Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Vraag om uitleg over de ontsnapping van jongeren uit de gesloten instelling in Wingene
Interpellatie over de ontsnapping van een zware jeugddelinquent uit de gemeenschapsinstelling van Wingene
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
De heer Parys heeft het woord.
Op dinsdag 21 september verlieten twee jongeren de gesloten gemeenschapsinstelling De Zande in Wingene. Dat was helemaal niet de bedoeling. Een van de jongeren was betrokken bij de moord op David Polfliet in Beveren. De man was in maart van dit jaar naar een park gelokt door drie jongeren via een datingapp, waar hij zwaar werd toegetakeld en aan zijn verwondingen overleed. Toen bleken de daders al gekend te zijn bij politie en parket en over een gevuld strafblad te beschikken.
De jongere die in De Zande was geplaatst, wist samen met een andere jongere via het dak de voorziening te verlaten. Daarna zouden ze zijn opgepikt door een wagen. De jongeren zijn spoorloos. Dat was alleszins het geval toen ik mijn vraag indiende. De jongere is dan gelokaliseerd in een hotel en effectief weer opgepakt.
Ik heb recent nog een vraag om uitleg gesteld over De Zande in deze commissie, omdat het personeel er het werk had neergelegd nadat twee nieuwe jongeren met zware problematieken de werking ernstig hadden verstoord.
Minister, kunt u de laatste stand van zaken in het dossier toelichten? Zijn de jongeren opnieuw gelokaliseerd en ondergebracht in De Zande? Dat antwoord kennen we ondertussen.
Uit recente cijfers blijkt dat er in 2019 en 2020 samen 34 ontvluchtingen uit Wingene zijn gebeurd. Is er een structureel probleem in de gemeenschapsinstelling? Welke acties gaat u ondernemen om de ontvluchtingen terug te dringen?
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Twee tieners konden ontsnappen uit de gesloten instelling van Wingene via het dak. Er zouden indicaties zijn dat de ontsnapping gepland en voorbereid was, omdat er een wagen klaar stond om de twee jongeren op te pikken. Een van de jongens zou samen met twee anderen betrokken zijn geweest bij de dood van een 42-jarige man.
Het agentschap Opgroeien heeft verklaard dat het zou onderzoeken hoe de jongeren konden ontsnappen en zal nagaan welke maatregelen ze zullen nemen om een herhaling te voorkomen.
De familie was blijkbaar op de hoogte van een aanbod van een andere jongere om te ontsnappen, maar had de jongere op andere gedachten gebracht. De vraag is of de instelling op de hoogte was van dit aanbod.
Minister, heeft het agentschap Opgroeien een verklaring gevonden voor hoe de jongeren konden ontsnappen?
Welke maatregelen zullen genomen worden om ontsnappingen in de toekomst te verhinderen?
Had de familie de instelling op de hoogte gebracht van het aanbod om te ontsnappen? Zo ja, wat heeft zij daarmee gedaan?
De heer Janssens heeft het woord.
De feiten rond de ontsnapping zijn voldoende geschetst. Ik wil er nog aan toevoegen dat het voor veel mensen een raadsel zal zijn, ik weet dat het een toepassing van de regelgeving is, hoe het komt dat iemand met zo’n goed gevuld strafblad – en ook nog eens moordverdachte – ‘maar’ in een gemeenschapsinstelling belandt. Het zal hen nog een groter raadsel zijn, niet in het minst voor de nabestaanden van het slachtoffer, hoe een verdachte van het zwaarst mogelijke misdrijf weet te ontsnappen uit dergelijke instelling.
U hebt bij eerdere vragen over andere ontsnappingen altijd gezegd dat u met het nieuwe jeugddelinquentierecht wilt evolueren van een beschermingsmodel naar een verantwoordelijkheidsmodel, waarbij er wordt ingespeeld op de verantwoordelijkheid van de jongere. Het feit dat deze jongere al meermaals erg zware feiten – overvallen, berovingen en dergelijke – pleegde en nu ook ontsnapte, getuigt echter van weinig verantwoordelijkheidsgevoel. Het is dan ook uiterst twijfelachtig of het jeugddelinquentierecht wel de gepaste manier is om deze jeugdige – maar zware – crimineel te berechten.
