Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
De heer Van Miert heeft het woord.
Collega’s, ik zal geen duiding meer geven bij mijn vraagstelling. Ik denk dat dat een beetje overdreven zou zijn. Dat heeft dan niet te maken met het al gevorderde uur.
Collega's, maar we zien de laatste dagen en weken dat er toch weer hard wordt gewerkt op dat gebied. Ik zie dat er in Limburg heel symbolisch al gemeentelijke vlaggen worden uitgewisseld tussen gemeenten. Ik zie dat er in het land van de Ronde van Vlaanderen ook duchtig wordt gepraat tussen verschillende gemeentebesturen. Het leeft dus wel.
Minister, u hebt het natuurlijk al gezien: ik heb een aantal concrete vragen naar een update van het hele gebeuren.
Hoe evalueert u vandaag de maatregelen die de Vlaamse Regering heeft getroffen ter bevordering van die fusies?
Is er al een terugkoppeling gekomen van de lokale besturen in verband met het draaiboek rond fusieoperaties?
Ziet u bij bepaalde fusiegesprekken nog hinderpalen? Als er links of rechts nog ‘koudwatervrees’ zou zijn bij gemeentes, hoe denkt u daaraan te kunnen verhelpen? Ik zie een glimlach verschijnen op het gelaat van onze voorzitter, die natuurlijk heel veel wordt bestookt als het over Kempische dossiers gaat.
Minister Somers heeft het woord.
Mijnheer Van Miert, ik werd hier afgeleid, omdat de voorzitter naast mij zichzelf omschreef als ‘een begeerde bruid’. (Gelach)
We leven natuurlijk in genderfluïde tijden. Voorzitter, volgens mij kunt u toch maximaal een begeerde bruidegom zijn.
Ik had het over mijn gemeente. Dat is een 'zij'.
Dat is een ‘zij’, dat is juist. Uw gemeente is dus een begeerde bruid. Dat mag u tot eer strekken. Want u bent daar al lang burgemeester en blijkbaar is dat toch een gemeente die men er graag bij heeft.
Ik ben ook blij dat ik vanmorgen de derde formele verloving kon bijwonen en ook het huwelijkscadeau kon aankondigen van de Vlaamse Regering in de vorm van 8,9 miljoen euro extra financiële mogelijkheden aan de fusie tussen de gemeenten Ham en Tessenderlo, een gemeente die 30.000 inwoners zal tellen. Het is de derde keer dat er een fusie is in Limburg. Limburg loopt voorop, wijst de weg, baant zelfs de weg. Want er zijn ook al twee andere belangrijke fusies aangekondigd, namelijk tussen Bilzen en Hoeselt en tussen Borgloon en Tongeren. Dat zijn twee fusies waarbij de fusiegemeenten meer dan 40.000 inwoners zullen tellen. Dat zijn grotere fusies dan diegene die we tot nu toe hebben gekend. Dat is dus heel hoopvol. Ik denk dat dat ook inspirerend moet werken voor andere gemeentebesturen om zich ernstig af te vragen: hebben wij ook geen partner waarmee wij verkering zouden kunnen aangaan, een verloving zouden kunnen beginnen, uiteraard met het oog op trouwen? Want daarin zijn gemeenten wat conservatiever: ze gaan niet gewoon samenleven maar trouwen met elkaar. Als je gewoon samenleeft, eindig je met een regio en dat is nog iets anders.
Ik denk dat dit ook andere gemeenten over de streep moet beginnen te trekken. Ik weet dat er op nogal wat plaatsen in Vlaanderen – maar ik kan daar niet dieper op ingaan, mijnheer Van Miert, want die gesprekken zijn vertrouwelijk – verkennende rondes bezig zijn. Dit zou alles wel in een stroomversnelling kunnen brengen. Professor Ackaert heeft er ook nog naar verwezen in zijn afscheidsinterview gisteren in De Standaard: steeds meer gemeentebesturen beseffen dat opschaling nodig is. Steeds meer wordt duidelijk dat we, in verhouding tot onze bevolking van 6,6 miljoen Vlamingen, met 300 gemeentebesturen eigenlijk te veel gemeentes hebben en dat we dat aantal moeten verminderen.
