Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Collega’s, werk is uiteraard een cruciale factor in het integratieproces en de duurzaamheid ervan. Daarom heeft de Vlaamse Regering beslist om vanaf volgend jaar inburgeraars op beroepsactieve leeftijd die niet aan het werk zijn, verplicht in te schrijven bij VDAB. Uit het VIONA-onderzoek (Vlaams Interuniversitair Onderzoeksnetwerk Arbeidsmarktrapportering) ‘Wegwijs naar werk’ blijkt dat deelname aan activeringsmaatregelen van VDAB positieve effecten heeft voor de intrede van inburgeraars in een stabiele reguliere tewerkstelling. En zo hoort het uiteraard ook.
Dit vergt een activering op maat, net zoals een operationele samenwerking tussen VDAB en de verschillende instanties betrokken in het inburgerings- en integratiebeleid. Na de verplichte inschrijving is het belangrijk dat nieuwkomers worden voorzien van een inschatting, begeleiding en ondersteuning op maat. Met behulp daarvan kan men actief meewerken aan een traject naar werk, wat onderdeel wordt van het globale inburgeringstraject.
Ten aanzien van personen met een migratieachtergrond moet er sterk worden ingezet op geïntegreerde trajecten van het leren van de Nederlandse taal en werk en/of opleiding indien nodig. Een nieuwe taal leren gaat immers vaak sneller bij het concrete gebruik ervan in een concrete werkcontext. Het is cruciaal dat de geïntegreerde trajecten, ook met de invoering van de gestandaardiseerde testen Nederlands tweede taal (NT2), hun aantrekkelijkheid behouden. Er is nood aan een meer flexibel NT2-aanbod zodat het zetten van stappen op de arbeidsmarkt beter te combineren is met het aanbod NT2. Concreet betekent dat onder meer dat we moeten inzetten op lessen ’s avonds, in het weekend of op afstand, en dat digitaal en modulair uitgewerkte lesvormen kansen moeten krijgen.
Eerder VIONA-onderzoek wees naar beroepsopleidingen als goed werkende interventies voor nieuwkomers. Het is daarbij ook van belang dat VDAB zelf meer instrumenten als NT2 op de werkvloer of een individuele beroepsopleiding met taalcoaching (IBO-T) voor deze groep promoot richting werkgevers.
Om op een geïntegreerde manier te kunnen samenwerken, is het cruciaal dat het Agentschap Integratie en Inburgering (AgII), VDAB en de lokale besturen over dezelfde informatie beschikken omtrent de inburgeraar en het inburgeringstraject. Ook moet het zorgen voor het realiseren van het ‘only once’-principe, waarbij de inburgeraar dezelfde informatie slechts één keer aan de overheid moet doorgeven.
Minister, gegevensuitwisseling tussen de verschillende betrokken instanties kan tijdswinst betekenen. Een gebrek aan communicatie zou echter een vertragend effect kunnen hebben. Hoe kunt u erop toezien dat de noodzakelijke informatie doorstroomt en dat er voldoende communicatie plaatsvindt?
Welke timing wordt voorzien om tot samenwerkingsovereenkomsten tussen de verschillende instanties te komen?
Hoe zal VDAB die actieve begeleiding van inburgeraars aanpakken? Kort op de bal spelen is hierbij cruciaal.
Hoe wilt u de lagere deelname aan beroepsgerichte opleidingen en individuele beroepsopleiding (IBO) of IBO-T bij nieuwkomers wegwerken? We stellen immers vast dat daarvan nog te weinig wordt gebruikgemaakt.
In hoeverre kan het NT2-aanbod flexibeler worden opengesteld voor potentiële deelnemers?
Hoe wordt de nieuwkomer gewezen op zijn verplichting om zich in te schrijven bij VDAB?
Welke sancties worden voorzien indien een nieuwkomer herhaaldelijk weigert zich in te schrijven of weigert mee te werken aan het traject dat VDAB voorstelt? Worden deze sancties gemonitord?
Wordt er in dit kader ondersteuning geboden aan werkgevers om een inclusief hr-beleid uit te bouwen, zodat ook deze nieuwkomers kansen krijgen op de arbeidsmarkt?
Minister Hilde Crevits heeft het woord.