En uiteraard is het noodzakelijk dat in gemeenschapsinstellingen de veiligheid van zowel de maatschappij, als de in deze instellingen andere geplaatste jongeren centraal staat. Het is de taak van de overheid om de burgers te beschermen tegen dergelijke gevaarlijke delinquenten zonder enig normbesef. Als bekend wordt dat iemand – naar verluidt – door het dak kan ontsnappen en zo de instelling gewoon kan buitenlopen, dan schort er wat aan die bescherming en dan toont deze ontsnapping in elk geval een gebrekkige veiligheidscoördinatie in de betrokken gesloten gemeenschapsinstelling aan.
In uw beleidsdocumenten spreekt u meermaals over het uitbreiden van het aanbod van de gemeenschapsinstellingen, maar er wordt met geen woord gerept over het aanscherpen van de veiligheidsmaatregelen om bijvoorbeeld ontsnappingen te vermijden.
Minister, hoe verklaart u dat een minderjarige verdachte van moord die in een gemeenschapsinstelling verblijft, waar het belangrijkste aandachtspunt veiligheid hoort te zijn, kan ontsnappen? Erkent u dat de interne veiligheidscoördinatie in de gemeenschapsinstelling heeft gefaald? Heeft er intussen een grondig onderzoek plaatsgevonden naar de omstandigheden waarin deze ontsnapping heeft plaatsgevonden? Welke initiatieven neemt u om de veiligheid en controle van zware jeugdcriminelen in gemeenschapsinstellingen fors aan te scherpen?
Minister Beke heeft het woord
De voorbije periode is er het een en ander te doen geweest rond enkele ontsnappingen in de gemeenschapsinstellingen. Vooraleer in te gaan op de punctuele vragen, sta me toe hierover eerst een aantal meer algemene zaken te zeggen.
Het spreekt voor zich dat we in onze gemeenschapsinstellingen een belangrijke maatschappelijke opdracht hebben om in die situaties – gelukkig zeer uitzonderlijke situaties – waar minderjarigen zeer ernstige feiten plegen of ervan verdacht worden, de nodige maatschappijbeveiliging te bieden, en dit in combinatie met een perspectief naar herstel en re-integratie en aandacht voor slachtofferschap.
Ik wil deze elementen bekijken vanuit het perspectief en de evoluties waarin de gemeenschapsinstellingen momenteel zitten. Zoals u weet, is de werking van onze gemeenschapsinstellingen in transitie richting 1 september 2022, met de implementatie van de zogenaamde ‘fase 2’ van het jeugddelinquentierecht. En die transitie is er niet zomaar gekomen. Tot 1 september 2022 zijn de oude bepalingen uit de wet op de jeugdbescherming nog van toepassing. Dit betekent dat er dus nu nog sprake is van open afdelingen en gesloten afdelingen. Dit is alvast een belangrijk element in de duiding van de cijfers en de verklaring van de verschillen.
Het spreekt voor zich dat er in die open afdelingen een ander regime is en – zoals u weet – verblijven daar ook jongeren op basis van het decreet Integrale Jeugdhulp die niet verdacht worden van een jeugddelict of van een delict gepleegd te hebben. Bij de rapportage van de cijfers wordt het onderscheid ook geduid door de nuance dat er natuurlijk ook een verschil is tussen het ontsnappen uit een gesloten afdeling en het niet nakomen van bijvoorbeeld afspraken in een extramurale activiteit of in een lopend traject naar meer re-integratie vanuit een open afdeling.
Wat de evolutie betreft, zien we ook schommelingen. In de context dat het aantal plaatsen in de gemeenschapsinstellingen de laatste jaren steeg, is er de vaststelling dat er in 2020 ook gewoonweg meer opnames voor een jeugddelict waren, onder meer als gevolg van het kortverblijf, dat we daar mogelijk hebben gemaakt, waardoor er op geen enkel moment nog sprake was van een niet-opname door plaatsgebrek. Dit kwam recent nog aan bod in deze commissie.
Specifiek voor de gesloten afdelingen hebben we de cijfers recent van een update voorzien. Als we kijken naar de ontsnappingen vanuit de infrastructuur van een gesloten campus, dan zijn deze heel zeldzaam. Zoals u weet, worden minderjarigen ook zeer snel in de procedure geseind en wijzen de cijfers – zoals nu ook bevestigd in deze situatie – erop dat deze minderjarigen zeer snel heropgenomen worden.