Als dat op vrijwillige basis kan – en dat is het kader waarbinnen we deze legislatuur werken – is dat natuurlijk een goede methode, omdat gelukkige huwelijken altijd beter zijn dan gedwongen of gearrangeerde huwelijken. Wij zijn een voorstander van liefdeshuwelijken. Maar natuurlijk, als dat niet voldoende diepgaand, niet voldoende effectief, niet voldoende talrijk is, dan voelt iedereen aan dat de druk voor een volgende regering of de regering daarna zal toenemen om eventueel een andere weg in te slaan om hetzelfde doel te bereiken.
Ik denk dat steeds meer gemeenten beseffen dat ze beter nu echt ernstig werk maken van een fusie op basis van vrijwilligheid, in een goede verstandhouding. Want elke fusie heeft natuurlijk een impact op de manier waarop Vlaanderen naar de lokale besturen gaat kijken. Elke keer als er een gemeente bijkomt die geen 20.000 maar 40.000 inwoners telt, telkens wanneer er een gemeente verdwijnt van 10.000 inwoners en ingeruild wordt voor een gemeente van 30.000 inwoners, verandert dat de manier waarop wij kijken naar lokale besturen en de manier waarop we middelen inzetten. De manier waarop we ons organiseren zal natuurlijk steeds meer gedetermineerd worden door het aantal gemeenten met een zekere omvang. Dat is een onvermijdelijk proces. Dat is niet het proces dat ik wil of aanstuur, maar dat is onvermijdelijk. Beeld je in dat Vlaanderen op een zeker moment een 100-tal gemeenten telt met 40.000 en meer inwoners en daarnaast nog een beperkt aantal gemeenten met minder dan 10.000 inwoners. Vlaanderen zal zijn organisatie afstemmen op die eerste groep, waardoor die tweede groep het steeds moeilijker zal krijgen.
Ik denk dus dat het heel belangrijk is dat men op lokaal vlak beseft dat het aangaan van deze oefening een verstandige keuze is. Dat kan met open vizier. Niemand zal gedwongen worden. Niemand kan gedwongen worden. Maar er liggen nu mogelijkheden voor en er ligt ook een ongelooflijk aanbod voor van Vlaanderen om die fusies te faciliteren en financieel te belonen.
Wat hebben wij concreet gedaan? Het decreet versterking lokale democratie dat we hier goedgekeurd hebben op 16 juli heeft het fusiekader geoptimaliseerd. Er is meer keuzevrijheid bij het aanstellen van een transitiemanager en er zijn meer mogelijkheden voor personeelsmobiliteit tussen fuserende besturen. Afspraken over burgemeesterswissels blijven mogelijk. Er is meer flexibiliteit om uit samenwerkingsverbanden te treden en een eenvoudige procedure voor het wijzigen van straatnamen. We maken het gemakkelijker.
Aan de pilootbesturen werden een intensieve begeleiding van het Agentschap Binnenlands Bestuur (ABB) aangeboden. De inzichten die we hierbij verwierven, verwerkten we in het ondersteuningsaanbod. Gemeenten die fuseren, kunnen nu een beroep doen op een uitgebreid ondersteuningspakket. Er is een afwegingskader fusies, de fusiefiche en de financiële tool. Zo kunnen besturen op voorhand een betere inschatting maken van de kansen en bedreigingen die een fusie met zich meebrengt. Daarnaast biedt ABB een centraal toegangspunt aan voor alle vragen over fusies via fusies@vlaanderen.be.
De gouverneurs hebben ook een prominentere rol in de fusiegesprekken maar ook bij de impactanalyse. Afhankelijk van de noden en vragen van de besturen zullen tussentijdse intervisiemomenten rond specifieke thema’s georganiseerd worden. Als lokale besturen interesse tonen in een fusie, neemt ABB contact met hen op om hen te informeren over het ondersteuningsaanbod.
Ook voor het draaiboek ‘fusies’ vertrokken we van de feedback van de pilootbesturen. Een van de vorige sprekers is trouwens een van die piloten: de heer Van den Heuvel is een van die mensen die een succesvolle fusie achter de rug hebben.
