Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Collega’s, de technologische ontwikkelingen en de digitalisering vormen een tsunami die onze economie, maar ook de arbeidsmarkt grondig zullen hervormen. Wie zich in dat thema verdiept, weet dat er heel wat op ons af zal komen. Zoals men zegt: een gewaarschuwd man is er twee waard, en een gewaarschuwde vrouw blijkbaar meer. En we weten ook dat we in deze commissie al heel vaak hebben gesproken over de noodzaak van levenslang leren, over de leercultuur in Vlaanderen die we moeten versterken. Jobs zullen verdwijnen of zullen grondig hervormd worden. Ik denk dat werknemers vaak wel beseffen dat ze zich moeten heroriënteren, maar dat men zich vaak niet bewust is van de eigen capaciteiten en vaardigheden, en dat het ook geen ver-van-mijn-bedshow is.
Geregeld zijn er studies die een blik werpen op de toekomst, de toekomstige arbeidsmarkt. Ik vestig even de aandacht op een studie van de KU Leuven en StepStone, waarbij de onderzoekers concluderen dat één op de drie werknemers in België niet klaar is voor de digitalisering. Dat onderzoek gaat ook dieper in op hoe de werknemers denken over hun huidige beroepscompetenties, hoe die worden aangewend, en hoe ze kunnen anticiperen op toekomstige vragen en ontwikkelingen. Bijna de helft geeft aan dat ze niet klaar zijn voor die toekomstige taken. Maar liefst 58 procent stelt dan ook duidelijk dat ze bijkomende opleiding en begeleiding nodig hebben om die taken te kunnen uitvoeren. Het zijn vooral oudere werknemers en kortgeschoolden die bezorgd zijn. We weten dat – als men bezorgd is, en onzeker – dit leidt tot onzekerheid in de job, en minder jobtevredenheid. De onderzoekers besluiten dat het belangrijk is dat werkgevers investeren in de opleiding en de ontwikkeling van het personeel.
We weten ook dat er allerlei initiatieven in de steigers staan. Er is het relanceplan ‘Alle hens aan dek’. Er is ook het Partnerschap Levenslang Leren onder leiding van voorzitter Ans De Vos van de Universiteit Antwerpen, met vijf werkgroepen die een actieplan uitwerken om leren te stimuleren. Dit actieplan zal aan de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) en aan de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor) worden voorgelegd. Er is een expertengroep die een advies zal uitbrengen om het leer- en loopbaanoffensief te stimuleren.
Ik heb hierover enkele vragen aan u, minister.
In het relanceplan ‘Alle hens aan dek’ wordt in de eerste plaats gefocust op kmo’s en ondernemingen tot vijftig werknemers voor het invoeren van competentiechecks en de verdere uitrol van het competentiedenken in de onderneming. In welke mate wordt daarbij aandacht besteed aan de digitale vaardigheden en de toekomstige technologische ontwikkelingen? Op welk vlak houden ze dus niet alleen een spiegel voor, maar ook een glazen bol? Wat kan Vlaanderen doen om de werknemers en de werkgevers beter te sensibiliseren?
Leergoesting is ontzettend belangrijk en die moeten we ten volle ondersteunen, rekening houdend met het feit dat wat men leert voldoende is afgestemd op de noden van de arbeidsmarkt van vandaag en morgen. Sommigen geven aan dat er een inhaalbeweging nodig is voor onze ondernemingen en voor onze werknemers om de toekomstige uitdagingen te kunnen aangaan van de industrie 4.0, internet of things, virtual reality, het gebruik van big data … Hoe kunnen we daar het best op inspelen?
Op welke manier kunnen we de noden in kaart brengen en nagaan of het aanbod daarop is afgestemd? Hoe kan Vlaanderen de opleidingsverstrekkers sensibiliseren en eventuele toekomstige noden detecteren?
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u wel, collega, voor deze lange vraag. Opleiden en levenslang leren zijn zeer belangrijke aspecten – we hebben er al vaak over gediscussieerd in deze commissie – die ervoor zorgen dat iedereen de competenties verwerft die hoognodig zijn op onze arbeidsmarkt.