In de gemeenschapsinstellingen wordt voortdurend een alert beleid gevoerd rond veiligheid. Die ‘awareness’ betekent investeren in infrastructuur, maar evenzeer in de opleiding en de training van alle personeelsleden. Op het vlak van infrastructuur zetten we verder in op het realiseren van onze masterplannen. Door renovatie, nieuwbouw en innovatie zetten we stappen vooruit, en dit met zorg voor een goede balans tussen veiligheid en een geactualiseerd leefklimaat voor de jongeren.
De belangrijkste boodschap nu is dat we volop in transitie zijn. Dat betekent concreet dat, zoals ook in het decreet bepaald, het onderscheid tussen gesloten en open afdelingen verdwijnt. Dat betekent dat we ook zorgen voor meer uniformiteit en het vaak wat moeilijk uit te leggen onderscheid vereenvoudigen. We spreken op termijn eenduidig over ‘gesloten oriëntatie’ en ‘gesloten begeleiding’. Op alle campussen zullen de regimes gesloten afdelingen zijn. Dat betekent dat we ook sterker kunnen inzetten op toegangs- en doorgangscontroles en bijkomende maatregelen inzake veiligheid, bijvoorbeeld ook ‘s nachts, en dat in combinatie met een begeleidend klimaat gericht op re-integratie.
Een dossier om de gesloten oriëntatie en begeleiding tot uitvoering te brengen, wordt momenteel voorbereid door mijn kabinet, samen met de collega’s van het kabinet-Demir, richting een ontwerpbesluit voor de Vlaamse Regering in de komende weken.
Wat de concrete situatie betreft, zonder in de details te treden, zijn beide jongeren, zoals u weet, ondertussen opgenomen in de gesloten gemeenschapsinstelling. Voor beide jongeren worden bijkomende bewarende maatregelen genomen. De twee jongeren konden via het dak ontkomen tijdens een sportactiviteit binnen de instelling. De aankoop van een extra stuk grond in Wingene geeft ons de mogelijkheid om de perimeter rond de instelling te vergroten, zodat ook ontsnappen via het dak niet meer mogelijk kan zijn.
In de gerapporteerde cijfers die werden geciteerd, wordt geen onderscheid gemaakt tussen ontsnappingen en weglopers. We definiëren ‘ontsnapping’ als een ontvluchting uit de infrastructuur van de gemeenschapsinstelling, terwijl we onder ‘weglopen’ de situatie verstaan waarin een minderjarige zich niet houdt aan de afspraken bij externe activiteiten, bijvoorbeeld tijdens een goedgekeurde begeleide activiteit zoals naar VDAB, het gemeentehuis of een ziekenhuis gaan, of tijdens een activiteit met een partnervoorziening in het kader van de uitstroom. Als we de cijfers bijstellen en dat onderscheid scherper maken, zien we dat ontsnappingen of ontvluchtingen uit de infrastructuur van een gesloten campus, slechts zeer, zeer zelden voorkomen. In 2020 waren dat er één in De Hutten, één in De Grubbe en drie in Wingene. De cijfers van 2021 zijn gelijklopend: nul in De Grubbe, één in De Hutten en drie in Wingene.
Wat eventuele informatie van of aan de familie betreft met betrekking tot de ontsnapping van deze jongeren, begrijpt u hopelijk dat we daarover niet in detail kunnen treden.
De heer Parys heeft het woord.
Minister, dank u voor uw antwoord. Mijn eerste vraag is: hoe snel zal die ontsnappingsroute via het dak daadwerkelijk onmogelijk worden gemaakt? Nu is het immers natuurlijk duidelijk voor alle jeugddelinquenten die daar in Wingene zitten en willen ontsnappen, en we spreken over een gemengd beeld, want er zitten vandaag in die voorziening natuurlijk ook jongeren die geen jeugddelinquentie hebben gepleegd, dat dit een optie is.