De feedback over de ondersteuning van ABB en het draaiboek waren unaniem positief. Het draaiboek kreeg een update op basis van de geleerde lessen en ook een gebruiksvriendelijke interface. We trachten zoveel mogelijk informatie in het draaiboek op te nemen zodat alle info op een plaats is terug te vinden.
Verder werk ik een heel pakket aan stimulerings- en ondersteuningsmaatregelen uit om zoveel mogelijk hinderpalen weg te nemen. Er blijven uiteraard drempels bestaan. Het uitgangspunt blijft de vrijwilligheid. Er is geen verplichting.
Zo komt het voor dat een gemeentebestuur zelf volledig overtuigd is van de meerwaarde van een fusie, maar geen partner vindt. Dat maken we in het echte leven soms ook mee, of dat maakten we vroeger mee, toen we jong waren: dat we wel wilden maar niet mochten of niet konden of niet vonden. (Gelach)
Ik ben ter zake door de leeftijd zeer bescheiden en terughoudend geworden, voorzitter.
Een tweede voorbeeld is de vereiste dat gemeenten aan elkaar moeten grenzen om te kunnen fuseren. Op dat vlak hebben we onlangs nog een discussie meegemaakt. We hebben in Vlaanderen een gemeente die niet volledig aan zichzelf grenst, namelijk Baarle-Hertog met haar eilandjes. Maar ik heb het over de discussie in Alken en Kortessem, die beide geïnteresseerd zijn in een fusie, maar niet aan elkaar grenzen. Er ligt een wei tussen – een wiegende weide. We hebben via de media vernomen dat Alken – als alternatief voor een fusie – Wellen gevraagd heeft om een stuk grond af te staan. Daardoor zou Alken – mits een grenscorrectie – wel aan Kortessem grenzen, waardoor een fusie mogelijk wordt. Maar die piste bleek niet levensvatbaar want er is een derde partner nodig. Het was daar een ménage à trois aan het worden, maar die is niet doorgegaan.
Grenscorrecties zijn mogelijk en de decreetgever is daarvoor bevoegd. Maar het spreekt voor zich dat dit enkel kan als er consensus is tussen de besturen. Laat dat duidelijk zijn.
Nog een laatste voorbeeld: het verlies aan mandaten na een fusie, blijft voor vele besturen een knelpunt. We voorzien daarom in een tijdelijke verhoging van het aantal schepenen.
Ondanks die hinderpalen stel ik vast dat in veel besturen wordt nagedacht over fusies. Heel concreet heb ik weet van een tiental plaatsen waar men echt nog met elkaar aan het praten is. Of dat allemaal succesvol zal worden, is andere koek. Maar dat is toch niet niks. Ik ben ervan overtuigd dat ik niet alles weet. Ik ben Madame Blanche niet en ik ben Onze-Lieve-Heer niet. Ik weet niet alles. Maar de informatie die me tot nu toe bereikt, is dat er toch een dynamiek is, waarvan ik hoop dat ze losbarst. Want het zou evengoed kunnen zijn dat dit op een zeker moment stokt. Ik hoop dat er nu echt een dynamiek is waarbij men zegt: hup, we springen over de beek. We draaien die knop om en we zoeken naar versterking. Vlaanderen heeft dat nodig, sterkere gemeentebesturen. Dat betekent niet dat kleine gemeentebesturen niet sterk kunnen zijn. Maar ik denk dat iedereen die daarnaar kijkt, alleen maar de meerwaarde en de noodzaak inziet van opschaling. Dat is alleszins mijn overtuiging.
De heer Van Miert heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw uitgebreid antwoord. Ja, het leeft in ieder geval. Naast het decreet over de onbestuurbaarheid, dat we net voor het politieke reces hebben aangepast, is dit toch wel het deeltje van die lokale democratie van dat decreet, dat heel erg leeft bij de lokale besturen.
Ik begrijp dat u zegt dat het opvoeren van de druk misschien eerder iets is voor een volgende legislatuur.
Ik ben ook heel blij, minister, dat het pakket op het vlak van ondersteuning bijna of misschien wel helemaal compleet is. Ik denk dat iedereen wel weet waar hij of zij terechtkan als er nog vragen zijn.
