Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
Mevrouw De Reuse heeft het woord.
Minister, in een open brief aan de Vlaamse overheid, de syndicale organisaties en de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) uitten de algemeen directeurs en de personeelsdirecteurs van de publieke zorgbedrijven op 30 augustus jongstleden hun bezorgdheid over de problematische invoering van het Instituut voor Functieclassificatie (IFIC) in de publieke zorgsector en daarmee ook van de realisatie van de beloftes van het VIA 6-akkoord (Vlaams intersectoraal akkoord) die daaraan gekoppeld zijn. Ik citeer uit de brief: “Er zijn de voorbije maanden verschillende signalen gegeven in de media, verwachtingen geschapen en beloften gemaakt ten aanzien van onze medewerkers. Die moeten nu echter teleurgesteld vaststellen dat hier nog weinig van gerealiseerd is.”
Ze schrijven in de brief dat er na het VIA 6-akkoord een grootscheepse communicatie was – collega’s, ik denk dat we dat allemaal kunnen bevestigen – dat de invoering ervan niet lang meer op zich zou laten wachten. Nu blijkt echter dat de streefdata voor de invoering alsmaar worden uitgesteld: van 1 juli 2021 naar 1 oktober 2021. Ondertussen zou de nieuwe streefdatum al 1 april 2022 zijn, weliswaar met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2022 – als deze derde deadline tenminste gehaald zal worden ten minste, zo luidt het. De werknemers uit de publieke zorgsector zouden dus nog minstens acht maanden, gerekend vanaf 1 september, moeten wachten vooraleer er enig effect voelbaar zal zijn. Tussen haakjes: u sprak zelf in een vorige vraag om uitleg van mij over 1 maart, maar daar hebt u blijkbaar ook al een maand bij gedaan.
Ik val in herhaling als ik zeg dat dit niet alleen negatieve gevolgen heeft voor de werknemers die hun ter gelegenheid van de coronacrisis beloofde waardering dus voorlopig nog niet ontvangen, maar ook voor de publieke zorginstellingen en de -diensten zelf. In de private zorgsector werd IFIC wel al ingevoerd en werd de koopkrachtverhoging dus al wel toegekend. Dit leidt ertoe dat zolang IFIC niet wordt ingevoerd in de publieke zorgsector, de instellingen van deze zorgsector met een concurrentieel nadeel kampen om extra personeel dat nodig is aan te werven. Hun werknemers worden ondertussen verleid door de private sector met de hogere IFIC-schalen.
Bovendien blijkt er ook nog geen duidelijkheid te zijn over welke profielen binnen de ouderenzorg zullen kunnen instappen. Dat geldt dan vooral voor de medewerkers in indirecte zorg zoals logistiek medewerkers en poetspersoneel. Daarnaast zou er ook nog helemaal geen tijdslijn zijn voor de andere zorgsectoren. Ik verwijs naar de kinderzorg en de gehandicaptenzorg, die toch ook de nodige verloningswaardering verdienen.
De directeurs stellen vast dat het aanbod aan zorgkrachten op de arbeidsmarkt zo goed als uitgeput is en dat ze de extra uren nauwelijks tot niet ingevuld krijgen. Ze stellen dat een grootschalige langdurige nationale campagne waarbij alle beroepen in de zorg in de kijker gezet worden, een welkome ondersteuning zou zijn.
Minister, kunt u mij de redenen of de oorzaken schetsen van het aanhoudende uitstel van de invoering van IFIC in de publieke zorgsector?
Hoe communiceert u naar het personeel in deze sector dat op deze manier de al in november 2020 beloofde koopkrachtverhoging steeds maar wordt uitgesteld?
Welke initiatieven neemt u naar aanleiding van de grote bezorgdheid over de aantrekkelijkheid van de publieke zorgsector dat op deze manier blijvend kampt met een concurrentieel nadeel tegenover de private sector?
Minister, kunt u duidelijkheid geven over welke profielen en zorgsectoren kunnen instappen in IFIC en daarmee ook in aanmerking kunnen komen voor de koopkrachtverhoging en wanneer zou dit dan kunnen zijn?