Er is een divers beeld in verband met de ontsnappingen en ontvluchtingen in de diverse gemeenschapsinstellingen. Minister, dat zijn geamalgameerde cijfers, want zo zijn ze ook gerapporteerd. Als je daarnaar kijkt, dan zie je dat bijvoorbeeld De Markt er echt bovenuit steekt en dat die cijfers inderdaad in de Grubbe of bijvoorbeeld in Beveren erg laag zijn. Wingene is, als je al die cijfers samenneemt, erg gemiddeld, maar dan is de vraag natuurlijk hoe het komt dat iemand die van moord wordt verdacht, niet werd opgesloten in de gemeenschapsinstelling met de zwaarste beveiliging. U zei daarjuist dat er de jongste maanden in het algemeen geen capaciteitsprobleem was, maar er zijn natuurlijk verschillende regimes in onze verschillende gemeenschapsinstellingen. Minister, mijn tweede vraag aan u is dus: was het misschien de bedoeling om die persoon over wie het in dezen gaat, op te sluiten in het meest restrictieve regime, maar kon dat misschien niet, en kon die misschien wel terecht in de gemeenschapsinstelling waar minder restrictieve voorwaarden golden? Hoe komt het dat iemand met een dergelijk strafblad, ook gezien de feiten waarvan hij wordt verdacht, niet in het strengste regime werd geplaatst? Heeft dat te maken met plaatsgebrek of is daar een andere reden voor?
Minister, mijn derde vraag gaat over de transitie van die gemeenschapsinstellingen, waarover u zelf hebt gesproken. Tegen september volgend jaar is er een hele transitie voor elk van die gemeenschapsinstellingen. Zijn er rapporten beschikbaar over de knelpunten die we in die transitie hebben vastgesteld? Welke zijn dat dan? Kunnen we nu nog actie ondernemen om een aantal punten bij te schaven?
Minister, u hebt gezegd dat u niet kunt ingaan op de casus en op de informatie die de familie heeft gekregen. Maar ik wil toch een algemene vraag stellen. Het is nu duidelijk dat de familie van het slachtoffer via de pers heeft moeten vernemen dat de mogelijke dader – de verdachte van de moord – ontsnapt was. Wij zetten in het Vlaams regeerakkoord heel sterk in op slachtofferbejegening. Welke structurele stappen zet u om ervoor te zorgen dat de volgende keer, als zoiets toch nog eens zou gebeuren, die familie niet in de pers moet lezen dat een verdachte van een moord ontsnapt is?
Minister, de vraag werd al gesteld door de collega’s maar ik heb er niet echt een antwoord op gehoord: was de voorziening op de hoogte van de ontsnapping? Dat is uiteraard heel interessant. Kunt u ons meegeven wat daarmee gedaan is?
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw antwoorden. Ik begrijp inderdaad dat u niet kunt ingaan op een specifieke casus. Gelukkig blijkt uit de cijfers dat ontsnappingen heel zeldzaam zijn. Maar als twee jongeren die toch wel zeer zware feiten hebben gepleegd, kunnen ontsnappen via een dak, dan is er toch wel een probleem. Het agentschap zou enerzijds onderzoeken hoe ze zijn kunnen ontsnappen en anderzijds welke maatregelen daartegen kunnen worden genomen. Daarover heb ik op dit moment nog niets gehoord. U zegt wel dat er grond werd aangekocht om die perimeter te vergroten. Maar is dat een oplossing opdat iemand niet via het dak kan ontsnappen? Ik had daar graag duidelijkheid over: welke maatregelen worden er genomen opdat dit niet meer kan gebeuren?
Zoals ik zonet al stelde, zou de familie blijkbaar wel op de hoogte geweest zijn van een mogelijk aanbod om te ontsnappen. Is dat inderdaad zo? Wat is daar dan mee gedaan? Ik kan me toch wel voorstellen dat, als een familie zoiets hoort, daar iets over gezegd wordt aan de instelling. Zijn daar bepaalde protocollen voor voorzien in een instelling, indien men daarvan op de hoogte wordt gesteld? Ik denk dat het toch wel heel belangrijk is dat men daarbij preventief kan werken.
Zoals de collega al heeft gezegd, is het natuurlijk zeer pijnlijk als een familie in de krant moet lezen dat een potentiële dader van de moord op een familielid ontsnapt zonder daarvan op de hoogte te zijn. Zijn daarvoor draaiboeken of protocollen, voor wanneer en door wie die familie op de hoogte gesteld moet worden? Want ik vind dat persoonlijk wel heel pijnlijk dat mensen het op die manier moeten vernemen.
De heer Janssens heeft het woord.