Ik heb maar een bezorgdheid, minister, en dat is wellicht een beetje vanuit een eigen gegeven naar voren gekomen, namelijk dat het vanuit de centrumsteden niet zo evident is. Wij staan nogal eens aan de verkeerde kant van de teller wanneer het gaat over een aantal zaken, bijvoorbeeld in de stadsmonitor die onlangs is uitgekomen. Dat is soms een belemmering maar het is aan ons om daaraan te werken. Ik heb geen extra vragen voor u, minister. Misschien kunnen we volgend jaar rond deze tijd nog eens een update houden. Ik dank u in elk geval voor uw antwoord.
De heer Van den Heuvel heeft het woord.
Minister, ik wil heel kort reageren omdat u hebt verwezen naar de zeer succesvolle trajecten die vorige legislatuur hebben gelopen. Ik kan alleen zeggen dat ik daar positieve ervaringen mee heb.
Verder lijkt het me ook belangrijk dat die vrijwilligheid een rol speelt. Als men een stap verder gaat en men legt het van bovenaf op, dan is die succesgraad misschien minder hoog. Wanneer de zeven trajecten uit de vorige legislatuur succesvol waren, dan is dat voor een groot stuk door die vrijwilligheid, omdat het een bewuste keuze was van die vijftien lokale besturen om samen te gaan.
Ik voel wel een totaal andere mindset binnen de lokale besturen en bij de burgemeesters dan vijf à zes jaar geleden toen het Fusiedecreet is goedgekeurd in het parlement. In het begin vroeg ook de toenmalige minister zich af of dit wel succes zou hebben. Het is dankzij onze oud-collega Lode Ceyssens, die de echte pionier is, dat er nog enkele zijn gevolgd. En ik hoop dat die zeven trajecten uit de vorige legislatuur een mooi voorbeeld zijn voor deze legislatuur. Ik geloof immers sterk in die vrijwilligheid om die succesratio hoog te houden.
Zoals de minister zegt, is het ook zo dat de lokale besturen, wanneer wij het menen met een echt nabij bestuur, dicht bij de mensen, meer bevoegdheden moeten krijgen en dus ook de bestuurskracht moeten hebben om die nieuwe taken uit te voeren. Dat wil niet zeggen dat we naar mastodontgemeenten moeten gaan maar wel dat er een zekere schaalgrootte nodig is om de echte uitdagingen te kunnen aangaan, van klimaat tot inburgering tot sociaal beleid om mensen via trajectbegeleiding naar de arbeidsmarkt te leiden en die werkzaamheidsgraad van 80 procent te halen. Er zijn heel wat problemen die moeten worden aangepakt en die de lokale besturen efficiënt kunnen regelen. Daar ben ik van overtuigd. En dan gaat het niet alleen over een vaccin zetten maar over veel andere zaken, van ruimtelijk beleid tot sociaal beleid.
Ik kan dus alleen maar een warme oproep doen aan de vele lokale besturen om die uitdaging aan te gaan. Wanneer men gelooft in een echt lokaal bestuur, dicht bij de mensen., dan heeft men een zekere schaalgrootte nodig.
De heer De Loor heeft het woord.
Minister, u zegt dat vrijwilligheid het uitgangspunt is van deze fusieoperatie maar ik denk dat u de argumenten hebt gegeven die de voordelen aantonen van verplichte fusies. U verwijst in De Tijd naar de dynamiek die zou ontstaan wanneer we zouden gaan naar 100 à 150 gemeenten in Vlaanderen met 40.000, 50.000 of 60.000 inwoners. Maar tegelijk voegt u er nu aan toe dat een aantal kleinere gemeenten zullen achterblijven. En u mag een keer raden op welke gemeenten Vlaanderen zich dan zal focussen. Dat zullen inderdaad die grotere zijn en de kleintjes zullen achterblijven. Het kan toch niet de bedoeling zijn dat we een Vlaanderen met twee snelheden creëren.
Ik heb ook met heel veel belangstelling het interview gelezen met professor Ackaert dat gisteren is verschenen in De Standaard. Hij zegt daarin heel duidelijk dat er fusies zijn om verkeerde redenen. Hij geeft daarbij twee voorbeelden, namelijk dat burgemeesters tot dezelfde partij behoren en dat kleine gemeenten, en de heer Van Miert heeft er daarnet al naar verwezen inzake de centrumsteden, zich samen kunnen afkeren van een stad in de buurt.