Collega’s, één van de redenen waarom er een nieuw inburgeringsbeleid komt, is de beperkte vertegenwoordiging van inburgeraars op onze Vlaamse arbeidsmarkt. U hebt er zelf naar verwezen, voorzitter. Uit een steekproef van Atlas Antwerpen blijkt dat 40 procent van de inburgeraars bij VDAB gekend is. Het is een steekproef. We hebben in Vlaanderen geen brede cijfers, maar als je niet weet over wie het gaat, kun je geen gericht activeringsbeleid voeren. Om tot een goede informatiedeling te komen, zullen VDAB en het Agentschap Integratie en Inburgering veel intensiever gaan samenwerken. Dat zal op een aantal manieren gebeuren. Op plaatsen waar VDAB en het agentschap bijvoorbeeld een gebouw delen, zal de intake geïntegreerd gebeuren door zowel de trajectbegeleider van het agentschap als de bemiddelaar van VDAB. Dat gebeurt vandaag al in Antwerpen. Maar dat is niet altijd mogelijk, laat staan efficiënt. Daarom zal er een grondig systeem van informatiedeling uitgewerkt worden. Op die manier zal de VDAB-bemiddelaar het dossier van de inburgeraar die al een intake bij het agentschap gehad heeft, kunnen inkijken. Je vermijdt zo situaties waarbij de inburgeraar hetzelfde verhaal een aantal keren moet doen. Als je aan het Agentschap Integratie en Inburgering al gezegd hebt dat je naam Lies is en dat je bijna dertig jaar bent en dat je ‘pol&soc’ gestudeerd hebt, dan hoeft VDAB hier niet altijd opnieuw naar te vragen. Naast deze persoonsgegevens zal er ook informatie uitgewisseld worden over de taalscreening, de cursus maatschappelijke oriëntatie en Nederlands en procedures voor diploma-uitwisseling. Dankzij die uitwisseling kunnen de verschillende aspecten van het inburgeringstraject goed op elkaar afgestemd worden.
Ik leg het uit alsof het de ideale wereld zou zijn, maar uiteraard zijn sommige zaken ook privacygevoelig. Voor dingen die ook relevant zijn voor VDAB, bijvoorbeeld de zorglast voor een gezinslid of de huisvestingsproblematiek, moeten we een heel goed juridisch kader voorzien. VDAB en het agentschap zijn momenteel in gesprek over hoe deze informatie met respect voor de privacywetgeving gedeeld kan worden. Samen met het nieuwe decreet zal er in 2022 ook een vernieuwde samenwerkingsovereenkomst tussen het Agentschap Integratie en Inburgering en VDAB voorzien worden die al deze aspecten regelt.
Dan kom ik naadloos bij de verplichte inschrijving van de inburgeraars bij VDAB. Die verplichting komt voort uit het Inburgeringsdecreet zelf. Wie inburgert, moet zich inschrijven bij VDAB. Daarom zal het agentschap de inburgeraar wijzen op die verplichting bij het intakegesprek. Uiteraard in het geval dat er geen geïntegreerde intake met VDAB plaatsvindt, want in dat laatste geval is de inschrijving natuurlijk al gebeurd. Als een inburgeraar geen gevolg geeft aan deze beslissing kan het agentschap een boete opleggen. Dat geldt trouwens ook voor het niet nakomen van andere onderdelen van het Inburgeringscontract. Die boete kan 50 tot 250 euro bedragen.
Dan, wat de begeleiding betreft: VDAB moet begeleiding op maat bieden, net zoals bij andere mensen. Dat zal gebeuren op basis van de eerdere werkervaring, technische en digitale vaardigheden en ook de kennis van het Nederlands en de interesses van de inburgeraar. Eventueel belemmerende randvoorwaarden, zoals waar iemand woont, kunnen in rekening gebracht worden. Op die manier moet een traject naar werk vorm krijgen. Terecht verwijst u, voorzitter, naar de VIONA-studie ‘Wegwijs naar werk’, waaruit zwart op wit blijkt dat zogenaamde activeringsmaatregelen dicht bij de werkvloer het meest effectief zijn. Mede naar aanleiding van deze studie heb ik het talenplan ‘Vijf voor Taal’ opgesteld. Dat zet in op extra individuele beroepsopleidingen met taalondersteuning en is één van de steunpunten van dit talenplan. Dit najaar nog zal VDAB een grote communicatiecampagne opzetten om die diverse vormen van taalcoaching, dus ook IBO-T, beter bekend te maken bij de werkgevers en de partners van VDAB. Dus ook IBO-T staat heel hoog op de agenda.
Dat brengt mij bij de werkgevers en het hr-beleid. Momenteel organiseert VDAB een aantal proefprojecten onder de noemer ‘taal en tewerkstelling’. De NT2-instructeur van VDAB bekijkt of er taaldrempels zijn in de hr-procedure, de interne opleiding van de onderneming, of op de werkvloer. Taaldrempels zijn taalvereisten die hoger liggen dan wat noodzakelijk is om een job goed uit te voeren. Op basis van die analyse geeft de NT2-instructeur advies aan de werkgever, om aan de slag te gaan.