We hebben het relanceplan ‘Alle hens aan dek’ waarmee we heel specifiek onze kmo’s ondersteunen met competentiechecks. De subsidieoproep die de competentiechecks in Vlaamse ondernemingen vorm zal geven, is nu in ontwikkeling. Deze oproep zal zich richten op intermediaire ledenorganisaties zoals sectorfederaties, die kmo’s het best kunnen bereiken met competentiechecks. Wij mikken daarbij op intersectorale partnerschappen die verder kijken dan de vaardigheden die nodig zijn in een enkele sector. Ik heb jullie al vaak gezegd dat ik het wat eng vind om binnen een sector te blijven. Deze zomer werd een bevraging georganiseerd bij de sectoren. Ook zij gaven aan dat er echt nood is aan een project dat focust op de generieke competentienoden van de toekomst. Daarom willen we ook de koppeling maken met projecten uit de ESF-oproep (Europees Sociaal Fonds) ‘SCOPE’, de competentieprognoses, waarbij digitalisering, vergroening en de impact van de coronacrisis centraal stonden. Dat zijn drie belangrijke invalshoeken, waar iedereen het hopelijk mee eens kan zijn. Het streefdoel is om met de oproep minstens vijfhonderd kmo’s te bereiken.
Daarnaast wordt er ook gewerkt aan een beleid met betrekking tot competentieprognoses dat de kwantitatieve en kwalitatieve mismatches aanpakt op macroniveau. Dat klinkt eerder vaag, maar we moeten echt leren om wijzigende competenties te voorspellen. Als je een evidencebased arbeidsmarktbeleid wil voeren, moet je kunnen voorspellen wat de ontwikkelingen zullen zijn. Ik wil daarvoor het kader scheppen. Een goede Madame Soleil, collega’s, is zeker haar geld waard. Ik vind het dus belangrijk om daarop te werken.
Wat doen we hiervoor? Ook hier is er een projectgroep aan de slag met mensen van het Steunpunt Werk, VDAB en mijn departement, om daar uitwerking aan te geven. Ik zou toch tegen 2022 al aan het experimenteren willen zijn om trends op ondernemingsniveau maar ook op macroniveau te gaan bekijken.
Hoe het in kaart brengen van competenties op het niveau van individuen, organisaties, sectoren en het Vlaamse niveau verloopt, wordt opgevolgd. Ook het partnerschap levenslang leren speelt daar een heel belangrijke rol in. Het idee om gegevens samen te brengen en met stakeholders te delen, te bespreken, en daar verder acties rond te nemen, lijkt mij heel belangrijk. Ook de diverse opleidingsaanbieders worden hier als potentiële partner gezien.
Het partnerschap levenslang leren heeft ook als doel een grotere sensibilisering en mobilisering op gang te trekken over het belang van het levenslang leren en het updaten van je competenties. In een ideale wereld zorgen competentieprognoses er ook voor dat we sneller op de bal, de man of de vrouw kunnen spelen. Voor één keer mag dat, collega's. Als je, zeker in krimpsectoren, de werknemers duidelijk maakt dat het tijd is om een opleiding te volgen, waardoor ze kunnen switchen van job vooraleer ze ontslagen worden, zeker als er grote arbeidskrapte is, dan is dat iets wat een heel, heel grote meerwaarde kan betekenen.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Bedankt voor het antwoord. Ik ben alvast blij te horen dat er zeker wordt gekeken naar de toekomstige vaardigheden, en dat er ook wordt gekeken naar de brede inzetbaarheid van die werknemers. Dat men niet enkel focust op die huidige job, maar dat men ook kan kijken naar die algemene competenties, om daar dan verder mee aan de slag te gaan.
Nu, we weten ook dat die technologische ontwikkelingen sowieso een impact hebben gehad op de arbeidsmarkt, maar ook als individu, als mens. Met de coronatijd weten we nu ook dat dat heel wat aanpassingsvermogen heeft gevraagd van ons. We hebben heel veel digitaal vergaderd. dat heeft ook zijn voordelen, het kan soms sneller gaan. Maar we beseffen ook dat fysiek vergaderen soms aangenamer is, met die sociale contacten. Het is dan ook belangrijk om daar een goed evenwicht in te vinden.
We weten dat die digitale ontwikkelingen voor een digitale kloof zorgen. We weten ook dat een op de vijf Vlamingen onvoldoende digitale vaardigheden heeft. Het gaat dan vooral om de kortgeschoolden, waar namelijk een op de drie onvoldoende vaardigheden heeft.