Voor Vooruit is het duidelijk dat de verhoging van de bestuurskracht van de lokale besturen in het geval van fusies het uitgangspunt moet zijn. Minister, hoe staat u tegenover die kritiek? Herkent u daar een aantal gevallen in? Ik verwijs ook naar de passage over fusies in uw beleidsnota. U zegt daar dat de lokale besturen de fusievoorstellen voorleggen aan de Vlaamse Regering, die dan al of niet een decretaal initiatief kan nemen. Die passage is mij altijd bijgebleven. Ik wil haar hier eens aan u voorleggen. Kan deze passage ingeroepen worden om bepaalde fusies niet goed te keuren? Ik verwijs naar de twee voorbeelden, of naar de fusies om verkeerde redenen waarnaar professor Ackaert verwijst.
De heer Warnez heeft het woord.
Minister, ik heb vooral genoteerd dat u een fusie vergelijkt met een huwelijk. Als liberaal kunt u natuurlijk nooit voor gedwongen huwelijken zijn. Gemeenten hebben inderdaad wat koudwatervrees om te fusioneren. Daarom zijn de stimuli voorzien die u hebt opgesomd. De cheque is natuurlijk een van de grote stimuli, die ook wordt meegenomen in de overwegingen. Ik pols daar graag nog eens naar. We hebben in de vorige legislatuur gezien dat er ook kleinere fusies waren, zoals het Kruisem van collega Bothuyne. Daar hebben we de grens van 20.000 en krijgen die gemeenten vandaag geen cheque. Hebt u weet van gemeenten die met elkaar aan het spreken zijn maar die de bonus niet krijgen en die er daarom niet aan zullen meedoen? Ziet u daarvan indicaties op het terrein?
Minister, ik kom ook even tussen. Alle gekheid van daarstraks … Dit is inderdaad een heel interessante discussie. Ik ben wel altijd kritisch geweest over de kwestie van de verplichting dan wel de vrijwilligheid. Wij hebben ooit een fusieoperatie gekend in de jaren zeventig. Die was echt noodzakelijk. Er waren echt heel kleine gemeenten. Er is iets wat we nooit mogen doen als er een verplichting komt. Toen werd er naar politieke kleuren gekeken. Ik heb ooit een boodschap geleerd van oud-parlementsvoorzitter Norbert De Batselier. Het is me altijd bijgebleven: zulke structuren mag je nooit uittekenen op basis van de politieke meerderheden van dat moment. De volgende verkiezing kan dat allemaal veranderen. Je moet dus inderdaad naar de duurzaamheid kijken.
Ik zei daarnet al lachend dat Dessel een gegeerde bruid is. Dat is omdat bepaalde zaken van fiscaliteit van gemeente tot gemeente enorm verschillen. Ik heb er altijd voor gewaarschuwd dat men het aantal inwoners niet zomaar als parameter mag nemen. Bestuurskracht is meer dan het inwonersaantal. Ik kan mij indenken dat er gemeenten zijn met 20.000 inwoners, landelijk, geen industrie en noem maar op – ik wil niet meteen met een steen gooien naar, maar het aantal inwoners is niet altijd de parameter. Er zijn meer elementen dan dat. Finaal moet er een win-win zijn voor de burgers van beide of van de drie gemeenten die fusioneren. Iedereen moet daar een voordeel uit halen. Wanneer dat niet het geval is, wordt het moeilijk. Daarom denk ik dat het heel belangrijk is dat de vrijwilligheid van onderuit komt, dat men dat inziet. Diegene die het bestuur ernstig neemt, zal in dezen ook altijd ernstige keuzes maken. De weg die de Vlaamse Regering bewandelt is de correcte weg.
Mijnheer De Loor, nog een kleine uitsmijter. U zegt dat we moeten oppassen voor een Vlaanderen van twee snelheden. Ik wil de doos van Pandora niet opendoen, maar als ik de verdeling van het Gemeentefonds bekijk, denk ik dat we een Vlaanderen hebben met zes verschillende snelheden.
Minister Somers heeft het woord.
