedrijven die echt op zoek zijn naar ingenieurs, naar projectmanagers enzovoort. Het gaat over fantastische bedrijven, kmo’s die groeien. Zo hebben we met Ekopak bijvoorbeeld nu een sterke beursgenoteerde speler.
Ik denk dat het goed zou zijn om op West-Vlaams niveau een forse campagne te voeren om mensen te overtuigen om naar onze provincie te verhuizen om die economische motor, dat vliegwiel dat nu toch wel aangetrokken is, van voldoende brains te kunnen voorzien. Dat hoeft ook niets te kosten, ik denk dat onze kmo's die campagne zelf zouden kunnen en willen financieren maar ook steden en gemeenten zullen zich daarachter scharen. En nu volledig met mijn West-Vlaamse pet, minister, wil ik u zeggen dat ik altijd bereid ben om zoiets samen met u uit te werken.
Minister Crevits heeft het woord.
Collega Ronse, ik ben zeker bereid om eens te kijken wat we kunnen doen om die langdurig zieken meer in beeld te brengen, maar ik zou altijd de twee blijven doen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.