Minister, u hebt verwezen naar de transitie die er tegen 1 september 2022 voor moet zorgen dat het allemaal gesloten instellingen worden. Daar zit nog een jaar tussen. Ik zou u willen vragen of u ondertussen, in die instellingen waar er weglopers of ontvluchtingen waren, initiatieven neemt om in die tussenperiode de veiligheid en de controle aan te scherpen. Want u zegt wel dat het eigenlijk zeer uitzonderlijke situaties zijn waarbij minderjarigen instellingen ontvluchten. Uit cijfers voor 2019 blijkt dat het ging om 88 ontsnappingen en in 2020 om 117. Ik weet wel dat daarin niet het onderscheid wordt gemaakt tussen enerzijds effectieve ontsnappers en anderzijds weglopers. Maar goed, zelfs wanneer het gaat over externe activiteiten die onder de verantwoordelijkheid van de instelling vallen, zou er een voldoende scherp toezicht moeten zijn om erop te letten dat zeker plegers van zware jeugddelinquentie niet kunnen weglopen of ontsnappen. Dat er voor een dergelijke verdachte, die in deze casus verdacht wordt van moord, pas na zijn ontsnapping bijkomende bewarende maatregelen worden opgelegd, doet toch een vraag rijzen. Men wist over wie het ging, men wist wat hij al op zijn kerfstok had, men wist dat hij van moord verdacht werd. Dan zouden toch vanaf dag één dat hij in een dergelijke instelling geplaatst wordt, de allerscherpste toezichtmaatregelen moeten gelden?
U zegt dat er in de gesloten instellingen maar zeer zelden ontvluchtingen zijn. Als ik dan bijvoorbeeld kijk naar de instelling waarvan sprake, die in Wingene, ging het daar in 2019 over veertien ontsnappingen. Als ik dan naar de open instellingen Beernem en Ruiselede kijk, ging het voor hetzelfde jaar, 2019, telkens over dertien. Uit een gesloten instelling ontsnappen er blijkbaar meer jongeren dan uit een open instelling. Dat moet toch zeker voor die betrokken instelling vragen doen rijzen.
Het zou natuurlijk veel beter geweest zijn mocht de betrokkene in het Vlaams detentiecentrum in Beveren zijn opgenomen. Daar waren de voorbij jaren nul ontsnappingen. Voor dergelijke zware delicten denk ik dat dat de enige plaats is waar dergelijke delinquenten opgenomen dienen te worden. Maar ik begrijp dat zolang het onderzoek nog loopt, die mogelijkheid tot uit handen geven er niet is en dat die daar nog niet geplaatst kan worden. Het valt uiteraard niet onder uw bevoegdheid, maar ik wil toch informeren – misschien hebt u zich geïnformeerd naar aanleiding van deze parlementaire vragen – of u op de hoogte bent van de stand van zaken in het onderzoek van de moord.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
U weet dat collega Janssens mij voor was met zijn interpellatie, en volgens het reglement was mijn vraag om uitleg dan onontvankelijk. Vanzelfsprekend, het reglement is het reglement. Maar ik had ook een aantal vragen opgesteld en enkele daarvan zijn overgebleven. Ik wil ze hier graag als aanvulling stellen, minister.
In antwoord op een schriftelijke vraag van enkele maanden geleden hebt u gezegd dat we kunnen spreken van een beleid op dubbele basis: enerzijds het belang van het optimaliseren van protocollen en afspraken en het installeren van een veiligheidscheck bij alle infrastructurele aanpassingen of masterplannen, en anderzijds hebt u ook gewezen op de sterke inzet op het proberen creëren van voorspelbaarheid en perspectief binnen de begeleiding en het betrekken van de context in de verschillende stappen van de re-integratie. Ik denk dat dat ook heel logisch is. Ik weet dat er enkele jaren geleden, na een analyse die er geweest is in Mol, specifiek een veiligheidsplan is opgemaakt waarbij men verschillende elementen in kaart heeft gebracht om te zien welke aanpassingen er nodig waren. Acht u het eventueel ook aangewezen om, naar analogie daarmee, ook voor de gemeenschapsinstelling in Wingene een veiligheidsplan op te maken of aanpassingen te doen aan de bestaande veiligheidsvoorschriften?
Ik weet dat er geen registratie is van pogingen. U hebt gezegd dat er alleen registratie gedaan wordt van ontvluchtingen en weglopers, dan nog allemaal samen, maar niet van pogingen. Pogingen kunnen misschien ook een stukje een beeld geven of een indicatie zijn van waar mogelijke problematieken zich situeren in die gemeenschapsinstellingen. Acht u het toch niet aangewezen dat ook pogingen tot ontvluchtingen in de toekomst geregistreerd zouden worden?