Dank u, voorzitter. Ik begrijp dat u een aantal bekommernissen en gevoeligheden formuleert vanuit de eigen levenservaring en vanuit de concrete situatie waarin u zich bevindt. Dat is goed. Zo wordt het debat rijker en volledig.
Eerst en vooral, een aantal zaken. Eén, de politieke kleur. Ik denk dat in de eerste fase - tijdens de vorige legislatuur - de politieke kleur vaak een heel belangrijke hefboom was om fusies mogelijk te maken. Laten we daar niet flauw over doen. Twee mensen van dezelfde partij, van dezelfde coalitie maakt het gemakkelijker. Maar ik stel toch vast dat dit nu aan het veranderen is. Kijk naar de drie fusies die aangekondigd zijn in Limburg. Dat is niet meer zo. Dat zijn fusies die niet meer gebouwd zijn op een partijpolitieke as. Dat is een belangrijke zaak. Twee, wat de redenen betreft waarom mensen fusioneren. Daar is onderzoek naar gedaan. Ik heb het hier nog even laten oplijsten. De volgende drijfveren voor een fusie zijn belangrijk: de nood aan een kwaliteitsvolle dienstverlening, de problematiek van eenmansdiensten, de opportuniteiten voor interne efficiëntiewinsten, de aangevoelde limieten van intergemeentelijke samenwerking en de steeds complexere maatschappelijke uitdagingen. Er zijn toch wel heel wat redenen waarom.
U hebt gevraagd of er fusies zijn die geen goede fusies zijn. Ja, ik ben nu natuurlijk niet bezig om fusies af te remmen, ik ben vooral bezig om fusies aan te moedigen. We gaan dus niet te snel van een fusie zeggen dat ze niet kan. We hebben daar ook geen criteria rond. Maar ik kan me wel inbeelden als er morgen een echte donutfusie zou zijn, waarbij men helemaal rond een stad gaat fuseren, we dan wel op de rem gaan staan. Dat denk ik wel. Een echte donutfusie, ik denk dat iedereen wel voelt dat dat niet zou kunnen. Hoe lekker donuts soms ook kunnen zijn, dat mogen we niet doen.
Ook belangrijk is dat terwijl we hier spreken, er net een persbericht verschenen is dat vier gemeenten in Oost-Vlaanderen een ernstig onderzoek aan het doen zijn naar verdere samenwerking. Het gaat over de versterking van de bestuurskracht, mogelijk met het oog op een fusie. Het is nog onder groot voorbehoud, maar het gaat om de gemeenten Oudenaarde, Kruisem – die al gefusioneerd zijn en die daardoor misschien de smaak te pakken hebben – Kluisbergen en Wortegem-Petegem. Mocht dat een fusie zijn, dan hebben we een fusie van een gemeente, een stad – want Oudenaarde is een stad – met meer dan 60.000 inwoners. Stel dat dat gebeurt, dan vertekent dat de kaart. Dat is mijn punt dat ik daarstraks probeerde te maken. U zegt ‘we krijgen twee snelheden’. Ik denk dat op zo’n moment die andere ook in versnelling moeten treden. Het gaat een heel andere situatie worden. De kaart gaat totaal vertekend worden. Het zwaartepunt van bestuurlijke verhoudingen gaat verschuiven.