Nu worden ook heel veel robots ingezet op de arbeidsmarkt met betrekking tot repetitieve taken. Dat zijn ook taken die vaak worden uitgevoerd door kortgeschoolden. Ik heb vorige week een artikel gelezen in De Tijd over de situatie in Nederland. In de titel luidde het dat de robot minder massaal aan bod kwam dan gevreesd. Blijkbaar heeft men daar een soort van evaluatie of een tussenstand opgesteld van zeven jaar: hoe is die robotisering eigenlijk gebeurd in Nederland? En blijkbaar gaat het minder snel dan verwacht. Ik denk dat dat eigenlijk ook de kans biedt om die tijd, die dan eigenlijk niet zo snel is verlopen, te gebruiken om mensen toch voor te bereiden op toekomstige vaardigheden en noden.
Men verwijst er in dat artikel ook naar dat opleiding, onderwijs en omscholing nodig zijn om de jobs van de toekomst te kunnen uitvoeren. Minister, ik vroeg me eigenlijk af of er ook in Vlaanderen zo'n evaluatie of tussenstand is gemaakt. Of zijn er plannen of acties om te kijken hoe het in Vlaanderen gesteld is?
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Bedankt voor het antwoord op die interessante vraag, minister. Dat een continue ontwikkeling en opleiding noodzakelijk zijn om relevant te blijven op de arbeidsmarkt, en dat bedrijven hun werknemers klaar moeten maken voor de toekomst, weten we al langer. In de context van de huidige arbeidsmarkt is dat nog urgenter. Ik ben heel blij dat de focus op kmo’s blijft binnen Alle hens aan dek. Daar hebben we onze waardering al over uitgesproken, maar ik wilde het toch nog eens herhalen. Dinsdag waren we samen op een initiatief in West-Vlaanderen, het Partnerschap Levenslang Leren. Daar heb ik vooral onthouden dat we er alles aan moeten doen om mensen warm te maken, zodat ze zelf inzien dat opleiden en bijscholen noodzakelijk is. Ik denk dat het goed is dat er ook verschillende initiatieven zijn die samenwerken met partners op Vlaams niveau, en dat er ook in andere provincies zulke initiatieven zijn.
Wat mij wat verontrust, is dat experten aangeven dat er een gebrek is aan een strategische visie op opleiding en ontwikkeling, en vooral de visie op lange termijn, het duurzaam inzetten van mensen. Wordt dat ook meegenomen in het actieplan, om daar nog verder op in te zetten?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega Vandromme, op uw vraag kan ik kort antwoorden: dat is een evidentie. Uiteraard wordt dat meegenomen.
Collega Claes, u vroeg naar de digitalisering en het onderzoek van Agoria. Dat gebeurt op macroniveau. We weten dat er extra nood is aan digitale competenties en dat meer dan 2,7 miljoen Vlamingen zich zullen moeten bijscholen tegen 2030, vandaar dat we zo hard inzetten op levenslang leren. Ik heb dat cijfer ook genoemd, collega Vandromme, op het evenement waar we samen aanwezig waren in West-Vlaanderen, de provincie die trouwens een eigen partnerschap Levenslang Leren opgericht heeft. Ik ben daar heel blij om. Ik hoop dat elke provincie dat doet, want hoe dichter je het bij de mensen en de organisaties krijgt, hoe groter de hefboom kan zijn.
Het onderzoek rond robots ken ik niet, collega Claes. Ik zal het eens moeten bekijken. Ik ben zelf wel een heel grote fan van alle hulpmiddelen die ervoor kunnen zorgen dat de belastende activiteiten voor mensen uitgefaseerd kunnen worden en ze zich met andere dingen bezig kunnen houden. Maar ik kan daar geen zinnige commentaar op geven, omdat ik het onderzoek zelf niet gezien heb. U mag mij gerust de link doorsturen. Dan zullen we dat ook bekijken.
Mevrouw Claes heeft het woord.
We kennen allemaal het liedje ‘Que sera sera’. Wat moet zijn, zal ook zo zijn. De toekomst blijft geheim, maar in deze situatie is de toekomst niet helemaal geheim en kunnen we wel min of meer voorspellen wat onze toekomstige uitdagingen zullen zijn. We moeten ons zeker voldoende voorbereiden op die toekomst, om toch mee te kunnen gaan. Ik denk dat daar ook de verantwoordelijkheid ligt van zowel de overheid als de werkgevers, de werknemers, de werkzoekenden en eigenlijk alle burgers.
De vraag om uitleg is afgehandeld.