U hebt het daarnet gehad over de grote transitie die momenteel bezig is en waarmee jongeren die geen misdrijf hebben gepleegd, of een als misdrijf omschreven feit, niet meer in de gemeenschapsinstellingen zullen verblijven, maar wel in het zogenaamd beveiligend verblijf. Maar daar is natuurlijk ook wel een bepaalde mate van beveiliging nodig, dat weten we. Hoe wordt het thema van beveiliging voorbereid met betrekking tot het beveiligend verblijf?
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Minister, de collega’s zijn al uitgebreid ingegaan op de problematiek en hebben al een heleboel bijvragen gesteld. Ik ga geen vragen herhalen, maar gewoon een pragmatische bijvraag rond infrastructuur stellen.
Die jongere is ontsnapt via een dak. U bent zelf ook op de problematiek van infrastructuur ingegaan. Via dat dak zijn al eerder pogingen tot uitbraak geweest. Zijn er ook al minderjarige jongeren geweest die hun eigen veiligheid in het gedrang hebben gebracht? Dit gaat niet alleen over uitbraken, maar ook over de onveiligheid voor de jongeren zelf. Het gaat zelfs niet alleen om het dak in Wingene, het is blijkbaar in andere gemeenschapsinstellingen ook een probleem. Ik hoor in uw antwoord dat als u het hebt over de bijkomende grond die daar is aangekocht, u al een beetje op het spoor zit van infrastructuur. Maar natuurlijk, met die bijkomende grond gaat de problematiek van jongeren die hun eigen veiligheid in het gedrang brengen als zij op dat dak geraken, niet opgelost geraken.
Daar is dus blijkbaar snelle winst te boeken door het gebouw veiliger te maken. Gaat u de toegang tot die daken bekijken? En gaat u, breder gezien, ook de infrastructuur in de gemeenschapsinstellingen op vrij korte termijn evalueren om te kijken hoe daar qua veiligheid – maar ook om het samenleven prettiger te maken – vooruitgang geboekt kan worden?
De heer Daniëls heeft het woord.
Ik wil even aansluiten bij de collega’s die wezen op het inlichten van het slachtoffer dat iemand ontsnapt is, maar ik wil het ook iets ruimer doen. Dat gaf ook bij ons in Beveren, in het Waasland, een schokgolf. De mensen waren direct ongerust: ‘Ja, als die terug richting huis komt …’ Er was ongerustheid bij mensen die ook in die omgeving wonen en ook die geaardheid hebben – of dat al dan niet een aanleiding of grondslag was, zal het onderzoek uitwijzen. In elk geval ging er een schokgolf door het Waasland, vooral omdat het in de pers wel bekend was. Minister, dat moeten we onder ogen zien. Als journalisten het weten, dan zou het toch goed zijn als minstens de betrokkenen het ook zouden weten.
Minister Beke heeft het woord.
Verschillende collega’s hebben vragen gesteld over de infrastructuur in Wingene. De gronden zijn sedert 31 augustus eigendom van het Fonds Jongerenwelzijn. De opstartvergaderingen over de omgevingswerken zijn achter de rug. De bedoeling is om de werken op te starten in december 2021 en af te ronden in het voorjaar 2022. Dat wat de concrete site betreft.
Waarom de verdachte niet in de zwaarst beveiligde locatie werd opgenomen? Dat is conform de wetgeving. De jeugdrechter spreekt zich daarover uit. Het is de jeugdrechter die een toewijzing doet en daar ook de verantwoordelijkheden in heeft.
Wat betreft het informeren van de slachtoffers: in het kader van de verdere uitvoering van het jeugddelinquentierecht werken we verder aan een afsprakenkader om slachtoffers van minderjarige verdachten of daders sneller te informeren doorheen de procedure. Deze acties gebeuren in samenwerking met het kabinet-Demir, het parket, de rechtbank en de diensten betrokken bij de bijstand aan slachtoffers: onder meer de politie en de diensten slachtofferonthaal. Concreet kijken we daarbij naar artikel 16 in het uitvoeringsbesluit van het jeugddelinquentierecht, waarbij slachtoffers geïnformeerd worden bij herziening. Dat vraagt verder overleg met het Openbaar Ministerie en met minister Demir, die bevoegd is voor de justitiehuizen en de dienst Slachtofferonthaal.