Wat me ook opgevallen is bij diegenen waarmee ik gepraat heb, is dat velen van hen die gefusioneerd zijn een veel grotere openheid hebben om ook een volgende nieuwe stap te zetten. Velen die nu al gefusioneerd zijn zeggen ‘ja, verdorie, dat is eigenlijk goed verlopen. Eigenlijk was onze angst om nabijheid te verliezen niet uitgekomen. En de winsten die we gemaakt hebben, hebben ons versterkt. We zijn geprikkeld, we hebben goesting voor nog meer’. Dat heb ik gemerkt bij verschillende gemeenten waarmee ik gepraat heb. Ik kan daarover niet in detail treden, dat begrijpt u ook. Maar verschillende zeggen dat. Ze zeggen ‘verdorie, we willen een stap verder zetten’. Dus ik zou echt willen dat we, in plaats van ons zorgen te maken, aanmoedigen, overal, in alle lokale besturen om dat met een open bril te bekijken. In mijn perspectief is daar alleen maar winst te boeken. Niet alleen voor de lokale gemeente, maar voor heel Vlaanderen. Ik geloof echt dat mocht Vlaanderen maar de helft van de gemeenten hebben, we een veel bestuurskrachtiger, sterker Vlaanderen zouden zijn. Ook voor Vlaanderen zou het veel gemakkelijker zijn om te communiceren met al die gemeentebesturen. Ik zou daar zelfs nog verder durven in te gaan. Ik ben iemand die daar tamelijk radicaal over denkt, en ik denk eerder aan een Deense dan aan een Nederlandse optie. De helft zou al een ongelooflijke stap in de goede richting zijn. We zouden veel meer dingen aan lokale besturen kunnen toevertrouwen. Over nabijheid gesproken: we zouden een beleid kunnen voeren dat veel nabijer is dan vandaag, op tal van vlakken. Omdat we net veel meer kunnen doorschuiven naar de lokale besturen.
Dus ik hoop dat het gat geslagen is en dat het water vloeit en dat er heel veel mee beginnen na te denken. En ik begrijp dat het allemaal moeilijke discussies zijn, maar ik denk dat we moeten proberen om ze succesvol te maken. Ik denk dat we de volgende weken nog een aantal interessante en boeiende successen gaan zien die velen niet verwachten. Die zijn nog op komst. We houden de spanning erin. Het is een cliffhanger.
De heer Van Miert heeft het woord.
Collega’s, ik denk dat dit een traject is waar nog heel wat mooie gevolgen uit zullen voortvloeien, maar ook een aantal praktische gevolgen die we zullen moeten rechtzetten. Want als ik u over 60.000 inwoners hoor spreken, minister, dan denk ik – als een van de kleinere centrumsteden – dat we voorbijgestoken worden. Dus, dat gaat ook over de financiering van het een en ander gaan. Dan gaan we straks misschien met 14 centrumsteden zitten. Het is boeiend, laat me daarmee afronden. Het is een boeiend gegeven en ik kijk in ieder geval uit naar de verdere evoluties.
Ik ga, minister, eventjes mijn boekje te buiten. Dit zou inderdaad verregaande repercussies hebben. Het Gemeentefonds is gebaseerd op bevolkingsaantallen. Als we allemaal naar gemeentes van 60.000 of 70.000 inwoners evolueren, dan gaan we met de jaarlijkse groei die afgesproken is in het regeerakkoord niet toekomen. Nee, ik heb geen schrik. (Gelach)
Dat is zo. Maar het zou ook een enorme meerwaarde kunnen betekenen.
Voorzitter, als u eventjes buiten de agenda mag gaan, dan vraag ik ook één seconde. U weet dat wij een studie aan het voorbereiden zijn over het Gemeentefonds. Omdat we dat sowieso moeten herbekijken. Dat is eigenlijk – als ik dat oneerbiedig mag zeggen – Vlaamse of – zo je wilt – Belgische koterij. Het is een huis en een kot en nog een kot daarachter. We moeten dat echt herbekijken want er zitten onlogische elementen in. Met dit regeerakkoord hebben we er dan nog een aantal huisjes bijgebouwd. We moeten opnieuw bekijken welke de juiste indicatoren zijn om die middelen te verdelen en te herverdelen over de lokale besturen. We gaan dat deze legislatuur niet beslissen. Maar ik heb bij de vorige regeringsonderhandelingen aangevoeld dat geen enkele partij in staat was om een model op tafel te leggen. Dus eigenlijk zouden we moeten proberen om tijdens deze legislatuur een studie te hebben waarover we al eens kunnen praten, discussiëren, waarover we ons gedacht al eens kunnen zeggen. Zodanig dat een volgende regering – wie daar ook inzit – twee, drie, vier … opties heeft waartussen ze kan kiezen hoe we de financiering opnieuw op orde zetten en afstemmen op een veranderend lokaal landschap.
Collega’s, excuses dat ik mijn boekje te buiten ben gegaan. Maar ik denk inderdaad dat dat een onlosmakelijk gevolg is van de evolutie van grotere fusies of meer fusies.
De vraag om uitleg is afgehandeld.