In hoeverre kan het aanbod flexibeler? Ik wil, als het enigszins kan, zo veel mogelijk dat taal aangeleerd wordt op de werk- of opleidingsvloer zelf.
Er zijn heel wat goede toepassingen: taalcoaching tijdens een opleidingsstage, taalcoaching bij een individuele beroepsopleiding of taalcoaching gedurende het eerste jaar van tewerkstelling. Er is dus een flexibel aanbod. Het is aan de werkgevers om er ook flexibel op in te spelen.
Daarnaast, en tot slot van de talrijke vragen, zullen de collega’s Somers en Weyts ook bekijken hoe het NT2-aanbod bij de centra voor volwassenenonderwijs (CVO’s) en de centra voor basiseducatie (CBE’s) flexibeler aangeboden kunnen worden, bijvoorbeeld door afstandsleren of flexibelere uren. Dat juich ik zeer toe. Enkel door de vier inburgeringspijlers zo veel mogelijk te integreren tot één robuuste pilaar, geven we een nieuwkomer alle kansen om zijn weg te vinden in onze maatschappij. Wat zijn die pijlers? Eén, Nederlands leren; twee, maatschappelijke oriëntatie; drie, werken; vier, maatschappelijk verankerd zijn. Het is uiteraard ook aan de inburgeraar om al die kansen die geboden worden ook effectief te grijpen.
Dank u wel, minister. Het eerste cijfer dat u noemde, het feit dat bij die steekproef maar 40 procent van de inburgeraars in Antwerpen bekend was bij VDAB, is nog eens een voorbeeld van hoeveel werk er aan de winkel is om inburgering en arbeidsmarktbeleid dichter bij elkaar te brengen. Ik denk dat we daar vanuit Vlaanderen gedurende vele jaren toch veel kansen gemist hebben, en dat dit ook resulteert in een lage werkzaamheidsgraad bij de groep van nieuwkomers die zich de voorbije 10-20 jaar hier in Vlaanderen zijn komen vestigen. Ik ben blij dat deze Vlaamse Regering dit oppakt, en het potentieel van deze inburgeraars gaat aanboren voor onze krappe arbeidsmarkt. Dat is een bijzonder goede zaak.
Samenwerking met sectoren lijkt me ook een element dat tot succes kan leiden. Als we willen dat de tewerkstelling voor die nieuwkomers zo snel mogelijk wordt gerealiseerd, en er zo veel mogelijk trajecten op de werkvloer worden gelopen, dan lijkt het me belangrijk om de sectoren mee te krijgen in dat verhaal. Ik denk dat ze ook allemaal vragende partij zullen zijn, gezien de krapte op de arbeidsmarkt om nieuwe instroom te genereren. Ik denk dat dit een mogelijk kanaal kan zijn. Dat is een bijkomende vraag: hoe kunnen we die samenwerking met de sectoren juist vormgeven?
Twee, de flexibele taalopleidingen zijn belangrijk. Ik weet dat VDAB inzet op taalopleiding op de werkvloer en op de opleidingsvloer, maar er blijft ook een flexibel modulair digitaal – en ook gewoon klassikaal – aanbod van taalopleidingen nodig. Daar zit een opdracht voor VDAB, maar ongetwijfeld ook voor uw collega Weyts, om dat aanbod te verruimen. We hebben daar eigenlijk een tekort aan, in Vlaanderen. Als we met het inburgeringsbeleid, dat we nu aan het uittekenen zijn, effectief succesvol zijn, dan zal er echt een zeer hoge instroom zijn in digitale opleidingen. Dan moeten we er natuurlijk voor zorgen dat er geen wachtlijsten ontstaan. Wat kan de Vlaamse Regering doen als garantie om ervoor te zorgen dat er een voldoende inhoudelijk sterk en flexibel aanbod is van taalopleidingen. Dat is een tweede vraag.
Een derde vraag: we gaan nu dat inburgeringsbeleid dichter bij de arbeidsmarkt brengen, en eindelijk de link met VDAB maken. Maar we hebben natuurlijk een ‘stock’ – om het met een lelijk woord te zeggen – van nieuwkomers van de voorbije 10-15 jaar, die heel moeilijk geïntegreerd zijn geraakt op de arbeidsmarkt. Uw actieplan ‘Vijf voor Taal’ moet daar voor een stuk aan remediëren, als er een taalachterstand is. Maar hoe kunnen we ervoor zorgen dat de nieuwkomers die in het verleden door de mazen van het net zijn geglipt en niet actief zijn geraakt op de arbeidsmarkt, alsnog versneld richting de arbeidsmarkt – of een traject naar werk – worden geleid? Kunnen we daar initiatieven rond nemen?