Collega Janssens, u spreekt over de uithandengeving. Dat is met deze term inderdaad ook een beslissing van Justitie. Daar beslissen onze diensten niet over. We doen extra inspanningen om slachtoffers te informeren en we kijken dus met minister Demir wat Vlaanderen zelf nog kan doen, maar dat is in hoofdzaak eigenlijk een bevoegdheid van het parket en van de politie.
Collega Schryvers, wat de pogingen betreft en de registratie daarvan: op dit ogenblik is het niet zo eenvoudig om dat te registeren. We kunnen dat bekijken op het moment dat we effectief enkel nog met gesloten instellingen werken. Dan zal dat wellicht iets gemakkelijker te doen zijn. Wat het veilig verblijf betreft, voorzien we begeleiding en coaching. Er is ook eind deze maand een studiedag voorzien voor alle initiatiefnemers, waarin deze thema’s aan bod komen.
Collega Groothedde, de leefomgeving is inderdaad een belangrijk aspect om tot een positief leefklimaat te komen. Dat is ook een belangrijk aandachtspunt bij de infrastructuur- en de renovatiewerken die daaromtrent gebeuren.
De heer Parys heeft het woord.
Minister, er moeten twee dingen gebeuren. Eén, alles zodat dit soort ontsnappingen niet meer gebeurt. Het is me nog niet duidelijk of er vandaag nog via het dak in Wingene wordt ontsnapt. Ik heb gehoord dat u infrastructurele werken doet die in 2022 klaar zullen zijn, maar er is nog een periode te gaan voor het zover is. Ik hoop dat we daar de nodige infrastructurele maatregelen nemen, zij het dan tijdelijke, zodat dat alleszins niet meer kan.
Ik blijf natuurlijk zitten met de vraag waarom deze verdachte niet in De Grubbe is geplaatst. Dat is de voorziening voor jongeren die een feit hebben gepleegd dat in het volwassenenstrafrecht meer dan vijf jaar gevangenisstraf oplevert. Dat blijft voor mij een raadsel.
Eén, we moeten ervoor zorgen dat het niet meer gebeurt. Twee, als het toch gebeurt, minister, zou ik u willen vragen om zo snel mogelijk te zorgen voor structurele communicatie met de slachtoffers en/of familie, als het slachtoffer zelf, zoals in dit geval, overleden is. Dat is heel belangrijk: eén, zorgen dat het infrastructureel niet meer kan gebeuren en twee, de slachtoffers snel inlichten.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Minister, zoals iedereen betreuren wij enorm dat dit is kunnen gebeuren. Het is absoluut nodig dat zoiets in de toekomst niet meer kan gebeuren. U spreekt over die infrastructurele werken die eind dit jaar worden aangevat. Dat is een heel goede zaak, maar daarmee is het probleem van het dak niet opgelost. Dat is wel de essentie, dit mag niet meer gebeuren. De perimeter van de infrastructurele werken is zeer goed. Als zoiets zich voordoet, moeten we onmiddellijk maatregelen treffen opdat het niet meer gebeurt.
Het is heel goed dat u aan een afsprakenkader werkt. U zegt dat u daarvoor in overleg bent met minister Demir betreffende artikel 16. Dat moet er zo snel mogelijk komen. Het is heel pijnlijk om zoiets als familielid te vernemen in de pers.
De heer Janssens heeft het woord.
Voorzitter, minister, meer in het algemeen, los van deze casus, zeker ook kijkend naar deze casus en naar de cijfers van de voorbije twee jaar waarbij we werden geconfronteerd met meer dan tweehonderd weglopers of ontsnappers uit de zes gemeenschapsinstellingen, kunt u de interne veiligheidssystemen per instelling verifiëren en controleren? Waar nodig, kunt u die verfijnen, zodat we de ontsnappingen zoals die van de zwaarste jeugddelinquenten, maar ook van weglopers en andere delinquenten, tot nul of tot het absolute minimum kunnen herleiden?
Ik zou tevens meer aandacht willen vragen voor veiligheidsmaatregelen in uw beleidsdocumenten. U geeft terecht veel aandacht aan de best mogelijke infrastructuur in instellingen, maar de interne veiligheidsprocedures moeten ook op punt staan, het veiligheidsbewustzijn bij het personeel – dat geen dankbare maar wel een heel belangrijke taak heeft – moet voldoende hoog zijn, zodat we met dergelijke zaken niet meer geconfronteerd worden.
De interpellatie en de vragen om uitleg zijn afgehandeld.