Komt u tegemoet aan de vraag vanuit de sector naar een nationale campagne waarbij alle zorgberoepen in de kijker worden gezet en die kan helpen om het broodnodige extra personeel aan te trekken?
Minister Beke heeft het woord.
Binnen VIA 6 worden voor de publieke en de private sector proportioneel dezelfde middelen voorzien. Met de maatregelen die hiermee gerealiseerd kunnen worden, proberen we een gelijk speelveld wat betreft arbeids- en loonvoorwaarden in de verschillende sectoren na te streven. Van een concurrentieel nadeel kan er dan ook geen sprake zijn.
De invoering van een nieuw functieclassificatiesysteem met bijhorend loonhuis IFIC, is een technisch en ingewikkeld gegeven. Vanuit de Vlaamse Regering is het nodige VIA-budget voorzien om dat gefaseerd uit te rollen. Het is vervolgens de verantwoordelijkheid van de sociale partners om binnen het sociaal overleg de functies, het tijdspad en de modaliteiten te bepalen, net als de communicatie hierover.
Er zal, in uitvoering van VIA 6, werk gemaakt worden van een geïntegreerd actieplan voor instroom en zijinstroom in de non-profitsector en de socialprofitsector. De werkzaamheden hieromtrent worden binnenkort samen met alle betrokken sociale partners en beleidsdomeinen opgestart.
De heer De Reuse heeft het woord.
Minister, ik stel dus vast wat ik bij de vorige vragen over VIA 6 en over de invoering van IFIC ook zei, dat ik er dus inderdaad recht op zat. U ging er toen wel van uit dat het heel optimistisch was dat de implementatie van het akkoord, van IFIC, van een leien dakje zou lopen. Ik had u gewaarschuwd dat dat niet zo zou zijn. Ik hoor nu uit uw antwoord dat wij eigenlijk de hete aardappel doorschuiven. Was men toen natuurlijk naar het werkveld gegaan en had men toen het oor te luisteren gelegd, dan had u dat toen al kunnen weten. Nu komt na heel wat morrelen en signalen aan u en aan de VVSG deze open brief vanuit de sector met een duidelijke vraag om concreet op het veld … (onverstaanbaar) … te verhogen.
Een hulpkreet dient natuurlijk om gehoord te worden, want de mensen in het veld worden dagelijks geconfronteerd met het niet uitvoeren van uw beloftes, van de beloofde financiële tegemoetkomingen. Ik ben al door verschillende mensen gecontacteerd die aangenomen werden met het vooruitzicht van IFIC. Daar komt dus voorlopig niets van in huis. Anderzijds is er natuurlijk een blijvend tekort aan instroom van personeel in de publieke zorgsector. U zegt dat het gefaseerd zal gebeuren en dat er voldoende middelen voorzien zijn. Nu, ik hoor hier dat er te weinig budget voorzien zou zijn en dat dat ook de reden is waarom de zaken doorgeschoven worden.
Minister, kunt u formeel bevestigen dat er genoeg geld voorzien is binnen de Vlaamse Regering om de volledige VIA 6-akkoorden uit te voeren?
Minister Beke heeft het woord.
We hebben de budgetten voorzien die we samen met de sociale partners hebben afgesproken. Minister Diependaele heeft die ook in de begroting ingeschreven. Die zijn dus klaar om aangewend te worden.
De heer De Reuse heeft het woord.
Ik stel vast dat u inderdaad zegt dat er voldoende budgetten zijn. Ik kom er zeker en vast op terug, want er zijn reeds simulaties gebeurd, waar bijvoorbeeld in de haard- en standplaatstoelage iets geschrapt zou worden. Dat zou voor een eerste budgettair probleem zorgen. Maar dit wordt perfect opgevolgd. We zien elkaar zeker en vast nog toch terug voor wat betreft het VIA 6-akkoord.
De vraag om uitleg is afgehandeld.