Dat zijn drie bijkomende vragen minister. Maar er zullen nog wel collega’s zijn die graag aansluiten.
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
Minister, er is inderdaad een nieuw inburgeringsdecreet, dat zeer ambitieus is en waarin voor verschillende ministers belangrijke taken zijn weggelegd. Soms gaat het om decretale wijzigingen. Zo volgt er voor het NT2-traject nog een decretale wijziging. Nu het Inburgeringsdecreet klaar is, denk ik dat daar inderdaad werk van gemaakt moet worden. Ik denk dat we de discussie daarover misschien nog beter kunnen voeren met minister Weyts zelf. Wat ik wel weet, is dat voor de centra voor basiseducatie laagdrempeligheid en werken op maat een handelsmerk is. Ze zijn volop bezig met mogelijkheden om na het werk nog een opleiding te volgen. Ook in het kader van Edusprong wordt volop ingespeeld op dat flexibele aspect.
Minister, ik denk dat er voor u geen decretale wijzigingen nodig zijn op dit vlak. Wel moeten er zeer belangrijke stappen worden gezet. Er mag dus geen kostbare tijd verloren gaan. Het regeerakkoord is inderdaad zeer duidelijk. Na twee maanden moet een inburgeraar zich verplicht inschrijven bij VDAB. Daarvoor is inderdaad die informatie-uitwisseling tussen VDAB en het Agentschap Integratie en Inburgering cruciaal. Collega Bothuyne, u zegt dat het agentschap, VDAB en de lokale besturen over dezelfde informatie moeten beschikken. Ik denk dat de minister een belangrijke nuance heeft gemaakt: er is nog zoiets als privacy. Dus laat ons het erover eens zijn dat het nu zeer belangrijk is om maximaal de relevante informatie uit te wisselen met VDAB. Daarover gaat mijn vraag. Dat proces van uitwisseling zal geautomatiseerd worden. Zijn er nog knelpunten op dat vlak? Hebt u daar een timing voor? Zal dat tegen eind dit jaar rond zijn of vergt dat nog wat meer werk?
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u wel voor de interesse, collega’s. Collega Bothuyne, we zullen de sectoren zeker trekken, onder andere via de sectorale werking van VDAB. Het is voor mij van prioritair belang dat we goed screenen welke profielen er zijn bij mensen die inburgeren. Daar hebben we nu nog niet zo goed zicht op. U hebt zelf de cijfers genoemd. Op basis daarvan kunnen we dan met de sectoren bekijken wat er, zeer gericht, mogelijk is.
Die digitale opleidingen zijn zeker ook belangrijk. Minister Somers heeft ook middelen gekregen om in een digitaal aanbod te voorzien. Hij is daar in coronatijden mee gestart. Natuurlijk is niet elke inburgeraar digitaal vaardig. We moeten dus ook daaraan werken. Je kan dus niet alles digitaal aanbieden.
Mensen die eerder door de mazen van het net geglipt zijn, willen we – zoals ik al gezegd heb – vatten via het Talenplan maar ook via outreachende maatregelen. Dat betekent dat VDAB actief op zoek gaat naar die mensen. Ik heb al een paar keer verwezen naar het ESF-project (Europees Sociaal Fonds) rond de kinderverzorgers. Dat is een heel goed voorbeeld van hoe dat gebeurt.
Collega De Vreese, we wachten inderdaad op een decretaal initiatief van minister Weyts. Op 1 januari moet het decreet in werking treden. Ik denk dat u dat ook wel bij hem zult opvolgen. Ikzelf heb geen decretaal werk. Maar die informatiedeling is een huzarenstukje op zich. Zoals ik al zei, waren er op het vlak van privacy nogal wat obstakels te overwinnen. Anderzijds moeten we er nu wel door.
We willen zo veel mogelijk mogelijk maken tegen 1 januari inzake die digitale uitwisseling. We zullen sowieso kunnen starten op 1 januari. Alles zal nog niet voor 100 procent zijn wat we willen, denk ik, maar het is van belang dat de uitwisseling digitaal kan gebeuren. Zo niet is er extra werk voor VDAB en het agentschap. Op zich zou de inburgeraar daar geen last van mogen hebben.
Ik denk dat het inderdaad een bijzonder grote uitdaging is voor alle betrokkenen in het hervormingsproject om er tegen 1 januari voor te zorgen dat we klaar zijn om een en ander te doen. We zullen ook met veel plezier de vinger aan de pols houden bij de diverse ministers. Maar we hopen vooral dat het succesvol zal zijn en dat we op die manier mensen sneller de weg naar integratie in de samenleving en de arbeidsmarkt kunnen tonen. Wordt dus zeker vervolgd.
De vraag om uitleg is afgehandeld.